TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Page 111 of 554
WAARSCHUWING!(Vervolg)
sneeuw of ijs op zitten. Als er materiaal
op het contact zit, verwijder dit dan
volledig alvorens de laadstekker aan te
sluiten.
• Laadkabel Mode 3: Zorg ervoor dat
het gedeelte rond de aansluitingen
vrij is van vuil en stof voordat u de
laadstekker in de lader steekt. Als er
vuil of stof op zit, verwijder dit dan
volledig voordat u de laadstekker
erin steekt.
• Zorg ervoor dat de aansluitingen van
het laadcontact niet nat worden.
• Zorg ervoor dat de laadkabel, de
stekker en de contactdoos vrij zijn
van verontreinigingen en niet
vervormd of beschadigd zijn.
• Gebruik alleen contactdozen waarin
de stekker goed aangesloten kan
worden.
• Vermijd laden wanneer de laadkabel
is opgerold of gebundeld.
• Het wordt aanbevolen om de
laadkabel tijdens het laden helemaal
af te rollen, omdat de laadkabel
anders oververhit kan raken. Als u de
laadkabel na het laden niet oprolt,
kunt u in de laadkabel verstrikt raken
of erover struikelen.
• Raak de aansluitingen van de
laadstekker en het laadcontact niet
aan met scherpe metalen
voorwerpen (naalden enz.) of de
hand en veroorzaak geen
kortsluiting met vreemde
voorwerpen.
• Als het laden buiten plaatsvindt,
controleer dan of de contactdoos
waterdicht is en voor gebruik
buitenshuis geschikt is. Zorg ervoor
dat de waterdichte kap helemaal
gesloten kan worden. Als de
waterdichte kap niet gesloten kan
worden, plaats dan een waterdichte
kap die wel gesloten kan worden.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als u tijdens het laden hitte, rook,
geuren, geluiden of andere
afwijkingen constateert, stop dan
onmiddellijk met laden.
• Steek de stekker niet in de
contactdoos als die is
ondergedompeld in water of sneeuw.
• Als er geladen wordt tijdens regen of
sneeuw, verwijder en plaats de
stekker dan niet met natte handen.
Zorg er ook voor dat de contactdoos
en de stekker niet nat worden.
• Laad de auto niet tijdens onweer.
• Zorg ervoor dat de laadkabel, de
stekker, de laadstekker en het CCID
(Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) niet onder een wiel
zitten.
• Steek de stekker goed in de
contactdoos.
• Gebruik geen verlengkabel of
verloopstekker.
WAARSCHUWING!
• Controleer, nadat u de laadkabel hebt
aangesloten, of deze niet ergens
omheen gewikkeld is.
• Als het controlelampje Power niet
gaat branden nadat de laadkabel in
het laadcontact is gestoken, haal
hem er dan onmiddellijk uit.
Als het waarschuwingslampje storing van
het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) tijdens het laden gaat
branden of knipperen
Er kan een lekspanning zijn in het
voedingscircuit of er kan een storing
aanwezig zijn in het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device, onderbre-
kingsapparaat laadsysteem). Zie
blz. 80
en volg de correctieprocedure. Als het
waarschuwingslampje storing niet
uitgaat na het uitvoeren van de
2.2 Laden
109
2
Plug-in hybridesysteem
Page 112 of 554
WAARSCHUWING!(Vervolg)
correctieprocedure, stop dan onmid-
dellijk met laden, verwijder de laadka-
bel en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Doorgaan met het laden
van de auto kan leiden tot onvoorziene
ongevallen of ernstig letsel.
Na het laden
Verwijder de stekker wanneer u die
gedurende langere tijd niet gebruikt. Er
kan zich vuil en stof ophopen rond de
stekker of de contactdoos, wat kan
leiden tot een storing of brand, met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
Ingebouwde tractiebatterijlader
De ingebouwde tractiebatterijlader
bevindt zich onder de achterstoelen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de ingebouwde tractiebatterijlader
in acht. Het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregelen kan
dodelijk of ernstig letsel, zoals
verbrandingen en elektrische
schokken, tot gevolg hebben.
• De ingebouwde tractiebatterijlader is
heet tijdens het laden. Raak de
ingebouwde tractiebatterijlader niet
aan omdat u hierdoor brandwonden
kunt oplopen.
• Haal de ingebouwde
tractiebatterijlader niet uit elkaar en
repareer of modificeer hem niet.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
ingebouwde tractiebatterijlader
gerepareerd moet worden.
Laadcontact
Haal het laadcontact niet uit elkaar en
repareer of modificeer het niet. Als u
dat wel doet, kan dat leiden tot
ongevallen of ernstig letsel. Neem
contact op met een erkende
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het laadcontact
gerepareerd moet worden.
OPMERKING
Bij gebruik van de laadkabel en
bijbehorende onderdelen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
schade aan de laadkabel en
bijbehorende onderdelen te voorkomen.
• Als het laden wordt onderbroken of
afgebroken, verwijder dan de
laadstekker voordat u de stekker
verwijdert.
• Controleer bij het verwijderen van de
laadkabel of de laadstekker
ontgrendeld is.
• Trek niet met kracht aan de
stekkerkap en de kap van het
laadcontact.
• Stel de laadstekker tijdens het laden
niet bloot aan trillingen. Hierdoor zou
het laden onderbroken kunnen
worden.
• Steek niets anders naar binnen dan de
laadstekker.
• Houd de stekker goed vast bij het huis
tijdens het in de contactdoos steken
en uit de contactdoos verwijderen van
de stekker.
• Beschadig de kap van het laadcontact
niet met een scherp voorwerp.
• Trek niet met kracht aan de laadkabel
als deze ergens klem of in de knoop
zit. Als de kabel in de knoop zit, haal
hem dan uit de knoop alvorens hem te
gebruiken.
• Gebruik voor het laden via een extern
apparaat de bij de auto geleverde
laadkabel.
2.2 Laden
110
Page 113 of 554
OPMERKING(Vervolg)
Tijdens laden
Steek de stekker niet in het laadcontact.
Het laadcontact kan beschadigd raken.
Na het laden
• Bewaar de laadkabel buiten bereik van
kinderen.
• Plaats de kap op het laadcontact en
sluit de klep van de laadaansluiting na
het losnemen van de laadstekker van
het laadcontact. Als de kap van het
laadcontact niet geplaatst wordt,
kunnen water of vreemde voorwerpen
in het laadcontact terechtkomen,
waardoor de auto beschadigd kan
raken.
• Bewaar de stekker, nadat u hem uit de
contactdoos hebt gehaald, op een
veilige, droge en schone plaats. De
laadkabel en stekker kunnen
beschadigd raken wanneer erop wordt
getrapt of eroverheen wordt gereden.OPMERKING
Gebruik van generatoren
Gebruik geen generatoren als
voedingsbron voor het laden. Deze
laden mogelijk instabiel of met een te
lage spanning, waardoor het
waarschuwingslampje storing van het
CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) kan gaan knipperen.
Laadstation
Als gevolg van de omgeving waarin de
laadinstallatie aanwezig is, kan het laden
instabiel worden door ruis en kan de
spanning te laag worden, waardoor het
waarschuwingslampje storing van het
CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) van de laadkabel kan gaan
knipperen.
2.2.9 Gebruik van de laadschemafunctie
Het laden kan worden uitgevoerd op het gewenste tijdstip door het laadschema op te
slaan. Verder is het mogelijk het laadschema aan te passen aan uw voorkeuren,
bijvoorbeeld zo dat het laden voltooid is voor een bepaalde vertrektijd of dat de
laadprocedure wordt uitgevoerd op hetzelfde tijdstip op bepaalde dagen.
Instellingen van de laadschemafunctie
Bij het opslaan van het laadschema kunnen de volgende instellingen worden gewijzigd.
Selecteren van de laadmodus
Een van de twee onderstaande laadmodi kan worden geselecteerd
Laadmodus Beschrijving werking
“Start”Start het laden op het ingestelde tijdstip*1en beëindigt het
laden als het batterijpakket volledig geladen is.*2
“Departure” (vertrek)Start het laden op een dusdanig tijdstip dat het laden voltooid
is op het ingestelde tijdstip.
Als deze instelling is geselecteerd, kan de aircogekoppelde
functie worden gebruikt. (indien aanwezig)
*1: De laadschemafunctie wordt uitgevoerd overeenkomstig de klok in het
instrumentenpaneel. Controleer of de klok op de juiste tijd is ingesteld voordat u het
laadschema registreert.
*2: Het starten van het laden kan iets afwijken van het ingestelde tijdstip door de status
van het batterijpakket (tractiebatterij).
2.2 Laden
111
2
Plug-in hybridesysteem
Page 114 of 554
Herhalingsinstelling
Het periodieke laadschema kan worden
ingesteld door de gewenste dag van de
week te selecteren.
Aircogekoppelde instelling (“Climate
Prep”) (aircovoorbereiding) (indien
aanwezig)
Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), kan de airco van de
auto (→blz. 352) zo worden ingesteld dat
de airco automatisch wordt ingeschakeld
*
afhankelijk van het ingestelde tijdstip.
Door op voorhand de temperatuur in het
interieur te regelen, kunnen passagiers
direct na het instappen genieten van een
aangenaam klimaat.
*: Het inschakelen gebeurt ongeveer
10 minuten voor de ingestelde
vertrektijd.
Aan- en uitzetten van “Charge Now”
(nu laden)
Ook als er maar één laadschema is
opgeslagen, start het laden pas op het
ingestelde tijdstip, zelfs al wordt de
laadkabel aangesloten op de auto. Om
met het laden te beginnen zonder het
ingestelde laadschema te wijzigen moet
“Charge Now” (nu laden) aangezet
worden om het laadschema tijdelijk te
annuleren en laden na het aansluiten van
de laadkabel mogelijk te maken.
Wijzigen van “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure)
*1
Het is mogelijk tijdelijk het tijdstip van de
volgende geplande laadprocedure in te
stellen zonder de opgeslagen
herhalingsinstelling te wijzigen.
*2
*1
: “Next Charging Event” (volgende
laadprocedure) verwijst naar het
laadschema dat van de opgeslagen
laadschema's het dichtst bij het actuele
tijdstip ligt. Het laadschema wordt
uitgevoerd op basis van “Next Charging
Event” (volgende laadprocedure).
*2: Als “Next Charging Event” (volgende
laadprocedure) wordt gewijzigd, wordt
het huidige laadschema tijdelijk
genegeerd en wordt het laden pas
uitgevoerd op het tijdstip dat is
vastgelegd bij “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure). (Als
bijvoorbeeld bij “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure) het laden
2 dagen later is ingesteld, wordt er niet
eerder geladen dan op het tijdstip dat is
ingesteld bij “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure), zelfs al zijn er
items opgeslagen in het laadschema.)
Laadschema
• Het laadschema kan niet tijdens het
rijden worden ingesteld.
• Er kunnen maximaal 15 laadschema's
opgeslagen worden.
Controleren of de laadschemafunctie
goed werkt
Controleer het volgende.
• Stel de klok in op het juiste tijdstip
(→blz. 136)
• De kalender wordt op de juiste datum
ingesteld (→blz. 137)
• Controleer of het contact UIT staat.
• Sluit na het opslaan van het
laadschema de laadkabel aan.
Het starttijdstip voor het laden wordt
vastgesteld op basis van het laadschema
op het moment dat de laadkabel werd
aangesloten.
• Controleer na het aansluiten van de
laadkabel of de laadindicator knippert
(→blz. 76)
• Gebruik geen contactdoos met
uitschakelfunctie (of timerfunctie)
Gebruik een contactdoos waar constant
spanning op staat. Bij contactdozen met
uitschakelfunctie door bijvoorbeeld een
timer verloopt het laden mogelijk niet
volgens plan als de spanning tijdens de
ingestelde tijd uitgeschakeld wordt.
2.2 Laden
112
Page 115 of 554
Als de laadkabel aangesloten blijft op
de auto
Zelfs als er meerdere opeenvolgende
laadschema's zijn geregistreerd, wordt
de volgende laadprocedure niet
uitgevoerd volgens het laadschema als
de laadkabel na het voltooien van de
laadprocedure niet is verwijderd en
opnieuw is aangesloten. Verder zal, als
het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is, het laadschema niet
worden uitgevoerd.
“Climate Prep” (aircovoorbereiding)
(indien aanwezig)
• Als de aircogekoppelde instelling aan
staat, werkt de airconditioning tot de
ingestelde vertrektijd. De
airconditioning verbruikt dan
elektriciteit waardoor het laden
mogelijk niet voltooid is op de
ingestelde vertrektijd.
• Als het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is, zal er niet worden
geladen, ook al is er een laadschema
ingesteld. Als “Climate Prep”
(aircovoorbereiding) echter aan is
gezet, werkt de airconditioning
slechts één keer als het tijdstip nadert
dat is ingesteld bij “Departure”
(vertrek). Als dat gebeurt, zal de
airconditioning elektriciteit
verbruiken en kan de resterende
lading in het batterijpakket
(tractiebatterij) bij het vertrek zijn
afgenomen.
• Als de portieren ontgrendeld zijn,
werkt de airconditioning niet.
Als laadschema's worden genegeerd
Als de volgende handelingen worden
uitgevoerd terwijl het laadschema
stand-by staat, wordt het laadschema
tijdelijk geannuleerd en wordt er
begonnen met laden.
• Als de op afstand bedienbare
airconditioning (→blz. 359) wordt
ingeschakeld• Als “Charge Now” (nu opladen) wordt
ingeschakeld (→blz. 117)
• Als er een handeling wordt uitgevoerd
waardoor het laden middels het
laadschema tijdelijk wordt
geannuleerd (→blz. 106)
Effecten van de buitentemperatuur
Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), wordt het
laadschema mogelijk genegeerd
vanwege de buitentemperatuur en kan
het laden beginnen.
“Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) (indien aanwezig)
(→blz. 96)
Als het laden wordt uitgevoerd met
behulp van het laadschema, kan de
koelfunctie voor het batterijpakket
(tractiebatterij) in werking treden,
afhankelijk van de temperatuur van het
batterijpakket (tractiebatterij).
• Als de laadmodus is ingesteld op
“Start”, begint het koelen op het
ingestelde starttijdstip van het laden.
• Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), begint het
koelen ongeveer 30 minuten voor het
starttijdstip van het laden. Als er
echter geen tijd is om het laden
binnen het laadschema te voltooien,
kan de koeltijd van het batterijpakket
(tractiebatterij) verkort worden en
werkt “Traction Battery Cooler”
(koeler tractiebatterij) mogelijk niet.
2.2 Laden
113
2
Plug-in hybridesysteem
Page 116 of 554
Instellen
Gebruik de laadschemaschakelaar en de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel als het laadschema
wordt gebruikt.
1Laadschemaschakelaar
2Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 133)
3Multi-informatiedisplay
Laadschema opslaan
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Scheduled
Events” (geplande gebeurtenissen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Scheduled Events”
(opgeslagen procedures) wordt
weergegeven.3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “+” te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Edit Charging Event”
(bewerk opgeslagen laadprocedure)
wordt weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de regel
laadmodus/tijdinstellingen te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm laadmodus/
tijdinstellingen wordt weergegeven.
De weergave van de klok
(12-uursweergave/24-
uursweergave) wijzigt
overeenkomstig de instellingen van
de klok. (→Blz. 136)
2.2 Laden
114
Page 117 of 554
5. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het te
wijzigen item te selecteren en druk
vervolgens op
ofom de
instelling te wijzigen.
Stel de gewenste laadmodus en
starttijd voor het laden (of vertrektijd)
in.
Als de laadmodus ingesteld is op
“Start”, wordt hier het starttijdstip
van het laden ingesteld. Als de
laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), wordt hier het
eindtijdstip van het laden ingesteld.
Druk nadat de instellingen zijn
aangepast op
om terug te keren
naar het vorige scherm.
6. Druk om de herhalingsinstelling te
activeren op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Repeat”
(herhalen) te selecteren en druk
vervolgens op
.
Er wordt een scherm weergegeven
waarop de herhalingsdag kan worden
geselecteerd.7. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de gewenste
dag voor de herhalingsinstelling te
selecteren en druk vervolgens op
.
Elke keer dat op
wordt gedrukt,
wisselt de herhalingsinstelling tussen
aan en uit.
Als voor aan is gekozen, wordt de
geselecteerde dag uitgelicht en is de
herhalingsfunctie van het laadschema
voor die dag ingesteld. Het is mogelijk
meer dan één dag aan te zetten.
Als er geen dagen aangezet zijn, wordt
er maar één keer geladen op basis van
het laadschema voor de komende
24 uur.
Druk nadat de instellingen zijn
aangepast op
om terug te keren
naar het vorige scherm.
8. Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), stel dan
“Climate Prep” (aircovoorbereiding)
(→blz. 112) in op aan of uit. (indien
aanwezig)
2.2 Laden
115
2
Plug-in hybridesysteem
Page 118 of 554
Druk om de functie in te schakelen en
de airconditioning te laten werken op
ofvan de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel om
“Climate Prep” (aircovoorbereiding)
te selecteren en druk vervolgens op
.
Elke keer dat op
wordt gedrukt,
wisselt de functie tussen aan en uit.
9. Druk op
als het instellen voltooid
is.
Er wordt een scherm weergegeven
waarmee de instellingen kunnen
worden opgeslagen.
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om de instellingen op te slaan.
Als u de instellingen wilt wijzigen,
selecteert u “No” (nee) en herhaalt u
de procedure vanaf stap
3.
Na het voltooien van de instellingen
zal, als de laadkabel wordt
aangesloten op de auto, het laden
worden uitgevoerd volgens de
instellingen van het laadschema.
Wijzigen van opgeslagen laadschema's
De opgeslagen laadschema's kunnen aan
en uit worden gezet, worden gewist of
worden bewerkt.
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Scheduled
Events” (geplande gebeurtenissen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Scheduled Events”
(opgeslagen procedures) wordt
weergegeven met een overzicht van
het opgeslagen laadschema.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt wijzigen en druk
vervolgens op
.
Het scherm “Edit Charging Event”
(bewerk opgeslagen laadprocedure)
wordt weergegeven.
2.2 Laden
116
Page 119 of 554
4. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt bewerken en
voer de noodzakelijke handeling uit.
• “ON/OFF” (AAN/UIT)
Iedere keer als op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel wordt gedrukt,
wijzigt het geselecteerde
laadschema tussen “On” (aan) en
“Off” (uit).
Als “Off” (uit) is ingesteld, wordt een
laadschema genegeerd en wordt het
laden via het laadschema niet
uitgevoerd.
Als
wordt ingedrukt, is de
instelling voltooid.
• “Edit” (bewerken)
Wijzig de gewenste instellingen
zoals beschreven vanaf stap
4van
de procedure “Laadschema
opslaan”. (→Blz. 114)
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om het laadschema op te slaan.
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
Selecteer “No” (nee) en druk op
om wijzigingen te annuleren.
• “Delete” (verwijderen)
Door op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te drukkenwordt er een bevestigingsscherm
voor het wissen weergegeven.
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om het geselecteerde
laadschema te wissen.
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
Selecteer “No” (nee) en druk op
om het wissen te annuleren.
Instellen van “Charge Now” (nu laden)
op “On” (aan).
De instelling “Charge Now” (nu laden)
kan worden gewijzigd door het uitvoeren
van een van de twee onderstaande
procedures.
Via het scherm “Charge Schedule”
(laadschema)
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
2.2 Laden
117
2
Plug-in hybridesysteem
Page 120 of 554
2. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charge
Now” (nu laden) te selecteren en druk
vervolgens op
.
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt “Charge Now” (nu laden)
tussen “On” (aan) en “Off” (uit).
Via het scherm “Ending” (beëindigen)
1. Zet het contact UIT.
Het scherm “Ending” (beëindigen)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 135)
2. Druk als het scherm “Ending”
(beëindigen) wordt weergegeven op
ofvan de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel om het
scherm “Next Event” (volgende
procedure) weer te geven.
*
*
: Als het contact UIT wordt gezet, kan
het instelscherm “Charge Now” (nu
laden) worden weergegeven.
3. Druk op
om “Charge Now” (nu
laden) in te stellen op “On” (aan).
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt “Charge Now” (nu laden)
tussen “On” (aan) en “Off” (uit).
Na het voltooien van de instellingen
wordt met laden begonnen zodra de
laadkabel is aangesloten. (→Blz. 103)Wijzigen van “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure)
*
*
:Als “Charge Now” (nu laden) is ingesteld
op “On” (aan) enz., is het niet mogelijk de
opgeslagen “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure) te wijzigen.
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
2.
Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Next Charging
Event” (volgende laadprocedure) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Edit Next Charging
Event” (bewerk volgende opgeslagen
laadprocedure) wordt weergegeven.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt wijzigen en druk
vervolgens op
.
Wijzig de opgeslagen instellingen
overeenkomstig onderstaande tabel.
2.2 Laden
118