CITROEN C5 AIRCROSS 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2020Pages: 292, PDF Size: 8.72 MB
Page 171 of 292

169
In het venster links kan de omgeving op
verschillende manieren worden weergegeven:
-
standaardweergave,
-
180°-weergave,
-
i
ngezoomde weergave. F
D
ruk op de toets in de hoek links onder van
het touchscreen.
F
Sel
ecteer een type weergave:
• "
Standaardweergave ".
• "
180°-weergave ",
• "
Ingezoomde weergave ",
• "
Stand AUTO ".
De weergave wordt onmiddellijk aangepast aan
het geselecteerde type.
De status van de functie wordt niet opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
WerkingsprincipeHet scherm wordt in twee vensters opgedeeld:
links wordt de omgeving weergegeven zoals die
door de camera('s) wordt geregistreerd en rechts
wordt een samengesteld beeld van bovenaf van
de directe omgeving van de auto weergegeven.
De informatie van de parkeerhulpsensoren wordt
ook weergegeven op het beeld van bovenaf van
de auto.
Standaard is de stand AUTO geactiveerd.
In deze stand kiest het systeem de beste
weergave (standaard of ingezoomd) afhankelijk
van de informatie die door de parkeerhulp
wordt doorgegeven.
U kunt tijdens het manoeuvreren op elk
gewenst moment de weergave wijzigen. Dit systeem registreert tijdens het
manoeuvreren bij lage snelheid met één of
twee camera's de omgeving van de auto.
Tijdens de manoeuvre wordt in real time een
beeld van bovenaf van de auto in zijn omgeving
samengesteld (weergegeven tussen de blauwe
h a a k j e s).
Deze weergave maakt het recht inparkeren
gemakkelijker en biedt de mogelijkheid de
obstakels in de buurt van de auto te zien.Bij de Top 360
Vision wordt het beeld
samengesteld door beide camera's, zowel bij
het vooruitrijden als bij het achteruitrijden.
Als de functie wordt geactiveerd, wordt het
beeld van bovenaf mogelijk niet weergegeven.
Als het systeem wordt geactiveerd ter wijl
de auto al achteruit gereden heeft, wordt
het beeld van bovenaf mogelijk wel volledig
weergegeven.
Top Rear Vision
Beeld van de camera achter
Dit beeld verdwijnt automatisch als de auto
langere tijd stilstaat.
De bij de kentekenplaatverlichting gemonteerde
camera achter is actief als de achteruitversnelling
is ingeschakeld en de snelheid niet hoger is dan
10
km/h.
De functie wordt uitgeschakeld:
-
a
utomatisch, als de snelheid hoger wordt dan
ongeveer 10
km/h,
-
a
utomatisch, als de achterklep wordt geopend,
6
Rijden
Page 172 of 292

170
StandaardweergaveIngezoomde weergave
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u
met de
buitenspiegels de zijkanten van de auto in
de gaten houden.
De parkeerhulp achter geeft bovendien
extra informatie over de omgeving van de
auto.
Stand AUTO- als uit de achteruitversnelling wordt geschakeld (het beeld wordt dan nog
7
seconden weergegeven),
-
a
ls op de witte pijl in de linkerbovenhoek
van het touchscreen wordt gedrukt.
Het gebied achter de auto wordt weergegeven
op het scherm.
De blauwe lijnen 1
geven de breedte van
de auto weer met uitgeklapte spiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De rode lijn 2
geeft een afstand van 30 cm
achter de achterbumper weer; de twee blauwe
lijnen 3
en 4 een afstand van respectievelijk
1
en 2 meter.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave. De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de achterzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer een obstakel zich bevindt ter
hoogte van de rode lijn (minder dan 30
cm
van de auto), wordt dankzij de sensoren in de
achterbumper automatisch overgeschakeld van
de weergave van de omgeving achter de auto
(standaard) naar de weergave van het beeld
van bovenaf (ingezoomd) van de auto.
Rijden
Page 173 of 292

171
180°-weergaveTop 360 Vision
De auto is voorzien van een in de grille
geplaatste camera vóór en een camera achter
die in de buurt van de kentekenplaatverlichting
is geplaatst.
Dankzij deze twee camera's kan het systeem
de nabije omgeving van de auto weergeven
op het touchscreen, waarbij u kunt kiezen uit
een weergave van de omgeving achter de auto
(camera achter), als de achteruitversnelling
is ingeschakeld, en een weergave van de
omgeving vóór de auto (camera vóór), als de
versnellingsbak in de neutraalstand staat of
een vooruitversnelling is ingeschakeld.
Beeld van de camera achter
Als een aanhanger is aangekoppeld of een
fietsendrager is gemonteerd op de trekhaak,
wordt het gebied achter de auto op het beeld
van bovenaf van de auto zwart weergegeven.
De beelden van de omgeving worden dan
uitsluitend samengesteld met behulp van de
c a m e r a vó ó r.
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Het is raadzaam deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A , centraal
B en rechts C .
Deze weergave is alleen beschikbaar door
deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave. Het systeem wordt automatisch geactiveerd
wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
De functie wordt uitgeschakeld:
-
a
utomatisch, als de snelheid hoger wordt
dan ongeveer 10
km/h,
- als uit de achteruitversnelling wordt geschakeld (het beeld aan de achterzijde wordt dan na 7 seconden
ver vangen door het beeld aan de voorzijde),
-
a
ls op de witte pijl in de linkerbovenhoek van het
touchscreen wordt gedrukt.
De verschillende weergaves van de camera achter
komen overeen met de weergaves die beschreven
zijn in het gedeelte over de Top Rear Vision.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de Top Rear Vision .
Beeld van de camera's voor en achter
6
Rijden
Page 174 of 292

172
F Selecteer "Panoramacamera ".
De stand AUTO wordt standaard gebruikt, met
een weergave van de omgeving vóór de auto
als de versnellingsbak in de neutraalstand staat
of een vooruitversnelling is ingeschakeld, en
een weergave van de omgeving achter de auto
als de achteruitversnelling is ingeschakeld.
De functie wordt uitgeschakeld:
-
a
utomatisch, als de rijsnelheid hoger wordt
dan ongeveer 30
km/h (het beeld verdwijnt
tijdelijk vanaf een snelheid van 20
km/h),
-
a
ls op de witte pijl in de linkerbovenhoek
van het touchscreen wordt gedrukt.
Standaardweergave Ingezoomde weergave
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u
met de
buitenspiegels de zijkanten van de auto in
de gaten houden.
De parkeerhulp voor en achter geeft
bovendien extra informatie over de
omgeving van de auto.
Stand AUTO
Bij draaiende motor en een rijsnelheid
van maximaal 20 km/h kunt u deze
functie activeren via het menu
Rijden/Auto van het het touchscreen:De blauwe lijnen 1 geven de breedte van
d e auto weer met uitgeklapte spiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De rode lijn 2
geeft een afstand van 30 cm
vanaf de voorbumper weer; de twee blauwe
lijnen 3
en 4 een afstand van respectievelijk
1
en 2 meter.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
Het gebied vóór de auto wordt weergegeven op
het scherm. De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de voorzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.Deze stand is standaard geactiveerd.
Als een obstakel wordt genaderd, wordt dankzij
de sensoren in de voorbumper automatisch
overgeschakeld van de weergave van de
omgeving vóór de auto (standaard) naar de
weergave van het beeld van bovenaf van de
auto (zoom).
Rijden
Page 175 of 292

173
180°-weergave
Wanneer u vooruitrijdend een parkeerplaats
v erlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Het is raadzaam deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A , centraal
B en rechts C .
Deze weergave is alleen beschikbaar door
deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave.
Park Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem assisteert u
actief bij het parkeren:
het detecteert een parkeerplek en neemt
ver volgens het sturen van u
over bij het
inparkeren.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak of een automatische
transmissie bedient de bestuurder het
gaspedaal en het rempedaal, en bepaalt hij de
rijrichting.
Tijdens het in- en uitparkeren informeert
het systeem de bestuurder met beelden op
het scherm en geluidssignalen, zodat hij
erop kan toezien dat de manoeuvres veilig
worden uitgevoerd. Er zijn mogelijk meerdere
manoeuvres vooruit of achteruit vereist.
De bestuurder kan altijd het stuur weer
overnemen.
Onder bepaalde omstandigheden detecteren
de sensoren mogelijk geen kleine obstakels
die zich in hun dode hoeken bevinden.
De functie Park Assist werkt niet als de
motor is afgezet. A.
Fileparkeren.
B. Uitparkeren na fileparkeren.
C. Parkeren in een vak haaks op de rijbaan.
Tijdens de manoeuvres draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen en steek niet uw
handen tussen de spaken van het
stuurwiel.
Let op voor werpen die het draaien van het
stuurwiel kunnen hinderen (wijde kleding,
sjaal, das enz.) – Kans op letsel!
Het Park Assist-systeem assisteert u bij de
volgende manoeuvres:
Als de Park Assist is ingeschakeld, wordt de STOP-
stand van het Stop & Start-systeem niet geactiveerd.
In de STOP-stand wordt bij het inschakelen van het
Park Assist-systeem de motor gestart.
6
Rijden
Page 176 of 292

174
De Park Assist neemt de controle over
de besturing gedurende maximaal
4 parkeercycli over. Na deze 4 cycli wordt
de functie gedeactiveerd. Als u
vindt dat uw
auto op dat moment niet goed geparkeerd
staat, moet u
zelf het stuur weer ter hand
nemen om de manoeuvre te voltooien.
Het verloop van de manoeuvres en de
rijinstructies worden op het touchscreen
weergegeven.
Controleer altijd de directe omgeving
van uw auto voordat u
met een
parkeermanoeuvre begint. De functie parkeerhulp is niet beschikbaar
tijdens de meting van de beschikbare
ruimte. Na deze meting waarschuwt
de functie u
tijdens de manoeuvre
als uw auto een obstakel nadert: het
geluidssignaal klinkt ononderbroken als
de ruimte tussen de auto en het obstakel
minder dan 30 cm bedraagt.
Als u de functie parkeerhulp hebt
uitgeschakeld, wordt deze automatisch
weer ingeschakeld tijdens de
geassisteerde manoeuvres.
Als de Park Assist wordt ingeschakeld,
wordt het dodehoekbewaking uitgeschakeld.
Tijdens het inparkeren of het uitrijden van
een parkeer vak kunnen de functies Top
Rear Vision en Top 360
Vision in werking
treden. Deze functies zorgen er voor dat
u
een beter overzicht hebt van de directe
omgeving van de auto door aanvullende
informatie op het touchscreen weer te
geven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de functies Top Rear
Vision en Top 360
Vision.
Werking
Hulp bij fileparkeren
F Als u wilt parkeren, selecteer dan
" Park Assist " in het menu Auto/
Rijden van het touchscreen om
de functie te activeren.
Bij een digitaal instrumentenpaneel
gaat dit lampje branden om te
bevestigen dat de functie is
geactiveerd.
F
R
ijd niet sneller dan 20 km/h en selecteer
" Fileparkeren " op het scherm.
De assistentie is geactiveerd:
als dit pictogram wordt
weergegeven in combinatie met
een maximumsnelheid, geeft
dit aan dat het sturen wordt
overgenomen door het systeem:
raak het stuur wiel niet aan.
De assistentie is gedeactiveerd:
als dit pictogram wordt
weergegeven, geeft dit aan dat het
sturen niet meer door het systeem
wordt uitgevoerd: u moet het stuur
zelf weer ter hand nemen.
Bij het fileparkeren herkent het systeem
geen parkeer vakken die aanzienlijk korter
of langer zijn dan de auto.
Rijden
Page 177 of 292

175
F Rijd langzaam en volg de instructies tot het systeem een vrij parkeer vak vindt.
F
S
chakel de richtingaanwijzer in aan de
zijde van het gekozen parkeer vak om de
meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij
voor dat u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter
tussen de geparkeerde auto's en uw auto
aanhoudt. F
R
ijd langzaam vooruit tot er een
geluidssignaal klinkt en er een melding
wordt weergegeven die u verzoekt de
achteruitversnelling in te schakelen.
F S chakel de achteruitversnelling in, laat het
stuur wiel los en laat de auto rijden met een
snelheid van maximaal 7
km/h.F
D
e geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig.
Rijd niet sneller dan 7 km/h voor of
achteruit en houd de aanwijzingen van
de "Parkeerhulp" in de gaten tot wordt
aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
F Als de manoeuvre is voltooid, gaat het verklikkerlampje van de functie op het
instrumentenpaneel uit en wordt een melding
weergegeven in combinatie met een geluidssignaal.
De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het stuur
weer overnemen.
6
Rijden
Page 178 of 292

176
Hulp bij uitparkeren na
fileparkeren
F Start als u vanuit een fileparkeer vak wilt
wegrijden eerst de motor.
F
S
electeer bij stilstaande auto
" Park Assist " in het menu Auto/
Rijden van het touchscreen om
de functie te activeren.
Bij een digitaal instrumentenpaneel
gaat dit lampje branden om te
bevestigen dat de functie is
geactiveerd.
F
D
ruk op " Uitparkeren " op het scherm. F
D
e geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig. Rijd niet sneller dan 5
km/h voor
of achteruit en houd de waarschuwingen
van de "Parkeerhulp" in de gaten tot wordt
aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
Hulp parkeren in een vak haaks
op de rijbaan
F Als u wilt parkeren, selecteer dan
" Park Assist " in het menu Auto/
Rijden van het touchscreen om
de functie te activeren.
Bij een digitaal instrumentenpaneel
gaat dit lampje branden om te
bevestigen dat de functie is
geactiveerd.
F
R
ijd niet sneller dan 20 km/h en selecteer
" Parkeren in een vak haaks op de
rijbaan " op het scherm.
F
S
chakel de richtingaanwijzer in aan de zijde
van de rijbaan.
F
S
chakel de achteruitversnelling of een
versnelling vooruit in en laat het stuur wiel
los. De manoeuvre is voltooid zodra beide
voor wielen van de auto zich buiten het
parkeervak bevinden.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
verklikkerlampje van de functie op het
instrumentenpaneel uit en wordt een melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Rijden
Page 179 of 292

177
F Rijd langzaam en volg de instructies tot het systeem een vrij parkeer vak vindt.
F
S
chakel de richtingaanwijzer in aan de
zijde van het gekozen parkeer vak om de
meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij
voor dat u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter
tussen de geparkeerde auto's en uw auto
aanhoudt.
Als er meerdere parkeer vakken naast
elkaar worden gedetecteerd, wordt uw
auto naar het laatste parkeer vak geleid. F
R
ijd langzaam vooruit tot er een
geluidssignaal klinkt en er een melding
wordt weergegeven die u verzoekt de
achteruitversnelling in te schakelen.
F
S
chakel de achteruitversnelling in, laat het
stuur wiel los en laat de auto rijden met een
snelheid van maximaal 7
km/h.F
D
e geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig.
Rijd niet sneller dan 7 km/h, volg de
instructies op het instrumentenpaneel
en let op de waarschuwingen van de
"Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat de
manoeuvre is voltooid.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
verklikkerlampje van de functie op het
instrumentenpaneel uit en wordt een
melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Tijdens het haaks inparkeren wordt
de functie Park Assist automatisch
gedeactiveerd zodra de achterzijde van de
auto een obstakel tot minder dan 50
cm is
genaderd.
6
Rijden
Page 180 of 292

178
Uitschakelen
Het systeem kan worden gedeactiveerd door
op de toets te drukken.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
-
a
ls het contact wordt afgezet,
-
a
ls de motor afslaat,
-
a
ls de veiligheidsgordel van de bestuurder
niet is vastgemaakt,
-
a
ls er binnen 5 minuten na het selecteren
van het type manoeuvre niet wordt gestart
met een manoeuvre,
-
a
ls de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan,
-
a
ls de antispinregeling (ASR) in werking
treedt,
-
a
ls de maximaal toegestane snelheid wordt
overschreden,
-
a
ls de bestuurder het stuur wiel tegenhoudt,
-
n
a meer dan 4 parkeercycli,
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
a
ls één van de voor wielen op een obstakel
stuit.
Het lampje van de functie op het
instrumentenpaneel gaat uit en er wordt een
melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
Als het systeem tijdens een manoeuvre wordt
gedeactiveerd, moet de bestuurder het systeem
weer activeren om de meting voort te zetten.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
- b ij het trekken van een aanhangwagen
(aangesloten op de trekhaakaansluiting),
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
b
ij een wagensnelheid van meer dan
70
km/h.
Raadpleeg om het systeem voor langere duur
te laten uitschakelen het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Storingen
Als de functie niet ingeschakeld is,
knippert het lampje tijdelijk (auto met
digitaal instrumentenpaneel) en/of
klinkt er een geluidssignaal om een
storing in het systeem aan te geven.
Als de storing optreedt tijdens het gebruik van
het systeem, gaat het lampje uit.
Laat in het geval van een storing het systeem
controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
In het geval van een storing in
de stuurbekrachtiging wordt
dit lampje weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een waarschuwing. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats. Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden