YAMAHA XT600E 2000 Instructieboekje (in Dutch)
Page 31 of 96
1
2
3
4
5
6
7
8
94PT-9-D6 1~5 12/27/00 1:32 PM Page 30
Page 32 of 96
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
Starten van de motor..........................................................................5-1
Starten van een warme motor............................................................5-3
Schakelen...........................................................................................5-4
Aanbevolen snelheden voor op- en terugschakelen
(alleen voor Zwitserland)....................................................................5-4
Tips voor het beperken van het benzineverbruik................................5-5
Inrijden................................................................................................5-5
Parkeren.............................................................................................5-6
5
4PT-9-D6 1~5 12/27/00 1:32 PM Page 31
Page 33 of 96
5-1
DAU00373
X@8 8
Leer de motorfiets goed kennen,
alvorens ermee te gaan rijden.
Maak uzelf vertrouwd met alle
bedieningsorganen alvorens op te
stappen en weg te rijden. Als er
iets niet geheel duidelijk is, raad-
pleeg dan uw Yamaha dealer.
8 8
Laat de motor nooit langere tijd in
een afgesloten ruimte draaien. De
uitlaatgassen zijn bijzonder giftig
en kunnen binnen zeer korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en
dood. Zorg altijd voor een goede
ventilatie.
8 8
Kontroleer alvorens weg te rijden
altijd of de zijstandaard is opge-
klapt. Een neergeklapte, of
gedeeltelijk opgeklapte, zijstan-
daard kan leiden tot bijzonder ern-
stige ongelukken.
DAU03011
Starten van de motorOPMERKING:Deze motorfiets is uitgerust met een
onderbrekingssysteem voor de ontsteking
en voor het startcircuit. De motor kan
alleen gestart worden onder een van de
volgende omstandigheden:
8de versnelling in zijn vrij staat.
8de zijstandaard opgeklapt is en er is
een versnelling ingeschakeld terwijl
de koppeling los staat.
Rijd nooit met de motorfiets als de zijstan-
daard is uitgeklapt.
DW000054
X@Lees de informatie over de onderbre-
kingscircuits van de zijstandaard en
van de koppeling nog eens aandachtig
door (zie blz. 3-12), alvorens de onder-
staande stappen uit te voeren.
DAU00372
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
1
2
3
45
6
7
8
94PT-9-D6 1~5 12/27/00 1:32 PM Page 32
Page 34 of 96
5-2
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
1
2
3
45
6
7
8
9
DE VERSNELLING STAAT IN VRIJ EN DE ZIJ-
STANDAARD IS NEERGEKLAPT:DRUK OP STARTSCHAKELAAR. DE MOTOR
SLAAT AAN.KLAP DE ZIJSTANDAARD OMHOOG EN
SCHAKEL EEN VERSNELLING IN.
U KUNT MET DE MOTORFIETS RIJDEN.
U KUNT MET DE MOTORFIETS RIJDEN.
ER IS EEN VERSNELLING INGESCHAKELD
EN DE ZIJSTANDAARD IS OPGEKLAPT:TREK DE KOPPELINGSHENDEL IN EN START
MOTOR MET DE STARTSCHAKELAAR. DE
MOTOR SLAAT AAN.
DRAAI DE KONTAKTSLOT-SCHAKELAAR NAAR ÒONÓ
EN DE MOTORSTOPSCHAKELAAR NAAR Ò#Ó.
4PT-9-D6 1~5 12/27/00 1:32 PM Page 33
Page 35 of 96
5-3
1.Draai de hendel van de benzine-
kraan naar ÒONÓ.
2.Draai de kontaktslot-schakelaar naar
ÒONÓ en de motorstop-schakelaar
naar Ò#Ó.
3.Zet de versnelling vrij.OPMERKING:Als de versnelling in vrij staat, dient het
vrijstand-kontrolelampje op te lichten. Als
het kontrolelampje niet oplicht, raadpleeg
dan een Yamaha dealer voor kontrole.4.Open de chokeknop (starter) en
draai de gashendel volledig dicht.
5.Start de motor door op de startscha-
kelaar te drukken.
OPMERKING:Als de motor niet onmiddellijk aanslaat,
laat de startschakelaar dan los, wacht
enkele sekonden en probeer het nog-
maals. Om de accu te sparen, dient u de
startmotor nooit langer dan 10 sekonden
achtereen te laten draaien.6.Nadat u de motor heeft gestart,
draait u de chokeknop (starter)
ongeveer voor de helft terug.OPMERKING:Voor een lange levensduur van de motor
dient u de motor voor wegrijden warm te
laten lopen. Geef nooit vol gas als de
motor nog koud is.7.Als de motor warm is, schakelt u de
chokeknop (starter) helemaal uit.OPMERKING:De motor is voldoende opgewarmd als
deze goed op de gashendel reageert
wanneer de chokeknop (starter) volledig
uit staat.
DAU01258
Starten van een warme motorAls de motor warm is, hoeft u de choke-
knop (starter) niet te gebruiken.
DC000046
<>Alvorens de motorfiets voor de eerste
maal te gebruiken, is het raadzaam de
paragraaf ÒInrijdenÓ aandachtig door
te lezen.
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
1
2
3
45
6
7
8
94PT-9-D6 1~5 12/27/00 1:32 PM Page 34
Page 36 of 96
5-4
DAU00423
SchakelenDe versnellingsbak regelt de overbreng-
verhouding tussen de motor en het ach-
terwiel, m.a.w. het vermogen dat u naar
het achterwiel kunt overbrengen, bij een
gegeven snelheid. Zorg dat u de juiste
versnelling kiest voor wegrijden, accelere-
ren en het beklimmen en afdalen van
heuvels.
Om de versnelling in zijn vrij te zetten,
drukt u het versnellingspedaal meermalen
omlaag totdat het niet verder kan, en ver-
volgens laat u het pedaal iets opkomen.
DC000048
<>8
8
Rijd niet al te lange tijd met uitge-
schakelde motor een heuvel af en
sleep de motorfiets niet over al te
lange afstanden. Zelfs met de ver-
snelling in vrij, wordt de overbren-
ging alleen maar goed gesmeerd
als de motor draait. Een slechte
smering kan leiden tot beschadi-
ging van de overbrenging.
8 8
Schakel nooit over of terug zon-
der de koppeling te gebruiken. De
motor, de versnelling en de aan-
drijving zijn niet ontworpen voor
het opvangen van schokken ver-
oorzaakt door schakelen zonder
koppeling, en kunnen hierdoor
beschadigd worden.
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
1
2
3
45
6
7
8
9
1
5
4
3
2
N
1
1.Versnellingspedaal
N.Vrijstand
DAU02941
Aanbevolen snelheden voor
op- en terugschakelen
(alleen voor Zwitserland)In de onderstaande tabel vindt u de aan-
bevolen snelheden voor het omschakelen
tussen de verschillende versnellingen.OPMERKING:Als u in ŽŽn keer van de vierde naar de
tweede versnelling schakelt, zorg dan dat
de snelheid van uw motorfiets niet boven
de 35 km/h ligt.
Aanbevolen snelheid
km/h
1-ste
®2-de23
2-de ®3-de36
3-de ®4-de50
4-de ®5-de60
4PT-9-D6 1~5 12/27/00 1:32 PM Page 35
Page 37 of 96
5-5
DAU00436
InrijdenDe meest belangrijke periode voor de
prestaties en de levensduur van uw
motorfiets zijn de eerste 1.000 km. Lees
de onderstaande paragraaf aandachtig
door en volg de aanwijzingen hiervan op.
Aangezien de motor nieuw is, dient u
deze de eerste
1.000 km niet al te zwaar te belasten. De
motor-onderdelen dienen zich naar elkaar
te zetten en zich harmonieus aan elkaar
aan te passen. Tijdens de inrijperiode
dient u lange tijd met vol gas rijden en
andere omstandigheden die kunnen lei-
den tot te zware belasting/verhitting van
de motor, te vermijden.
DAU00440
Van 0 tot 150 km
Laat het toerental niet boven de 4.000
tpm uitkomen. Zet de motor na ongeveer
1 uur uit en laat deze 5 ˆ 10 minuten
afkoelen. Varieer, tijdens het rijden, de
snelheid van de motorfiets.
Van 150 tot 500 km
Laat het toerental niet boven de 5.000
tpm uitkomen. Laat de motorfiets soepel
door alle versnellingen heen accelereren,
echter zonder vol gas te geven.
500 tot 1.000 km
Vermijd langdurig met vol gas rijden. Laat
het motortoerental niet al te lang boven
de 6.000 tpm komen.
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
1
2
3
45
6
7
8
9
DAU00424
Tips voor het beperken
van het benzineverbruikHet benzineverbruik van uw motorfiets
hangt voor een groot deel af van uw
rijstijl. Hieronder volgen enkele tips voor
het beperken van het benzineverbruik:
8Laat de motor warmdraaien voordat
u wegrijdt.
8Zet de chokeknop (starter) zo snel
mogelijk in de uit-stand terug.
8Schakel vlot door naar een hogere
versnelling en laat de motor tijdens
het accelereren niet teveel toeren
maken.
8Geef geen gas tussen het schakelen
door (dubbel-clutch) of tijdens het
terugschakelen en vermijd hoge toe-
rentallen bij onbelaste motor.
8Zet de motor af in plaats van deze
lang stationair te laten draaien tij-
dens het wachten voor een stoplicht,
een spoorwegovergang e.d.
4PT-9-D6 1~5 12/27/00 1:32 PM Page 36
Page 38 of 96
5-6
DC000052
<>Ververs na de eerste 1.000 km de
motorolie en vervang het oliefilter.1.000 km en verder
U kunt vol gas rijden.
DC000053
<>8
8
Laat de wijzer van de toerenteller
nooit in de rode zone komen.
8 8
Mochten er zich moeilijkheden
met de motor voordoen tijdens de
inrijperiode, raadpleeg dan
onmiddellijk u Yamaha dealer.
DAU00457
ParkerenAls u de motorfiets parkeert, zet de motor
dan af en verwijder de sleutel uit het kon-
taktslot. Draai de hendel van de benzine-
kraan altijd naar ÒOFFÓ als u de motor
afzet.
DW000058
X@De uitlaatpijp en het samenstel worden
bijzonder heet. Parkeer de motorfiets
op een plek waar spelende kinderen en
voorbijgangers zich niet kunnen bran-
den aan de uitlaat. Parkeer de motor-
fiets niet op een helling of op een
zachte ondergrond, aangezien de kans
bestaat dat deze omvalt.
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
1
2
3
45
6
7
8
9
4PT-9-D6 1~5 12/27/00 1:32 PM Page 37
Page 39 of 96
1
2
3
4
5
6
7
8
94PT-9-D6 1~5 12/27/00 1:32 PM Page 38
Page 40 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
Gereedschapsset .......................................................6-1
Periodiek smeer- en onderhoudsschema...................6-3
Verwijderen en aanbrengen
van stroomlijnkappen en panelen...............................6-6
Stroomlijnkap A ..........................................................6-7
Paneel A, B ................................................................6-7
Bougie ........................................................................6-8
Motorolie...................................................................6-10
Luchtfilter ..................................................................6-12
Afstelling van de carburateur....................................6-13
Afstelling stationair toerental ....................................6-14
Kontroleren van de vrije speling van de gaskabel ....6-14
Afstellen van de klepspeling .....................................6-15
Banden .....................................................................6-15
Wielen ......................................................................6-17
Afstelling van de vrije slag van de
koppelingshendel .....................................................6-18
Afstellen van de vrije slag van de
voorremhendel .........................................................6-18
Afstellen van de achterrem-pedaalhoogte................6-19
Afstelling van de remlicht-schakelaar .......................6-20
Kontrole van de remvoeringen voor en
achter .......................................................................6-20
Kontrole van het remvloeistofnivo ............................6-21
Verversen van de remvloeistof .................................6-22
Kontrole van de kettingspanning ..............................6-22
Afstellen van de kettingspanning..............................6-23
Smering van de ketting.............................................6-23Inspektie en smering van de kabels .........................6-24
Smering van de gaskabel en van de
gashendel .................................................................6-24
Smeren van het rempedaal en
versnellingspedaal....................................................6-25
Smeren van de voorremhendel en
koppelingshendel .....................................................6-25
Smering van de zijstandaard ....................................6-25
Smering van de achterwiel-ophanging .....................6-26
Inspektie van de voorvork ........................................6-26
Inspektie van de stuurinrichting ................................6-27
Wiellagers.................................................................6-27
Accu .........................................................................6-28
Vervangen van zekeringen.......................................6-29
Vervangen van de gloeilamp van de
koplamp ....................................................................6-29
Vervangen van de gloeilamp van de
richtingaanwijzer.......................................................6-31
Vervangen van de gloeilamp van achterlicht............6-32
Ondersteunen van de motorfiets ..............................6-32
Demonteren van het voorwiel...................................6-33
Monteren van het voorwiel .......................................6-34
Demonteren van het achterwiel................................6-35
Monteren van het achterwiel ....................................6-36
Verhelpen van storingen ..........................................6-36
Lijst voor het opsporen van storingen ......................6-37
6
4PT-9-D6 6 12/27/00 1:39 PM Page 1