stop start CITROEN JUMPER SPACETOURER 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2018Pages: 400, PDF Size: 17.17 MB
Page 181 of 400

179
Koeling
Het trekken van een aanhanger op 
een helling veroorzaakt een hogere 
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is 
niet afhankelijk van het motortoerental.
F 
P
 as uw snelheid aan om het motortoerental 
te beperken.
Het maximale aanhangergewicht op een helling 
is afhankelijk van het hellingspercentage en de 
buitentemperatuur.
Houd in elk geval de koelvloeistoftemperatuur 
in de gaten.
F Als dit lampje gaat branden in  combinatie met het lampje STOP , 
stop dan zo snel mogelijk en zet de 
motor af.
Nieuwe auto
Koppel geen aanhanger achter de auto 
voordat ten minste 1.000
  km met de auto 
is gereden.
Wanneer de buitentemperatuur hoog is, 
adviseren wij u de motor 1
  tot 2   minuten 
te laten draaien nadat de auto is gestopt, 
zodat hij kan afkoelen.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de 
remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te 
voorkomen dat de remmen over verhit raken. In dat 
geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto  en de aanhanger en breng deze indien 
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen 
van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek 
voor meer informatie over de handmatige 
hoogteverstelling van de koplampen .
Om bij het gebruik van een originele 
CITROËN-trekhaak het onnodig activeren 
van het geluidssignaal te voorkomen, 
wordt de parkeerhulp achter hierbij 
automatisch uitgeschakeld.
Starten – afzetten van de 
motor, normale sleutel, sleutel 
met afstandsbediening
Contactslot
1. Stand Stop .
2. Stand Contact A AN .
3. Stand Starten .
Starten met de sleutel
De parkeerrem moet zijn 
aangetrokken.
6 
Rijden  
Page 183 of 400

181
Het lampje gaat niet branden als de 
motor warm is. Neem afhankelijk van 
de weersomstandigheden de volgende 
voorschriften in acht:
- 
L
 aat de motor bij gematigde 
temperaturen niet stationair 
warmdraaien, maar rijd zo snel 
mogelijk weg zonder de motor veel 
toeren te laten draaien.
-
 W
acht onder winterse omstandigheden 
na het aanzetten van het contact 
met starten tot het verklikkerlampje 
voorgloeien uit is.
-
 
O
 m de goede werking en de 
levensduur van de mechanische 
onderdelen van de motor en de 
versnellingsbak van uw auto te 
garanderen moet u bij zeer koud 
weer  (temperaturen lager dan -23
  °C) 
de motor gedurende 4
 
minuten 
stationair laten draaien  alvorens weg 
te rijden.
Laat de motor nooit stationair draaien 
in een slecht geventileerde, afgesloten 
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige 
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. 
Kans op (dodelijke) vergiftiging. Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet 
dan het contact uit.
Wacht enkele seconden voordat u de motor 
opnieuw gaat starten. Als de motor ook na 
een aantal pogingen niet aanslaat, probeer 
dan niet langer de motor te starten: de 
startmotor en de motor zouden beschadigd 
kunnen raken.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven 
hangen:
-
 
g
 ebruik uitsluitend matten die op de 
bevestigingen van de auto passen; het 
gebruik van deze bevestigingen is verplicht,
-
 
l
 eg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Bij gebruik van niet door CITROËN 
goedgekeurde matten kunnen de bediening 
van de pedalen en de werking van de 
snelheidsregelaar/-begrenzer worden 
gehinderd.
De door CITROËN goedgekeurde matten zijn 
voorzien van twee bevestigingen onder de 
stoel.
Afzetten met de sleutel
F Breng de auto tot stilstand.
F
 
D
 raai de sleutel linksom in de  
stand 1
  (Stop).
F
 
V
 er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
 
D
 raai om het stuurslot te vergrendelen aan 
het stuur wiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand 
alvorens de motor af te zetten. Dit 
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het 
stuurslot. F
 
C
 ontroleer of de parkeerrem 
correct is aangetrokken, met 
name als de auto op een helling 
staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto 
volledig tot stilstand is gekomen.
6 
Rijden  
Page 184 of 400

182
Neem bij het verlaten van de auto de 
sleutel mee en vergrendel de portieren.
Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen 
in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor 
een korte tijd, zonder de sleutel mee te 
nemen.
Bij het afzetten van de motor is de 
rembekrachtiging niet meer actief.
Hang geen zware voor werpen aan de 
sleutel: dit kan namelijk storingen aan het 
contactslot veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en 
in de stand 1  (Stop) staat, wordt bij het 
openen van het bestuurdersportier een 
waarschuwingsmelding weergegeven in 
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de   
stand  2
 
(Contact)  van het contactslot blijft 
staan, zal het contact na een uur automatisch 
worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1
  (Stop) en 
ver volgens opnieuw in de stand 2
 
(Contact) 
om het contact weer aan te zetten.
Starten – afzetten van de 
motor "Keyless entry and 
start"
Starten
F Blijf bij een handgeschakelde  versnellingsbak met de versnellingshendel 
in neutraal, het koppelingspedaal tot op 
de vloer ingetrapt houden tot de motor is 
aangeslagen. F
 
S
 electeer bij een auto met een 
automatische transmissie de stand P en 
trap ver volgens het rempedaal stevig in.
F  
A
 ls uw auto is uitgerust met een 
elektronisch gestuurde versnellingsbak, 
selecteer dan de stand N en houd 
vervolgens het rempedaal stevig ingetrapt.
F  
D
 ruk ver volgens op de knop 
" START/STOP ".
F  
Z
 org er voor dat de afstandsbediening zich 
in de auto bevindt, in de detectiezone.
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor 
start bijna direct. 
Rijden  
Page 185 of 400

183
Het lampje gaat niet branden als de 
motor warm is. Neem afhankelijk van 
de weersomstandigheden de volgende 
voorschriften in acht:
- 
L
 aat de motor bij gematigde 
temperaturen niet stationair 
warmdraaien, maar rijd zo snel 
mogelijk weg zonder de motor veel 
toeren te laten draaien.
-
 W
acht onder winterse omstandigheden 
na het aanzetten van het contact 
met starten tot het verklikkerlampje 
voorgloeien uit is.
-
 
O
 m de goede werking en de 
levensduur van de mechanische 
onderdelen van de motor en de 
versnellingsbak van uw auto te 
garanderen moet u bij zeer koud 
weer  (temperaturen lager dan -23
  °C) 
de motor gedurende 4
 
minuten 
stationair laten draaien  alvorens weg 
te rijden.
Laat de motor nooit stationair draaien 
in een slecht geventileerde, afgesloten 
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige 
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. 
Kans op (dodelijke) vergiftiging. Bij temperaturen onder het 
vriespunt wordt bij auto's met 
een dieselmotor
 de motor pas 
na het doven van het lampje 
"Voorgloeien" gestart.
Als dit lampje gaat branden 
nadat u op de knop "START/
STOP" hebt gedrukt, moet u het 
rem- of het koppelingspedaal 
ingetrapt houden tot het lampje 
dooft. Druk niet nogmaals op de 
knop "START/STOP" voordat de 
motor draait.
De afstandsbediening van het "Keyless 
entry and start"-systeem moet zich in de 
detectiezone bevinden.
Verlaat de auto nooit bij draaiende motor 
ter wijl u de afstandsbediening op zak hebt.
Als de afstandsbediening zich buiten de 
detectiezone bevindt, wordt een melding 
weergegeven.
Om de motor te kunnen starten moet u 
ervoor zorgen dat de afstandsbediening 
zich binnen de zone bevindt.Als aan een van de voor waarden voor het 
starten niet wordt voldaan, verschijnt er 
een melding op het instrumentenpaneel. 
In bepaalde gevallen is het nodig om het 
stuur wiel te bedienen ter wijl de toets "START/
STOP" wordt ingedrukt om het stuurslot te 
ontgrendelen; er verschijnt dan een melding.
Uitschakelen
F Breng de auto tot stilstand. F  
D
 ruk op de knop " S TA R T/
STOP " ter wijl de 
afstandsbediening zich in de 
detectiezone bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt 
vergrendeld.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor 
niet afgezet.
6 
Rijden  
Page 186 of 400

184
Om te voorkomen dat de pedalen blijven 
hangen:
- 
g
 ebruik uitsluitend matten die op de 
bevestigingen van de auto passen; 
het gebruik van deze bevestigingen is 
verplicht,
-
 
l
 eg nooit meerdere matten boven op 
elkaar.
Bij gebruik van niet door CITROËN 
goedgekeurde matten kunnen de 
bediening van de pedalen en de werking 
van de snelheidsregelaar/-begrenzer 
worden gehinderd.
De door CITROËN goedgekeurde matten 
zijn voorzien van twee bevestigingen 
onder de stoel.
Zet het contact aan   
(zonder te starten)
Het contact kan worden aangezet 
door, ter wijl de elektronische sleutel 
van het Keyless entry and start-
systeem zich in de auto bevindt, 
zonder pedalen in te trappen op 
de knop "START/STOP" te drukken.
U kunt dan ook verschillende elektrische 
functies activeren (radio, verlichting enz.).
F
 D
ruk op de "START/STOP"-knop: 
de verlichting en lampjes van het 
instrumentenpaneel gaan branden 
zonder dat de motor wordt gestart.
F
 
D
 ruk nogmaals op deze knop 
om het contact af te zetten en 
de auto te kunnen vergrendelen.
Als het contact aanstaat, gaat het systeem 
na een bepaalde tijd automatisch over op 
de eco-mode om de laadtoestand van de 
accu op peil te houden.
Noodprocedure voor het starten
Als de auto de elektronische sleutel niet 
herkent in het detectiegebied doordat de 
batterij van de afstandsbediening leeg is, kan 
de noodsleutellezer links achter het stuur wiel 
worden gebruikt om de auto te starten. F
 
H
 oud de afstandsbediening tegen de 
noodsleutellezer.
F  
B
 lijf bij een handgeschakelde 
versnellingsbak met de versnellingshendel 
in neutraal, het koppelingspedaal tot op 
de vloer ingetrapt houden tot de motor is 
aangeslagen. 
Rijden  
Page 187 of 400

185
F Als uw auto is uitgerust met een elektronisch gestuurde versnellingsbak, selecteer dan de stand N 
en houd vervolgens het rempedaal stevig ingetrapt.
F Druk op de knop "START/ STO P ".
De motor wordt gestart.
Geforceerd afzetten van de motor
Uitsluitend in noodgevallen en bij stilstaande 
auto kunt u de motor geforceerd afzetten. F
 
H
 oud daar voor de 
knop "START/STOP" 
ongeveer 3
 
seconden 
ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot vergrendeld 
zodra de auto stilstaat.
Afstandsbediening wordt 
niet herkend
F Houd de knop "START/ STOP" ongeveer 
3
 
seconden ingedrukt 
als u de motor 
geforceerd wilt afzetten 
en neem vervolgens 
contact op met het 
CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde 
werkplaats.
F
 
S
electeer bij een auto met een 
automatische transmissie de stand P en 
trap ver volgens het rempedaal stevig in.
Als de afstandsbediening zich niet meer in het 
detectiegebied bevindt als u een portier sluit of 
wanneer u (op een later moment) de motor wilt 
afzetten, wordt een melding weergegeven op 
het display van het instrumentenpaneel.
6 
Rijden  
Page 191 of 400

189
Schakelindicator
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet 
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik te 
verminderen.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de 
uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren 
één of meer versnellingen op te schakelen.
U kunt deze aanwijzing opvolgen zonder de 
tussenliggende versnellingen in te hoeven 
schakelen.
Bij bepaalde BlueHDi-dieseluitvoeringen 
met handgeschakelde versnellingsbak 
kan het systeem u onder bepaalde 
rijomstandigheden verzoeken om de 
versnellingsbak in de neutraalstand te 
zetten (weergave van de letter N op het 
instrumentenpaneel), om het tijdelijk 
afzetten van de motor mogelijk te maken 
(STOP-fase van het Stop & Start-systeem).
Het is niet verplicht om de aanbevolen 
versnellingen ook daadwerkelijk in te 
schakelen.
De keuze van de optimale versnelling 
hangt namelijk altijd af van de situatie 
op de weg, de verkeersdrukte en de 
veiligheid.
De bestuurder moet derhalve altijd 
waakzaam blijven. Voorbeeld:
-
 
U r
 ijdt in de derde versnelling.
-  
U t
 rapt het gaspedaal in.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op het 
instrumentenpaneel weergegeven.
Bij auto's met handgeschakelde versnellingsbak 
kan naast de pijl ook de geadviseerde versnelling 
worden weergegeven. Het systeem past het schakeladvies 
aan de rijomstandigheden (helling, 
belading van de auto enz.) en de rijstijl 
van de bestuurder (veel vermogen nodig, 
accelereren, remmen enz.) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
 
d
 e eerste versnelling in te schakelen,
-
 d
 e achteruitversnelling in te schakelen.
Deze functie kan niet worden 
uitgeschakeld.
-  
H
 et systeem kan u adviseren een hogere 
versnelling in te schakelen.
6 
Rijden  
Page 196 of 400

194
U kunt bij het selecteren van de stand P 
een zwaar punt voelen.
Als de keuzeschakelaar niet in de stand P  
staat, klinkt bij het openen van het 
bestuurdersportier of na ongeveer 
45  seconden een geluidssignaal en 
verschijnt een melding op het display.
F
 
Z
 et de keuzeschakelaar in de stand P ; 
het geluidssignaal stopt en de melding 
verdwijnt.
Wanneer de auto zwaar beladen is en u 
deze op een steile helling parkeert, houd 
dan het rempedaal ingetrapt , selecteer 
de stand P , trek de parkeerrem aan en laat 
vervolgens het rempedaal weer los.
Controleer voordat u uitstapt altijd of de 
keuzeschakelaar in de stand P staat.Storing
Bij aangezet contact wordt een melding op het 
display van het instrumentenpaneel weergegeven 
die duidt op een storing in de transmissie.
De transmissie werkt dan met een 
noodprogramma en de 3
e versnelling blijft 
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok 
voelen bij het selecteren van R  vanuit de stand P, 
of  R vanuit de stand N . Dit is niet schadelijk voor 
de transmissie.
Rijd niet harder dan 100
 
km/h (afhankelijk van de 
geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door een 
CITROËN-dealer of door een gekwalificeerde 
werkplaats.
De automatische transmissie kan 
beschadigd raken:
-
 
a
ls u het gaspedaal en het rempedaal 
gelijktijdig intrapt (bedien deze pedalen 
uitsluitend met uw rechtervoet),
-
 
a
ls u, indien de accu geen stroom 
levert, de keuzeschakelaar vanuit de 
stand P geforceerd naar een andere 
stand schakelt. Zet, om het brandstofverbruik tijdens 
langdurig stilstaan met draaiende 
motor (file, enz...) te beperken, de 
keuzeschakelaar in de stand N en trek 
de parkeerrem aan.
Het aanduwen om de motor te starten 
is bij een auto met een automatische 
transmissie niet toegestaan. 
Rijden  
Page 200 of 400

198
Stilzetten van de auto
Selecteer wanneer u de auto met 
draaiende motor stilzet altijd de 
neutraalstand N.
Controleer voordat u werkzaamheden 
onder de motorkap uitvoert altijd of de 
keuzeschakelaar in de neutraalstand N 
staat en de parkeerrem is aangetrokken.
Storing
Als de aanduiding A of AUTO  bij het aanzetten 
van het contact gaat knipperen, in combinatie 
met een geluidssignaal en een melding, duidt 
dit op een storing in de versnellingsbak.
Laat dit zo snel mogelijk controleren door het 
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde 
werkplaats.
Houd bij het starten van de motor altijd het 
rempedaal ingetrapt.
Trek bij het parkeren de parkeerrem altijd 
aan om de auto volledig te blokkeren.
Voordat u de motor afzet, kunt u:
-
 
d
e keuzeschakelaar in de stand N zetten om 
de neutraalstand te selecteren,
of
-
 d
e versnellingsbak in de ingeschakelde 
versnelling laten staan. In dat geval kan de 
auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de parkeerrem aan 
om de auto volledig stil te zetten.
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor 
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood 
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt 
automatisch opnieuw gestart (START-stand) 
als u weer weg wilt rijden.
Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd 
op stadsgebruik en zorgt voor een lager 
brandstofverbruik, minder uitstoot van 
schadelijke stoffen en een aangename rust in 
het interieur tijdens het wachten.
Overgang naar de STOP-
stand
Voor uw gebruiksgemak tijdens 
parkeermanoeuvres zal het systeem 
enkele seconden na het schakelen uit de 
achteruitversnelling niet werken.
Het Stop & Start-systeem heeft geen 
invloed op andere componenten, zoals de 
remmen en de stuurbekrachtiging; deze 
blijven normaal functioneren.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen, 
kan het een ogenblik duren voordat de 
motor wordt afgezet. 
Rijden  
Page 201 of 400

199
Bij auto's met een 
handgeschakelde 
versnellingsbak: wanneer de 
rijsnelheid lager is dan 20
  km/h 
of wanneer de auto stilstaat 
(afhankelijk van de motor, gaat het 
Stop & Start-verklikkerlampje op 
het instrumentenpaneel branden 
en wordt de motor automatisch 
afgezet als de versnellingsbak in de 
neutraalstand wordt gezet en het 
koppelingspedaal wordt losgelaten.
Bij een auto met een automatische 
transmissie : wanneer de auto stilstaat, gaat 
het Stop & Start-verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel branden en wordt de motor 
automatisch afgezet als u het rempedaal intrapt 
of de keuzeschakelaar in de stand N zet.
Bij een auto met een elektronisch gestuurde 
versnellingsbak : wanneer de rijsnelheid 
lager is dan 8
  km/h, gaat het Stop & Start-
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel 
branden en wordt de motor automatisch 
afgezet als u het rempedaal intrapt of de 
selectiehendel in de stand N zet.
Teller Stop & Start
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-
systeem, houdt een teller bij hoelang de STOP-
stand tijdens een rit is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact 
aanzet weer op nul gezet.
Bijzonderheden: STOP-
stand niet beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd onder 
bepaalde bijzondere omstandigheden (met 
betrekking tot bijvoorbeeld de laadtoestand 
van de accu, de koelvloeistoftemperatuur, 
de werking van de rembekrachtiging of de 
buitentemperatuur) en in de volgende gevallen:
-
 
d
 e auto staat op een steile helling 
(bergopwaarts of bergafwaarts),
-
 he
t bestuurdersportier is geopend,
-
 
e
 en schuifdeur is geopend,
-
 
d
 e veiligheidsgordel van de bestuurder is 
losgemaakt,
-
 
d
 e auto heeft sinds de laatste start door 
de bestuurder niet sneller dan 10
  km/h 
gereden, Dan knippert dit verklikkerlampje 
een paar seconden, waarna het 
uitgaat.
Overgang naar de START-
stand
Bij een auto met een automatische 
transmissie
 dooft het Stop & Start-
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel en 
wordt de motor automatisch opnieuw gestart 
als:
-
 
u h
 et rempedaal loslaat ter wijl de 
keuzeschakelaar in de stand D of M staat, 
-
 
u
 , met de keuzeschakelaar in de stand N  
en het rempedaal niet ingetrapt, de 
keuzeschakelaar in de stand D of M zet, 
-
 u
 de achteruitversnelling inschakelt.
 of
(minuten/seconden of uren/minuten) - 
d
 e elektrische parkeerrem wordt /is 
aangetrokken,
-  
h
 et draaien van de motor is nodig om het 
interieur op een aangename temperatuur te 
houden,
-  
d
 e voorruitontwaseming is ingeschakeld.
Dit is volkomen normaal.
Tank nooit als de motor in de STOP-stand 
is gezet. Zet in dat geval altijd het contact 
af.
Bij auto's met een handgeschakelde 
versnellingsbak
 dooft het Stop & Start-
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel 
en wordt de motor automatisch opnieuw 
gestart als u het koppelingspedaal volledig  
intrapt.
6 
Rijden