ECO mode CITROEN JUMPER 2019 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2019, Model line: JUMPER, Model: CITROEN JUMPER 2019Pages: 232, PDF Size: 8.27 MB
Page 10 of 232
8
In het linkergedeelte:
- Tijd,
-
Buitentemperatuur,
-
Verklikkerlampjes,
-
S
nelheidsregelaar of snelheidsbegrenzer.
In het rechtergedeelte:
-
Datum,
-
Onderhoudsindicator,
-
B
oordcomputer (actieradius, brandstofverbruik,
e n z .),
-
Waarschuwingsmeldingen,
-
Systeemstatusmeldingen,
-
C
onfiguratie van de auto,
-
H
oogte van de koplampverstelling,
-
A
fgelegde afstand in km/mijl.
Verklikkerlampjes
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
lampjes enkele seconden branden.
Zodra de motor is gestart, moeten deze lampjes
weer uitgaan.
Als een lampje blijft branden, controleer dan voordat
u gaat rijden welke functie het betreft.
Display niveau 2
Lichtsterkte van de
cockpitverlichting
De helderheid van het dashboard kan worden
aangepast door op de toets MODE te drukken (met
ingeschakelde parkeerlichten).
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de configuratie van de auto
.
Bijbehorende waarschuwingen
Een aantal verklikkerlampjes kan op twee manieren
oplichten: permanent of knipperend.
Of het permanent branden of knipperen van een
verklikkerlampje duidt op een storing, is afhankelijk
van de werkingsfase van de auto.
Bij een storing kan het lampje gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal en/of een
melding. Verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie
over de werking van een systeem (ingeschakeld of
uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het
geval van een storing (waarschuwingslampje).
Instrumentenpaneel
Page 19 of 232
17
OnderhoudssleutelEen sleutel die blijft
branden. Een bijna verstreken
onderhoudsinterval. Raadpleeg het overzicht van controles in het
onderhoudsschema van de fabrikant en laat vervolgens de
onderhoudsbeurt uitvoeren.
Stop & Star t Permanent. Het Stop & Start-systeem heeft
de motor in de STOP-stand gezet
(verkeerslicht, stopbord, opstopping
e n z .) . Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u
wilt wegrijden.
Knippert enkele
seconden en gaat
vervolgens uit. De STOP-stand is tijdelijk niet
beschikbaar.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie
over het Stop & Star t
-systeem.
Schakelindicator Een omhoogwijzende
pijl. Er kan worden opgeschakeld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie
over de schakelindicator.
Snelheidsbegrenzer Permanent. De snelheidsbegrenzer is
ingeschakeld. Handmatig selecteren.
Zie de desbetreffende rubrieken voor meer informatie over
de
snelheidsbegrenzer .
Permanent bij "OFF". De snelheidsbegrenzer is
geselecteerd, maar inactief.
Verklikkerlampje op het display
WeergaveSignaleert Acties/Opmerkingen
Hoogte van de
koplampverstelling Koplampen verstellen.
Stand 0 t /m 3, afhankelijk van de
belading van de auto. Verstel de koplampen met de toetsen van het
bedieningspaneel MODE.
1
Instrumentenpaneel
Page 24 of 232
22
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue® (BlueHDi-
motoren) , in het bijzonder met betrekking tot
het bijvullen.
Als een storing in het SCR-
emissieregelsysteem wordt
gedetecteerd
Detectie
Het verklikkerlampje Zelfdiagnose motor
gaat branden.
Elke keer dat het contact wordt
aangezet, klinkt een geluidssignaal en
wordt een melding weergegeven om aan
te geven dat er sprake is van een storing
in het emissieregelsysteem.
Als het een tijdelijke storing betreft, verdwijnt de
waarschuwing zodra de uitstoot van schadelijke
stoffen weer aan de normen voldoet.
Als echter 50
km (30 mijl) zijn afgelegd met
permanent brandend verklikkerlampje, wordt
de storing bevestigd.
Als na deze bevestiging meer dan 400
km
(250
mijl) zijn afgelegd, wordt automatisch de
startblokkering van de motor geactiveerd.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bevestigde storing
Naast de hierboven vermelde waarschuwingen
wordt de toegestane actieradius in kilometers
(mijlen) weergegeven op het instrumentenpaneel.
De waarschuwing wordt elke 30
seconden herhaald,
waarbij de actieradius wordt bijgewerkt.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
De kans bestaat dat de motor niet meer kan worden
gestart.
Starten geblokkeerd na 400 km
( 250 mijl)
Bij elke startpoging wordt de
waarschuwing geactiveerd en wordt
de melding "Starten geblokkeerd"
weergegeven.
Neem verplicht contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de
motor weer te kunnen starten.
Configuratie van de auto
Via het bedieningspaneel
MODE
Via dit bedieningspaneel hebt u toegang tot de
m enu's waarin u de persoonlijke instellingen van de
uitrusting van de auto kunt wijzigen.
Instrumentenpaneel
Page 30 of 232
28
Datum en tijd instellen
Via het bedieningspaneel MODEVia het audio-/telematicasysteem
met touchscreen
Via het submenu "Tijd en datum":
F S
electeer "Inst. tijd en indeling" om de uren,
minuten en seconden in te stellen en het indeling
(24
uur, 12 uur met am of pm) te kiezen,
F
"
Datum instellen" selecteren om de dag, de
maand en het jaar in te stellen.
Om de tijd handmatig in te stellen moet
"Synchronisatie tijd" zijn gedeactiveerd (Off).
Boordcomputer
Geeft informatie over de actuele rit (actieradius,
momentaan brandstofverbruik, gemiddelde
brandstofverbruik enz.).
F
D
ruk op de knop TRIP op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar voor toegang tot de
informatie van de boordcomputer.
Via het submenu "Verlichting" kunt u:
-
"
Dagrijverlichting" selecteren om deze functie te
activeren of deactiveren (On, Off),
-
"
Grootlichtassistent" selecteren om deze functie
te activeren of deactiveren (On, Off),
-
"
Lichtsensor" selecteren om de gevoeligheid
er van in te stellen (1, 2, 3).
Via het submenu "Portieren & vergrendeling" kunt u:
-
"
Autoclose" selecteren om deze functie te
activeren of deactiveren (On, Off). F
D
ruk op de toets "MODE".
F
S
electeer het menu "Tijd instellen" om de tijd en
de weergave-indeling voor de tijd (12h/24h) in te
stellen of selecteer het menu "Datum instellen"
om de dag, de maand en het jaar in te stellen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de configuratie van de auto .
Actieradius
De actieradius geeft aan hoeveel kilometer u
nog
met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden,
berekend op basis van het gemiddelde verbruik over
de laatste afgelegde kilometers.
Afstand A
Dit is de afgelegde afstand sinds de laatste
nulstelling van de boordcomputer.
Gemiddeld brandstofverbruik A
Dit is het gemiddelde verbruik sinds de laatste
nulstelling van de boordcomputer.
Instrumentenpaneel
Page 31 of 232
29
Huidg brandstofverbruik A
Dit is het gemiddelde brandstofverbruik over de
laatste seconden.
Gemiddelde snelheid A
Dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste
nulstelling van de boordcomputer (met het contact
ingeschakeld).
Reisduur A
Dit is de totale tijd sinds de laatste nulstelling van de
boordcomputer.
Als TRIP B is ingeschakeld in het menu MODE.
-
T
raject B
-
G
emiddeld brandstofverbruik B
-
G
emiddelde snelheid B
-
R
eisduur B
Tachograaf
Als de kaart in de tachograaf is geplaatst, kunnen
alle gegevens:
-
w
orden weergegeven op het scherm van de
tachograaf,
-
w
orden afgedrukt,
-
w
orden overgebracht naar externe opslagmedia
via een interface.
Raadpleeg voor meer informatie de documentatie
geleverd door de fabrikant van de tachograaf.
Als uw auto is uitgerust met een tachograaf,
adviseren wij u
de minpool van de accu los
te koppelen als u
de auto langer dan 5 dagen
niet gebruikt (de accu bevindt zich links in de
cabine onder de vloer).
De tachograaf (afhankelijk van de uitvoering) is een
apparaat waarin een kaart met alle gegevens met
betrekking tot de auto wordt bijgehouden.
Voorbeeld: aan het begin van een rit of bij een
chauffeurswissel.
1
Instrumentenpaneel
Page 35 of 232
33
Houd er wel rekening mee dat wanneer
u ervoor kiest met vergrendelde portieren en
deuren te rijden, de auto in geval van nood
moeilijker toegankelijk is voor hulpdiensten.
Laadruimte
F Druk op deze toets om de schuifdeur en de achterdeuren van de laadruimte te vergrendelen/
ontgrendelen.
Het lampje gaat branden bij vergrendeling.
Carjackbeveiliging
Na het wegrijden worden de portieren van de
cabine en de deuren van de laadruimte automatisch
vergrendeld zodra sneller wordt gereden dan
20
km/h.
Zolang er gedurende de rit geen portier wordt
geopend, blijven de portieren vergrendeld.
Activeren/deactiveren van
het systeem
Dit systeem kan worden geconfigureerd via de toets
MODE .
F
S
electeer "ON" of "OFF" in het menu
"Autoclose".
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de configuratie van
de auto .
Voorportieren
F Gebruik de desbetreffende knop van de
afstandsbediening of de sleutel in het slot van
het bestuurdersportier om de voorportieren te
ontgrendelen.
F
T
rek de handgreep naar u
toe.
Schuifdeur
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voor werpen die het openen of sluiten van de
schuifdeur in de weg kunnen staan.
Openen
Van buitenaf
F Trek de handgreep naar u toe en ver volgens
naar achteren.
2
Toegang tot de auto
Page 65 of 232
63
ingestelde duur is verstreken, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2 seconden naar
het stuur wiel toe getrokken om de functie uit te
schakelen.
Automatisch grootlicht
Dit systeem schakelt automatisch over op grootlicht,
afhankelijk van de lichtsterkte van de omgeving
en de aanwezigheid van overig verkeer op de weg
die worden geregistreerd door een camera aan de
bovenzijde van de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor
de verlichting van zijn auto, voor de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer, en voor het
naleven van de verkeersregels.
Inschakelen
F Zet de ring van de lichtschakelaar in deze stand.
F
C
onfigureer de functie via de toets MODE ;
selecteer "ON" in het menu "Grootlichtassistent". Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de configuratie van de
auto
.
F
G
eef een lichtsignaal (door de schakelaar voorbij
het weerstandspunt te bewegen) om de functie
te activeren.
Werking
Als de functie is geactiveerd, werkt het systeem als
volgt:
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of als de
verkeerssituatie het gebruik van het grootlicht niet
toelaat:
-
D
e dimlichten blijven ingeschakeld:
op het instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
4
Verlichting en zicht
Page 100 of 232
98
De aanvullende verkeersborden worden als volgt
gefilterd:
-
V
erkeersborden met betrekking tot sneeuw of
ijzel worden uitsluitend weergegeven als de
buitentemperatuur lager is dan 3
°C.
-
V
erkeersborden met betrekking tot sneeuw,
regen of mist worden uitsluitend weergegeven
als de ruitenwissers zijn ingeschakeld ter wijl de
buitentemperatuur lager is dan 3
°C.
-
V
oor het vrachtverkeer bedoelde verkeersborden
worden niet weergegeven als ze betrekking
hebben op voertuigen met een gewicht van
minder dan 4
ton.
-
V
oor landbouwverkeer bedoelde verkeersborden
worden niet weergegeven.
Verkeersborden zoals die voor een inhaalverbod
verdwijnen na ongeveer 40
seconden weer van het
instrumentenpaneel.
Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden geconfigureerd via de toets
MODE ; selecteer "ON" of "OFF" in het menu "Traffic
Sign".
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de configuratie van de
auto .
Beperkingen van de
werking
De regelgeving met betrekking tot snelheidslimieten
verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen van
kracht kunnen zijn:
-
s
lecht weer (regen, sneeuw),
-
luchtvervuiling,
-
t
rekken van een aanhanger, caravan,
-
r
ijden met sneeuwkettingen,
-
r
ijden met een niet-originele verenset,
-
r
ijden met een band die met een
bandenreparatieset is gerepareerd,
-
b
eginnende bestuurders. Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
- sl
echt zicht (verblindend zonlicht,
onvoldoende verlichting van de weg,
sneeuwval, harde regen, dichte mist,
te grote afstand tussen de auto en het
verkeersbord),
-
z
eer lage temperaturen of zeer slechte
weersomstandigheden,
-
g
edeelte van de voorruit voor de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een
s t i c ke r,
-
s
toring van de camera,
-
v
erouderde of onjuiste kaartgegevens,
-
a
fgeschermde of onleesbare borden (door
andere voertuigen, vegetatie, sneeuw),
-
v
erkeersborden die niet aan de norm
voldoen, of die beschadigd of ver vormd
zijn,
-
h
ellingshoek van de weg waardoor het bord
uit het zicht van de camera valt (bijv. aan
één zijde),
-
o
ngelijk verdeelde lading waardoor de
camera een grote hoek moet maken (het
systeem werkt mogelijk even niet zodat de
camera zichzelf kan kalibreren).
Rijden
Page 112 of 232
110
Bandenspanningscontrolesysteem
Het controlesysteem van de bandenspanning
is een hulpsysteem; de bestuurder moet
waakzaam blijven.Ondanks de aanwezigheid van dit systeem
dient u
maandelijks en voor elke lange reis de
bandenspanning (ook die van het reservewiel)
handmatig te controleren.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het weggedrag
en de remweg van de auto en veroorzaakt
vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder
zware omstandigheden (zware belading, hoge
snelheden, een lange rit).
Een te lage bandenspanning leidt ook tot een
hoger brandstofverbruik.
De door de fabrikant voor uw auto aanbevolen
bandenspanning staat vermeld op de
bandenspanningssticker.
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn (de
auto heeft langer dan een uur stilgestaan of er
is minder dan 10 km gereden met een beperkte
snelheid). Onder andere omstandigheden
moet de bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met 0,3 bar
worden verhoogd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de identificatie , met
name de bandenspanningssticker.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Deze waarschuwing bestaat uit het
permanent branden van het lampje, een
geluidssignaal en, afhankelijk van de
uitvoering van uw auto, een melding op
het display.
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Zodra de auto rijdt, controleert het systeem
permanent de spanning van de vier banden.
In het ventiel van elke band (met uitzondering van
het reservewiel) is een druksensor gemonteerd.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt
gesignaleerd dat de spanning van een of meer
banden te laag is. Als er een afwijking in de bandenspanning van één
band wordt geconstateerd, kan deze band worden
herkend aan het pictogram of, afhankelijk van de
uitvoering, de weergegeven melding.
-
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd
plotselinge stuurbewegingen en krachtig
remmen.
-
Z
et de auto zo snel mogelijk stil, wanneer de
verkeersomstandigheden dit toelaten.
-
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(afhankelijk van de uitvoering).
-
B
ij een te lage bandenspanning:
•
C
ontroleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de vier
banden als deze zijn afgekoeld.
of
U kunt de meeteenheid waarin de bandenspanning
wordt weergegeven configureren door op de toets
MODE
te drukken: selecteer vervolgens in het menu
"Meeteenheid bandenspanning" de eenheid psi, bar
of kPa.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de configuratie van de auto .
Rijden
Page 187 of 232
1
Audio- en telematicasysteem met touchscreen
Multimedia audiosysteem–
Bluetooth®-telefoon – GPS-
navigatie
Inhoud
De eerste stappen 1
T ermenlijst 2
St
uurkolomschakelaars
3
M
enu's
3
R
adio
4
D
AB-radio (Digital Audio Broadcasting)
5
M
edia
6
N
avigatie
9
T
elefoon
1
2
Gegevens auto
1
4
Instellingen
1
4
Gesproken commando's
1
6
Het systeem is zodanig beveiligd dat het
uitsluitend in uw auto functioneert.
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder
handelingen die zijn volledige aandacht vragen
uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto.
Als de motor is afgezet schakelt het systeem
zichzelf, na het inschakelen van de eco-mode,
uit om te voorkomen dat de accu ontladen
raakt.
De eerste stappen
Gebruik de toetsen onder het touchscreen om de
hoofdmenu's te openen en druk ver volgens op de op
het touchscreen weergegeven toetsen.Het touchscreen is een "resistief " scherm
dat voelbaar aangeraakt moet worden, met
name bij bewegingen (door een lijst bladeren,
scrollen over de kaart, enz.). Lichtjes aanraken
is niet voldoende. Als het scherm met
meerdere vingers wordt aangeraakt, worden
de commando's niet opgevolgd.
Het scherm kan ook worden bediend
als u
handschoenen draagt. Dankzij
deze technologie kan het scherm bij elke
temperatuur worden gebruikt.
Gebruik voor het schoonmaken van het
scherm een zacht, niet-schurend doekje
(bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder
schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe
voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte handen.
Als het zeer warm is in het interieur, kan het
geluidsvolume worden beperkt om het systeem
te beschermen. Zodra de temperatuur in het
interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke
instelling weer worden gebruikt.
Het systeem kan ook gedurende minimaal
5
minuten overgaan in de waakstand (volledig
uitschakelen van het scherm en het geluid).
.
Audio- en telematicasysteem met touchscreen