CITROEN JUMPER SPACETOURER 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2020Pages: 324, PDF Size: 11 MB
Page 101 of 324

99
Verlichting overdag /
Parkeerlichten
Bij het starten van de motor wordt deze
verlichting (indien aanwezig) automatisch
ingeschakeld als de lichtschakelaar in de
stand "0 " of " AUTO " staat.
Automatisch inschakelen
verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. F
D
raai de ring in de stand "AUTO"
. Als de
functie wordt geactiveerd, verschijnt er
tevens een melding.
F
D
raai de ring in een andere stand
. Het
uitschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden en gaat dit
verklikkerlampje branden op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in aan
de bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de
sensor gekoppelde functies worden dan
niet meer bediend.
Follow me home- en
instapverlichtingBij neerslag kan de verlichting gelijktijdig
met het automatisch inschakelen van de
ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
Follow me home-verlichting
Handmatig
In-/uitschakelen
F G eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar om de functie in/uit
te schakelen.
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatisch
Als de functie "automatische verlichting" is
ingeschakeld (lichtschakelaar in de stand
“ AUTO ”), schakelt bij gering omgevingslicht
het dimlicht automatisch in zodra u het contact
uitschakelt.
Als de ring in de stand “ AUTO” staat, schakelt
bij gering omgevingslicht het dimlicht
automatisch in zodra u het contact uitschakelt.
4
Verlichting en zicht
Page 102 of 324

100
Omstandigheden
waaronder deze verlichting
niet werkt
De verlichting werkt in de volgende gevallen
niet:
-
b
ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Programmeren
Met audiosysteem of
touchscreen
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Deze functie is standaard ingeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
Instapverlichting buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar
in de stand " AUTO" staat en de lichtsensor
weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
Druk op het geopende hangslot
van de afstandsbediening of op
de portiergreep van een van de
voorportieren met het "Keyless entry
en start"-systeem
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden
en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat
uit na het aanzetten van het contact of het
vergrendelen van de auto.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
Het in- of uitschakelen van de
functie en de tijdsduur van de
instapverlichting zijn in te stellen via
het configuratiemenu op het scherm
van de auto.
Statische bochtverlichting
Dit systeem (indien aanwezig) zorgt er voor
dat tijdens het rijden met dim- of grootlicht
de mistlamp vóór wordt ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40
km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Inschakelen
De bochtverlichting wordt in de volgende
gevallen ingeschakeld:
-
b
ij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of
-
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt
verdraaid.
U kunt de functie in- en uitschakelen
en de tijdsduur van de follow me
home-verlichting instellen via het
configuratiemenu van de auto.
Verlichting en zicht
Page 103 of 324

101
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen
dim- en grootlicht, afhankelijk van het
omgevingslicht en de rijcondities met behulp
van een camera aan de bovenzijde van de
voorruit.Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25
km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt,
werkt de functie niet meer.
Inschakelen / uitschakelen
Met/zonder audiosysteem
F U kunt het systeem in- of uitschakelen door op deze toets te drukken.
Het lampje van de toets brandt als de functie is
ingeschakeld .
Met touchscreen
De functie kan worden
in- en uitgeschakeld in het
configuratiemenu van de auto.
F
Z
et ver volgens de ring van de
lichtschakelaar in de stand "AUTO" of
"dimlicht/grootlicht".
Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen. De bestuurder kan indien nodig op elk
moment zelf de verlichting omschakelen
door de lichtschakelaar naar zich toe te
trekken.
Geef een lichtsignaal
om de werking
van de functie te
onderbreken; het
verlichtingssysteem
wordt overgeschakeld
op de stand
"automatische
verlichting":
Bij het geven van een lichtsignaal wordt
het systeem niet uitgeschakeld.
De systeemstatus blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen.
4
Verlichting en zicht
Page 104 of 324

102
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Inschakelen
Als het buiten donker is, gaat de verlichting
van de plafonnier vóór en het panoramadak
(indien aanwezig) automatisch branden als de
parkeerlichten worden ingeschakeld.
De sfeer verlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Programmeren
Met audiosysteem of
touchscreen
U kunt de sfeer verlichting in- en
uitschakelen en de helderheid ervan
instellen via het configuratiemenu
van de auto.
Er kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-
a
ls het zicht slecht is (bijvoorbeeld bij
sneeuwval, zware regenval of dichte
mist, ...),
-
a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-
a
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Bij te dichte mist wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.
Het systeem detecteert geen:
-
w
eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
-
w
eggebruikers van wie de verlichting
wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door
een vangrail op de snelweg),
-
w
eggebruikers die zich aan de top of
de voet van een steile helling, in een
bocht of op een zijweg bevinden.
Hoogteverstelling
koplampen
Verstel de halogeenkoplampen afhankelijk van
de belading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0 Leeg.
1 Gedeeltelijke belading.
2 Gemiddelde belading.
3 Maximaal toegestane belading.
4 5 6 Niet gebruikt.
0 1 of 2 personen voorin.
1 5 personen.
2 6 - 9 personen.
3 Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
4 5 6 Niet gebruikt. Stand 0 is de basisinstelling.
Verlichting en zicht
Page 105 of 324

103
Ruitenwisserschakelaar
Configureren
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto
kunnen bepaalde functies worden in- en
uitgeschakeld:Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het
gebied rondom de ruitenwisserarmen en
-bladen en van de voorruitrand alvorens
de ruitenwissers in te schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
Handmatige bediening
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.
Met handbediende ruitenwissers
(inter val)
Met automatische ruitenwissers
- automatische werking van de ruitenwissers vó ó r,
-
a
utomatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen van
de achteruitversnelling.
Ruitenwissers vóór
Beweeg de hendel omhoog of omlaag om
de ruitenwissers in de gewenste snelheid te
zetten.
Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag).
Wissen op normale snelheid (matige
r e g e n).
Interval (wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid).
Uit. Eén keer wissen (de hendel omlaag
duwen of kort naar u toe trekken en
vervolgens loslaten).
of Automatisch wissen (omlaag
duwen en vervolgens loslaten).
Eén keer wissen (de hendel even
naar u toe trekken).
Automatische ruitenwissers
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld wanneer regen wordt
gedetecteerd (sensor achter de binnenspiegel).
De snelheid van de ruitenwissers wordt
automatisch aangepast aan de hoeveelheid
neerslag.
4
Verlichting en zicht
Page 106 of 324

104
Ruitensproeiers voorruit en
koplampsproeiers
Inschakelen
Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag
om het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat aan en er
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Duw de hendel nog een keer kort
omlaag of zet de hendel in een
andere stand (Int., 1 of 2).
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan één
minuut is afgezet, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
activeren door de hendel omlaag te
duwen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor aan
de bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot de
voorruit ontdooid is.
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Bij achteruitrijden
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Activeren/Deactiveren
Met audiosysteem of
touchscreen
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Deze functie is standaard ingeschakeld.
Deactiveer de automatische werking van
de ruitenwisser achter bij sneeuwval of
strenge vorst en bij montage van een
fietsendrager op de achterklep.
F
T
rek de hendel van de
ruitenwisserschakelaar naar u toe.
Verlichting en zicht
Page 107 of 324

105
De ruitensproeiers treden in werking en na
enige tijd worden ook de ruitenwissers voor
een bepaalde periode ingeschakeld.
De koplampsproeiers worden alleen
geactiveerd als de dimlichten branden en de
auto rijdt .
Bij auto's met dagrijverlichting moet de
lichtschakelaar in de stand dimlichten worden
gezet om de koplampsproeiers te activeren.
Bij auto's met automatische
airconditioning wordt tijdens het bedienen
van de ruitensproeiers vóór automatisch
de luchttoevoer afgesloten om een
onaangename geur in het interieur te
voorkomen.
Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers en het
vloeistofniveau in het reservoir te
laag is, gaat dit lampje branden
op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding.
Zolang het reser voir niet gevuld wordt gaat
het lampje branden telkens wanneer u het
contact inschakelt of de ruitenwisserschakelaar
bedient.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of
laat het bijvullen.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of ver vangen. De stand kan
tevens 's winters (ijs, sneeuw) worden gebruikt
om de ruitenwisserbladen los te zetten van de
voorruit.
Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
-
e
r voorzichtig mee om te gaan,
-
z
e regelmatig te reinigen met zeepsop,
-
z
e niet te gebruiken om een stuk
karton tegen de voorruit te houden,
-
z
e te ver vangen zodra ze tekenen van
slijtage vertonen.
Voordat u een wisserblad
demonteert
F Als de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
I
n deze stand kunnen de gewenste
bewerkingen worden uitgevoerd of de
ruitenwissers worden vervangen.
Na het monteren van een
ruitenwisserblad vóór
F Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
weer in de oorspronkelijke stand te zetten.
4
Verlichting en zicht
Page 108 of 324

106
Ruitenwisserbladen
ver vangen
Verwijderen/aanbrengen aan de
voorzijde
Pak de ruitenwisserarmen niet vast op de
plek van de ruitensproeiers.
Raak het ruitenwisserblad niet aan;
u kunt daarbij onherstelbare schade
veroorzaken.
Laat de ruitenwissers niet los tijdens het
verplaatsen - Kans op beschadiging van
de voorruit!F
R
einig de voorruit met behulp van een
reinigingsmiddel voor autoruiten.
Gebruik geen waterafstotende producten
van het "Rain X" type.
F
M
aak het versleten wisserblad het dichtst bij
u los en ver wijder het.
F
B
reng het nieuwe wisserblad aan en
bevestig het op de ruitenwisserarm.
F
H
erhaal de procedure voor het andere
ruitenwisserblad.
F
B
egin met het ruitenwisserblad het dichtst
bij u, houd nogmaals elke arm vast bij het
starre gedeelte en leg de ruitenwisser
voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen aan de
achterzijde
F Voer de vervangingsprocedures voor de ruitenwisserbladen uit vanaf de
bestuurderszijde.
F
B
egin met het ruitenwisserblad het verst
van u af, houd elke arm vast bij het starre
gedeelte en beweeg deze zo ver mogelijk
omhoog. F
H
oud de arm vast bij het starre gedeelte en
beweeg deze omhoog tot de ruststand.
F
R
einig de achterruit met behulp van
ruitensproeiervloeistof.
F
M
aak het versleten wisserblad los en
verwijder het.
F
B
reng het nieuwe wisserblad aan en klem
deze op ruitenwisserarm.
F
H
oud nogmaals de arm vast bij het starre
gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig
op de achterruit.
Verlichting en zicht
Page 109 of 324

107
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie
over de identificatie van uw auto.
Ver wijder ze niet: ze horen namelijk bij de
auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in
staat u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto, enz.Belangrijke informatie:
-
H
et monteren van elektrische
uitrustingen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het
assortiment van CITROËN voorkomen,
kan tot een hoger verbruik leiden
en storingen in het elektronische
systeem van uw auto veroorzaken.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk voor meer informatie over
het aanbod aan accessoires met een
artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen is toegang
tot de diagnose-aansluiting, die is
gekoppeld aan de elektronische
systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is
over geschikt gereedschap (kans op
storingen in de elektronische systemen
die kunnen leiden tot pech of ernstige
ongevallen). De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld als deze
aanwijzing niet wordt opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die
niet door CITROËN zijn voorzien
of toegestaan, of die niet volgens
de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot
het ver vallen van de wettelijke en
contractuele garanties. Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het CITROËN-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van
de voor montage geschikte zenders
opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
5
Veiligheid
Page 110 of 324

108
Noodoproep of
pechhulpoproep
Oproep naar Urgence met
lokalisering
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem **
A
fhankelijk van de geografische dekking van
"Oproep naar Urgence met lokalisering",
"Oproep naar Assistance met lokalisering"
en van de officiële landstaal die door de
eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken.
Druk in geval van nood langer dan 2 seconden
op de toets 1
.
Het knipperen van het lampje en het gesproken
bericht bevestigen dat de oproep is verstuurd
naar de alarmcentrale "Oproep naar Urgence
met lokalisering".*.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
Het lampje blijft branden ter wijl de
communicatie behouden blijft.
"Oproep naar Urgence met lokalisering"
lokaliseert onmiddellijk uw auto, spreekt u
toe in uw landstaal**en roept indien nodig de
hulp in van de bevoegde hulpdiensten**. In
landen waar de alarmcentrale niet operationeel
is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk
is geweigerd, wordt de oproep meteen
doorgestuurd naar de hulpdiensten (112),
zonder lokalisatie.
Als onafhankelijk van de activering van
de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Werking van het systeem
- Verklikkerlampje brandt gedurende ongeveer 3 seconden bij het aanzetten van
het contact: het systeem werkt correct.
-
H
et rode lampje blijft branden:
systeemstoring.
-
H
et rode lampje knippert: de noodbatterij
moet worden vervangen.
In de laatste twee gevallen kan er mogelijk
geen noodoproep of pechhulpoproep worden
verstuurd.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop, afhankelijk van de mate
van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar
ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd,
worden de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen alle vier de richtingaanwijzers
tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Veiligheid