dashboard FIAT 500 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: 500, Model: FIAT 500 2018Pages: 224, PDF Size: 3.92 MB
Page 9 of 224

7
INSTRUMENTENPANEEL
KENNISMAKING MET DE AUTO
1a
A linker hendel: bediening buitenverlichting en richtingaanwijzer – B bediening audio op stuurwiel – C instrumentenpaneel – D hoogteregeling
koplampen –E bediening audio op stuurwiel – F rechter hendel: bediening ruitenwissers/-sproeiers, achterruitwisser/-sproeier
G elektrische dualdrive stuurbekrachtiging (CITY-functie) – H display: audiosysteem/Uconnec™ – I middelste luchtuitstroomopeningen
L mistlampen/mistachterlichten – M passagiersairbag – N uitstroomopeningen aan zijkant – O dashboardkastje – P alarmknipperlichten en
schakelaar – Q bediening klimaatregelsysteem – R elektrische ruitbediening rechts – S versnellingspook T elektrische ruitbediening links
U ASR-OFF knop – V startinrichting – Z bestuurdersairbag – X verstelhendel stuurwiel – W Cruise Control/Speed Limiter hendel
DVDF0S219c
Page 10 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
8
DASHBOARD MET SPORTSTUURWIEL
1b
A hendel richtingaanwijzer– B bediening audioop stuurwiel – C instrumentenpaneel – D hoogteregeling koplampen –E bediening audio op
stuurwiel – F bediening ruitenwissers/-sproeiers, achterruitwisser/-sproeier – G elektrische dualdrive stuurbekrachtiging (CITY-functie)
H display: autosysteem/Uconnect™ – I middelste luchtuitstroomopeningen – L mistlampen/mistachterlichten – M passagiersairbag
N uitstroomopeningen aan zijkant – O dashboardkastje – P alarmknipperlichten en schakelaar – Q bediening klimaatregelsysteem
R elektrische ruitbediening rechts – S versnellingspook – T elektrische ruitbediening links – U ASR-OFF knop– V startinrichting
Z bestuurdersairbag – X verstelhendel stuurwiel – W Cruise Control/Speed Limiter hendel
DVDF0S220c
Page 17 of 224

15
EBD STORING (kleurendisplay)
Wanneer de waarschuwingslampjes bij draaiende motor tegelijk gaan branden, dan is er een storing in het EBD-systeem of
is het systeem niet beschikbaar. In dit geval kunnen de achterwielen bij hard remmen plotseling blokkeren waardoor de
auto begint te slippen.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
x
>x
>
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN (Kleurendisplay – voor bepaalde versies/markten)
Het symbool wordt weergegeven op het display samen met een speciaal bericht en een geluidssignaal, wanneer het
voertuig de snelheidslimiet overschrijdt in het setupmenu (bijv. 120 km/h).
120
PASSAGIERSAIRBAG/ZIJAIRBAGS UITGESCHAKELD
Het lampje geeft de status aan van de passagiersairbagbescherming. Als het lampje uit is, is de airbag van de passagier
actief: gebruik het Setup Menu om deze zijairbag uit te schakelen (in dat geval gaat de led branden). Wanneer de motor
wordt gestart (sleutel in stand MAR), brandt het waarschuwingslampje gedurende ongeveer 8 seconden, als ten minste 5
seconden na de vorige uitschakeling zijn verstreken. Als dit niet het geval is, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
Als de motor binnen 5 seconden opnieuw wordt in-/uitgeschakeld, kan het waarschuwingslampje gedoofd blijven.
Controleer in dit geval de correcte werking van het lampje, zet de motor af, wacht minstens 5 seconden en start de motor weer.
Het controlelampje kan met verschillende lichtsterkte branden, afhankelijk van de voertuigcondities.
De lichtsterkte kan ook tijdens dezelfde sleutelcyclus variëren.
““
ESCESC
ASR-SYSTEEM AFGESLOTEN (Kleurendisplay)
Het symbool gaat samen met een speciaal bericht op het kleurendisplay branden wanneer het ASR-systeem is
uitgeschakeld met behulp van de ASR-OFF knop op het dashboard. Tegelijkertijd gaat de led in de knop branden.
VV
ABS STORING
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet even later doven.
Het lampje gaat branden, bij sommige versies verschijnen er een bericht en een symbool op het display, als het systeem
niet doeltreffend of niet beschikbaar is. In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar met uitsluiting van het
ABS-systeem.
Rijd zeer voorzichtig wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
>>
Page 25 of 224

23
RECHTER RICHTINGAANWIJZER
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of, samen met de linker
richtingaanwijzer, wanneer de drukknop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
DE
INSCHAKELEN CRUISE CONTROL
Het lampje gaat branden wanneer de cruise control ingeschakeld is.
DE SPEED LIMITER INSCHAKELEN
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de speed limiter wordt geactiveerd.
INSCHAKELING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE”
De indicatie CITY gaat aan wanneer de elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive” wordt ingeschakeld door op de “CITY”-
knop op het dashboard te drukken. Druk nogmaals op de knop om de functie uit te schakelen. CITY
SPORT
ECO
DUALOGIC
VERSNEL-
LINGSBAK
BERICHTEN
11
GROOTLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
SPORTFUNCTIE AAN
De indicatie SPORT verschijnt op het display wanneer de “SPORT”-functie wordt geselecteerd door te drukken op de
bijbehorende knop op het dashboard. De indicatie SPORT verdwijnt wanneer er nogmaals op de knop wordt gedrukt.
Bij sommige versies wordt in plaats van de indicatie “SPORT” een scherm weergegeven.
ECO FUNCTIE AAN
De indicatie ECO verschijnt op het display wanneer de “ECO”-functie wordt geselecteerd door te drukken op de
bijbehorende knop op het dashboard. De indicatie ECO verdwijnt wanneer er nogmaals op de knop wordt gedrukt.
Op sommige versies wordt in plaats van de indicatie “ECO” een scherm weergegeven.
Bij versies uitgerust met “Dualogic” versnellingsbak, kunnen de volgende berichten worden weergegeven:
Versnelingen verminderen – Manuele modus niet beschikbaar – Automatische modus niet beschikbaar – Te hoge
temperatuur koppeling – Rempedaal indrukken – Rempedaal indrukken - Vertraagde start – Versnelling niet beschikbaar
Manoeuvre niet toegestaan – Rempedaal indrukken en manoeuvre herhalen – Schakelen naar vrijstand.
Page 35 of 224

33
HANDBEDIENDE
KLIMAATREGELING
3) 2)
Druk op knop A-fig. 22 om de
klimaatregeling in en uit te schakelen.
OPMERKING Een optimale
koeling/verwarming van het interieur
kan mogelijk niet verzekerd zijn bij
werking van het Start&Stop-systeem.
Om voorrang te geven aan de werking
van de klimaatregeling, moet het
Start&Stop-systeem uitgeschakeld
worden.
LUCHTRECIRCULATIE
(draaiknop B-fig. 22)
TRecirculatie binnenlucht
ULuchttoevoer van buiten
Gebruik de luchtrecirculatie voor
optimale prestaties van de
airconditioning.
Plaats de recirculatie
op Uom de ruiten te ontwasemen.
BELANGRIJK In warm en vochtig weer
kan als koude lucht op de voorruit
wordt geblazen aan de buitenzijde
condensatie ontstaan, waardoor het
zicht wordt beperkt. A draaiknop ventilatorsnelheid en drukknop inschakeling/uitschakeling airconditioning
B draaiknop recirculatie / luchttoevoer van buitenaf
C draaiknop luchtverdeling
μ uchtstroom naar de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard om
de borst en het gelaat tijdens het warme seizoen te verkoelen.
∑ verdeling tussen de roosters in de beenruimte (warmste lucht) en de roosters op het
dashboard (koelste lucht).
∂naar de roosters in de beenruimte. Wegens de natuurlijke neiging van warmte om zich
naar boven toe te verspreiden, warmt dit type verdeling het interieur zo snel mogelijk op,
waardoor onmiddellijk een behaaglijk gevoel wordt verkregen.
∏verdeling tussen de roosters in de beenruimte en de roosters van de voorruit en de
voorste zijruiten. Dit type verdeling biedt een doeltreffende verwarming van het interieur
en voorkomt dat de ruiten beslaan.
- luchtstroom naar de luchtroosters van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te
ontwasemen of te ontdooien.
D knop verwarmde achterruit
E draaiknop temperatuurregeling
22DVDF0S146c
Page 37 of 224

24
1
2
DVDF0S008c
35
Met de keuzeschakelaar in de AUTO-
stand, worden de dimlichten in de
koplampen en de contourlichten
bestuurd door de schemersensor.
GROOTLICHT
❒ Druk met de ring in de stand
2de hendel naar voren naar
het dashboard toe. Het
waarschuwingslampje
1op het
instrumentenpaneel zal gaan branden.
❒ Voor voertuigen met de
AUTO-functie: met de ring in de
AUTO-positie enhet dimlicht aan, de
hendel naar voren duwen richting
het dashboard.
❒ Als de hendel naar het stuurwiel
wordt getrokken gaan ze uit.
Grootlichtsignaal
❒ Trek voor het grootlichtsignaal de
hendel naar het stuurwiel (instabiele
stand).
PARKEERLICHTEN
Deze lampen kunnen ingeschakeld
worden met de startschakelaar in de
STOP-positie of met de sleutel
verwijderd, door de linker hendelring
eerst naar de positie te bewegen
(of de AUTO-positie als het voertuig geen
schemersensor heeft) en dan naar positie
2. Het waarshuwingslampje 3gaat
branden op het instrumentenpaneel.
Herhaal dezelfde handeling om ze uit te
schakelen.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de (stabiele) stand:
❒ omhoog a: schakelt de rechter
richtingaanwijzer in;
❒ omlaag b: schakelt de linker
richtingaanwijzer in.
RIJBAANWISSELFUNCTIE
❒ Druk, om het verwisselen van
rijbaan aan te geven, de hendel
korter dan een halve seconde
omhoog of omlaag (onstabiele
stand) om de richtingaanwijzer aan
betreffende zijde 3 keer te doen
knipperen en vervolgens
automatisch te stoppen.
FOLLOW ME HOME
Met deze functie kan de ruimte vóór de
auto een bepaalde periode worden
verlicht.
Inschakelen
Het “Follow Me Home” systeem wordt
ingeschakeld door de hendel fig. 25
naar het stuurwiel te trekken, tot de
eindaanslag. Deze functie kan binnen 2
minuten nadat de motor is afgezet
ingeschakeld worden. Met deze functie
kunnen de verlichting en het dimlicht
worden ingeschakeld.
BUITENVERLICHTING
DAGVERLICHTING 7)
❒ Voor voertuigen met de
AUTO-functie: met de sleutel in de
MAR-positie en de ring in de
O-positie gedraaid, gaan de
dagrijlichten automatisch aan.
❒ Voor voertuigen met de
AUTO-functie: de dagrijlichten
worden automatisch ingeschakeld
door de schemersensor wanneer de
ring in de AUTO-positie staat.
DIMLICHT KOPLAMPEN/
STADSLICHT
❒ Draai, met de contactsleutel in
MAR, de draaischakelaar naar 2.
Het controlelampje
3op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Wanneer het dimlicht brandt,
schakelt de dagrijverlichting uit.
Page 40 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
38
Bij ingeschakelde ruitenwisser voor en
ingeschakelde achteruitversnelling, is
de werking van de achterruitwisser op
dezelfde wijze continu.
“Intelligente” wis-/wasfunctie
❒ Trek de hendel naar het dashboard
en houd hem in deze stand om de
achterruitsproeier in te schakelen.
REGENSENSOR
(voor bepaalde versies/markten)
4)
De sensor wordt geactiveerd wanneer
startinrichting op MAR is gedraaid en
wordt gedeactiveerd in de STOP
stand.
29DVDF0S0217c
Dit is een systeem achter de
binnenspiegel fig. 30 in contact met de
voorruit. Deze kan de aanwezigheid
van regen meten en dientengevolge
het automatisch ruitenwissen beheren
afhankelijk van de hoeveelheid water
op de voorruit.
BELANGRIJK Houd de ruit rond de
sensor schoon.
AUTOMATISCH WISSEN
(voor bepaalde versies/markten)
Inschakelen
De gebruiker kan automatisch wissen
kiezen door het bewegen van het
rechter stuur fig. 28 naar de AUTO (B)
positie. De bestuurder wordt
geïnformeerd over de inschakeling van
de automatische wisregeling door een
enkele slag van de ruitenwissers.
30DVDF0S0215c
Gevoeligheidsaanpassing
De regensensorgevoeligheid kan
worden aangepast via het displaymenu
of op het UconnectTM 5" of 7”
systeem.
Blokkering
Als de starterschakelaar naar de
STOP-positie wordt bewogen en de
rechterstuurwielhendel in de AUTO (B)
positie laat, wanneer het voertuig de
volgende keer wordt gestart
(startschakelaar in de MAR-positie),
kan geen wiscyclus schade aan het
systeem voorkomen als de voorruit
handmatig wordt gewassen of als er ijs
op zit. Om de automatische wismodus
in te schakelen:
❒ De rechter stuurwielhendel in een
andere positie zetten dan AUTO en
dan terug naar de AUTO-positie;
❒ door harder dan 5 km/h te rijden,
wanneer de sensor regen
detecteert.
Uitschakelen
De gebruiker kan automatisch wissen
uitschakelen door het rechter stuurwiel
naar een andere positie dan de AUTO-
positie te bewegen.
Page 55 of 224

53
START&STOP-
SYSTEEM 19)
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder wil wegrijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van het
voertuig dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
❒ Met handgeschakelde
versnellingsbak:bij stationair
draaiende motor, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in
de vrijstand staat en het
koppelingspedaal niet is ingetrapt.
❒ Met Dualogic versnellingsbak:
de motor wordt afgezet als hij stil
staat en het rempedaal is ingetrapt.
Deze toestand kan gehandhaafd
worden zelfs als het rempedaal niet
wordt ingetrapt, maar als de
versnellingspook in de stand N
staat.
OPMERKING: De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
❒ Het lampje
Uop het
instrumentenpaneel geeft aan dat
de motor gestopt is, en bij sommige
versies wordt deze aanduiding op
het display vermeld.
De motor opnieuw starten
❒ handgeschakelde
versnellingsbak:het
koppelingspedaal intrappen.❒ Met Dualogic versnellingsbak:als
de keuzehendel in de stand N, staat,
plaats hem dan in een willekeurige
versnelling, of laat anders het
rempedaal los of verplaats de
keuzehendel naar +, – of R.
HANDMATIG IN- EN
UITSCHAKELEN
❒ Het Start&Stop-systeem kan
ingeschakeld/uitgeschakeld worden
met de toets A - fig. 53 op het
dashboard.
Wanneer het systeem uitgeschakeld
is, gaat het lampje of symbool
T
branden.
❒ Bij sommige versies wordt de
informatie door het display verstrekt.
53DVDF0S0154c
Page 116 of 224

VEILIGHEID
114
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTE
EM (SRS) -
AIRBAGS
25)
Het voertuig kan uitgerust zijn met:
❒ frontairbag bestuurderszijde;
❒ frontairbag passagierszijde;
❒ Knieairbag bestuurderszijde;
❒ airbags aan passagiers- en
bestuurderszijde ter bescherming
van bekken, borst en schouders
(zijairbags);
❒ zijairbags ter bescherming van het
hoofd van passagiers op de
voorstoel en op de achterbank
(voor bepaalde versies/markten)
(gordijnairbag).
FRONTAIRBAGS
De frontairbags voor bestuurder/
passagier en de knieairbag voor de
bestuurder (voor bepaalde
versies/markten) beschermen de
inzittenden op de voorstoelen in het
geval van middelzware/zware frontale
botsingen, door de airbag tussen de
inzittende en het stuurwiel of het
dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen
(botsingen opzij, achterop, over de kop
slaan enz.), wijst dit niet op een storing
van het systeem.
In geval van een frontale botsing wordt
de airbag opgeblazen door een
elektronische regeleenheid.
Het kussen blaast onmiddellijk op
tussen de inzittende voorin en het
stuurwiel of het dashboard, waardoor
het lichaam van de inzittende wordt
opgevangen en de kans op
verwondingen wordt beperkt.
Na het opblazen loopt de airbag ook
direct weer leeg.
De frontairbags zijn geen vervanging
voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij
de wet voorgeschreven is in alle
Europese landen en de meeste landen
daarbuiten.Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder deze
omstandigheden wordt de inzittende
minder door de airbag beschermd.
De frontairbags (bestuurder, passagier,
knieairbag voor bestuurder) zijn
ontworpen en afgesteld om inzittenden
voorin met omgelegde
veiligheidsgordels zo goed mogelijk te
beschermen.
Wanneer de airbags volledig
opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
ruimte in beslag tussen het stuurwiel
en de bestuurder, tussen de onderste
bescherming van de stuurkolom en de
knieën van de bestuurder en tussen
het dashboard en de voorpassagier.
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
bescherming van de omgelegde gordel
volstaat) worden de airbags niet
opgeblazen.
De veiligheidsgordels moeten dus altijd
gedragen worden. Bij frontale
botsingen zorgen de veiligheidsgordels
ervoor dat de inzittenden in de juiste
stand worden gehouden.
Page 117 of 224

115
Frontairbag aan bestuurderszijde
(A-fig. 79)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een
speciale ruimte in het midden van het
stuurwiel is geplaatst.
79DVDF0S0190c
Frontairbag aan passagierszijde
(B-fig. 80)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het dashboard is opgeborgen:
deze airbag heeft een groter volume
dan de bestuurdersairbag.
80DVDF0S0464c
Frontairbag passagier en
kinderzitjes
25)
Plaats NOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot dodelijk letsel van het
kind.
Neem ALTIJDde aanwijzingen
vermeld op het label op de zonneklep
aan passagierszijde (fig. 81) in acht.
81DVDF0S0160c