BMW MOTORRAD K 1200 S 2007 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: BMW MOTORRAD, Model Year: 2007, Model line: K 1200 S, Model: BMW MOTORRAD K 1200 S 2007Pages: 165, PDF Size: 2.78 MB
Page 71 of 165

Rijden
Rijden
Veiligheidsvoorschriften . ............. 70
Controlelijst . . . ....................... 71
Starten ............................... 72
Inrijden ............................... 75
Remmen ............................. 75
Motorfiets neerzetten ................ 76
Tanken .............................. 78
569zRijden
Page 72 of 165

Veiligheidsvoorschrif-
tenMotorfietsaccessoiresGeen rit zonder de juiste kleding!
Draag altijdHelm
Beschermende kleding
Handschoenen
Laarzen
Dit geldt trouwens ook voor kor-
te trajecten en in welk jaargetij-
de dan ook. Uw BMW Motorrad
dealer kan u adviseren en heeft
voor elk gebruiksdoel de correcte
kleding.SnelheidBij het rijden met hoge snelhe-
den kunnen verschillende om-
standigheden het rijgedrag van
de motorfiets negatief beïnvloe-
den: Instelling van het veer- en
dempersysteem
Ongelijkmatig verdeelde baga-
ge
Losse kleding
te lage bandenspanning
Slecht bandenprofiel:
etc.
Correct beladen
Overbelading en ongelijk-
matige belading kan de rij-
stabiliteit van de motorfiets beïn-
vloeden.
Het maximaal toelaatbaar totaal-
gewicht niet overschrijden en de
aanwijzingen voor het beladen in
acht nemen.
Alcohol en drugs
Reeds kleine hoeveelheden
alcohol of drugs kunnen uw
waarnemings-, beoordelings- en
beslissingsvermogen evenals uw
reflexen aanzienlijk beïnvloeden.
Het gebruik van medicijnen kan deze invloeden nog verder ver-
sterken.
Niet rijden als u alcohol, drugs
en/of medicijnen hebt gebruikt.
Kans op vergiftigingUitlaatgassen bevatten het kleur-
en geurloze maar giftige koolmo-
noxide.
Het inademen van uitlaat-
gassen is schadelijk voor de
gezondheid en kan tot bewuste-
loosheid of zelfs de dood leiden.
Uitlaatgassen niet inademen.
De motor niet in een afgesloten
ruimte laten draaien.Hoogspanning
Het aanraken van onder
spanning staande delen van
het ontstekingssysteem bij draai-
ende motor kan tot elektrische
schokken leiden.
Bij draaiende motor geen onder-
570zRijden
Page 73 of 165

delen van het ontstekingssys-
teem aanraken.KatalysatorAls door overslaan van de motor
onverbrande benzine in de kata-
lysator terechtkomt, is er kans op
oververhitting en beschadiging.
Neem daarom de volgende pun-
ten in acht:Benzinetank niet leegrijden
De motor nooit met een los-
getrokken bougiestekker laten
draaien
Als de motor afslaat direct het
contact uitschakelen
Alleen loodvrije benzine tanken
Houd de voorgeschreven on-
derhoudsbeurten beslist aan.
Onverbrande benzine be-
schadigt de katalysator on-
herstelbaar.
De aangegeven punten ter be-
scherming van de katalysator in
acht nemen.
BrandgevaarDe uitlaat kan zeer heet worden.
Als licht ontvlambare ma-
terialen (bijv. hooi, blade-
ren, gras, kleding, bagage enz.)
met de hete uitlaat in aanraking
komen, dan kunnen deze vlam
vatten.
Erop letten dat geen licht ont-
vlambare materialen met de hete
uitlaat in contact komen.
Als de motor langere tijd
stationair draait zonder dat
wordt gereden, is de koeling on-
toereikend en kan de motor over-
verhit raken. In extreme gevallen
kan de motorfiets in brand vlie-
gen.
De motor niet onnodig stationair
laten draaien. Na het starten di-
rect wegrijden.
Manipulatie van de
motorelektronica-
regeleenheid
Manipulatie van de motor-
regeleenheid kan schade
aan de motorfiets en daarmee
ongevallen tot gevolg hebben.
Manipulatie van de motorrege-
leenheid is niet toegestaan.
Manipulatie van de motor-
regeleenheid kan mechani-
sche belastingen tot gevolg heb-
ben waarop de onderdelen van
de motorfiets niet berekend zijn.
Bij schades die hierdoor veroor-
zaakt zijn, vervalt de garantie.
Manipulatie van de motorrege-
leenheid is niet toegestaan.
ControlelijstGebruikt u de navolgende contro-
lelijst, om voor elke rit belangrijke
functies, instellingen en slijtage-
grenzen te controleren.
571zRijden
Page 74 of 165

Remwerking
Remvloeistofpeil, voor en ach-
ter
Werking van de koppeling
Koppelingsvloeistofpeil
Demperinstelling en veervoor-
spanning
Profieldiepte en bandenspan-
ning
Veilige bevestiging van de kof-
fer en bagage
Met regelmatige tussenpozen: Motoroliepeil (bij iedere
tankstop)
Remblokslijtage (bij elke derde
tankstop)StartenZijstandaardBij een uitgeklapte zijstandaard
en een ingeschakelde versnel-
ling kan de motor niet worden
gestart. Als de motor in de neu-
traalstand wordt gestart en als vervolgens bij uitgeklapte zijstan-
daard een versnelling wordt inge-
schakeld, slaat de motor af.
VersnellingsbakDe motor kan in de neutraalstand
of met ingeschakelde versnelling
met bediende koppeling worden
gestart. De koppeling pas be-
dienen na het inschakelen van
het contact, anders kan de motor
niet worden gestart. In de neu-
traalstand brandt de controlelamp
voor de neutraalstand groen en
geeft de versnellingsindicatie op
het multifunctioneel display N
aan.
Motor startenNoodstopschakelaar
1in be-
drijfsstand A.
Contact inschakelen.
Pre-Ride-Check wordt uitge-
voerd. ( 73)
ABS-zelfdiagnose wordt uitge-
voerd ( 73)
Met SU Automatische
stabiliteitsregeling (ASC): Contact inschakelen.
Pre-Ride-Check wordt uitge-
voerd. ( 73)
ABS-zelfdiagnose wordt uitge-
voerd ( 73)
572zRijden
Page 75 of 165

ASC-zelfdiagnose wordt uitge-
voerd ( 74)
Startknop1bedienen.
Bij zeer lage buitentempe-
raturen kan het nodig zijn
om de gashendel bij het starten
te bedienen. Bij temperaturen
lager dan 0 °C na het inschake-
len van het contact de koppeling
bedienen.
Bij onvoldoende accuspan-
ning wordt de startproce-
dure automatisch afgebroken.
Voor verdere startpogingen de accu opladen of starthulp laten
geven.
De motor slaat aan.
Als de motor niet aanslaat, kan
de storingstabel uitkomst bie-
den. ( 134)
Pre-Ride-CheckNa het inschakelen van het con-
tact voert het instrumentenpaneel
een test van de algemene waar-
schuwingslamp uit, de "Pre-Ride-
Check" Hierbij branden de waar-
schuwingslampen eerst rood en
vervolgens ter controle geel. Als
de motor tijdens de test wordt
gestart, wordt de test afgebro-
ken.
Fase 1: Algemene waarschuwings-
lamp brandt rood.CHECK!
wordt weergegeven. Fase 2:
Algemene waarschuwings-
lamp brandt geel.
CHECK!
wordt weergegeven.
Als de algemene waarschuwings-
lamp niet gaat branden:
Als de algemene waarschu-
wingslamp niet gaat bran-
den, dan kunnen enkele functie-
storingen niet worden weergege-
ven.
Op de algemene waarschuwings-
lamp in rood en geel letten.
Storingen zo snel mogelijk door
een specialist laten verhelpen,
bij voorkeur een BMW Motor-
rad dealer.
ABS-zelfdiagnoseDe juiste werking van het BMW
Motorrad ABS wordt door de
zelfdiagnose gecontroleerd. De
zelfdiagnose vindt automatisch
plaats na het inschakelen van het
contact. Voor het controleren van
573zRijden
Page 76 of 165

de wielsensoren moet de motor-
fiets sneller rijden dan 5 km/h.
Fase 1:Controle van de systeemcom-
ponenten bij stilstand. Waarschuwingslamp ABS
knippert
Mogelijke landenvarianten
van de waarschuwingslamp
ABS.
Fase 2:
Controle van de wielsensoren
bij het wegrijden. Waarschuwingslamp ABS
knippert
Mogelijke landenvarianten
van de waarschuwingslamp
ABS.
ABS-zelfdiagnose afgesloten.
De ABS-waarschuwingslamp
dooft. Indien na het afsluiten van de
ABS-zelfdiagnose een ABS-sto-
ring wordt weergegeven:
Verder rijden mogelijk. Houd er
rekening mee dat geen ABS-
of Integralfunctie ter beschik-
king staat.
Storingen zo snel mogelijk door
een specialist laten verhelpen,
bij voorkeur een BMW Motor-
rad dealer.
ASC-zelfdiagnose
SU
De juiste werking van het BMW
Motorrad ASC wordt door de
zelfdiagnose gecontroleerd. De
zelfdiagnose vindt automatisch
plaats na het inschakelen van het
contact. Om de ASC-zelfdiagno-
se te kunnen afsluiten moet de
motor draaien en de motorfiets
minstens 5 km/h rijden.
Fase 1:
Controle van de systeemcom-
ponenten bij stilstand. ASC-symbool knippert
langzaam.
Fase 2: Tijdens het rijden controle van
de systeemcomponenten waar-
aan een diagnose kan worden
uitgevoerd. ASC-symbool knippert
langzaam.
ASC-zelfdiagnose afgesloten De ASC-waarschuwingslamp
dooft.
Indien na het afsluiten van de
ASC-zelfdiagnose een ASC-sto-
ring wordt weergegeven: Verder rijden mogelijk. Houd er
rekening mee dat geen ASC-
functie ter beschikking staat.
Storingen zo snel mogelijk door
een specialist laten verhelpen,
bij voorkeur een BMW Motor-
rad dealer.
574zRijden
Page 77 of 165

InrijdenDe eerste 1000 kmTijdens de inrijperiode veelvul-
dig met wisselende belasting
en toerentallen rijden.
Kies indien mogelijk bochti-
ge en licht geaccidenteerde
wegen, bij voorkeur geen auto-
snelwegen.Het overschrijden van de
inrijtoerentallen verhoogt de
motorslijtage.
De voorgeschreven inrijtoerental-
len aanhouden.
Inrijtoerentallen niet overschrij-
den.
Inrijtoerental
<7000 min
-1
Niet voluit accelereren.
Bij volle belasting lage toeren-
tallen vermijden. Na 500 - 1200 km de eerste
inspectie laten uitvoeren.
RemblokkenNieuwe remblokken moeten "in-
lopen" en leveren dan ook tij-
dens de eerste 500 km nog niet
de optimale remvertraging. De
iets geringere remvertraging kan
worden gecompenseerd door de
remhendel/het rempedaal krachti-
ger te bedienen.
Nieuwe remblokken kun-
nen de remweg aanzienlijk
verlengen.
Vroeg remmen.BandenNieuwe banden hebben een glad
oppervlak. Zij moeten dan ook
met een beheerste rijstijl door
het inrijden met wisselende over-
hellingshoeken worden ingere-
den. Pas na het inrijden is de
volledige grip van het loopvlak
bereikt. Nieuwe banden hebben
nog niet de volle grip, bij
extreme scheefstanden bestaat
gevaar voor ongevallen.
Extreme scheefstanden
vermijden.
RemmenHoe wordt de kortst
mogelijke remweg
bereikt?Bij een remactie wijzigt zich de
dynamische lastverdeling tussen
voor- en achterwiel. Hoe sterker
wordt afgeremd, hoe zwaarder
het voorwiel wordt belast. Hoe
hoger de belasting van het wiel,
hoe hoger de remkracht die kan
worden overgedragen.
Om de kortst mogelijke remweg
te bereiken, moet de voorrem
krachtig en progressief worden
bediend. Daardoor wordt de dy-
namische belastingverhoging op
het voorwiel optimaal benut. Te-
575zRijden
Page 78 of 165

gelijkertijd moet ook de koppe-
ling worden bediend. Bij de vaak
geoefende "noodstop", waarbij
de remdruk zo snel mogelijk en
met alle kracht wordt opgewekt,
kan de dynamische aslastverde-
ling de vertraging niet volgen en
kan de remkracht niet volledig
op het wegdek worden overge-
bracht. Om ervoor te zorgen dat
het voorwiel niet blokkeert, moet
het ABS ingrijpen en wordt de
remdruk gereduceerd; de rem-
weg wordt langer.Pasafdalingen
Indien bij pasafdalingen uit-
sluitend achter wordt ge-
remd, bestaat het gevaar van
remkrachtverlies. Onder extreme
omstandigheden kan dit tot on-
herstelbare schade aan de rem-
men door oververhitting leiden.
Voor- en achterwielrem bedienen
en motorremwerking gebruiken.
Natte remmen
Na het wassen van de mo-
torfiets, na het rijden door
water of bij regen kan de rem-
werking vanwege natte remschij-
ven en -blokken vertraagd inzet-
ten.
Voortijdig remmen, tot de
remmen zijn opgedroogd of
drooggeremd.
Stooizoutaanslag op de
remmen
Bij het rijden op wegen
waarop zout is gestrooid,
kunnen de remmen later aangrij-
pen als gedurende langere tijd
niet wordt geremd.
Voortijdig remmen, tot de zout-
laag op de remschijven en rem-
blokken is weggeremd.
Olie of vet op de remmen
Olie en vet op remschijven
en -blokken beïnvloeden de
remwerking zeer negatief.
Vooral na reparatie- en onder-
houdswerkzaamheden erop let-
ten dat remschijven en remblok-
ken vrij van olie en vet zijn.
Vervuilde remmen
Bij het rijden op onverhar-
de, stoffige of modderige
wegen kunnen de remmen door
de vervuilde remschijven en rem-
blokken later aangrijpen.
Vroeg remmen, tot de remmen
zijn schoongeremd.
Motorfiets neerzettenOp de zijstandaard
plaatsen
Op een losse ondergrond
staat de motorfiets niet vei-
lig.
De standaard moet altijd op een
576zRijden
Page 79 of 165

vlakke en vaste ondergrond
rusten.Motor uitschakelen.
Remhendel bedienen.
De motorfiets recht zetten en
in balans brengen.
De zijstandaard met de linker-
voet tot de aanslag opzij klap-
pen. De zijstandaard is alleen
voor het gewicht van de
motorfiets geconstrueerd.
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard niet op de motorfiets
plaatsnemen.
De motorfiets langzaam op de
standaard laten zakken, daarbij
uw gewicht van de motorfiets
nemen en van de motorfiets
afstappen. Als de motorfiets op de zij-
standaard staat, is het van
de ondergrond afhankelijk of het
stuur naar links of naar rechts
wordt gedraaid. Op een horizon- tale ondergrond staat de motor-
fiets echter stabieler als het stuur
tegen de linker aanslag staat in
plaats van tegen de rechter aan-
slag.
Op een horizontale ondergrond
het stuur altijd tegen de linker
aanslag draaien om het stuurslot
te vergrendelen.
Stuur tot de aanslag geheel
naar links of rechts draaien.
Controleren of de motorfiets
stevig staat. De motorfiets op hellin-
gen in de richting "bergop-
waarts" neerzetten en de 1e ver-
snelling inschakelen.
Stuurslot vergrendelen.
Van de zijstandaard
afhalenStuurslot ontgrendelen.
Van links het stuur met beide
handen vastpakken.
Remhendel bedienen. Het rechterbeen over de mo-
torfiets zwaaien, daarbij de mo-
torfiets rechtop zetten.
De motorfiets recht zetten en
in balans brengen.
Een uitgeklapte zijstandaard
kan bij een rijdende motor-
fiets aan de ondergrond blijven
haken en u ten val brengen.
Zijstandaard inklappen, voordat
de motorfiets wordt verplaatst.
Gaan zitten en de zijstandaard
met de linkervoet terugklappen.
Op de middenstandaard
zetten
OAOp een losse ondergrond
staat de motorfiets niet vei-
lig.
De standaard moet altijd op een
vlakke en vaste ondergrond
rusten.
Motor uitschakelen.
577zRijden
Page 80 of 165

Afstappen en daarbij met de
linkerhand het linker handvat
vasthouden.
Met de rechterhand de hand-
greep of het achterframe vast-
pakken.
Met de rechtervoet de midden-
standaard zo ver naar beneden
drukken, dat de afrolsleden de
grond raken.
Met uw volle gewicht op de
middenstandaard gaan staan
en tegelijkertijd de motorfiets
naar achteren trekken.De middenstandaard kan
door te sterke bewegingen
inklappen, waardoor de motor-
fiets kan omvallen.
Niet op de motorfiets plaatsne-
men als de middenstandaard uit-
geklapt is.
Controleren of de motorfiets
stevig staat.
Stuurslot vergrendelen.
Van de middenstandaard
duwen
OA
Stuurslot ontgrendelen.
Met de linkerhand de linker
handvat vasthouden.
Met de rechterhand het hand-
vat voor de passagier of het
achterframe vastpakken.
De motorfiets naar voren van
de middenstandaard af duwen.
Controleren of de middenstan-
daard geheel is ingeklapt.Tanken
Brandstof is licht ontvlam-
baar. Vuur bij de benzine-
tank kan tot brand en explosie
leiden.
Bij werkzaamheden aan de ben-
zinetank niet roken en van open
vuur verwijderd blijven.
Benzine zet uit onder in-
vloed van warmte. Bij een
te volle benzinetank kan benzi-
ne naar buiten stromen en op het achterwiel terechtkomen. Dit
werkt de kans op vallen in de
hand.
De tank dan ook slechts tot aan
de onderzijde van de vulpijp
vullen.
Benzine tast kunststofop-
pervlakken aan; deze wor-
den mat of lelijk.
Als kunststofonderdelen in
aanraking komen met benzine,
moeten ze direct worden
schoongeveegd.
Benzine kan het materiaal
van de kuipruit aantasten;
dit wordt dan mat of lelijk.
Als kunststofonderdelen in
aanraking komen met benzine,
moeten ze direct worden
schoongeveegd.
Loodhoudende benzine be-
schadigt de katalysator on-
herstelbaar!
Alleen loodvrije benzine tanken.
578zRijden