ESP CITROEN JUMPER 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: JUMPER, Model: CITROEN JUMPER 2020Pages: 196, PDF Size: 34.37 MB
Page 4 of 196
2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel 6
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 6
Meters 10
Configuratie van het voertuig (MODE)
13
Audio- en multimediasysteem op het
touchscreen
19
Datum en tijd instellen 20
Boordcomputer 20
Boordcomputer 20
2Toegang tot de auto
Legenda 22
Afstandsbediening 22
Voorportieren 25
Schuifdeur 25
Achterdeuren 26
Alarm 27
Elektrische ruitbediening 28
3Ergonomie en comfort
Voorstoelen 29
Voorbank 30
Achterbank 31
Achterbank 31
Het stuurwiel verstellen 32
Spiegels 33
Verwarming en ventilatie 33
Verwarming/handbediende airconditioning 34
Automatische airconditioning 35
Extra verwarmingssystemen 37
Verwarming/airconditioning achter 37
Extra programmeerbare verwarming 38
Ontwasemen - ontdooien voorruit
en zijruiten
40
Achterruitverwarming
41
Indeling van de cabine 41
Voorzieningen achter 45
Voorzieningen aan de buitenzijde 48
4Verlichting en zicht
Lichtschakelaar 49
Richtingaanwijzers 49
Autom. inschakelen groot-/dimlicht 50
Hoogteverstelling van de koplampen 52
Ruitenwisserschakelaar 52
Ruitenwisserbladen vervangen 53
5Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 54
Alarmknipperlichten 54
Claxon 55
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 55
Veiligheidsgordels 58
Airbags 60
Kinderzitjes 62
De airbag vóór aan passagierszijde
uitschakelen 64
Zitplaatsen met ISOFIX-bevestigingen 65
Kinderslot 67
6Rijden
Rijadviezen 68
Starten - afzetten van de motor 71
Stand-bysysteem accu 72
Parkeerrem
72
Versnellingsbak 73
Schakelindicator 73
Stop & Start 73
Hill Start Assist 75
Bandenspanningscontrolesysteem 76
Pneumatische ophanging 77
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
78
Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
80
Snelheidsbegrenzer 82
Snelheidsregelaar - specifieke adviezen 83
Snelheidsregelaar 84
Snelheidsregelaar (3L HDi-motor) 85
Lane Departure Warning System 86
dodehoekbewaking met detectie
aanhanger
89
Active Safety Brake met Distance Alert en
intelligente noodremassistentie
90
Parkeerhulp achter 93
Achteruitrijcamera 94
Page 5 of 196
3
Inhoudsopgave
7Praktische informatie
Brandstof 96
Compatibiliteit van brandstoffen 97
Sneeuwkettingen 97
Trekken van een aanhanger 98
Trekhaak met afneembare kogel 98
Op het dak gemonteerd draagsysteem 100
Onder de motorkap 101
Dieselmotoren 102
Niveaus controleren
102
Controles 105
AdBlue® (BlueHDi-motoren) 108
8In geval van pech
Bandenreparatieset 111
Reservewiel 11 2
Een lamp vervangen 11 8
Een zekering vervangen 123
12V-accu 127
Slepen 130
9Technische gegevens
Technische gegevens motoren en
aanhangergewichten 132
Dieselmotoren 132
Gewicht 133
Afmetingen 136
Identificatie 140
Teksten op de stickers 141
10Specifieke kenmerken
Volledige bus met dubbele cabine 144
Cabine met chassis / cabine met
dieplader
144
Dubbele cabine 149
Laadklep 153
11Audiosysteem
De eerste stappen 159
Stuurkolomschakelaars
159
Radio 160
Media 161
Telefoon 162
Configuratie 163
Gesproken commando's 163
12 Audio- en telematicasysteem op het touchscreen
De eerste stappen
167
Stuurkolomschakelaars 168
Menu's 168
Radio 169
Digitale radio (DAB, Digital Audio
Broadcasting)
170
Media 170
Navigatie 173
Telefoon 175
Gegevens auto 177
Configuratie 178
Gesproken commando's 179
13ALPINE® X902D-systeem
De eerste stappen 183
Menu's 184
■
Trefwoordenregister
Page 7 of 196
5
Eco-rijden
Eco-rijden
Eco-rijden staat voor een aantal dagelijkse
gewoontes voor verlaging van het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van de
auto.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig
weg en schakel zo snel mogelijk naar de tweede
versnelling. Schakel bij het accelereren bij
voorkeur snel over naar een hogere versnelling.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies
zo snel mogelijk op.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd een veilige afstand tot de auto's voor
u aan, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap
het gaspedaal geleidelijk in. Zo bespaart u
brandstof, verlaagt u de CO
2 en maakt de auto
minder geluid.
Als uw auto is voorzien van een
snelheidsregelaar, gebruik deze dan vanaf
een snelheid van 30 km/h als het verkeer goed
doorstroomt.
Gebruik de elektrische voorzieningen op
de juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters voordat u de
airconditioning inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden boven 50 km/u,
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die de
temperatuur in de auto kunnen verlagen.
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met
een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn
als deze niet automatisch worden geregeld.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de koplampen en de mistlampen vóór
uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien: uw auto warmt
sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de
auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de auto.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik bij
voorkeur een dakkoffer.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na
gebruik. Vervang de winterbanden na de winter zo snel
mogelijk door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig
(bij koude banden) en houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op de sticker
op de sponning van het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
– voorafgaand aan een lange rit;
– bij de wisseling van de seizoenen;
– als de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet daarbij het reservewiel en de wielen
van een aanhanger of caravan (indien van
toepassing) niet.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter
vervangen enz.) en houd u daarbij aan het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor:
bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto
te veel schadelijke stoffen uit. Ga in dat geval zo
snel mogelijk naar een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om ervoor te zorgen
dat de uitstoot van stikstofoxiden van uw auto
weer aan de norm voldoet.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit
de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich
stabiliseert.
Page 9 of 196
7
Instrumentenpaneel
1Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
rode of oranje waarschuwingslampjes enkele
seconden branden. Deze lampjes moeten doven
als de motor draait.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie.
Continu brandend
waarschuwingslampje
Als een rood of oranje waarschuwingslampje
blijft branden, duidt dit op een storing die verder
moet worden onderzocht.
Wanneer een waarschuwingslampje blijft
branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in het overzicht
van de waarschuwings- en verklikkerlampjes
geven aan of u naast de onmiddellijk aanbevolen
acties contact met een gekwalificeerde
professional moet opnemen.
(1): Zet de auto stil
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
(2): Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
(3): Ga naar het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Lijst met
waarschuwingslampjes
Rode waarschuwingslampjes
Koelvloeistoftemperatuur
Bij H in de rode zone of permanent met
de naald in de rode zone.
De koelvloeistoftemperatuur is te hoog en/of is te
snel gestegen.
Zie (1) en wacht totdat de motor is afgekoeld
voordat u koelvloeistof bijvult. Zie (2) als het
probleem niet verdwijnt.
MotoroliedrukKnipperend, enkele seconden, samen
met een melding op het display.
De kwaliteit van de motorolie is afgenomen.
Ververs de olie zo snel mogelijk.
Na een tweede waarschuwing wordt het
motorvermogen beperkt.
Tijdelijk of permanent branden, bij draaiende motor.
Te laag oliepeil of grote storing.
Zie (1) en controleer het peil handmatig.
Vul waar nodig bij.
Zie (2) als het peil in orde is.
Laadstroom accuPermanent.
Een storing in het laadcircuit of de accu.
Controleer de accupolen.
Permanent of knipperend, ondanks de
controles.
Storing in het ontstekings- of injectiesysteem. Zie (2).
Portier, achterklep of motorkap geopendPermanent.
Een van de te openen carrosseriedelen is
niet goed gesloten.
Controleer of de portieren, de achterdeuren, de
schuifdeuren en de motorkap goed zijn gesloten.
StuurbekrachtigingBrandt permanent, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display.
Er is een storing in de stuurbekrachtiging.
Rijd voorzichtig met matige snelheid en zie (3).
AirbagsPermanent of knipperend.
Een van de airbags of pyrotechnische
gordelspanners is defect.
Zie (3).
Veiligheidsgordel niet vastgemaaktBrandt permanent en knippert vervolgens.
De bestuurder zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
In combinatie met een geluidssignaal,
blijft vervolgens branden.
Tijdens het rijden dat de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is vastgemaakt.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Page 10 of 196
8
Instrumentenpaneel
Pneumatische ophangingPermanent.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
ParkeerremPermanent.
De parkeerrem is aangetrokken of niet
goed vrijgezet.
Zet de parkeerrem vrij zodat het lampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
RemmenPermanent.
Het remvloeistofniveau is te laag.
Voer (1) uit en vul het reservoir bij met door de
fabrikant aanbevolen remvloeistof.
Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Permanent.
Een storing in het systeem van de
elektronische remdrukregelaar (EBD).
Zie (1) en dan (2).
Oranje waarschuwingslampjes
Service
Brandt tijdelijk.
Er zijn één of meer kleine storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
waarschuwingslampje gaat branden.
Zie (2).
Brandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meerdere grote storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
waarschuwingslampje gaat branden. Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel en zie (3).
Antiblokkeersysteem (ABS)Brandt permanent.
EStoring in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer
(3) uit.
Distance Alert / Active Safety BrakeBrandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Het systeem is uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Distance Alert/Active Safety BrakeKnippert.
Het systeem grijpt in en remt de auto
kort af om de snelheid van de aanrijding met de
voorligger te beperken.
Brandt permanent, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Distance Alert / Active Safety BrakePermanent.
Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is
gestart, zie (3).
RemblokkenPermanent.
De remblokken voor zijn versleten. Zie (3) om de remblokken te vervangen.
ESP/ASRKnippert.
Het systeem is in werking.
Het systeem verbetert de tractie en zorgt ervoor
dat het voertuig beter bestuurbaar blijft.
Brandt permanent, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display.
Storing in het DSC-/ASR-systeem of de Hill Start
Assist.
Zie (2).
Permanent.
Er is een storing in de Intelligent Traction
Control.
Zie (2).
Roetfilter (diesel)Permanent.
Het roetfilter wordt automatisch
geregenereerd.
Laat de motor draaien totdat het
waarschuwingslampje uit gaat, zodat de
regeneratie kan worden voltooid.
Zelfdiagnose motorPermanent.
Er is een storing in de motor of het
EOBD-emissieregelsysteem waargenomen.
EOBD (European On Board Diagnosis) is
een Europees diagnosesysteem dat de
emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt dat het
voertuig voldoet aan de normen voor de uitstoot
van:
Page 14 of 196
12
Instrumentenpaneel
Koelvloeistoftemperatuur
Als de wijzer tussen C (Cold) en H (Hot) staat:
normale werking.
Onder zware gebruiksomstandigheden of bij
warm weer kan de wijzer in de buurt van het
rode gebied komen.
Als de wijzer in het rode gebied komt of het
waarschuwingslampje gaat branden:
► stop onmiddellijk en zet het contact uit.
De koelventilator blijft mogelijk nog korte tijd
draaien, dat kan tot 10 minuten duren.
► wacht totdat de motor is afgekoeld en
controleer dan het niveau. Vul waar nodig bij.
Bij bijvullen
Wees voorzichtig, het koelcircuit staat onder
druk!
Voorkom brandwonden door de dop met een
doek twee slagen los te draaien om de druk te
ontlasten.
Wanneer de druk is gedaald, controleer het
niveau en verwijder de dop om bij te vullen.
Als de wijzer in het rode gebied blijft, neem contact op met een CITROËN-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer het koelvloeistofniveau van de
motor regelmatig.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-
reservoir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gedetecteerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt
rijden voordat het opnieuw starten van de motor
automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gedetecteerd
en het AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste
actieradius weergegeven.
Niet starten van de motor bij een te
laag AdBlue®-niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het AdBlue
®-
reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen
informatie over de actieradius weergegeven op
het instrumentenpaneel.
Actieradius tussen 2.400 en 600 km
Wanneer de drempelwaarde van 2.400
km is bereikt, gaat dit lampje knipperen
en wordt er tijdelijk een melding weergegeven
met de actieradius in mijl of kilometer voordat het
starten van de motor wordt geblokkeerd.
Telkens wanneer het contact wordt
ingeschakeld, wordt deze waarschuwing samen
met een geluidssignaal gegeven.
Het minimumniveau is bereikt; vul zo snel
mogelijk bij.
Actieradius minder dan 600 km
Wanneer de drempelwaarde van 600 km
is bereikt, gaat dit lampje knipperen en
wordt er een melding weergegeven met de
actieradius in mijl of kilometer voordat het starten
van de motor wordt geblokkeerd.
De waarschuwing wordt herhaald met de nieuwe
actieradius in stappen van 50 km.
Telkens wanneer het contact wordt
ingeschakeld, wordt deze waarschuwing samen
met een geluidssignaal gegeven.
U moet zo snel mogelijk bijvullen, anders is
het reservoir straks helemaal leeg. Dan kan de
motor niet meer worden gestart.
Storing in verband met een te laag
AdBlue
®-niveau
Actieradius bereikt van 0 km: het AdBlue®-
reservoir is leeg: het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem voorkomt dat de motor
opnieuw wordt gestart.
Als er geen AdBlue
® wordt bijgevuld in het
specifieke reservoir, kan de motor niet meer
worden gestart.
Page 21 of 196
19
Instrumentenpaneel
1Audio- en telematicasysteem op het
touchscreen
Met het bedieningspaneel voor het
audiosysteem op het midden van het dashboard
kunnen menu's worden geopend om bepaalde
uitrusting aan te passen.
De bijbehorende informatie wordt op het display
op het touchscreen weergegeven.
De informatie is beschikbaar in 9 talen: Duits,
Engels, Spaans, Frans, Italiaans, Nederlands,
Pools, Portugees en Turks.
Vanwege de veiligheid kunnen sommige menu's
alleen worden geopend als het contact is
uitgeschakeld.
Biedt toegang tot het menu "Settings"
(Instellingen).
Hiermee kunt u omhoog in een menu
bladeren of een waarde verhogen.
Hiermee kunt u omlaag in een menu
bladeren of een waarde verlagen.
Menu "Instellingen"
1. "Weergave"
2. "Gesproken commando's"
3. "Tijd en datum"
4. "Veiligheid/Assistentie"
5. "Verlichting"
6. "Portieren & vergrendeling"
7. "Audio"
8. "Telefoon/Bluetooth"
9. "Radio-instelling"
10. "Herstel instellingen" om de
fabrieksinstellingen te herstellen.
11 . "Delete pers. data" (persoonsgegevens
wissen) om al uw persoonlijke gegevens
met betrekking tot de Bluetooth-apparatuur
uit het audiosysteem te wissen.
Zie de betreffende hoofdstukken voor
meer informatie over de audio, telefoon,
radio en navigatie.
De instellingen in de submenu's 4, 5 en 6
zijn afhankelijk van de uitrusting in het
voertuig.
In het submenu "Display" (Display) kunt u het
volgende doen: –
"Languages" (Talen) selecteren en een van de
hierboven genoemde talen kiezen,
– "Unit of Measurement" (Maateenheid)
selecteren en het verbruik (mijl/gallon, l/100 km),
afstanden (mijl, km) en temperatuur (°F, °C)
instellen,
– "Trip B display" (Weergave traject B)
selecteren om traject B van de boordcomputer in
of uit te schakelen (aan, uit).
In het submenu "Safety/Assistance" (Veiligheid/
Assistentie) kunt u het volgende doen:
– "Parkview Camera" (Parkview-camera)
en daarna de "Reversing camera"
(Achteruitrijcamera) selecteren om deze in of uit
te schakelen (On, Off),
– "Parkview camera" (Parkview-camera), daarna
"Vertraging camera" (Camera delay) selecteren
om het display 10 seconden vast te houden of
tot 18 km/u in of uit te schakelen) (aan, uit),
– "Traffic Sign" (Verkeersbord) selecteren om
deze in of uit te schakelen (aan, uit),
– "Passenger airbag" (Passagiersairbag)
selecteren om deze in of uit te schakelen (aan,
uit).
In het submenu "Lights" (Verlichting) kunt u het
volgende doen:
– "Daytime running lamps" (Dagrijverlichting)
selecteren om deze in of uit te schakelen (aan,
uit),
– "Auto. main beam headlamps" (Automatisch
groot licht) om deze functie in of uit te schakelen
(aan, uit),
Page 56 of 196
54
Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over
de identificatie van de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in staat
u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires:
– Het monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van CITROËN voorkomen, kan tot een hoger
stroomverbruik leiden en kan storingen
in het elektrische systeem van uw auto
veroorzaken. Ga naar het CITROËN-netwerk
voor meer informatie over het aanbod aan
accessoires met een artikelnummer.
– Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot
de diagnose-aansluiting, die is gekoppeld
aan de elektronische systemen in de auto,
uitsluitend voorbehouden aan het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
waar de beschikking is over geschikt
gereedschap (kans op storingen in de
elektronische systemen die kunnen leiden
tot pech of ernstige ongevallen). De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld als dit
voorschrift niet wordt opgevolgd.
– Wijzigingen of aanpassingen die niet door
CITROËN zijn voorzien of toegestaan, of die
niet volgens de technische voorschriften van
de fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het
vervallen van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire
geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het CITROËN-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van de
voor montage geschikte zenders opvragen,
conform de Richtlijn Elektromagnetische
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Conformiteitsverklaring voor
radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op
de website http://service.citroen.com/ACddb/.
Alarmknipperlichten
► Wanneer u op de rode toets drukt, gaan alle
richtingaanwijzers knipperen.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
omvat de volgende systemen:
– antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD),
– noodremassistentie (BAS),
– antispinregeling (ASR),
– dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Page 57 of 196
55
Veiligheid
5Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
omvat de volgende systemen:
– antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD),
– noodremassistentie (BAS),
– antispinregeling (ASR),
– dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor
een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van
uw auto en dragen bij tot een betere controle in
bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar (EBFD)
verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de
remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt geactiveerd als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde. Het systeem zorgt er
dan voor dat de benodigde bedieningskracht
minder wordt en dat de effectiviteit van het
remmen wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
De ASR (ook wel aangeduid met tractieregeling)
past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen
van de wielen te beperken via de remmen van
de aangedreven wielen en de motor. De ASR
zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het
accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC)
De dynamische stabiliteitscontrole bewaakt de
vier wielen en grijpt, als de koers van de auto
afwijkt van de door de bestuurder gewenste
richting, automatisch in via de remmen van een
of meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het display,
duidt dit op een storing in het
antiblokkeersysteem (ABS). Door deze storing
zou u tijdens het remmen de controle over uw
auto kunnen verliezen.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met een
melding op het display, duidt dit op een storing in
het antiblokkeersysteem (ABS). Door deze
storing zou u tijdens het remmen de controle
over uw auto kunnen verliezen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Voor een optimale werking van het
remsysteem is het raadzaam een
inremperiode van 500 km aan te houden.
Page 61 of 196
59
Veiligheid
5activering van de pyrotechnische lading in het
systeem.
In alle gevallen gaat het controlelampje van
de airbag branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheidsgordels vóór
De bestuurdersstoel is voorzien van een
veiligheidsgordel met een pyrotechnische
gordelspanner en een gordelkrachtbegrenzer.
Bij de uitvoeringen met een frontairbag aan
passagierszijde is de veiligheidsgordel van de
zitplaats van de passagier ook voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
gordelkrachtbegrenzer.
De voorbank is voorzien van twee
veiligheidsgordels.
Mocht u achteraf een voorbank in de
auto monteren, dan dient deze voorzien
te zijn van goedgekeurde veiligheidsgordels.
Verklikkerlampje niet-vastgemaakte
veiligheidsgordels
Als de bestuurder en/of de voorpassagier
zijn veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, gaat bij het starten van de motor
dit verklikkerlampje branden in combinatie met
een alsmaar sterker wordend geluidssignaal.
Deze waarschuwing werkt zowel bij uitvoeringen
met individuele passagiersstoel als bij
uitvoeringen met tweezits passagiersbank vóór.
Hoogteverstelling
► Knijp aan de bestuurderszijde of aan de zijde
van de stoel aan passagierszijde in de knop met
de gordelretour en verschuif deze helemaal; laat
los om te vergrendelen.
De gordel van de middelste zitplaats is niet in
hoogte verstelbaar.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt, kan bij auto's
met het Stop & Start-systeem de START-
stand van de motor niet worden geactiveerd.
De motor kan dan uitsluitend met de
contactsleutel worden gestart.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achterin / zitplaatsen van de bank
zijn voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel
met oprolautomaat.
De middelste zitplaats heeft een geleider en
haspel, die aan de rugleuning zijn bevestigd.
Elke zitplaats aan de buitenkant heeft een steun
waaraan u de gesp kunt hangen als de gordel
niet wordt gebruikt.
Vastmaken
► Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
► Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Ontgrendelen
► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
► Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de
bestuurder te controleren of alle
passagiers hun veiligheidsgordel goed
hebben omgedaan en vastgemaakt.
Maak, ongeacht de reistijd en de plaats waar
u in de auto zit, altijd de veiligheidsgordel
vast.