sensor CITROEN JUMPER SPACETOURER 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2018Pages: 400, PDF Size: 17.17 MB
Page 67 of 400

65
Als de auto met de achterzijde naar boven op 
een helling staat, kan het zijn dat de schuifdeur 
niet in de geopende stand blijft staan, 
schoksgewijs weer sluit en daardoor letsel 
veroorzaakt.Op een steile helling kan de schuifdeur zich 
door zijn eigen gewicht schoksgewijs in 
beweging zetten.
De beweging van de schuifdeur kan niet 
worden gestopt door de schakelaar te 
bedienen vanwege de tijd die nodig is om 
het bedieningssignaal te verwerken.
Het obstakeldetectiesysteem heeft 
onvoldoende tijd om te kunnen reageren.
Zorg er voor dat de schuifdeur op een 
steile helling niet onbewaakt geopend 
blijft. Het niet in acht nemen van dit 
veiligheidsvoorschrift kan leiden tot schade 
aan voorwerpen en letsel aan personen 
indien deze tijdens het bewegen van de 
schuifdeur bekneld raken.
Handsfree-functie 
schuifdeur(en)
Het automatisch vergrendelen na het 
sluiten van de schuifdeur kan worden 
geprogrammeerd in het configuratiemenu 
van de auto. Zorg dat u stabiel en op de juiste positie 
ten opzichte van de auto staat alvorens de 
voetbeweging te maken, om te voorkomen 
dat u uw evenwicht verliest (vooral bij regen, 
sneeuw, ijzel, modder, enz.).
Voorkom dat u bij de voetbeweging de uitlaat 
raakt, u kunt hierdoor brandwonden oplopen.
F  
Z
 et uw voet onder de hoek van de 
achterbumper en maak dan een rustige 
sleepbeweging met uw voet.
De sensor detecteert de beweging van uw 
voet en activeert het openen of sluiten van de 
schuifdeur.
Deze functie biedt de mogelijkheid om, met 
de afstandsbediening op zak, de schuifdeur 
met een voetbeweging te openen, of sluiten en 
vervolgens vergrendelen.
De afstandsbediening moet zich aan de 
achterkant van de auto bevinden, op een 
afstand van meer dan ca. 30
  cm en minder dan 
ca. 2   m.
2 
Toegang tot de auto  
Page 79 of 400

77
Buitenspiegels met 
ver warming
Als uw auto hiermee is uitgerust:
ofF
 
D
 ruk op de toets van de 
buitenspiegelverwarming.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over het ontwasemen en 
ontdooien van de achterruit .Stel om veiligheidsredenen de spiegels zo 
af dat de dode hoek zo klein mogelijk is.
De waargenomen objecten in de 
buitenspiegels lijken verder af dan ze in 
werkelijkheid zijn.
Houd hier rekening mee bij het inschatten 
van de afstand ten opzichte van 
achteropkomend verkeer.Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een 
antiverblindingsstand waardoor de spiegel 
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder 
onder vindt van bijvoorbeeld de zon en van de 
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediende binnenspiegel
Verstellen
F
 S tel de spiegel af als deze in de dagstand 
staat. Dag-/nachtstand
F
 
T
 rek aan het hendeltje om de spiegel in de 
nachtstand te zetten.
F  
D
 uw het hendeltje naar voren om de spiegel 
terug te zetten in de dagstand.
"Elektrochromatische" 
binnenspiegel
F Druk op de toets van de  achterruitverwarming.
Zodra de achteruitversnelling wordt 
ingeschakeld, wordt de spiegel in de 
dagstand gezet voor een maximaal zicht 
naar achteren.
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die 
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel 
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en 
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
3 
Ergonomie en comfort  
Page 124 of 400

122
Advies
Neem voor een optimale werking van deze 
systemen de volgende gebruiksadviezen in 
acht:
F
 L
et erop dat voor een gelijkmatige 
verdeling van de lucht naar het 
interieur de uitstroomopening 
onder de voorruit, de verschillende 
luchtkanalen, ventilatieroosters en 
overige uitstroomopeningen alsmede de 
ventilatieopening achterin vrij blijven.
F
 D
ek de zonnesensor boven in de voorruit 
niet af; deze wordt gebruikt voor het regelen 
van het airconditioningssysteem.
F
 Z
et de airconditioning minstens één tot twee 
keer per maand 5
  tot 10   minuten aan om het 
systeem in per fecte staat te houden.
F
 O
m te voorkomen dat de ruiten beslaan en 
de luchtkwaliteit in het interieur achteruit 
gaat, dient u het systeem niet te lang uit 
te schakelen en langdurig gebruik van het 
luchtrecirculatiesysteem tijdens het rijden te 
vermijden.
F
 C
ontroleer regelmatig de staat van het 
interieurfilter en laat de filterelementen 
periodiek vervangen.
Wij raden u een gecombineerd interieurfilter 
aan. Dankzij het toegevoegde speciale actieve 
middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht 
voor de inzittenden en een schoon interieur 
(vermindering van allergische reacties, stank en 
vetaanslag). Als de auto lange tijd in de zon heeft 
gestaan en de temperatuur in het 
interieur hoog is opgelopen, zet dan de 
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid 
voldoende hoog is ingesteld, zodat de 
lucht in het interieur goed ver verst wordt.
Het airconditioningssysteem is 
chloor vrij en is niet schadelijk voor de 
ozonlaag.
Condensvorming door de airconditioning 
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje 
water onder de auto vormt. Dit is een 
normaal verschijnsel.
Stop & Star t
De verwarmings- en 
airconditioningssystemen werken alleen 
als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op 
het door u gewenste niveau wilt houden, 
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start 
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.
F L
aat de airconditioning regelmatig 
controleren volgens de aanbevelingen in 
het garantie- en onderhoudsboekje, om het 
systeem in per fecte staat te houden.
F
 G
ebruik de airconditioning niet als deze niet 
koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken 
van een aanhanger op een steile helling bij een 
hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning 
tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale 
trekkracht van de motor.
Ventilatieroosters
Beweeg de knop naar de buitenzijde van de 
auto om het ventilatierooster te sluiten. Er kan 
enige weerstand voelbaar zijn. 
Ergonomie en comfort  
Page 130 of 400

128
Met mistlampen vóór en 
mistachterlicht
De mistlampen vóór werken als 
de dimlichten zijn ingeschakeld 
(handmatig of in de stand AUTO).
Verdraai de ring:
F
 e
enmaal naar voren om de mistlampen vóór in 
te schakelen,
F
 e
en tweede maal naar voren om het 
mistachterlicht in te schakelen.
F
 e
enmaal naar achteren om het mistachterlicht 
uit te schakelen,
F
 n
ogmaals naar achteren om de mistlampen 
vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld 
(uitvoeringen met automatische verlichting) of als 
het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven 
de mistverlichting en het parkeerlicht branden.
F
 D
raai de ring naar achteren om de 
mistverlichting uit te schakelen. De 
parkeerlichten worden dan ook uitgeschakeld. Als de verlichting ingeschakeld blijft
Als het contact is afgezet, de verlichting 
handmatig is ingeschakeld en een van de 
voorportieren wordt geopend, klinkt een 
geluidssignaal om aan te geven dat de 
verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de 
verlichting wordt uitgeschakeld.
Als het contact wordt afgezet, wordt 
de verlichting gedoofd, maar kunt u de 
verlichting altijd weer inschakelen met de 
lichtschakelaar.
Reizen naar het buitenland 
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een 
land waarin het verkeer aan de andere 
kant van de weg rijdt, moet de afstelling 
van de koplampen worden gewijzigd om te 
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer 
wordt verblind.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Bij helder of regenachtig weer, zowel 
overdag als 's nachts, is het gebruik 
van de mistlampen vóór en de 
mistachterlichten niet toegestaan. Ze zijn 
onder deze omstandigheden namelijk 
verblindend voor medeweggebruikers. 
Gebruik de mistlampen vóór en de 
mistachterlichten uitsluitend bij mist of 
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u 
de mistlampen en het dimlicht handmatig 
in te schakelen, omdat de zonlichtsensor 
voldoende licht kan waarnemen.
Zet de mistlampen uit zodra ze niet meer 
nodig zijn. 
Verlichting en zicht  
Page 131 of 400

129
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de 
weerstand te drukken. De desbetreffende 
richtingaanwijzers zullen drie keer 
knipperen.
Dagrijverlichting (LED's) 
vóór
Bij het starten van de motor wordt deze 
verlichting (indien aanwezig) automatisch 
ingeschakeld als de lichtschakelaar in de  
stand " 0" of " AUTO " staat.
Automatisch inschakelen 
van de verlichting
Met behulp van een zonlichtsensor 
schakelen bij onvoldoende omgevingslicht de 
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en 
het dimlicht automatisch in. Bij neerslag kan 
de verlichting gelijktijdig met het automatisch 
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden 
ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als 
er voldoende omgevingslicht is of nadat de 
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
Inschakelen 
F Links: duw de hendel omlaag, voorbij het 
zware punt.
F
 
R
 echts: duw de hendel omhoog, voorbij het 
zware punt.
Richtingaanwijzers
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Het  uitschakelen van de functie wordt bevestigd 
door een melding.
Storing 
Bij een storing in de lichtsensor 
gaat de verlichting branden en 
gaat dit lampje branden op het 
instrumentenpaneel in combinatie 
met een geluidssignaal en/of een 
melding.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats. F
 
D
raai de ring in de stand AUTO. Het 
inschakelen van de functie wordt bevestigd 
door een melding.
4 
Verlichting en zicht  
Page 132 of 400

130
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten 
onrechte voldoende licht waarnemen. De 
verlichting wordt dan niet automatisch 
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecombineerde 
lichtsensor, die zich in aan de bovenzijde van 
de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, 
niet af. De aan de sensor gekoppelde 
functies worden dan niet meer bediend.
Handbediende follow me 
home-verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten 
van het contact de dimlichten nog even blijven 
branden om het uitstappen in het donker te 
vergemakkelijken.
InschakelenUitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting 
wordt na een bepaalde periode automatisch 
uitgeschakeld.
Automatische follow me 
home-verlichting
F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" 
met de lichtschakelaar.
F
 
G
 eef nogmaals een "lichtsignaal" om de 
functie uit te schakelen. Als de functie voor het automatisch 
inschakelen van de verlichting is geactiveerd, 
schakelt onder donkere omstandigheden het 
dimlicht automatisch in wanneer u het contact 
uitschakelt.
Instellingen
Het in- of uitschakelen van de functie en de 
tijdsduur van het branden van de follow me 
home-verlichting kunnen worden ingesteld.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu 
"
Persoonlijke instelling –  
configuratie " de functie "Follow-
me-home verlichting ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu 
"Rijden/Auto " de functie "Follow 
me home-verlichting ".
Instapverlichting 
buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op 
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto 
en het instappen te vergemakkelijken. De 
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar 
in de stand "AUTO" staat en de lichtsensor 
weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
Druk op het geopende hangslot 
van de afstandsbediening of op 
de portiergreep van een van de 
voorportieren met het "Keyless entry 
and start"-systeem
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden 
en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat 
na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat 
uit na het aanzetten van het contact of het 
vergrendelen van de auto. 
Verlichting en zicht  
Page 137 of 400

135
Uitvoering met handbediende 
ruitenwissers (interval)
Uitvoering met automatische 
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
Beweeg de hendel omhoog of omlaag tot de 
gewenste instelling is bereikt.Wissen op hoge snelheid (hevige 
neerslag).
Wissen op normale snelheid (matige 
r e g e n).
Intervalstand (wissnelheid 
afhankelijk van de rijsnelheid).
Uit.
Eén keer wissen (de hendel omlaag 
duwen of kort naar u toe trekken en 
vervolgens loslaten).
of Automatisch wissen (omlaag 
duwen en vervolgens loslaten).
Eén keer wissen (de hendel even 
naar u toe trekken).
Automatische ruitenwissers 
vóór
De ruitenwissers worden automatisch 
ingeschakeld wanneer regen wordt 
gedetecteerd (sensor achter de binnenspiegel). 
De snelheid van de ruitenwissers wordt 
automatisch aangepast aan de hoeveelheid 
neerslag.
Inschakelen
Druk de hendel kort naar beneden.
De ruitenwissers maken één slag 
om het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel gaat aan en er 
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Duw de hendel nog een keer kort 
omlaag of zet de hendel in een 
andere stand (Int., 1
  of 2).
Dit verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel gaat uit en er 
verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan één 
minuut is afgezet, moet u de automatische 
werking van de ruitenwissers opnieuw 
activeren door de hendel omlaag te 
duwen.
4 
Verlichting en zicht  
Page 138 of 400

136
In het geval van een storing in de automatische 
werking van de ruitenwissers werken deze in 
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door een 
CITROËN-dealer of door een gekwalificeerde 
werkplaats.
Dek de regensensor, die zich gecombineerd 
met de lichtsensor aan de bovenzijde van de 
voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van de 
ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in 
een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de 
automatische ruitenwissers tot de voorruit 
volledig ontdooid is.
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende 
enige tijd).
Bij achteruitrijden
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld 
op het moment dat u de achteruitversnelling 
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser 
achter ingeschakeld.
Activeren/deactiveren
Deze functie kan worden geactiveerd en 
gedeactiveerd via het configuratiemenu van 
de auto.Dit systeem is standaard geactiveerd.
Deactiveer de automatische werking van 
de ruitenwisser achter bij sneeuwval of 
strenge vorst en bij montage van een 
fietsendrager op de achterklep.
Met audiosysteem
Open het menu "
Persoonlijke 
instelling – configuratie " en 
activeer/deactiveer " Ruitenw. aan 
bij achteruit ".
Storingen 
Met touchscreen
Open het menu " Rijden/Auto" en 
activeer/deactiveer " Ruitenwisser 
achter bij inschakelen achteruit ". 
Verlichting en zicht  
Page 153 of 400

151
Instructies voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12  jaar of kleiner 
dan 1,50
  m gebruik van een geschikt 
kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer 
dan één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten 
tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over kinderzitjes .
In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen, afhankelijk 
van de aard en de kracht van de 
aanrijding, vóór en onafhankelijk van 
de airbags afgaan. Het afgaan van de 
gordelspanners gaat gepaard met wat 
onschadelijke rook en een knal, als gevolg 
van de activering van de pyrotechnische 
lading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het 
waarschuwingslampje van de airbag 
branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding 
controleren en eventueel vervangen 
door het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.AirbagsDe airbags werken alleen bij aangezet 
contact.
De airbags werken slechts één keer. 
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt 
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), 
worden de airbags niet meer opgeblazen.
Detectiezones voor een 
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp actzone opzij.
De airbags zijn speciaal ontworpen om de 
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd 
de passagiers op de middelste zitplaats 
van zitrij 2
 
en, volgens uitvoering, zitrij 3) bij 
ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags 
vormen een aanvulling op de werking van de 
veiligheidsgordels met spankrachtbegrenzer.
Bij een aanrijding registreren en analyseren de 
elektronische schoksensoren de frontale en 
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones 
voor een aanrijding worden blootgesteld:
-
 
b
ij een ernstige aanrijding gaan de 
airbags onmiddellijk af om de inzittenden 
(uitgezonderd de passagiers op de 
middelste zitplaats van zitrij 2
 
en, volgens 
uitvoering, zitrij 3) te helpen beschermen. 
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas 
snel uit de airbags, zodat het zicht niet 
wordt belemmerd en de inzittenden de auto 
eventueel kunnen verlaten,
-
 b
ij een minder ernstige aanrijding of een 
aanrijding van achteren en in bepaalde 
gevallen waarbij de auto over de kop slaat, 
treden de airbags niet in werking. De 
veiligheidsgordels helpen u in deze situaties 
voldoende te beschermen.
5 
Veiligheid  
Page 156 of 400

154
Veiligheidsvoorschriften
Houd u aan de onderstaande 
veiligheidsvoorschriften voor een 
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Draag altijd een correct afgestelde 
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag 
en de inzittenden (kinderen, huisdieren, 
objecten enz.) en bevestig niets in de buurt van 
de airbags of in het gebied waar de airbags 
afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van 
de airbag verwonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke 
uitvoering van uw auto, voer met name geen 
wijzigingen door aan de onderdelen in de 
directe nabijheid van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto 
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen 
uitsluitend door het CITROËN-netwerk of 
door een gekwalificeerde werkplaats worden 
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften 
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op 
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, 
de borst of de armen als de airbag wordt 
geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer 
snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) 
en loopt ver volgens even snel leeg, waarbij 
de warme gassen via de daar voor bestemde 
openingen naar buiten stromen.Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken 
vast en laat uw handen niet op het 
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het 
dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat, 
kunnen brandende sigaretten of een pijp 
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen 
gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet 
op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op 
het stuur wiel of op het dashboard. Deze 
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel 
veroorzaken.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daar voor 
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie 
met actieve zijairbags gebruikt kunnen 
worden. Voor informatie over de stoelhoezen 
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich 
wenden tot het CITROËN-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van 
de stoelen (kleding enz.): dit zou bij het 
afgaan van de zijairbags kunnen leiden tot 
verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel 
zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; 
dit zou bij het afgaan van de window-airbags 
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak 
(indien aanwezig); deze maken deel uit van 
de bevestiging van de window-airbags. De portierpanelen van de voorportieren 
bevatten de zijdelingse schoksensoren van 
de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van 
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties) 
die niet aan de voorschriften voldoen, kan 
ertoe leiden dat deze sensoren niet meer 
goed werken – In dat geval werken de zij-
airbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de voorportieren 
uitsluitend uitvoeren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde 
werkplaats. 
Veiligheid