CITROEN C3 PICASSO 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2012, Model line: C3 PICASSO, Model: CITROEN C3 PICASSO 2012Pages: 245, PDF Size: 8.34 MB
Page 131 of 245

10
ONDERHOUD
BRANDSTOFTANK LEEG(DIESEL)
Als een auto met een HDi-motor is stil-
gevallen door een lege brandstoftank,
moet het brandstofsysteem ontlucht
worden.
Het ontluchtingssysteem bestaat uit
een handopvoerpomp en een transpa-
rante slang onder de motorkap.
)
Vul de brandstoftank met minimaal
5 liter diesel.
)
Open de motorkap.
)
Verwijder de afdekkap van de mo-
tor voor toegang tot de opvoerpomp
(afhankelijk van de uitvoering).
)
Bedien de handopvoerpomp tot
deze zwaarder gaat (de eerste keer
kan zwaar gaan) en u de brandstof
door de transparante slang met de
groene aansluiting ziet stromen.
)
Start de motor tot deze aanslaat.
)
Breng de afdekkap van de motor
aan (afhankelijk van de uitvoering).
)
Sluit de motorkap.
Als de motor niet direct aan-
slaat, beëindig dan uw startpo-
gingen.
Bedien de opvoerpomp nog-
maals en probeer de motor ver-
volgens opnieuw te starten.
Page 132 of 245

10
ONDERHOUD
BENZINEMOTOREN
1.
Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2.
Reservoir koelvloeistof.
3.
Luchtfi lter.
4.
Reservoir remvloeistof.
5.
Accu .
6.
Zekeringkast.
7.
Oliepeilstok.
8.
Motorolie (bij)vullen.
Page 133 of 245

10
ONDERHOUD
DIESELMOTOREN
1.
Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2.
Reservoir koelvloeistof.
3.
Luchtfi lter.
4.
Reservoir remvloeistof.
5.
Accu .
6.
Zekeringkast.
7.
Oliepeilstok.
8.
Motorolie (bij)vullen.
9.
Handopvoerpomp (op brandstoffi lter).
Page 134 of 245

10
132
ONDERHOUD
NIVEAUS CONTROLEREN
Remvloeistofniveau
Motorolieniveau
Een controle van het motorolieni-
veau is alleen betrouwbaar als de
auto op een vlakke, horizontale on-
dergrond staat en de motor ten min-
ste 30 minuten niet heeft gedraaid.
Controleer het motorolieniveau bij aangezet
contact via de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel of met de oliepeilstok.
Het remvloeistofniveau dient
zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevinden.
Controleer indien dit niet het
geval is of de remblokken van uw auto
zijn versleten.
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het voorgeschreven verversingsinter-
val.
Het koelvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkte-
ken "MAXI" te bevinden, maar
mag beslist niet hoger zijn.
Als de motor warm is, wordt de tem-
peratuur van de koelvloeistof geregeld
door de koelventilator. Deze kan ook bij
afgezet contact werken.
Bij uitvoeringen voorzien van een
roetfi lter kan de koelventilator bij
afgezet contact nog (gaan) werken,
zelfs bij koude motor.
Type ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorko-
men, is het (bij)vullen van het reservoir
met water niet toegestaan.
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, is het gebruik van additie-
ven in de motorolie niet toegestaan.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevo-
len motorolie voor uw auto en motoruit-
voering.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven remvloeistof die voldoet aan
de DOT4-norm.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven koelvloeistof.
Koelvloeistof verversen
De koelvloeistof behoeft niet te worden
ververst.
Niveau ruitensproeiervloeistof
Controleer de onderstaande niveaus
regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij
anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit con-
troleren door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalifi ceerde werkplaats. Wacht bovendien alvorens werkzaam-
heden aan het koelsysteem uit te voe-
ren ten minste 1 uur nadat de motor
gedraaid heeft, omdat het koelsysteem
onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen
de dop eerst 2 omwentelingen los om
de druk te laten dalen. Verwijder, als de
druk eenmaal gedaald is, de dop en vul
koelvloeistof bij.
Vul het reservoir bij wanneer dit
nodig is.
Pas tijdens werkzaamheden
onder de motorkap op, want
sommige delen van de motor
kunnen erg warm worden (kans
op brandwonden).
Het is normaal om tussen
twee onderhoudsbeurten olie bij
te vullen. CITROËN raadt u aan
om elke 5000 kilometer het olie-
niveau te controleren en, indien
nodig, olie bij te vullen.
Page 135 of 245

10
133
ONDERHOUD
Vermijd langdurig huidcontact
met afgewerkte olie en andere
vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen
zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in
het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers
bij het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Niveau brandstofadditief (dieselmet roetfilter)
Af
gewerkte producten CONTROLE
S
Accu De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of
de accupolen en -klemmen
schoon zijn, vooral bij warm
weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels
losneemt het hoofdstuk "Praktische in-
formatie" voor meer informatie over de
te nemen voorzorgsmaatregelen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de fi lters periodiek ver-
vangen volgens de in het on-
derhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...)
en het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moeten de
fi lters twee keer zo vaak worden ver-
vangen
(zie paragraaf "Motoren").
Een verstopt interieurfi lter kan de pres-
taties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen te-
vens het oliefi lter vervangen.
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het vervangings-
interval.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de
bladzijden in het onderhoudsboekje die
betrekking hebben op de motoruitvoering
van uw auto voor het laten controleren
van bepaalde onderdelen volgens het on-
derhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren
door het CITROËN-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats.
Deze sticker, die hoort bij het Stop &
Start-systeem, geeft aan dat er een
speciale 12 V loodaccu is gebruikt die
alleen losgekoppeld en/of vervangen
mag worden door het CITROËN-net-
werk of door een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan
vervanging toe is. Een te laag niveau in het ad-
ditiefreservoir wordt aange-
geven door het permanent
branden van dit lampje in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display.
Page 136 of 245

10
134
ONDERHOUD
Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of gelijk-
waardige kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
organen als het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
CITROËN specifi eke producten
aan.
Vanwege de kans op beschadi-
ging van het elektrisch systeem
is het reinigen van de motor-
ruimte met een hogedrukreini-
ger niet toegestaan
.
Handrem
Als de handrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
handrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, wor-
den afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De versnellingsbak is onder-
houdsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole. Raadpleeg het CITROËN-net-
werk of een gekwalifi ceerde
werkplaats voor informatie
over het controleren van de
slijtage van de remschijven.
Staat van remschijven
De slijtage van de remblokken
is sterk afhankelijk van de rij-
stijl, vooral bij stadsverkeer en
veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de
remblokken vaker, tussen twee onder-
houdscontroles door, te laten controle-
ren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages,
duidt een te laag remvloeistofniveau
erop dat de remblokken versleten zijn.
Remblokken
De versnellingsbak is onder-
houdsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole.
Versnellingsbak, elektronisch bediend
Roetfilter (diesel)
Als het roetfi lter vervuild is,
wordt u hierop geattendeerd
door het tijdelijk branden
van dit lampje in combinatie met een
melding op het multifunctionele display.
Ga om het roetfi lter te regenereren, zo-
dra de omstandigheden het toelaten,
met een snelheid van minimaal 60 km/h
rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden is het mi-
nimum brandstofadditiefniveau bereikt:
raadpleeg de paragraaf "Niveau brand-
stofadditief".
Bij een nieuwe auto kunt u de
eerste paar keer dat het roetfi lter
geregenereerd wordt een brand-
lucht ruiken; dit is volkomen nor-
maal.
Als langdurig met zeer lage snel-
heid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan
bij gasgeven soms rook uit de
uitlaat waargenomen worden.
Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevol-
gen voor het milieu.
Page 137 of 245

11
135
PRAKTISCHE INFORMATIE
BANDENREPARATIESET
De volledige set voor de reparatie van
een band bestaat uit een compressor en
een fl acon met afdichtmiddel. Hiermee
kunt u de band tijdelijk repareren
, zo-
dat u de dichtstbijzijnde garage kunt be-
reiken.
Met deze reparatieset kunnen de mees-
te lekke banden worden gerepareerd,
als het lek zich in het loopvlak of de hiel
van de band bevindt.
Beschrijving van de set
De sticker met snelheidslimiet
I
moet op het stuurwiel worden
geplakt om u te herinneren aan
het feit dat de band tijdelijk is
gerepareerd.
Rijd na het repareren met be-
hulp van de bandenreparatieset
niet sneller dan 80 km/h.
A.
Schakelaar stand "Reparatie" of "Op
spanning brengen".
B.
Aan/uit schakelaar "I/O"
.
C.
Knop voor leeg laten lopen.
D.
Manometer (bar of psi).
E.
Opbergvak met:
- kabel + adapter voor 12V-aanslui-
ting,
- diverse opblaasnippels voor ac-
cessoires als ballonnen, fi etsban-
den, ...
F.
Flacon met afdichtmiddel.
G.
Witte slang met dop voor de repara-
tie.
H.
Zwarte slang voor het op spanning
brengen.
I.
Sticker met snelheidslimiet.
Toegang tot de set
Deze set bevindt zich in de opbergbak
onder de vloerplaat van de bagage-
ruimte.
Page 138 of 245

11
136
PRAKTISCHE INFORMATIE
Reparatiemethode
1. Afdichting van het lek
Verwijder het voorwerp dat de
lekkage heeft veroorzaakt niet
uit de band.
Let op: dit product is schadelijk
(ethyleenglycol, colofonium...)
bij inname en irriterend voor de
ogen.
Houd het middel buiten het be-
reik van kinderen.
)
Zet het contact af.
)
Zet de schakelaar A
in de
stand "Reparatie".
)
Controleer of de schakelaar
B
in de stand "O"
staat.
)
Rol de witte slang G
volledig uit.
)
Draai de dop van de witte slang los.
)
Sluit de witte slang aan op het ven-
tiel van de lekke band.
)
Sluit de stekker van de compres-
sor aan op de 12V-aansluiting in de
auto.
)
Start de motor en laat deze draaien.
Schakel de compressor niet in
voordat de witte slang is aan-
gesloten op het ventiel van de
band: het afdichtmiddel wordt
anders buiten de band gespo-
ten.