TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 101 of 554

1Voor vertrek van huis
Om de EV-modus te kunnen
gebruiken moet het batterijpakket
(tractiebatterij) voor het vertrek van
huis worden geladen.
De laadschemafunctie (→blz. 111)
kan worden gebruikt om het systeem
zo in te stellen dat het batterijpakket
(tractiebatterij) automatisch volledig
geladen wordt vóór het door u
gewenste vertrektijdstip. Het is ook
mogelijk de airconditioning in te
stellen, zodat er een aangenaam
klimaat heerst in het interieur op het
door u gewenste vertrektijdstip.
2Op uw bestemming
Gebruik een openbaar laadstation om
het batterijpakket (tractiebatterij) te
laden.
Als er op uw bestemming geen
laadfaciliteiten zijn, kan het
batterijpakket (tractiebatterij)
worden geladen door de laadmodus
voor het batterijpakket
(tractiebatterij) te gebruiken.
(→Blz. 58)
*
3Tijdens het parkeren
Voor auto's met een solarlaadsysteem
wordt zonne-energie gebruikt om het
batterijpakket (tractiebatterij) te
laden als aan de noodzakelijke
voorwaarden zoals parkeren wordt
voldaan. (→Blz. 121)
4Na thuiskomst
Om de volgende keer weer elektrisch
te kunnen rijden moet het
batterijpakket (tractiebatterij)
worden geladen.
In het laadschema kunt u het laden
van het batterijpakket
(tractiebatterij) plannen op het door
u gewenste tijdstip, zoals 's avonds
laat of 's ochtends vroeg. Verder kan
het laadschema zo worden ingesteld
dat het batterijpakket
(tractiebatterij) automatisch elke dag
of op hetzelfde tijdstip op bepaalde
dagen geladen wordt. (→Blz. 111)
Auto's met een solarlaadsysteem: Als
het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is, wordt het laden
van het batterijpakket via het
solarlaadsysteem niet uitgevoerd. Als
u niet van plan bent de komende
dagen met de auto te gaan rijden,
laad dan het batterijpakket pas op
vlak voordat u de auto weer wilt
gebruiken. Op deze manier maakt u
effectief gebruik van het
solarlaadsysteem.
*: Als de laadmodus voor het batterijpakket (tractiebatterij) gebruikt wordt tijdens het
parkeren, controleer dan of er geen licht ontvlambare objecten in de buurt van de auto
aanwezig zijn en of de auto geparkeerd staat op een goed geventileerde locatie.
(→Blz. 65)
2.2 Laden
99
2
Plug-in hybridesysteem
Page 102 of 554

Bekijken van informatie met betrekking
tot het laden
Informatie met betrekking tot het laden
kan worden weergegeven en bekeken op
het multi-informatiedisplay.
Tijdens het laden
Als er een portier geopend wordt tijdens
het laden, kunnen de huidige
ladingstoestand en de tijd tot volledige
lading worden bekeken.
Nadat het laden is voltooid
Nadat het laden is voltooid, wordt de
eerste keer dat het hybridesysteem
gestart wordt een melding weergegeven
met de resultaten van het laden. Ook
wordt er een melding weergegeven als er
een handeling wordt uitgevoerd om het
laden te stoppen of als zich een situatie
voordoet waarbij er niet kan worden
geladen.
Volg de instructies die worden
weergegeven op het display als er een
melding wordt weergegeven. (→Blz. 126)Display instrumentenpaneel tijdens
laden
Als tijdens het laden ongeveer
100 seconden verstreken zijn nadat het
contact AAN is gezet, gaat het contact
automatisch UIT en wordt het display van
het instrumentenpaneel uitgeschakeld.
2.2.7 Wat u moet weten voor het
laden
Lees de volgende
voorzorgsmaatregelen voordat u de
laadkabel aansluit op de auto en het
batterijpakket (tractiebatterij) gaat
laden.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Deze auto is ontworpen om geladen te
worden via een externe voedingsbron
met behulp van een laadkabel die
exclusief is bedoeld voor standaard
wandcontactdozen.
De auto verschilt echter op de volgende
manieren sterk van standaard
huishoudelijke elektrische apparaten en
onjuist gebruik kan brand of elektrische
schokken veroorzaken, met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Het laden moet plaatsvinden bij 10 A,
onafgebroken gedurende maximaal
3 uur en 10 minuten. (→Blz. 95)
• Het laden kan buiten plaatsvinden.
Om op de juiste manier te laden, dient u
onderstaande uitleg te lezen en de
procedure te volgen. Het laden moet
worden uitgevoerd door bestuurders die
over een geldig rijbewijs beschikken en
die de procedure van het laden
begrijpen.
• Laat geen kinderen zonder toezicht
gebruikmaken van de laadkabel. Houd
de laadkabel altijd buiten bereik van
kinderen.
• Volg als u de auto laadt met een lader
de instructies van de lader.
2.2 Laden
100
Page 103 of 554

• Controleer de instelling van de
laadschemafunctie als een openbare
laadfaciliteit wordt gebruikt.
– Als er een laadschema is
opgeslagen, schakel de functie dan
tijdelijk uit of zet “Charge Now” (nu
laden) aan. (→Blz. 116, blz. 117)
– Als het laadschema ingesteld is op
ON (aan), zal het laden niet gestart
worden, zelfs niet als de laadkabel is
aangesloten. Verder kunnen er
laadkosten in rekening worden
gebracht door het aansluiten van de
laadkabel.
Controleer voorafgaand aan het laden
het volgende
Controleer voor het laden altijd het
volgende.
• De parkeerrem is geactiveerd.
(→Blz. 229)
• De koplampen zijn uitgeschakeld of
staan in de stand AUTO, en verlichting
zoals de alarmknipperlichten, de
interieurverlichting enz. is
uitgeschakeld.
Als verlichting is ingeschakeld, is
daarvoor elektriciteit nodig waardoor
de laadtijd toeneemt.
• Het contact staat UIT. (→Blz. 220)
Controleer de laadkabel
Controleer voor het laden of alle
onderdelen van de laadkabel in goede
staat verkeren. (→Blz. 84)
Veiligheidsfuncties
• Het hybridesysteem start niet als de
laadkabel is aangesloten op de auto,
zelfs niet wanneer de startknop wordt
bediend.
• Als de laadkabel wordt aangesloten
terwijl het controlelampje READY
brandt, stopt het hybridesysteem
automatisch en kan er niet worden
gereden.
• Als de laadkabel is aangesloten op de
auto kan de selectiehendel niet vanuit
P in een andere stand worden gezet.Tijdens het laden
Onderstaande kan zich voordoen, maar
duidt niet op een storing.
•
Het starttijdstip voor het laden kan afwi-
jken, afhankelijk van de status van de
auto.
• Tijdens het laden kunnen via de
ventilatieopeningen van de
ingebouwde tractiebatterijlader
geluiden hoorbaar zijn die afkomstig
zijn van de koelventilator. (→Blz. 103)
• Tijdens en na het laden kunnen de
achterstoel en de omgeving waar de
tractiebatterijlader gemonteerd is,
warm zijn.
Afname capaciteit van het
batterijpakket (tractiebatterij)
De capaciteit van het batterijpakket
(tractiebatterij) neemt tijdens het
gebruik van het batterijpakket
(tractiebatterij) geleidelijk af. De mate
waarin hij afneemt, is afhankelijk van de
omstandigheden en de manier waarop
er met de auto wordt gereden. Door de
volgende adviezen in acht te nemen, kan
de afname van de capaciteit van het
batterijpakket vertraagd worden.
• Parkeer de auto niet op een warme
plaats en in de volle zon wanneer het
batterijpakket (tractiebatterij)
volledig is geladen.
• Voorkom frequent en plotseling
accelereren en decelereren tijdens het
elektrisch rijden.
• Rijd niet regelmatig op of in de buurt
van de maximale snelheid voor
elektrisch rijden. (→Blz. 63)
•
Zorg dat er nog wat lading in het batte-
rijpakket (tractiebatterij) zit wanneer u
gedurende langere tijd niet met de auto
rijdt. Controleer of er van de EV-modus is
overgeschakeld op de HV-modus voordat
u het contact UIT zet.
2.2 Laden
101
2
Plug-in hybridesysteem
Page 104 of 554

• Gebruik de laadschemafunctie zo veel
mogelijk om ervoor te zorgen dat het
batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is vlak voordat u
wegrijdt. (→Blz. 111)
Verder zal, als de capaciteit van het
batterijpakket (tractiebatterij) afneemt,
de afstand afnemen die in de EV-modus
gereden kan worden. De prestaties van
de auto nemen echter niet merkbaar af.
Als de resterende hoeveelheid lading
in het batterijpakket (tractiebatterij)
laag is na het laden
In de volgende situaties kan de
resterende lading in het batterijpakket
(tractiebatterij) lager zijn dan normaal
nadat het laden is voltooid om het
systeem te beschermen (de actieradius
voor elektrisch rijden nadat het
batterijpakket volledig geladen is, kan
korter zijn).
*
• Het laden vindt plaats als de
buitentemperatuur laag of hoog is
• Het laden vindt plaats direct na het
rijden met zware belasting of in
extreme hitte
Als geen van bovenstaande situaties van
toepassing is en er een aanzienlijke
daling van de resterende lading van het
batterijpakket (tractiebatterij) is na het
laden, laat dan de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*: Als dit gebeurt, zal de resterende
lading sneller afnemen dan normaal,
zelfs als het display met de resterende
lading van het batterijpakket
(tractiebatterij) aangeeft dat het
batterijpakket (tractiebatterij) volledig
geladen is.Wanneer de hoeveelheid lading die
naar het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt gestuurd,
afneemt.
Wanneer de lader een laag vermogen
heeft of bediening van de “Traction
Battery Heater” (verwarming
tractiebatterij), enz. ervoor zorgt dat er
minder laadvermogen naar het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
gestuurd, neemt de hoeveelheid lading
die naar het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt gestuurd mogelijk
af.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het laden
Geadviseerd wordt de laadprocedure
niet uit te laten voeren door mensen
met geïmplanteerde pacemakers of
CRT-pacemakers. Vraag iemand anders
dat te doen.
• Kom niet in de buurt van de lader en
de laadkabel tijdens het laden. Het
laden kan de werking van dergelijke
apparatuur beïnvloeden.
• Blijf niet in de auto tijdens het laden.
Het laden kan de werking van
dergelijke apparatuur beïnvloeden.
• Stap niet in de auto en haal ook niets
uit de bagageruimte. Het laden kan
de werking van dergelijke apparatuur
beïnvloeden.
Als de laadkabel is aangesloten op de
auto
Bedien de selectiehendel niet. In het
onwaarschijnlijke geval dat de
laadkabel beschadigd is geraakt, kan
een andere stand dan stand P worden
geselecteerd en kan de auto in
beweging komen, met een ongeval tot
gevolg.
2.2 Laden
102
Page 105 of 554

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het omgaan
met de laadkabel
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregelen kan schade aan
de laadkabel en het laadcontact tot
gevolg hebben.
• Steek de laadstekker recht in hetlaadcontact.
• Oefen na het aansluiten van de laadstekker geen overmatige kracht
uit op de stekker en verdraai hem ook
niet. Leun niet op de stekker en hang
er ook geen voorwerpen aan.
• Trap niet op en struikel niet over de laadkabel.
• Controleer voor het verwijderen van de laadstekker of hij ontgrendeld is.
(→Blz. 108)
• Berg de laadkabel na het verwijderen direct op zijn oorspronkelijke positie
op.
• Plaats na het verwijderen van de laadstekker de dop van het
laadcontact.
OPMERKING
Ventilatieopeningen ingebouwde
tractiebatterijlader
De roosters onder de achterstoelen zijn
de ventilatieopeningen voor de
koellucht voor de ingebouwde
tractiebatterijlader die zich onder de
achterstoelen bevindt.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de ventilatieopeningen in acht. Het
niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregelen kan een storing
in de laaduitrusting tot gevolg hebben.
OPMERKING(Vervolg)
• Blokkeer de ventilatieopeningen niet met stoelhoezen of bagage
• Reinig de ventilatieopeningen met een stofzuiger als ze verstopt zijn
• Zorg dat er geen water of vuil in de ventilatieopeningen terechtkomt
• Mors geen grote hoeveelheden water in de buurt van de
ventilatieopeningen. Laat de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als er water
gemorst is en laad voor de controle
het batterijpakket (tractiebatterij)
niet op.
2.2.8 Procedure voor het laden
In dit hoofdstuk wordt de procedure
behandeld voor het laden van het
batterijpakket (tractiebatterij) met de
meegeleverde laadkabel. Volg de
gebruiksinstructies bij het laden via
een laadstation.
Controleer voor het laden of “Charge
Now” (nu laden) aangezet is als er een
laadschema is opgeslagen. (→Blz. 117)
Controleer voorafgaand aan het laden
het volgende →
Blz. 101
Tijdens het laden 1. Leg de laadkabel klaar.
2.2 Laden
103
2
Plug-in hybridesysteem
Page 106 of 554

Houd de stekker
goed vast en steek
hem stevig in de contactdoos.
Als u een op afstand bedienbare
schakelaar hebt, schakel die dan in.
Controleer of het controlelampje
Power van het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
brandt. (Raadpleeg blz. 254 als het
niet brandt.)
Hang het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
met bijvoorbeeld een snoer aan een
haak of iets dergelijks wanneer de
fitting en stekker wordt belast als
gevolg van de installatiehoogte van
de fitting.
Het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan worden opgehangen met behulp
van de opening aan de achterkant.
Bevestig het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
niet aan de wand met schroeven.Verwijder de kap van de laadstekker
en sluit vervolgens de laadstekker aan
op de lader.
Zorg er bij het aansluiten van de
laadstekker op de lader voor dat de
identificatiesymbolen hetzelfde zijn.
Houd de laadstekker goed vast en
steek hem stevig in de lader.
Volg de instructies van de lader voor
details over het aansluiten van de
laadkabel en het starten van het
laden.
Afhankelijk van de lader kan het nodig
zijn toestemming te krijgen voor het
gebruik ervan. Zie de informatie voor
de lader voor meer informatie.
3. Open de klep van de laadaansluiting. (→Blz. 74)
2.2 Laden
104 Bij gebruik
van de laadkabel Mode 3
(indien aanwezig) 2. Bij gebruik
van de laadkabel Mode 2
Page 107 of 554

De verlichting van het laadcontact
gaat branden.
4. Verwijder de kap van het laadcontact en zet hem vast zoals aangegeven in
de afbeelding.
5. Verwijder de beschermkap van de laadstekker en zet hem vast op de
kabel.
In de afbeelding wordt een laadkabel
Mode 2 als voorbeeld getoond. 6. Houd de laadstekker goed vast en steek
hem stevig en volledig in het
laadcontact.
Zorg er bij het aansluiten van de
laadstekker op het laadcontact voor dat
de identificatiesymbolen hetzelfde zijn.
Als de laadstekker rechtstandig zo ver
mogelijk in de aansluiting wordt
gestoken, wordt hij automatisch
vergrendeld.
Controleer of de laadindicator gaat
branden. Als de laadindicator niet gaat
branden, is de laadstekker niet
vergrendeld.
*
Verwijder de laadstekker
en plaats hem opnieuw als hij niet
vergrendeld is.
Nadat de laadstekker is
ontgrendeld,
kan de laadstekker niet worden
ontgrendeld door het indrukken van de
vergrendeltoets van de laadstekker
wanneer de elektronische sleutel zich
niet in het detectiegebied van de klep
van de laadaansluiting bevindt.
(→Blz. 194)
*: Als de laadstekker niet goed naar
binnen gestoken is, zal de
vergrendelingsprocedure een paar keer
2.2 Laden
105
2
Plug-in hybridesysteem
worden uitgevoerd.
Page 108 of 554

Als de laadindicator knippert nadat de
laadstekker aangesloten is:
Er is een laadschema opgeslagen
(→blz. 111). Draag een elektronische
sleutel bij u en druk op de vergrendeltoets
voor de laadstekker om de laadstekker te
ontgrendelen.
Verwijder de laadstekker tijdelijk en sluit
hem na ongeveer 5 seconden weer aan.
(→Blz. 106)
Als het waarschuwingslampje storing van
het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) tijdens het laden knippert,
raadpleeg dan blz. 80 en volg de juiste
procedure.
De laadindicator dooft zodra het laden is
voltooid.
Tijdens het laden
• Het oppervlak van het CCID (ChargingCircuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan heet worden. Dit is normaal en
duidt niet op een storing. (Bij gebruik
van de laadkabel Mode 2.)
• Afhankelijk van de radiogolven kan er ruis hoorbaar zijn op de radio.
• De huidige ladingstoestand en de geschatte tijd tot het laden voltooid is,
kunnen worden bekeken op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 100)
• De lampjes van de statusindicator van het batterijpakket (tractiebatterij)branden en knipperen, en veranderen
van status al naargelang de mate van
lading. (→Blz. 75) Als de laadindicator knippert na het
aansluiten van de laadkabel
Er is een laadschema (→blz. 111)
geregistreerd en het laden kan niet
worden uitgevoerd. Om het laden
middels het laadschema uit te schakelen
en te beginnen met laden moet een van
de onderstaande procedures worden
uitgevoerd.
• Zet “Charge Now” (nu opladen) aan
(→blz. 117)
• Verwijder de laadstekker en sluit hem binnen 5 seconden weer aan terwijl de
laadindicator knippert
Als de laadstekker niet in het
laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 90
Na het laden
Volg bij het verwijderen altijd
onderstaande procedures om een
elektrische schok te voorkomen.
1. Draag een elektronische sleutel bij u en druk op de vergrendeltoets voor de
laadstekker om de laadstekker te
ontgrendelen.
De laadstekker wordt ontgrendeld
door het Smart Lid-systeem en het
vergrendelsysteem van de
laadstekker.
2.2 Laden
106
Page 109 of 554

Als de laadstekker tijdens het laden
(terwijl de laadindicator brandt) wordt
ontgrendeld, wordt het laden
onderbroken.
Als u een elektronische sleutel bij u
draagt en in de buurt komt van het
laadcontact, zal de verlichting van het
laadcontact gaan branden.
2. Houd de laadstekker goed vast en trek
hem naar u toe.
3. Plaats de afdekkap op de laadstekker.
4. Plaats de kap op het laadcontact en
sluit de klep van de laadaansluiting.5.Bij gebruik van de laadkabel Mode 2
Verwijder de stekker uit de
contactdoos wanneer de
laaduitrusting gedurende langere tijd
niet wordt gebruikt.
Houd de stekker vast wanneer u hem
verwijdert.
Berg de kabel meteen op nadat u hem
hebt losgenomen. (→Blz. 111)
Als u de stekker in de contactdoos laat
zitten, controleer de stekker en de
laadstekker dan eens per maand op
vuil en stof.
Bij gebruik van de laadkabel Mode 3
(indien aanwezig)
Plaats na het verwijderen van de
laadstekker uit het laadapparaat de
kap op de laadstekker.
Houd de laadstekker vast wanneer u
hem verwijdert.
Berg de kabel meteen op nadat u hem
hebt losgenomen. (→Blz. 111)
Laadtijd
→Blz. 95
2.2 Laden
107
2
Plug-in hybridesysteem
Page 110 of 554

Veiligheidsfunctie
Het laden wordt niet gestart als de
laadstekker niet vergrendeld is. Als de
laadindicator niet gaat branden nadat de
laadstekker aangesloten is, verwijder dan
de stekker en sluit hem opnieuw aan.
Controleer of de laadindicator nu wel
brandt.
Als de buitentemperatuur laag of hoog
is
Het niveau dat wordt weergegeven op
het display met de resterende lading
(→blz. 159) kan iets dalen als het contact
AAN wordt gezet, zelfs als het laden
voltooid is en het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig geladen is. Dit
duidt echter niet op een storing.
De laadtijd kan toenemen
→Blz. 96
Tijdens het laden
Als het contact AAN gezet wordt en de
energiemonitor weergegeven wordt,
wordt de laadstekker weergegeven op de
energiemonitor en wordt de stroom van
de elektriciteit tijdens het laden
weergegeven (→blz. 152). Verder wordt,
als de laadstekker vergrendeld is,
weergegeven.
Als de laadkabel niet kan worden
ontgrendeld
→Blz. 91
Bij het verwijderen van de laadstekker
Draag een elektronische sleutel bij u en
druk op de vergrendeltoets voor de
laadstekker. Controleer of de
vergrendeling gedeactiveerd is en trek de
laadstekker naar u toe. Drukstift
Raak, als de klep van de laadaansluiting
open is, de drukstift niet aan. Als hij per
ongeluk wordt aangeraakt, kan de klep
van de laadaansluiting of de vergrende-
ling van de stekker worden geactiveerd.
Als deze per ongeluk worden geactiveerd,
druk dan, terwijl u een elektronische
sleutel bij u draagt of nadat u de portieren
hebt ontgrendeld, op de vergrendeltoets
van de laadstekker om ze te
ontgrendelen.
WAARSCHUWING!
Tijdens laden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u
dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Sluit de laadkabel aan op een
voedingsbron die geschikt is voor
het laden. (→Blz. 93)
•
Controleer vóór het laden of het
laadcontact niet vervormd, beschadigd
of gecorrodeerd is en of er geen stof of
andere verontreinigingen zoals
2.2 Laden
108