CITROEN C5 AIRCROSS 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2020Pages: 292, PDF Size: 8.72 MB
Page 211 of 292

209
Dimlicht (halogeenlampen)
F Verwijder de beschermkap.
F T rek de stekker van de lamp los.
F
D
raai de lamp een kwartslag naar links en
vervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit. Sluit bij het monteren
uiterst zorgvuldig de beschermkap om er voor
te zorgen dat de lampunit goed wordt afgedicht.
Dagrijverlichting/parkeerlichten
(LED's)
Raadpleeg voor het ver vangen van dit type
LED-lampen het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Lampen van mistlampen vervangenVoor het ver vangen van deze lampen kunt
u ook terecht bij het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Zijknipperlichten (LED's)
Raadpleeg voor het ver vangen van dit type
LED-lampen het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Spots in buitenspiegels (LED's)
Raadpleeg voor het ver vangen van dit type
LED-lampen het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
F
S
teek een platte schroevendraaier in het
gaatje van het sierdeel.
F
W
ip het sierdeel van de mistlamp los.
F
G
ebruik een Torx-schroevendraaier om de
twee bevestigingsschroeven van de module
te verwijderen.
F
N
eem de module uit de behuizing.
F
N
eem de stekker van de lamphouder los.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder hem.
F
V
ervang het geheel.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
8
In geval van pech
Page 212 of 292

210
Achterlichten
1.Remlichten (LED).
2. Parkeerlichten (LED).
3. Richtingaanwijzers (W Y21W).
4. Achteruitrijlichten (W16W).
5. Mistlampen (P21W).
Richtingaanwijzers (op de
schermen)
F Open de achterklep en maak het afdekpaneel
aan de betreffende zijde los.
F
D
raai de bevestigingsmoer van de lampunit
los met een 10
mm pijpsleutel.
F
L
eg eerst een doek onder de moer om te
voorkomen dat hij achter het bekledingspaneel
van het scherm valt.
F
D
raai met de hand de bevestigingsmoer van
de lampunit los en ver wijder de moer.
F
M
aak de bevestigingsclip los en beweeg
gelijktijdig de lampunit voorzichtig naar
achteren. F
V
erwijder van buitenaf de lampunit voorzichtig
door hem naar achteren en vervolgens
omhoog te trekken.
F
M
aak de kabeldoorgang los van het plaatwerk.
F
D
raai indien nodig met een combinatietang
de lamphouder een kwart omwenteling en
verwijder hem.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Achteruitrijlichten (op de achterklep)
F Open de achterklep en steek ver volgens
een platte schroevendraaier in de uitsparing
om het afdekpaneel aan de desbetreffende
zijde los te maken.
F
D
raai de bevestigingsmoer van de lampunit
los met een 10
mm pijpsleutel.
F
D
raai met de hand de bevestigingsmoer van
de lampunit los en ver wijder de moer.
F
M
aak de bevestigingsclip los en beweeg
gelijktijdig de lampunit voorzichtig naar
achteren.
In geval van pech
Page 213 of 292

211
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Mistachterlichten
Raak de uitlaat niet aan indien u de lamp
k ort na het afzetten van het contact
vervangt – kans op brandwonden!
Derde remlicht (LED's)
Raadpleeg voor het ver vangen van dit type
LED-lampen het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Kentekenplaatverlichting (W5W)
Interieurverlichting
Plafonniers
Plafonnier vóór
F Verwijder van buitenaf de lampunit voorzichtig door hem naar achteren te
trekken.
F
N
eem de stekker van de lampunit los door
hem aan beide zijden in te drukken.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder hem.
F
V
ervang de lamp.
Deze lampen zijn te ver vangen vanaf de
buitenkant van de achterbumper:
F
s
teek uw hand onder de bumper,
F
d
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze, F
d
raai de lamp een kwartslag en ver vang de
lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
F
S
teek een kleine schroevendraaier in
een van de buitenste openingen van het
lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken.
F
V
erwijder het lampglas.
F
V
er vang de defecte lamp.
Druk het glaasje vast in de houder.
Plafonnier achter
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
verlichting te laten vervangen.
8
In geval van pech
Page 214 of 292

212
Bagageruimte (W5W)
F Maak de houder los met behulp van een kleine, platte schroevendraaier.
F
V
ervang de lamp.
F
P
laats de houder terug.
Een zekering vervangen
Boordgereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter de afdekking van de
zekeringkast in het dashboard.
F
M
aak de afdekking los door aan de
bovenzijde er van te trekken.
F
V
erwijder de afdekking volledig.
F
H
aal de tang uit de houder.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F d e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten met het contact uit,
F
d
e defecte zekering te identificeren aan de
hand van de tabellen en schema's op de
volgende pagina's.
Voor ingrepen aan een zekering geldt:
F
g
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleer of het smeltdraadje van de
zekering intact is.
F
v
er vang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur); een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (brand).
Als de storing zich kort na het ver vangen
van de zekering opnieuw voordoet, laat dan
het elektrische systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Het ver vangen van een zekering die niet
in de volgende tabellen is vermeld, kan tot
ernstige storingen leiden. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
In geval van pech
Page 215 of 292

213
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto
is reeds rekening gehouden met de montage van
zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg uw CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
CITROËN is niet aansprakelijk voor kosten
die voortvloeien uit storingen veroorzaakt
door het monteren van extra accessoires
die door CITROËN noch aanbevolen
noch geleverd worden en die bovendien
niet volgens haar specificaties zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10
milliampère
bedraagt.
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Maak de afdekking los door aan de bovenzijde er van te trekken.
Goed
Defect
Ta n g
8
In geval van pech
Page 216 of 292

214
Onderste zekeringkastF145Alarm (eenheid).
F18 5Voedingseenheid
trekhaakaansluiting.
F28 5Alarm (sirene),
ontvanger
afstandsbediening
extra verwarming/
ventilatie.
F29 20Touchscreen
(CITROËN Connect
Radio of CITROËN
Connect Nav).
F31 10
Aansteker/12V-aansluiting
vó ó r.
F34 5Draadloze smartphone-
l a d e r.
Bovenste zekeringkast
Zekeringnr.Stroomsterkte
(A)Functies
F2 10Ver war mde
buitenspiegels.
F3 40
Elektrische ruitbediening met
eentrapsbediening achter.
F540Elektrische ruitbediening met
eentrapsbediening vóór.
F6 1512V-aansluiting bagageruimte.
F730Stoelverwarmingen
vó ó r.
F10 30Panoramisch schuif-/
kanteldak.
Zekeringnr.Stroomsterkte
(A)Functies
F4 15Claxon.
F6 20Ruitensproeierpomp
voor en achter.
F7 10
12V-/USB-aansluiting achter.
F820Ruitenwisser achter.
F10 30
Centrale vergrendeling
portieren en
brandstofvulklep.
In geval van pech
Page 217 of 292

215
Zekeringnr.Stroomsterkte (A)Functies
F1 40Aanjager
airconditioning.
F16 20Voorruitverwarming.
F18 10Grootlicht rechts.
F19 10Grootlicht links.
F24 40Voedingseenheid
trekhaakaansluiting.
F26 25Mistlampen vóór.
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels of voor het laden van een lege
accu.
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit in
een goed geventileerde ruimte, ver van open
vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk
risico van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
F Maak de twee vergrendelingen A los.
F V erwijder het deksel.
F
V
ervang de zekering.
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel en zet de twee
vergrendelingen A vast voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
8
In geval van pech
Page 218 of 292

216
Pluspool (+).
Deze is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
Minpool (-) .
Omdat de minpool van de accu niet bereikbaar
is, bevindt zich vlak bij de accu een afzonderlijk
massapunt.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster. Voor toegang tot de pluspool (+):
F
o
ntgrendel de motorkap door de hendel in
het interieur en vervolgens de hendel van
de motorkap te bedienen.
F
o
pen de motorkap.
Start de motor nooit als een acculader is
aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12
V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriem enz.)
bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor. F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op
de pluspool (+) van hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog. F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait.
F
N
eem ver volgens de startkabels in
omgekeerde volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F L aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
In geval van pech
Page 219 of 292

217
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als u
zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de
acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld. F
Z
et het contact af.
F
S
chakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
e n z .) . Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
Loskoppelen van de accu
F Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen
lader B uit alvorens de kabels op de accu aan
te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
F
B
eweeg de kunststof afdekkap (indien
aanwezig) op de pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de kabels van lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op massapunt C
van de auto.
F
Z
et na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u
de kabels losneemt van accu A .
Als u de auto gedurende langere tijd niet
g aat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, zonnedak);
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit;
8
In geval van pech
Page 220 of 292

218
F zet het contact af en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)Weer aansluiten van de plusklem (+)
Forceer de hendel niet bij het
omlaagduwen, aangezien de accupoolklem
niet kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Na opnieuw aansluiten van de accu
F Beweeg de kunststof afdekkap (indien
aanwezig) op de pluspool (+) omhoog.
F
T
rek hendel A zo ver mogelijk omhoog om
accupoolklem B te ontgrendelen.
F
Be
weeg accupoolklem B omhoog om hem
te verwijderen.
F Trek hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F P laats de geopende accupoolklem B op de pluspool (+) .
F
D
ruk accupoolklem B volledig omlaag.
F
B
eweeg hendel A omlaag om accupoolklem B te
vergrendelen.
F
B
eweeg de kunststof afdekkap (indien aanwezig) op de
pluspool (+) omlaag.
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u het
c ontact aanzetten en ver volgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de volgende rubriek om bepaalde
systemen zelf te resetten, zoals:
-
d
e sleutel met afstandsbediening of de
elektronische sleutel (afhankelijk van de
uitvoering),
-
h
et schuif-/kanteldak en het elektrische
zonnescherm;
-
d
e elektrische ruitbediening;
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
In geval van pech