CITROEN C5 AIRCROSS 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2020Pages: 292, PDF Size: 8.72 MB
Page 191 of 292

189
F Duw de hendel omhoog en til de motorkap op.
F Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische componenten in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan
water (regen, wassen, …) te beperken.
Onder de motorkap
Deze motoren dienen slechts als voorbeeld.
De plaats van de volgende onderdelen kan
verschillen:
-
Luchtfilter.
-
Oliepeilstok.
-
V
uldop motorolie.
-
Handopvoerpomp.
-
Ontluchtingsschroef.
Benzinemotor
Dieselmotor
1. Ruitensproeiervloeistofreservoir.
2. Koelvloeistofreservoir.
3. Remvloeistofreservoir.
4. Accu/zekeringen. Het brandstofcircuit van een dieselmotor
staat onder zeer hoge druk.
Laat werkzaamheden aan dit circuit
alleen door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
5.
Afzonderlijk massapunt (-).
6. Zekeringkast.
7. Luchtfilter.
8. Olievuldop.
9. Oliepeilstok.
10. Handopvoerpomp*
11. Ontluchtingsschroef*.
*
A
fhankelijk van de motoruitvoering.
Niveaus controleren
Controleer regelmatig deze niveaus volgens
het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul
indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau
het desbetreffende circuit controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
vloeistof voor uw auto en motoruitvoering.
7
Praktische informatie
Page 192 of 292

190
Controle met de oliepeilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven
op de desbetreffende afbeelding van de
motorruimte.
F
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde
uiteinde helemaal naar buiten.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt. A = MA XI
B = MINI
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst
of de motorolie die u
wilt gebruiken
overeenkomt met de door de fabrikant
aanbevolen motorolie voor uw auto en
motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie
is aangegeven op de desbetreffende
afbeelding van de motorruimte.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
Star t de motor niet wanneer het peil:
-
B
oven merkteken A staat; neem contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
-
O
nder merkteken B staat; vul onmiddellijk
motorolie bij.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde delen
van de motor kunnen zeer heet zijn (kans
op brandwonden) en de koelventilator kan
ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet
contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen
niet in het riool, in het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar voor
bestemde containers bij het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolie
Het motorolieniveau kan bij
aangezet contact worden
gecontroleerd via de
motorolieniveaumeter op
het instrumentenpaneel (bij
auto's met een elektrische
motorolieniveaumeter) of met de
oliepeilstok. De auto moet op een horizontale ondergrond
staan en de motor mag ten minste 30
minuten
niet hebben gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
o nderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. Er
wordt geadviseerd om elke 5000
km het olieniveau
te controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.
Voeg nooit additieven toe aan de motorolie
om een verminderde betrouwbaarheid van de
motor en de emissieregeling te voorkomen.
Praktische informatie
Page 193 of 292

191
Tijdens de 30 minuten na het bijvullen is de
c ontrole uitgevoerd met de olieniveaumeter
op het instrumentenpaneel bij het aanzetten
van het contact niet betrouwbaar.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient
zich zo dicht mogelijk bij het merkteken
" MAX " te bevinden. Controleer indien
dit niet het geval is of de remblokken
van uw auto zijn versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant
om vast te stellen hoe vaak de remvloeistof
moet worden ververst.
Koelvloeistof
Controleer het koelvloeistofniveau regelmatig.
Het is normaal dat tussen twee onderhoudsbeurten
door koelvloeistof moet worden bijgevuld.
Het controleren en bijvullen moet altijd worden
uitgevoerd bij koude motor.
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken " MAX" te bevinden,
maar mag beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken
" MIN " bevindt, moet u
koelvloeistof bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de
koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk. Wacht na het
afzetten van de motor daarom ten minste één uur alvorens
werkzaamheden aan het koelsysteem uit te voeren.
Wanneer u met spoed werkzaamheden moet uitvoeren,
neem dan, om brandwonden te voorkomen, een doek en
draai de dop twee omwentelingen los om de druk te laten
dalen.
Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald is, de dop en vul
koelvloeistof bij.
Reinig de dop voordat deze na het
bijvullen wordt teruggeplaatst. Gebruik
uitsluitend DOT4-remvloeistof uit een
afgesloten houder.
F Wacht enkele minuten en controleer ver volgens nogmaals het oliepeil met de peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Koelen van de motor als deze is afgezet
De koelventilator van de motor kan
inschakelen nadat de motor is afgezet.
Wees voorzichtig met voor werpen of
kleding die in de propeller van de ventilator
kunnen komen!
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reser voir bij wanneer dit
nodig is.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik
van kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet een voor de omstandigheden
geschikte vloeistof met antivries worden
gebruikt om de onderdelen van het systeem
(pomp, reservoir, leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Brandstofadditief (dieseluitvoering
met roetfilter)
of Het minimumniveau in het
additiefreservoir van het roetfilter
wordt aangegeven door het
permanent branden van dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal en
een melding met betrekking tot een te
laag additiefniveau.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
7
Praktische informatie
Page 194 of 292

192
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik
(veel stof, veel stadsverkeer…)
daartoe aanleiding geven, moet
het twee keer zo vaak worden
vervangen. Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik
(veel stof, veel stadsverkeer…)
daartoe aanleiding geven, moet
het twee keer zo vaak worden
vervangen
.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
of Als het roetfilter verzadigd begint te
raken, wordt u
hierop geattendeerd
door het tijdelijk branden van dit
lampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding over het risico
van verstopping van het filter.
Regenereer het roetfilter door met een snelheid
van minimaal 60
km/h te rijden tot het lampje
dooft. Doe dit alleen als de omstandigheden
dat toelaten.
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de AdBlue -
actieradiusindicatoren.
Als er geen AdBlue meer aanwezig is in het
reser voir, kan de motor om wettelijke redenen
niet meer gestart worden. Vul om dit te
voorkomen het reser voir zo snel mogelijk bij.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het verkrijgen van AdBlue .
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
onderdelen als het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
CITROËN specifieke producten aan.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen)
en of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
u itvoert aan de 12V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te
nemen voorzorgsmaatregelen.
Praktische informatie
Page 195 of 292

193
Als het lampje blijft branden, is het
minimale dieseladditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp
uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen gevolgen
voor het milieu.
Nieuwe auto
De eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt, kunt u
een
brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Handgeschakelde versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudsbeurten door, te
laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en
remblokken: de remwerking kan daardoor
afnemen. Rem een paar keer lichtjes om
de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van
de slijtage van de remschijven.
Elektrische parkeerrem
Dit systeem is onderhoudsvrij.
Laat echter in het geval van een
storing het systeem controleren
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de elektrische
parkeerrem .
Velgen en banden
De bandenspanning moet minstens
eens per maand en voorafgaand
aan elke lange rit bij alle banden,
ook die van het reser vewiel, worden
gecontroleerd. Doe dit als de
banden "koud" zijn..
De op de sticker aangegeven
bandenspanningen gelden voor koude
banden. Verhoog de bandenspanning met
0,3
bar (30 kPa) ten opzichte van de op de
sticker aangegeven waarden als u
langer dan
10
minuten of meer dan 10 kilometer hebt
gereden met meer dan 50
km/h.
7
Praktische informatie
Page 196 of 292

194
Koplampen en achterlichten
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag.
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
Gebruik een spons en zeepwater.
Om te voorkomen dat de vernislaag en de
afdichtrubbers beschadigd raken, is het
raadzaam de koplampen, de achterlichten
en omgeving niet te reinigen met een
hogedrukreiniger.
Houd u bij het gebruik van een
hogedrukreiniger aan de voorschriften met
betrekking tot de druk en de spuitafstand.
Ver wijder eerst hardnekkig vuil met behulp
van een spons en lauw zeepwater.
Leder
Leder is een natuurproduct. Om de
duurzaamheid ervan te garanderen moet
het leder geregeld op de juiste wijze worden
onderhouden.
In het garantie- en onderhoudsboekje
van uw auto vindt u
alle specifieke
voorzorgsmaatregelen met betrekking tot
het leder.
AdBlue® (BlueHDi)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6 -norm te voldoen,
heeft CITROËN er voor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction)
voor de nabehandeling van de uitlaatgassen. Dit
systeem heeft geen invloed op de prestaties van de
auto en leidt niet tot een hoger brandstofverbruik..
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten
in stikstof en water (deze stoffen zijn niet
schadelijk voor de gezondheid en het milieu).
De AdBlue
® bevindt zich in
een specifiek reservoir van
ongeveer 17
liter.
Hiermee is een actieradius van ongeveer
9000
km mogelijk ( zeer afhankelijk van uw
rijstijl).
Wanneer u
met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2400
km kunt rijden tot het
reservoir helemaal leeg is, wordt automatisch
een waarschuwingssysteem geactiveerd.
Het rijden met een te lage bandenspanning
veroorzaakt bovendien een hoger
brandstofverbruik. Een onjuiste bandenspanning
veroorzaakt vroegtijdige slijtage van banden en
heeft een negatieve invloed op het rijgedrag van
de auto. Kans op een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft een
negatieve invloed op het rijgedrag. Het wordt
aanbevolen regelmatig de staat van de banden
(loopvlak en bandwangen) te inspecteren en
te controleren of de banden over een ventiel
beschikken.
Het gebruik van andere dan de gespecificeerde
velg- en bandmaten kan effect hebben op
de levensduur van de banden, het draaien
van de wielen, de bodemvrijheid en de
snelheidsmeteraanduiding, en kan tevens een
negatieve invloed hebben op het rijgedrag van
de auto.
Het monteren van verschillende banden
op de voor- en achteras kan leiden tot
een onjuiste timing van het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP).
Onderhoudstips
In het garantie- en onderhoudsboekje van
uw auto vindt u de algemene adviezen met
betrekking tot het onderhoud van uw auto.
Praktische informatie
Page 197 of 292

195
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de waarschuwings-
en verklikkerlampjes en de bijbehorende
waarschuwingsmeldingen of de indicatoren .
Als het AdBlue®-reser voir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem er voor dat
de motor niet kan worden gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot uw auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
Neem bij een bevestigde storing in het
SCR-systeem zo snel mogelijk contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats: na 1100
km
wordt een systeem geactiveerd dat het
starten van de motor blokkeert.
In beide gevallen geeft een
actieradiusindicator aan hoever u
nog kunt
rijden voordat de motor niet meer gestart
kan worden.
Bevriezing van AdBlue
®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11°C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
voorverwarmingssysteem voor het
AdBlue
®-reser voir waardoor u ook in zeer
k
oude omstandigheden kunt blijven rijden.
Bijvullen van AdBlue®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij
te vullen zodra de eerste waarschuwing wordt
gegeven dat het minimumniveau is bereikt.
Om er voor te zorgen dat het SCR-systeem
correct werkt:
-
G
ebruik uitsluitend AdBlue
® die aan de
norm ISO
22241
voldoet.
-
A
ls de AdBlue
® niet in de originele
verpakking wordt bewaard, verliest het
zijn zuiverheid.
-
V
erdun de AdBlue
® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt ook naar een tankstation gaan dat
over AdBlue
®-pompen beschikt die speciaal
ontworpen zijn voor personenauto's.
Voorschriften voor opslag
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Bewaar de jerrycans of flacons AdBlue
®
niet in uw auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos
en geurloos (indien de vloeistof koel wordt
bewaard).
Als het additief in contact komt met de huid,
moet u
de huid wassen met kraanwater en met
zeep. Als additief in de ogen komt, spoel de
ogen dan onmiddellijk en grondig gedurende
ten minste 15
minuten met kraanwater of met
een oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij
een branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink ver volgens een
ruime hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Ammoniak werkt irriterend op de slijmvliezen
(ogen, neus en keel).
AdBlue
® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam
dit product koel en buiten direct zonlicht te
bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
7
Praktische informatie
Page 198 of 292

196
Toegang tot het AdBlue®-
reservoir
Een blauwe dop achter de brandstofvulklep
biedt toegang tot het AdBlue®-reservoir.
F
Z
et het contact af en haal de sleutel uit het
contactslot.
Of
F
D
ruk bij uitvoeringen met Keyless entry and
start op de knop " START/STOP" om de
motor af te zetten.
F
D
raai de blauwe vuldop voor de AdBlue
®
linksom.
F
P
ak een jerrycan AdBlue
® (controleer de
houdbaarheidsdatum) en giet de inhoud van
de jerrycan in het AdBlue
®-reser voir van uw
auto.
Of
F
S
teek het vulpistool van de AdBlue
®-pomp
in de vulopening van het reser voir en vul bij
tot het vulpistool automatisch afslaat. Belangrijk:
Om er voor te zorgen dat het AdBlue
®-
reser voir niet overstroomt, wordt
aanbevolen:
F
O
m 10
tot 13
liter bij te vullen met
behulp van jerrycans met AdBlue
®.
Of
F
O
m bij een tankstation bij te vullen,
waarbij het vulpistool niet meer dan
drie keer automatisch mag afslaan.
Belangrijk: als u
AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reser voir leeg is geraakt ,
dient u
ongeveer 5
minuten te wachten
voordat u
het contact weer aanzet, zonder
het bestuurderspor tier te openen, de
auto te vergrendelen, de sleutel in het
contactslot te steken of de sleutel van
het Keyless entr y en star t-systeem in
het interieur te brengen .
Zet ver volgens het contact aan en start na
10
seconden wachten de motor.
Bewaar AdBlue
® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon of jerrycan.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto
o p een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Vul geen AdBlue
® bij wanneer de temperatuur
van de auto lager is dan -11°C. Laat uw auto
enkele uren op een warmere plaats staan en
vul vervolgens het reservoir bij.
Als het AdBlue-reser voir leeg is, wat
bevestigd wordt door de melding " Vul
AdBlue bij: starten onmogelijk", moet
u
minimaal 5
liter bijvullen.
Giet nooit AdBlue
® in de brandstoftank.
Als er AdBlue
® op de carrosserie of op
een andere plaats is gemorst, spoel het
dan onmiddellijk weg met koud water of
veeg het weg met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
ver wijderd met een spons en warm water.
Praktische informatie
Page 199 of 292

197
Gevarendriehoek
Voordat u uit de auto stapt om de
g evarendriehoek uit te vouwen en te
plaatsen moet u
om veiligheidsredenen
de alarmknipperlichten inschakelen en uw
reflecterende veiligheidsvest aantrekken.
Opbergvak
In de binnenbekleding van de achterklep
bevindt zich een opbergvak voor de
gevarendriehoek.
F
O
pen de achterklep.
F
O
ntgrendel het deksel door de schroef een
kwartslag linksom te draaien.
Uitvouwen en plaatsen van
de gevarendriehoek
Zie de bovenstaande afbeelding
voor uitvoeringen met een originele
gevarendriehoek.
Raadpleeg bij andere gevarendriehoeken
de instructies voor het uitvouwen in de
gebruiksaanwijzing van de gevarendriehoek.
F
P
laats de gevarendriehoek achter de auto,
houd u
daarbij aan de ter plaatse geldende
regels.
Brandstoftank leeg (diesel)
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval
van een lege brandstoftank noodzakelijk om
het brandstofsysteem te ontluchten.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan
uw startpoging en herhaal de procedure. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de tankbeveiliging
(diesel)
.
BlueHDi 130-motor
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 1 minuut en zet het contact
af.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten.
Als de motor niet wil starten, voer dan de
procedure nogmaals uit.
BlueHDi 180-motor
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
H
erhaal de laatste twee handelingen
10
ke e r.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten.
8
In geval van pech
Page 200 of 292

198
HDi-motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
O
pen de motorkap.
F
M
aak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F
D
raai de ontluchtingsschroef los.
F
B
edien de handopvoerpomp tot u brandstof
door de transparante slang ziet stromen.
F
D
raai de ontluchtingsschroef weer vast.
F
B
edien de startmotor tot de motor aanslaat
(als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan
ongeveer 15
seconden en start de motor
opnieuw).
F
A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en ver volgens de startmotor opnieuw.
F
B
reng de sierkap weer aan en zorg er voor
dat deze goed wordt bevestigd.
F
S
luit de motorkap.
Boordgereedschap
Het boordgereedschap bestaat uit al het
gereedschap waarmee uw auto is geleverd.
De samenstelling er van is afhankelijk van de
uitrusting van uw auto:
-
bandenreparatieset,
-
reservewiel.
Toegang tot het gereedschap
Het belangrijkste gereedschap bevindt zich
onder de vloer van de bagageruimte.
Voor toegang:
F
O
pen de achterklep.
F
Z
et de verplaatsbare vloerplaat in de
hoogste stand;
Uitvoeringen met een
bandenreparatieset
F Maak de twee klemmen los om het deksel te openen.
Uitvoeringen met een reservewiel
F maak de opbergkist los door hem omhoog te trekken,
F
m
aak de twee klemmen los om het deksel
te openen.
Al het gereedschap is specifiek bestemd
voor uw auto. Van welk gereedschap uw
auto is voorzien, is afhankelijk van de
uitvoering van de auto.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.
In geval van pech