CITROEN JUMPER 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: JUMPER, Model: CITROEN JUMPER 2017Pages: 292, PDF Size: 9.1 MB
Page 51 of 292

49
Stuurkolomschakelaars
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
AUTOMATISCHe VeRlICHTINg
Inschakelen
Draai de ring in de afgebeelde
stand.
Dek de lichtsensor in het midden van
de voorruit niet af.
FOllOW Me HOMe
Contact afgezet of contact in de stand
STOP.
Zet binnen 2
minuten na het afzetten van
de motor het contact in de stand STOP of
verwijder de sleutel uit het contact.
Trek de lichtschakelaar naar het stuurwiel
toe.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Telkens als u de lichtschakelaar
naar het stuurwiel toe trekt, wordt
de duur van de follow-me-home verlichting
met 30
seconden verlengd. De maximale
duur bedraagt ongeveer 3
minuten. Zodra
de ingestelde duur is verstreken, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2
seconden
naar het stuurwiel toe getrokken om de
functie uit te schakelen. De functie "follow me home" (volgens
uitvoering) zorgt ervoor dat, als u de auto
verlaat, de dimlichten nog gedurende de
ingestelde tijd blijven branden (bijvoorbeeld
op een parkeerterrein).
U kunt zelf de gevoeligheid van de
lichtsensor instellen.
Raadpleeg de rubriek "Technologie aan
boord - Configuratie van de auto".
De automatische verlichting (volgens
uitvoering) zorgt er bij een geringe
lichtsterkte van de omgeving voor dat
automatisch het dimlicht wordt ingeschakeld.
Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
De verlichting wordt automatisch
uitgeschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is.
led-dAgRIJVeRlICHTINg
Als de motor wordt gestart, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of
grootlicht handmatig of automatisch wordt
ingeschakeld, gaat de dagrijverlichting uit.
Programmeren
Voor landen waar het voeren van verlichting
overdag niet wettelijk verplicht is, kunt
u de functie in- of uitschakelen via het
configuratiemenu.
Als het contact wordt afgezet, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
3
eRgONOMIe eN COMFORT
Page 52 of 292

50
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
AUTOMATISCH gROOTlICHT
Dit systeem schakelt automatisch over op
grootlicht, afhankelijk van de lichtsterkte van
de omgeving en de aanwezigheid van overig
verkeer op de weg die worden geregistreerd
door een camera aan de bovenzijde van de
voorruit.Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor
de aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Stuurkolomschakelaars
Page 53 of 292

51
Stuurkolomschakelaars
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
Inschakelen
Werking
Als de functie is geactiveerd, werkt het
systeem als volgt:
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of
als de verkeerssituatie het gebruik van het
grootlicht niet toelaat:Raadpleeg de rubriek "Technologie aan
boord - Configuratie van de auto".
F
Geef een lichtsignaal (door de
schakelaar voorbij het zware punt te
bewegen) om de functie te activeren. De bestuurder kan indien nodig op elk
moment zelf de verlichting omschakelen.
F
Geef nogmaals een lichtsignaal
om de werking van de functie te
onderbreken; het verlichtingssysteem
wordt overgeschakeld op de stand
"automatische verlichting".
Bij een snelheid lager dan 15
km/h wordt de
functie automatisch uitgeschakeld.
Geef een nieuw lichtsignaal als u het
grootlicht toch wilt gebruiken; het grootlicht
blijft dan ingeschakeld tot de auto een
snelheid van 40
km/h bereikt.
Vanaf 40
km/h wordt de functie automatisch
weer ingeschakeld (op voorwaarde dat u
daarvoor niet nogmaals een lichtsignaal
hebt gegeven om het grootlicht weer uit te
schakelen).
Uitschakelen
F
Zet de ring van de lichtschakelaar in de
stand "
d imlicht".Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
-
Als het zicht slecht is (bij
sneeuwval, zware regenval of
dichte mist, ...).
-
Als het gedeelte van de voorruit
voor de camera vuil, beslagen of
bedekt is (bijvoorbeeld met een
sticker).
-
Als de verlichting van uw auto
wordt weerkaatst door spiegelende
of reflecterende panelen
(bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem signaleert geen:
-
W
eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers.
-
V
oertuigen waarvan de verlichting
wordt afgeschermd, bijvoorbeeld
door een vangrail op de snelweg.
-
V
oertuigen die zich aan de top
of de voet van een steile helling,
in een bocht of op een zijweg
bevinden.
-
De dimlichten blijven
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat: -
Het grootlicht
wordt automatisch
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel
gaan deze
verklikkerlampje
branden.
F
Zet de ring van de
lichtschakelaar in deze stand.
F
Configureer de functie via de toets
MO
de ; selecteer "ON" in het menu
"Grootlichtassistent".
3
eRgONOMIe eN COMFORT
Page 54 of 292

52
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
kOPlAMPeN VeRSTelleN
Pas de stand van de koplampen aan de
belading van de auto aan.
De koplampen kunnen worden versteld als
het dimlicht of het grootlicht is ingeschakeld.Druk herhaaldelijk op
deze schakelaars op het
dashboard om de koplampen te
verstellen.
Een verklikkerlampje op het
display geeft de geselecteerde
stand aan (0, 1, 2, 3).
PARkeeRVeRlICHTINg
De lichten kunnen blijven branden als de
auto geparkeerd staat met afgezet contact,
sleutel in de stand STOP of sleutel uit het
contact verwijderd.
Zet de ring van de lichtschakelaar in de
stand O, vervolgens op dimlicht of grootlicht.
Het verklikkerlampje op het
dashboard gaat branden.
De lichten blijven branden zolang
de auto geparkeerd staat.
Als de verlichting langdurig blijft branden,
kan de laadtoestand van de accu van uw
auto aanzienlijk worden verminderd. Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in
een land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Stuurkolomschakelaars
Page 55 of 292

53
Stuurkolomschakelaars
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
RUITeNWISSeRSCHAkelAARConstant wissen met lage snelheid: 2 standen omlaag.
Dek de regensensor, die zich aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt,
niet af.
Ruiten- en koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe, de
ruitensproeiers treden in werking in combinatie
met het tijdelijk inschakelen van de ruitenwissers.
De koplampsproeiers treden gelijktijdig met de
ruitensproeiers in werking als de dimlichten zijn
ingeschakeld (volgens uitvoering).
Ruitenwissers vóór
De ruitenwissers werken uitsluitend als het
contact in de stand MAR staat.
De schakelaar heeft vijf standen:
Ruitenwissers uit.
Intervalstand: 1
stand omlaag.
In deze stand is het mogelijk 4
intervallen te
kiezen door aan de ring te draaien:
-
zeer lang interval,
-
lang interval,
-
normaal interval,
-
kort interval.
Automatische ruitenwissers met regensensor
De snelheid van de automatische ruitenwissers
(volgens uitvoering) wordt automatisch
aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
Automatisch wissen: 1 stand omlaag. Bij
het selecteren van deze stand maken de
ruitenwissers één slag. Als het contact afgezet
is geweest, moet de functie opnieuw worden
geactiveerd.
Als deze stand is geselecteerd, is het mogelijk
de gevoeligheid van de regensensor te
verhogen door aan de ring te draaien.
gebruiksvoorschrift
Controleer bij vorst vóór het inschakelen
van de ruitenwissers of de ruitenwissers vrij
kunnen bewegen.
U kunt in de uitsparingen van de
voorbumper staan om eventuele
opeengehoopte sneeuw aan de onderzijde
van de voorruit en op de ruitenwissers te
verwijderen.
U kunt de ruitenwisserbladen zelf
vervangen.
Raadpleeg de rubriek "Snel weer op
weg - Ruitenwisserbladen versleten".
U kunt zelf het vloeistofniveau
controleren.
Raadpleeg de rubriek "Onderhoud -
Niveaus en controles".
Constant wissen met hoge snelheid:
3
standen omlaag.
Eén keer wissen: trek de schakelaar naar
het stuurwiel toe.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de ruitenwissers vóór zijn
ingeschakeld in de stand hoge snelheid, de
STOP-stand niet beschikbaar is.
Zet het contact af als de auto gewassen
wordt in een wasstraat of schakel de stand
voor automatisch wissen uit.
3
eRgONOMIe eN COMFORT
Page 56 of 292

54
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
SNelHeIdSRegelAAR
(3,0
l H dI - MOTOR )
Voor het instellen van de gewenste
wagensnelheid.
Met dit systeem kan de bestuurder, bij
normaal doorstromend verkeer met een
constante ingestelde snelheid rijden,
behalve op steile hellingen en met zware
belading.
Deze voorziening werkt alleen bij snelheden
boven 30
km/h vanaf de 2
e versnelling.
Functie geselecteerd.
Functie uitgeschakeld.
De werking van de snelheidsregelaar
(volgens uitvoering) wordt aangegeven door
een pictogram op de wijzerplaat van de
toerenteller.
Stuurkolomschakelaars
Page 57 of 292

55
Stuurkolomschakelaars
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
Selecteren van de functie - ON
Selecteer ON om de functie in te schakelen.
Ter bevestiging wordt een melding
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Instellen van een snelheid
Breng uw auto met het gaspedaal op
de gewenste snelheid (2e tot en met 6e
versnelling ingeschakeld).
Beweeg de hendel ongeveer één seconde
omhoog (+) om de snelheid op te slaan.
Laat het gaspedaal geleidelijk los.
De snelheid wordt nu door de auto
gehandhaafd.
Uitschakelen van de functie
Trap het rem- of koppelingspedaal in of
draai de ring in de stand OFF, het pictogram
verdwijnt.
Bij een ingreep van de dynamische
stabiliteitscontrole wordt de
snelheidsregelaar tijdelijk uitgeschakeld.
-
de snelheid in stappen verhogen door
de toets steeds kort in te drukken of de
snelheid geleidelijk verhogen door de
schakelaar omhoog te houden (+),
Tijdelijke overschrijding van de
snelheid
Het blijft altijd mogelijk om als de
snelheidsregelaar is ingeschakeld de
ingestelde snelheid te overschrijden door
het gaspedaal in te trappen (bijv. voor het
inhalen van een auto).
-
de snelheid geleidelijk verlagen door de
schakelaar omlaag te houden (-).
Hervatten - ReS
Verhoog of verlaag de
wagensnelheid geleidelijk naar
de eerder ingestelde snelheid
en druk op R
e S om deze weer aan te
nemen (nadat bijvoorbeeld het rem- of
koppelingspedaal is ingetrapt).
Het pictogram gaat branden, de
snelheidsregelaar is weer ingeschakeld.
Ingestelde snelheid wijzigen tijdens
de werking van de snelheidsregelaar
U kunt:
3
eRgONOMIe eN COMFORT
Page 58 of 292

56
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
gebruiksvoorschrift
Let bij het wijzigen van de snelheid door
het ingedrukt houden van de toets goed op,
omdat de snelheid zeer snel kan worden
verhoogd of verlaagd.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde
wegen of bij druk verkeer.
Bij de afdaling van een steile helling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer vestigen.
Het is raadzaam de voeten in de buurt van
de pedalen te houden.
Om te voorkomen dat de werking van de
pedalen wordt gehinderd:
-
controleer of de mat goed op zijn plaats
ligt,
-
leg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Ingestelde snelheid wissen
De ingestelde snelheid wordt uit het
geheugen gewist als het contact wordt
afgezet.
Storing
In het geval van een storing
wordt de functie uitgeschakeld en
verdwijnt het pictogram.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Stuurkolomschakelaars
Page 59 of 292

57
Stuurkolomschakelaars
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
SNelHeIdSRegelAAR
Voor het instellen van de gewenste
wagensnelheid.
Met dit systeem kan de bestuurder, bij
normaal doorstromend verkeer met een
constante zelf ingestelde snelheid rijden,
behalve op steile hellingen en als de auto
zwaar is beladen.Deze voorziening werkt alleen bij snelheden
boven 30
km/h vanaf de 2e versnelling.Functie geselecteerd.
Functie uitgeschakeld.
Selecteren van de functie
- Draai de ring in de hoogste stand. De
snelheidsregelaar is geselecteerd,
maar nog niet geactiveerd en er is
nog geen snelheid ingesteld. Het
pictogram wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
De werking van deze snelheidsregelaar
wordt aangegeven door een pictogram in de
toerenteller en meldingen op het display van
het instrumentenpaneel.
3
eRgONOMIe eN COMFORT
Page 60 of 292

58
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
eerste keer
activeren/
instellen van
een snelheid
- Breng uw auto met het gaspedaal op de
gewenste snelheid.
-
Beweeg de hendel omhoog (+) of
omlaag (-) om de snelheid op te slaan.
Ter bevestiging van de activering wordt
een melding weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
Deze snelheid wordt nu door de auto
gehandhaafd.
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
Het is mogelijk gas te geven en tijdelijk
met een hogere snelheid dan de ingestelde
snelheid te rijden.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt
de ingestelde snelheid weer aangenomen.
Opnieuw activeren
- Druk na het onderbreken van de
snelheidsregelaar op deze toets. Ter
bevestiging van het opnieuw activeren
wordt een melding weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
De auto neemt de laatst ingestelde snelheid
weer aan.
U kunt ook de procedure "eerste keer
activeren" herhalen.
Uitschakelen (OFF)
- Druk op deze toets of trap op het rem-
of koppelingspedaal. Ter bevestiging
van het uitschakelen wordt een melding
weergegeven op het display van het
instrumenenpaneel.
Stuurkolomschakelaars