display FIAT DUCATO 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2012, Model line: DUCATO, Model: FIAT DUCATO 2012Pages: 288, PDF Size: 3.44 MB
Page 114 of 288

ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability Program)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen
hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig als de grip op het
wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-systeem beschikt de
auto (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ook over MSR
(regeling van het afremmen op de motor tijdens
terugschakelen) en HBA (automatische remdrukverhoger bij
noodstops).
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het instrumentenpaneel
knipperen, om de bestuurder er op te wijzen dat de auto de
stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt
gestart en kan niet worden uitgeschakeld. BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops geïntegreerd in ESP)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld, herkent
noodstops (op basis van de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in het remcircuit
aanzienlijk, waardoor sneller en krachtiger door het systeem
wordt geremd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die zijn uitgerust met
ESP, uitgeschakeld bij een storing in het ESP (lampje
ábrandt en er verschijnt een melding op het multifunctionele
display – voor bepaalde uitvoeringen/markten).
110
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat
aan een trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed
ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste remweg
in relatie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
Page 115 of 288

❒op een dalende helling: de auto stilstaat op een helling van
meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem- en
koppelingspedaal en als de achteruit is ingeschakeld.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het ESP
ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het
noodzakelijke motorkoppel is bereikt om weg te rijden (of
maximaal 2 seconden), zodat u meer tijd heeft om uw
rechter voet van het rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen. Als u na 2 seconden niet bent weggereden,
schakelt het systeem automatisch uit en wordt de remdruk
geleidelijk verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een typisch geluid horen. Dit geluid
betekent dat de auto ieder moment in beweging kan komen.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het systeem brandt het
waarschuwingslampje
á(zie hoofdstuk “Lampjes en
meldingen”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem;
verlaat dus nooit de auto zonder de handrem aan te trekken,
de motor uit te zetten en de eerste versnelling in te
schakelen. STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESP wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld, gaat het lampje áop het instrumentenpaneel
continu branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en
meldingen”). Bovendien gaat ook het lampje in de ASR-knop
branden. Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
111
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De prestaties van het ESP-systeem mogen
de bestuurder er niet toe verleiden onnodige
en onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl
moet altijd zijn aangepast aan het wegdek, het zicht
en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de
verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij de
bestuurder van de auto.
ATTENTIE!
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het wegrijden
op een helling.
Het systeem schakelt automatisch in als:
❒op een stijgende helling: de auto stilstaat op een helling
van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem- en
koppelingspedaal en versnellingsbak in vrij of als een
andere versnelling dan de achteruit is ingeschakeld.
Voor de juiste werking van het ESP- en ASR-
systeem is het noodzakelijk dat de banden
van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De
banden moeten in perfecte conditie zijn en de
voorgeschreven afmetingen hebben.
ATTENTIE!
Page 117 of 288

Voor de juiste werking van de ASR is het noodzakelijk dat de
banden van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn.
De banden moeten in perfecte conditie en altijd van het
voorgeschreven type, merk en afmetingen zijn.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in de ASR wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld, gaat het lampje áop het instrumentenpaneel
constant branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en meldingen”).
Bovendien gaat ook het lampje in de ASR-knop branden.
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk. In-/uitschakeling van het systeem fig. 129
Het ASR-systeem schakelt automatisch in als de motor
wordt gestart.
Tijdens het rijden kan het ASR-systeem worden
uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld door de
schakelaar A op het dashboard in te drukken.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het lampje op de
knop branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde
uitvoeringen/markten).
Als het ASR-systeem tijdens het rijden wordt uitgeschakeld,
schakelt het automatisch weer in als de auto opnieuw wordt
gestart.
F0N0077mfig. 129113
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTERDe prestaties van het systeem mogen de
bestuurder er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet
altijd zijn aangepast aan het wegdek, het zicht en
het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de
verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij de
bestuurder van de auto.
ATTENTIE!
Schakel het ASR-systeem uit als u met sneeuwkettingen rijdt:
onder deze omstandigheden levert het doorslaan van de
aangedreven wielen juist meer trekkracht op.
Page 119 of 288

115
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) kan
een doorlopende diagnose worden uitgevoerd op die
componenten op de auto die van invloed zijn op de emissie.
Bovendien meldt het systeem, door het branden van het
lampje
Uop het instrumentenpaneel (en het verschijnen van
een melding op het multifunctionele display, voor bepaalde
uitvoeringen/markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en
meldingen”) dat de betreffende componenten defect zijn.
Het doel is:
❒de werking van het systeem controleren;
❒signaleren wanneer door een storing de emissies boven
de wettelijk vastgestelde drempelwaarde uitkomen;
❒signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte
componenten te vervangen.
Het systeem beschikt verder nog over een diagnosestekker
die het mogelijk maakt, na het aansluiten van speciale
apparatuur, de door de regeleenheid opgeslagen
storingscodes en de specifieke parameters voor de diagnose
en werking van de motor te lezen. Deze controle kan ook
worden uitgevoerd door de verkeerspolitie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing moet het Fiat
Servicenetwerk voor een complete controle van het systeem,
tests uitvoeren op een testbank en, zo nodig, een proefrit
maken die eventueel een langere afstand kan omvatten.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait
en het lampje Ugaat niet branden of het
gaat branden of knipperen tijdens het rijden
(en er verschijnt ook een melding op het
multifunctionele display,
voor bepaalde
uitvoeringen/markten), wendt u dan zo snel mogelijk
tot het Fiat Servicenetwerk. De werking van het
lampje
Ukan met speciale apparatuur door de
verkeerspolitie gecontroleerd worden. Houdt u aan de
wetgeving van het land waarin u rijdt.
Page 121 of 288

Meetbereik
Meetbereik in het midden: 140 cm ±10 cm
Meetbereik aan de zijkant: 60 cm ±20 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, dan reageren
zij alleen op die obstakels die zich het dichtst bij de auto
bevinden.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in de parkeersensoren gaat bij het inschakelen
van de achteruit het lampje
top het instrumentenpaneel
branden en verschijnt er een melding op het multifunctionele
display (voor bepaalde uitvoeringen/markten) (zie het
hoofdstuk “Lampjes en meldingen”).
117
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch
uitgeschakeld als de stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de
trekhaak.
De sensoren worden automatisch weer ingeschakeld als u de
aanhangerstekker loskoppelt.
BELANGRIJK Als u de trekhaak permanent gemonteerd wilt
houden als er geen aanhanger wordt getrokken, wendt u dan
tot het Fiat Servicenetwerk om het systeem aan te laten
passen, omdat de trekhaak als obstakel kan worden
waargenomen door de sensoren in het midden.
In wastunnels waar gebruik wordt gemaakt van stoom of
hogedrukreiniging, moeten de sensoren kort worden
gereinigd. Houd hierbij de spuitlans op meer dan 10 cm
afstand.
Page 128 of 288

DPF-ROETFILTER
(DIESEL PARTICULATE FILTER)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een
mechanisch filter in het uitlaatsysteem dat de partikels in het
uitlaatgas van dieselmotoren opvangt.
Het roetfilter vangt bijna de totale hoeveelheid roetdeeltjes
op, waardoor voldaan wordt aan de huidige/toekomstige
wettelijke normen.
Tijdens het normale gebruik van de auto registreert de
inspuitregeleenheid een aantal gegevens met betrekking tot
het gebruik (gebruiksduur, type traject, bereikte temperatuur
enz.) en berekent de hoeveelheid verzameld roet in het filter.
Omdat het filter de roetdeeltjes verzamelt, moet het
periodiek worden geregenereerd (schoongemaakt) door de
roetdeeltjes te verbranden.
De regeneratieprocedure wordt geregeld door de
regeleenheid van de motor op basis van de hoeveelheid
opgevangen roetdeeltjes en de bedrijfsomstandigheden van
de auto.
Tijdens de regeneratie kan het volgende worden
waargenomen: een beperkte toerentalverhoging, inschakeling
van de elektroventilateur, een beperkte toename van de rook
uit de uitlaat en een hogere temperatuur bij de uitlaat. Dit
zijn geen storingen en deze situatie heeft geen invloed op het
milieu of het gedrag van de auto.
Als de bijbehorende melding op het display verschijnt, zie dan
het hoofdstuk “Lampjes en meldingen”.BESCHERMING VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn:
❒oxidatiekatalysator;
❒uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
❒roetfilter (DPF).
124
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Onder normale bedrijfsomstandigheden
bereikt het roetfilter (DPF) hoge
temperaturen. Parkeer daarom niet boven
brandbare materialen (gras, droge bladeren,
dennennaalden enz.): brandgevaar.
ATTENTIE!
Onder normale bedrijfsomstandigheden
bereikt de katalysator hoge temperaturen.
Parkeer daarom niet boven brandbare materialen
(gras, droge bladeren, dennennaalden enz.):
brandgevaar.
ATTENTIE!
Page 130 of 288

SBR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem (Seat Belt
Reminder), dat bestaat uit een akoestisch
waarschuwingssysteem dat, samen met het knipperende
lampje
De zoemer kan tijdelijk (totdat de motor wordt uitgezet) op
de volgende wijze worden uitgeschakeld:
❒maak de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde vast;
❒draai de contactsleutel in stand MAR;
❒wacht langer dan 20 seconden en maak dan ten minste
een van de veiligheidsgordels los.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om het systeem
permanent uit te schakelen.
Op uitvoeringen met een digitaal display kan het SBR-systeem
uitsluitend weer worden geactiveerd door het Fiat
Servicenetwerk.
Op uitvoeringen met multifunctioneel display kan het SBR-
systeem ook weer worden geactiveerd via het setup-menu.
F0N0070mfig. 138F0N0156mfig. 139
Veiligheidsgordel met rolautomaat voor middelste
zitplaats voor fig. 139
De middelste zitplaats (op de tweezitsbank) is voorzien van
een geïntegreerde driepunts-veiligheidsgordel (oprolautomaat
in zitplaats). De gordel is goed afgesteld als hij over de schouder
halverwege tussen nek en uiteinde van de schouder ligt.
126
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Controleer na het afstellen altijd of de
beugel in één van de vaste posities is
geblokkeerd. Laat hiervoor de knop los en trek de
gordel omlaag, zodat het bevestigingspunt
blokkeert, als dit nog niet heeft plaatsgevonden.
ATTENTIE!
Page 143 of 288

ZIJ-AIRBAGS
De auto is uitgerust met zij-airbags voor (sidebags voor) aan
bestuurders- en passagierszijde (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) voor bescherming van de borstkas en
headbags voor (windowbags) (voor bepaalde
uitvoeringen/markten).
De zij-airbags (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
beschermen de inzittenden bij middelzware en zware zijdelingse
aanrijdingen, door het opblazen van een luchtkussen tussen de
inzittende en de interieurdelen aan de zijkant van de auto. Als
de zij-airbags niet worden geactiveerd bij andere soorten
botsingen (frontaal, van achter, over de kop slaan enz.),
betekent dit niet dat het systeem niet goed functioneert.
Bij een zijdelingse aanrijding zorgt een regeleenheid ervoor,
indien nodig, dat de kussens worden opgeblazen. De kussens
blazen onmiddellijk op, waardoor het lichaam van de
inzittenden wordt opgevangen en de kans op letsel beperkt
wordt. Direct daarna lopen de kussens weer leeg.
De zij-airbags (voor bepaalde uitvoeringen/markten) zijn geen
vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het dragen
van veiligheidsgordels wettelijk verplicht in Europa (en in de
meeste landen daarbuiten).
ZIJ-AIRBAGS VOOR BESCHERMING VAN
BORSTKAS-BEKKEN (SIDE BAGS) fig. 152
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze sidebags zijn kussens die zich snel opblazen en bevinden
zich in de rugleuning van de voorstoelen. Ze hebben tot doel
de borstkast van de inzittenden te beschermen bij
middelzware en zware zijdelingse aanrijdingen. FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG (sidebag)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
AAN PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG
UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de
passagiersstoel voor te vervoeren, moeten de frontairbag en
de zij-airbag (sidebag) (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
aan passagierszijde worden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
Fop het dashboard blijft continu
branden totdat de frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) aan passagierszijde opnieuw
worden ingeschakeld.
139
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK Raadpleeg voor het
handmatig uitschakelen van de frontairbag
en zij-airbag (sidebag) (
voor bepaalde
uitvoeringen/markten
) aan passagierszijde, de
paragrafen “Digitaal display” en “Multifunctioneel
display” in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”.
ATTENTIE!
Page 145 of 288

ALGEMENE OPMERKINGEN Aan het einde van de lange levensduur van uw auto, moet u
contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem buiten werking te laten stellen. Bovendien moet bij
verkoop van de auto de nieuwe eigenaar op de hoogte
gesteld worden van het gebruik en de instructies, en moet hij
het instructieboekje ontvangen.
BELANGRIJK Het in werking treden van de gordelspanners,
de frontairbags en de zij-airbags voor wordt door de
elektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van het type
ongeval. Als een van deze onderdelen niet in werking treedt,
dan duidt dat niet op een storing in het systeem.
141
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Steun niet met het hoofd, de armen of de
ellebogen tegen het portier, de ruiten of in
het gebied van de headbag (Window Bag) om
verwondingen tijdens het opblazen te voorkomen.
ATTENTIE!
Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.
ATTENTIE!
Als u de contactsleutel in stand MAR draait
en het lampje
¬gaat niet branden of blijft
branden tijdens het rijden (op het multifunctionele
display verschijnt ook een melding,
voor bepaalde
uitvoeringen/markten
), dan is er mogelijk een storing
in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de
airbags of gordelspanners niet geactiveerd worden
bij een ongeval of, in een zeer beperkt aantal
gevallen, niet op de juiste wijze geactiveerd worden.
Voordat u verder rijdt, dient u contact op te nemen
met het Fiat Servicenetwerk om het systeem direct
te laten controleren.
ATTENTIE!
Bedek de rugleuning van de stoelen voor en
achter niet met hoezen of kleden die niet
zijn voorbereid op het gebruik met sidebags.
ATTENTIE!
Reis niet met voorwerpen op schoot of voor
de borst en houd vooral geen pijp, potlood
enz. in de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag
in werking treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE!
Page 161 of 288

LAMPJES EN MELDINGEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als het lampje gaat branden, verschijnt er bij bepaalde
uitvoeringen ook een bijbehorende melding op het
instrumentenpaneel en/of klinkt een geluidssignaal. Deze
meldingen zijn beknopt en uit voorzorg en moeten als een
aanvulling worden gezien en niet als alternatief voor de
informatie in dit Instructieboek. Wij raden u daarom aan dit
Instructieboek goed door te lezen. Houdt u bij een storing
altijd aan de aanwijzingen die in dit hoofdstuk beschreven
worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het display
verschijnen, zijn onderverdeeld in twee categorieën: ernstige
storingen en minder ernstige storingen.
De meldingen voor ernstige storingen worden langdurig
“cyclisch” herhaald.
De meldingen voor minder ernstige storingen worden
gedurende een kortere tijd “cyclisch” herhaald.
U kunt de weergavecyclus van beide categorieën
onderbreken door op de knop MODE te drukken. Het
lampje op het instrumentenpaneel blijft branden, totdat de
oorzaak van de storing is verholpen.
Zie voor de meldingen bij uitvoeringen met Comfortmatic-
versnellingsbak, de informatie in het bijgevoegde supplement.
157
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
LAMPJES EN MELDINGEN
Als het lampje xtijdens het rijden gaat
branden (op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een melding op het display), stop dan
onmiddellijk en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
TE LAAG
REMVLOEISTOFNIVEAU (rood)
AANGETROKKEN HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het remvloeistofniveau in het
reservoir onder het minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld
door lekkage in het remsysteem.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
x
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handrem wordt
aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u bij enkele uitvoeringen
ook een akoestisch signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens het rijden gaat branden,
controleer dan of de handrem niet is aangetrokken.