CITROEN DS4 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: DS4, Model: CITROEN DS4 2017Pages: 468, PDF Size: 11.16 MB
Page 291 of 468

289
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Zekeringen dashboard
De zekeringkasten bevinden zich aan de
onderzijde van het dashboard (linkerzijde).
F
T
rek het deksel rechts boven en vervolgens
links boven los.Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto
is reeds rekening gehouden met de montage van
zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
CITROËN is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren
van extra accessoires die niet door
CITROËN aanbevolen en geleverd
worden, en niet volgens haar
voorschriften zijn gemonteerd. Dit geldt
met name als het totale stroomverbruik
van alle extra accessoires meer dan
10
milliampère bedraagt.
Toegang tot de zekeringen
08
Storingen verhelpen
Page 292 of 468

290
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
ZekeringnummerStroomsterkteFuncties
F8 3 ASirene alarminstallatie, computer alarminstallatie.
F13 10 AAansteker / 12V-aansluiting voor.
F14 10 A12V-aansluiting bagageruimte.
F16 3 AVerlichting groot bergvak, kaartleeslampjes achter,
verlichting dashboardkastje.
F17 3 AVerlichting zonneklep, kaartleeslampjes vóór.
F28 15 AAudio-installatie, radio (inbouw achteraf).
F30 20 ARuitenwisser achter.
F32 10 AHiFi-versterker.
Zekeringkast 2 Zekering Stroomsterkte Functies
F36 15 A12V-aansluiting achter.
F37 -Niet gebruikt.
F38 -Niet gebruikt.
F39 -Niet gebruikt.
F40 25 A230 V/50 Hz-aansluiting.
Overzicht zekeringenZekeringkast 1
08
Storingen verhelpen
Page 293 of 468

291
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
Zekeringkast in de motorruimte
ZekeringStroomsterkte Functies
F19 30 ALage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.
F20 15 ARuitensproeierpomp voor en achter.
F21 20 AKoplampsproeierpomp.
F22 15 AClaxon.
F23 15 AGrootlicht rechts.
F24 15 AGrootlicht links.
F27 5 ADimlicht links.
F28 5 ADimlicht rechts.
Overzicht zekeringen
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F
V ervang de zekering.
F
S
luit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
08
Storingen verhelpen
Page 294 of 468

292
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
12V- ac c u
Toegang tot de accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Breng de gebruikte batterijen en accu's
naar een speciaal inzamelpunt.Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.De accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de (+) klem:
F o
ntgrendel de motorkap met de
ontgrendelingshendel in het interieur en maak
aan de buitenzijde de veiligheidshaak los,
F
o
pen de motorkap en plaats de
motorkapsteun onder de motorkap om hem
geopend te houden,
F
b
eweeg het plastic beschermkapje omhoog
voor toegang tot de (+) klem.
08
Storingen verhelpen
Page 295 of 468

293
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen metalen
gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+)
van de hulpaccu B of de startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de auto
met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van de
auto met de lege accu. F
S
tart de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
A
ls de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een
nieuwe poging te doen.
Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12 V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen
van de motor (ventilateur, riem enz.)
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten
draaien, rijdend of stilstaand, om het
laadniveau van de accu op een correct peil
te krijgen.
Een aantal functies, waaronder
het Stop & Start-systeem, is niet
beschikbaar als de laadtoestand van
de accu onvoldoende is.
F
Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog.
08
Storingen verhelpen
Page 296 of 468

294
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken. Probeer niet een bevroren accu op te
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig
en corrosief zuur).
12V-accu opladen met een acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.Volg de door de fabrikant van de lader
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
F Zet het contact uit.
F
S chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de
pluspool omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt
aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het
massapunt
C van de auto.
F
S
chakel na het laden de lader B uit
alvorens de kabels los te maken van de
accu A .
08
Storingen verhelpen
Page 297 of 468

295
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten),
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting enz.) uit,
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Loskoppelen van de accu
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het
Stop & Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt de functie pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) .
F
D
ruk op de accupoolklem B tot hij stuit.
F
B
eweeg de hendel A omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten.
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem
niet kan worden vergrendeld als deze
niet correct is geplaatst; herhaal de
procedure.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet na het weer aansluiten van de accu het
contact aan en wacht 1 minuut alvorens de
motor te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen zoals:
-
d
e elektrische ruitbediening met
eentrapsbediening,
-
d
e datum en de tijd,
-
d
e instellingen van de autoradio of het
ingebouwde navigatiesysteem.
Accupoolklem met snelsluiting
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen.
Loskoppelen van de plusklem (+) Weer aansluiten van de plusklem (+)
08
Storingen verhelpen
Page 298 of 468

296
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Slepen van de autoU kunt de auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het ver wijderbare sleepoog.
Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat
van de bagageruimte:
F
o
pen de achterklep,
Toegang tot het gereedschap Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de
trekkende auto hoger is dan van de auto
die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van
de gesleepte auto blijven zitten. Deze
persoon moet beschikken over een
geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4
wielen
op de grond altijd een goedgekeurde
sleepstang; touwen en riemen zijn
verboden.
De bestuurder van de slepende auto
moet voorzichtig wegrijden.
Bij het slepen van de auto met
stilstaande motor zijn de rem- en
stuurbekrachtiging uitgeschakeld. Laat uw auto in de volgende gevallen slepen
door een professioneel bergingsbedrijf:
-
a
ls de auto is gestrand op de
autosnelweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten, het
stuurslot te ontgrendelen of de handrem
los te zetten,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op de
grond,
-
bij
het ontbreken van een goedgekeurde
sleepstang...
F
t
il de vloerplaat op,
F
b
evestig het koord van de vloerplaat met
de haak aan de steun van de hoedenplank,
F
n
eem het sleepoog uit de houder.
08
Storingen verhelpen
Page 299 of 468

297
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
F Maak het klepje in de voorbumper los door het aan de linkerzijde in te drukken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
Slepen van uw auto Slepen van een andere auto
F Zet de versnellingshendel in de
neutraalstand (stand N bij de
automatische transmissie).
H
et niet opvolgen van dit
voorschrift kan er toe leiden
dat bepaalde componenten
(remsysteem, transmissie...)
beschadigd raken en dat de
rembekrachtiger na het starten
mogelijk niet meer werkt.
F
O
ntgrendel de stuurinrichting en zet de
handrem vrij.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel
de snelheid als het af te leggen traject
beperkt. F
M
aak het klepje in de achterbumper los
door het aan de bovenzijde in te drukken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de
twee auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel
de snelheid als het af te leggen traject
beperkt.
08
Storingen verhelpen
Page 300 of 468

298
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Brandstoftank leeg (diesel)
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval
van een lege brandstoftank noodzakelijk om
het brandstofsysteem te ontluchten.
Raadpleeg voor alle uitvoeringen, uitgezonderd
die met een BlueHDi-motor, de afbeelding van
de desbetreffende motorruimte.Overige HDi-motoren
(behalve BlueHDi-uitvoeringen)
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
dieseltankbeveiliging .
Als de motor niet direct aanslaat,
beëindig dan uw startpoging en herhaal
de procedure. F
V
ul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
O
pen de motorkap.
F
M
aak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F
B
edien de handopvoerpomp
totdat er weerstand wordt
gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten (als de motor niet gelijk aanslaat,
wacht dan ongeveer 15
seconden en start
de motor opnieuw).
F
A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en vervolgens de startmotor opnieuw.
F
P
laats de sierkap terug en klem deze vast.
F
S
luit de motorkap.
BlueHDi-motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
H
erhaal de handelingen 10
keer.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten.
08
Storingen verhelpen