stop start CITROEN JUMPER SPACETOURER 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2018Pages: 400, PDF Size: 17.17 MB
Page 53 of 400

51
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand
lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig
licht. De auto moet minimaal 5 seconden
vergrendeld zijn.
Verlichting inschakelen met
de afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto.
Druk kort op deze knop om de
verlichting via de afstandsbediening
in te schakelen (inschakelen van
het parkeerlicht, het dimlicht en de
kentekenplaatverlichting).
Door deze knop een tweede keer
in te drukken ter wijl de verlichting
nog brandt, wordt de verlichting
via de afstandsbediening weer
uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip
aangebracht die over een geheime code
beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het
aanzetten van het contact deze code worden
herkend door de startblokkering.
Een aantal seconden na het afzetten
van het contact blokkeert dit systeem het
motormanagementsysteem zodat bij een
eventuele inbraak de motor niet kan worden
gestart.
Bij een storing in het systeem wordt
u gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
Uw auto kan dan niet gestart worden. Neem
zo snel mogelijk contact op met het CITROËN-
netwerk.
F
D
ruk op deze knop.
Hierna zullen gedurende ongeveer tien
seconden de plafonniers gaan branden en de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Noodbediening(en)
Geïntegreerde sleutel
Als het inbraakalarm is geactiveerd,
zal het geluidssignaal dat klinkt bij
het met de sleutel (geïntegreerd in de
afstandsbediening) openen van een portier,
bij het aanzetten van het contact stoppen.
Hiermee kan de auto vergrendeld en
ontgrendeld worden als de afstandsbediening
niet werkt:
-
l
ege batterij, accu ontladen of losgekoppeld,
enz.
-
a
uto bevindt zich in een omgeving met veel
elektromagnetische straling.
F
T
rek aan de knop 1 om de geïntegreerde
sleutel 2 te verwijderen.
2
Toegang tot de auto
Page 55 of 400

53
Vergrendelen van de achterdeuren
F Controleer of de elektrische kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is
ingeschakeld.
F
O
pen de linker achterdeur.
Ontgrendelen
F Gebruik de binnenportiergreep.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de kinderbeveiliging.
Probleem met de afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten van de
accukabels, het ver vangen van de batterij
van de afstandsbediening of een storing in de
afstandsbediening kan de auto niet meer met
de afstandsbediening worden ontgrendeld,
vergrendeld en gelokaliseerd.
F
S
teek eerst de geïntegreerde sleutel in het
slot om de auto te openen of te sluiten.
F
S
ynchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Synchroniseren
F Ontgrendel het bestuurdersportier met de geïntegreerde sleutel.
F
S
teek de geïntegreerde sleutel in het slot
om de auto te openen.
F
S
teek de geïntegreerde sleutel (zonder te
forceren) in het vergrendelingssysteem aan
de zijkant van de deur en schuif het omhoog.
F
V
erwijder de sleutel.
F
S
luit de deur en controleer van buitenaf of de
auto correct is vergrendeld. F
D
ruk op een van de knoppen van
de afstandsbediening. F
H oud de afstandsbediening tegen de lezer.
F
H
oud hem in deze positie en zet het contact
aan door op de knop "START/STOP" te
drukken.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als de storing niet is verholpen.
2
Toegang tot de auto
Page 65 of 400

63
Bij een aanrijding wordt de elektrische
bediening uitgeschakeld. Het handmatig
openen en sluiten blijft mogelijk.
Tijdens het starten van de motor wordt
de beweging van de deur onderbroken.
De beweging wordt her vat als de motor is
aangeslagen.Afhankelijk van de motoruitvoering:
als u, ter wijl de Stop-stand van het
Stop & Start-systeem is geactiveerd,
de gesloten deur wilt openen, gaat
de deur een klein beetje open
waarna hij tot stilstand komt. Op het
moment dat de motor automatisch
overgaat op de Start-stand, gaat de
deur verder open.Schuifdeuren en breedte van uw
auto
Een geopende schuifdeur steekt uit. Houd
hier rekening mee wanneer u de auto langs
een muur, een paaltje of een hoge stoeprand
parkeert.
De achterzijde van een geopende
schuifdeur zal nooit voorbij de
achterbumper van de auto komen.
Beveiliging / Detectie van obstakels
elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
Het obstakeldetectiesysteem wordt geactiveerd op
het moment dat de schuifdeur tijdens het bewegen
tegen een obstakel met een bepaalde weerstand
komt.
-
A
ls bij het sluiten van de schuifdeur een
obstakel wordt gedetecteerd, stopt de
schuifdeur met bewegen en wordt deze
vervolgens volledig geopend.
-
A
ls bij het openen van de schuifdeur een
obstakel wordt gedetecteerd, stopt de
schuifdeur met bewegen en wordt deze
vervolgens gesloten.
-
A
ls tijdens de beweging van de deur twee keer
achter elkaar een obstakel wordt gedetecteerd,
wordt de deur niet meer elektrisch gesloten.
Hierdoor wordt de deur gereset.
O
p een stijle helling: een veiligheidssysteem
vertraagt het opengaan van de deur.
W
acht in elk geval enkele seconden alvorens
de deur te bedienen (sluiten of openen).
2
Toegang tot de auto
Page 75 of 400

73
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als 30 seconden zijn
verstreken zonder dat een van de te
openen carrosseriedelen is geopend),
wordt het alarmsysteem automatisch weer
ingeschakeld.
Beveiliging – met alleen
de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
p
ersonen in de auto aanwezig zijn,
-
e
en ruit op een kier blijft staan,
-
d
e auto wordt gewassen,
-
e
en wiel wordt ver wisseld,
-
d
e auto wordt gesleept,
-
d
e auto op een boot wordt ver voerd.
Interieurbeveiliging
Uitschakelen F
Z
et het contact af en druk binnen
tien seconden op de knop tot het
verklikkerlampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto. F
V
ergrendel de auto onmiddellijk
met de afstandsbediening of
het "Keyless entry and start"-
systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het verklikkerlampje knippert één
keer per seconde.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure
elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Opnieuw activeren F
S
chakel de omtrekbeveiliging
uit door de auto te ontgrendelen
met de afstandsbediening of met
het "Keyless entry and start"-
systeem.
Het verklikkerlampje gaat uit.
F
S
chakel het alarmsysteem
weer volledig in door de
auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het
"Keyless entry and start"-
systeem.
Het verklikkerlampje van de knop zal opnieuw
één keer per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless
entry and start"-systeem, is het alarm
tijdens uw afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Storing in afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F O ntgrendel de auto met de sleutel (in de
afstandsbediening bij uitvoeringen met
Keyless entry and start) in het slot van het
bestuurdersportier.
F
o
pen het portier; het alarm gaat af,
F
Z
et het contact aan; het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
2
Toegang tot de auto
Page 76 of 400

74
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de super vergrendeling in met de sleutel (in
de afstandsbediening bij uitvoeringen met
Keyless entry and start) in het slot van het
bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact
het verklikkerlampje van de knop blijft
branden, duidt dit op een storing in
het systeem.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Automatisch inschakelen
Deze functie is niet beschikbaar, optioneel of
standaard.
Het systeem wordt 2
minuten nadat het
laatste te openen carrosseriedeel is gesloten,
automatisch ingeschakeld.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet u eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
drukken of moet u de auto ontgrendelen met
het Keyless entry and start-systeem.
Elektrische ruitbediening
Handbediening
Duw of trek aan de schakelaar zonder het
zware punt te passeren. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening
Duw of trek de schakelaar tot voorbij het zware
punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten,
opent of sluit de ruit volledig. Bedien de
schakelaar opnieuw om het openen of sluiten
te stoppen.
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de
schakelaar tot de ruit volledig wordt geopend.
Trek ver volgens binnen 4
seconden de
schakelaar omhoog tot de ruit wordt gesloten.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Resetten
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de
antiklemvoorziening worden gereset.
F
O
pen de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens
als de schakelaar omhoog wordt bewogen,
sluit de ruit enkele centimeters.
F
L
aat de schakelaar los en trek deze
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is
gesloten.
F
B
lijf de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde vasthouden.
1
S
chakelaar ruitbediening links
2
S
chakelaar ruitbediening rechts De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
-
o
ngeveer 45 seconden na het afzetten van
het contact.
-
a
ls bij afgezet contact een voorportier wordt
geopend.
Toegang tot de auto
Page 85 of 400

83
Langdurig gebruik in de hoogste instelling
wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen waarvan de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.) kunnen
brandwonden krijgen.
Het systeem kan over verhit raken als
materiaal met isolerende eigenschappen
zoals kussens of stoelhoezen wordt gebruikt.
Gebruik het systeem niet:
-
a
ls vochtige kleding wordt gedragen,
-
al
s kinderzitjes zijn aangebracht.
Om breken van het verwarmingselement in
de stoel te voorkomen:
-
p
laats geen zware voor werpen op de
stoel,
-
k
niel of sta niet op de stoel,
-
p
laats geen scherpe voor werpen op de
stoel,
-
m
ors geen vloeistoffen op de stoel.
Voorkomen van de kans op kortsluiting:
-
g
ebruik geen vloeibare producten om de
stoel te reinigen,
-
g
ebruik de ver warmingsfunctie nooit
wanneer de stoel vochtig is. F
D
ruk de schakelaar in om de lendensteun
naar wens in te stellen.
Massagefunctie
Deze functie zorgt voor een massage van
de lendenen bij de inzittenden voorin en
werkt alleen bij draaiende motor en als de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem is
geactiveerd.
Inschakelen
F Druk op deze knop.
Het controlelampje van de functie gaat branden en de
massagefunctie wordt voor een tijdsduur van 1 uur ingeschakeld.
Gedurende deze tijdsduur wordt de massage in 6
cycli van
10
minuten uitgevoerd (6 minuten massage worden gevolgd door
4
minuten rust).
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het controlelampje
gaat dan uit.
Uitschakelen
U kunt de massagefunctie op elk
gewenst moment uitschakelen
door op deze knop te drukken, het
controlelampje gaat dan uit.
Intensiteit instellen
Druk op deze knop om de intensiteit
van de massage in te stellen.
U hebt de keuze uit twee standen
voor de intensiteit van de massage.
Elektrisch verstelbare lendensteun
3
Ergonomie en comfort
Page 106 of 400

104
Tijdens het gebruik van de USB-
aansluiting wordt de draagbare apparatuur
automatisch opgeladen.
Tijdens het opladen wordt een melding
weergegeven als het stroomverbruik van
het externe apparaat groter is dan de door
de auto geleverde stroomsterkte.
Raadpleeg de rubriek "Audio en
telematica " voor meer informatie over het
gebruik van deze voorziening. Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze voorziening de rubriek
Audio en telematica
.
Stopcontact 230 V / 50 H z
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto
uitgerust met een stopcontact van 230
V/50 Hz
(max. vermogen: 150
W) onder de stoel
rechtsvoor dat vanaf de tweede zitrij bereikbaar
is.
Dit werkt bij draaiende motor en in de STOP-
stand van het Stop & Start-systeem.
F
B
eweeg het klepje omhoog.
F
C
ontroleer of het groene verklikkerlampje
brandt. Bij een storing gaat het groene lampje
knipperen.
Laat uw auto controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
AUX-aansluiting (JACK)
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten
om muziekbestanden via de geluidsinstallatie
van de auto te kunnen beluisteren.
De stroomtoevoer naar dit stopcontact wordt
bij overbelasting automatisch onderbroken; dit
gebeurt ook als er andere omstandigheden
zijn die daar aanleiding toe geven (bijzondere
weersomstandigheden, zware belasting van
de elektrische installatie van de auto enz.). Het
groene verklikkerlampje gaat dan uit.
Sluit hoogstens één apparaat op het
stopcontact aan (verlengsnoeren of
stekkerblokken niet toegestaan).
Sluit alleen apparaten aan die voldoen aan
isolatieklasse II (op het apparaat aangegeven).
Gebruik geen apparaten met een metalen
behuizing.
De muziekbestanden worden beheerd via het
draagbare apparaat.
F
S luit uw elektrische apparaat (telefoonlader,
laptop, CD/DVD-speler, flessenwarmer
enz.) aan.
Ergonomie en comfort
Page 122 of 400

120
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
Het systeem keert terug naar dezelfde
instellingen als die van vóór het uitschakelen.Ver warmde voorruit en
ruitensproeierkoppen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de ruitenwissers
en
in het bijzonder de voorruitver warming en
de verwarmde ruitensproeierkoppen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Buitenspiegelverwarming
Inschakelen
F Druk op deze toets om de buitenspiegels te ontwasemen. Het
lampje van de toets gaat branden.
Uitschakelen
De ver warming wordt automatisch
uitgeschakeld om overmatig stroomverbruik te
voorkomen.
F
U k
unt de
buitenspiegelverwarming
ook eerder uitschakelen door
nogmaals op deze toets te
drukken. Het lampje van de
toets gaat dan uit.
F
D
ruk op deze toets om de
voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de
luchttemperatuur, de aanjagersnelheid, de luchttoevoer
en stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en
de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
F Druk nogmaals op deze toets of op AUTO om deze functie uit te
schakelen.
Ergonomie en comfort
Page 124 of 400

122
Advies
Neem voor een optimale werking van deze
systemen de volgende gebruiksadviezen in
acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening achterin vrij blijven.
F
D
ek de zonnesensor boven in de voorruit
niet af; deze wordt gebruikt voor het regelen
van het airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee
keer per maand 5
tot 10 minuten aan om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
O
m te voorkomen dat de ruiten beslaan en
de luchtkwaliteit in het interieur achteruit
gaat, dient u het systeem niet te lang uit
te schakelen en langdurig gebruik van het
luchtrecirculatiesysteem tijdens het rijden te
vermijden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u een gecombineerd interieurfilter
aan. Dankzij het toegevoegde speciale actieve
middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht
voor de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties, stank en
vetaanslag). Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ver verst wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloor vrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op
het door u gewenste niveau wilt houden,
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.
F L
aat de airconditioning regelmatig
controleren volgens de aanbevelingen in
het garantie- en onderhoudsboekje, om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling bij een
hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning
tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale
trekkracht van de motor.
Ventilatieroosters
Beweeg de knop naar de buitenzijde van de
auto om het ventilatierooster te sluiten. Er kan
enige weerstand voelbaar zijn.
Ergonomie en comfort
Page 179 of 400

177
Rijadviezen
Houd u aan de verkeersregels en let onder alle
omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem –
Kans op over verhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Zet uw
auto daarom niet stil (om te parkeren of
met draaiende motor) op een plaats met
brandbaar materiaal (gras, afgevallen blad
enz.). Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of in
de stand N of P, afhankelijk van het type
versnellingsbak.
Voor een lange levensduur van uw auto en
voor uw eigen veiligheid is het raadzaam om de
volgende voorzorgsmaatregelen te nemen bij
het gebruik van de auto:
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15
cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers,
-
s
chakel het Stop & Start-systeem uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller
dan 10
km/u,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden