all FIAT DUCATO BASE CAMPER 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2018Pages: 316, PDF Size: 14.76 MB
Page 51 of 316

BELANGRIJK
37)Om veiligheidsredenen moet de
motorkap tijdens het rijden altijd perfect
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht men tijdens het rijden merken dat
de motorkap niet goed vergrendeld is, stop
dan onmiddellijk en sluit de motorkap op
de correcte manier.
38)Een onjuiste plaatsing van de
steunstang kan leiden tot een plotselinge
val van de motorkap.
39)Verricht deze handelingen uitsluitend bij
stilstaande auto.
HOOFDSTEUNEN
VOOR
Bij sommige versies zijn de
hoofdsteunen in hoogte verstelbaar en
vergrendelen ze automatisch in de
gewenste stand.
40)
Verstellen
Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
Omlaag verstellen: druk op knop A
fig. 84 en breng de hoofdsteun omlaag.
Om de hoofdsteunen voor te
verwijderen, druk tegelijkertijd op de
knoppen A en B fig. 84 op de zijkant
van de beide steunen en trek de
steunen naar boven.
BELANGRIJK
40)De verstelling mag alleen bij stilstaand
voertuig en uitgeschakelde motor
gebeuren. De hoofdsteunen moeten
zodanig versteld worden dat het hoofd en
niet de nek er tegenaan steunt. Alleen
op deze manier oefenen ze hun
beschermende werking uit. Voor een
optimale bescherming van de hoofdsteun,
moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat
men rechtop zit en het hoofd zich zo dicht
mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.
84F1A0039
49
Page 53 of 316

BELANGRIJK
41)De aansteker wordt zeer heet. Wees
voorzichtig en zorg dat hij niet wordt
gebruikt door kinderen: brandgevaar en/of
gevaar voor brandwonden.
42)Laat tijdens het rijden de werktafel niet
in de verticale stand staan.
43)Om gevaarlijke situaties te voorkomen,
is het verboden de tablethouder te
bewegen en het apparaat te gebruiken
terwijl u rijdt.
TACHOGRAAF
Raadpleeg voor de werking en het
gebruik van de tachograaf het door de
fabrikant geleverde instructieboek.
Voertuigen (met of zonder aanhanger)
met een gewicht van meer dan 3,5 ton,
moeten uitgerust zijn met een
tachograaf.
BELANGRIJK Elke verandering aan het
controle-instrument of aan het
signaaltransmissiesysteem, die de
registratie door het controle-instrument
beïnvloedt, vooral m.b.t. frauduleus
gebruik, is strafbaar.
BELANGRIJK Als het voertuig is
voorzien van een tachograaf en 5
dagen niet wordt gebruikt, is het
raadzaam om de minpool van de accu
los te koppelen om ontlading van de
accu te voorkomen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik voor het schoonmaken van het
apparaat geen schurende
reinigingsmiddelen of oplosmiddelen.
Gebruik voor het schoonmaken van de
buitenkant een vochtige doek of
eventueel speciale producten voor de
verzorging van synthetische materialen.De installatie en verzegeling van de
tachograaf wordt door bevoegd
personeel verzorgd: raak het apparaat
en de bijbehorende voedings- en
registratiekabels nooit aan. De eigenaar
van het voertuig waarin de tachograaf
is geïnstalleerd, dient de tachograaf
regelmatig te laten keuren.
Het systeem moet ten minste elke twee
jaar gekeurd en getest worden om de
juiste werking ervan vast te stellen. Laat
na elke controle het gegevensplaatje
vernieuwen en controleer of de
voorgeschreven gegevens erop zijn
aangegeven.
88F1A0342
51
Page 54 of 316

AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING
LUCHTVERING
ALGEMENE INFORMATIE
Het systeem werkt alleen op de
achterwielen in.
Het systeem houdt de achterste
rij-instelling van het voertuig onder alle
beladingscondities constant, terwijl een
groter rijcomfort wordt gegarandeerd.
HOOGTEREGELING
Er zijn 7 van te voren vastgestelde
niveaus voor de vrije hoogte vanaf de
grond: van “rij-instelling -3” tot
“rij-instelling 0” tot “rij-instelling +3”.
De uitrusting wordt op het
multifunctionele display weergegeven
Automatische regeling
Tijdens het rijden geeft het systeem
automatisch aan dat het voertuig zich in
'rij-instelling 0' bevindt en houdt dit
constant.
Tijdens de regeling knippert de led op
de knop (A of B fig. 89) die
overeenkomt met de rijrichting.Handmatig verstellen
5)
De gewenste hoogte kan ingesteld
worden als het voertuig stil staat, met
de motor in- of uitgeschakeld.
Door knop A minder dan 1 seconde in
te drukken, wordt het volgende hogere
niveau geselecteerd. Door knop A
langer dan 1 seconde ingedrukt
te houden, wordt rechtstreeks het
maximumniveau geselecteerd:
"rij-instelling +3".
Door knop B minder dan 1 seconde in
te drukken, wordt het volgende lagere
niveau geselecteerd. Door knop B
langer dan 1 seconde ingedrukt
te houden, wordt rechtstreeks het
minimumniveau geselecteerd:
"rij-instelling -3".
Tijdens de regeling knippert de led op
de knop (A of B) die overeenkomt
met de rijrichting.Als na bediening van een knop de led
blijft branden (gedurende ongeveer
5 seconden) in plaats van te knipperen,
dan betekent dit dat de regeling tijdelijk
niet beschikbaar is.
Mogelijke oorzaken kunnen zijn:
onvoldoende luchtreserve: de functie
wordt hersteld door de motor te
starten;
het systeem heeft een
drempelbedrijfstemperatuur bereikt:
wacht enkele minuten om het te laten
afkoelen voordat de knoppen weer
worden bediend.
Het niveau dat geselecteerd is bij
stilstaand voertuig wordt gehandhaafd
tot een snelheid van ongeveer 20 km/h;
wanneer deze snelheid wordt
overschreden, zal het systeem het
normale niveau automatisch herstellen:
"rij-instelling 0".
BELANGRIJK
5)Controleer, alvorens handmatig te
regelen met geopende portieren, of er
voldoende ruimte rond het voertuig is voor
een dergelijke handeling.
89F1A0170
52
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 55 of 316

OPTIONELE
ACCESSOIRES
INBOUWVOORBEREIDING
TELEPASS OP DE
REFLECTERENDE
VOORRUIT
(voor bepaalde versies/markten)
Als het voertuig is uitgerust met een
reflecterende voorruit, installeer dan de
Telepass in de zone die is aangegeven
in fig. 90 - fig. 91.
90F1A0310
91F1A0311
53
Page 56 of 316

KENNISMAKING MET HET
INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.BEDIENINGSPANEEL EN
BOORDINSTRUMENTEN ................ 56
DISPLAY ........................................ 58
TRIP COMPUTER ........................... 60
LAMPJES EN BERICHTEN ............. 62
-REMVLOEISTOF BENEDEN
PEIL/HANDREM AANGETROKKEN..... 62
-STORING EBD ................................... 63
-STORING AIRBAGSYSTEEM ............. 63
-GORDELVERKLIKKER ....................... 64
-TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ....... 65
-LAADSTROOM ACCU
ONVOLDOENDE ................................. 65
-MOTOROLIEDRUK TE LAAG ............. 66
-MOTOROLIE VERSLECHTERD .......... 66
-PORTIEREN/LAADRUIMTE NIET
GOED GESLOTEN .............................. 67
-STORING STUURBEKRACHTIGING .. 67
-STORING AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING .............................. 67
-STORING
INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM ................. 69
-STORING
UREUM-INSPUITSYSTEEM................. 70
-STORING ABS ................................... 70
-BRANDSTOFRESERVE...................... 71
-STORING VOORGLOEIBOUGIES /
VOORGLOEISYSTEEM ....................... 71
-WAARSCHUWING LAAG NIVEAU
ADDITIEF DIESELEMISSIE (UREUM) ... 72
-STORING STARTBLOKKERING -
FIAT CODE .......................................... 72
-MISTACHTERLICHTEN ...................... 72-INDICATIE AANVULLENDE
STORING ............................................ 73
-DPF (ROETFILTER) WORDT
SCHOONGEMAAKT ............................ 74
-REMBLOKSLIJTAGE .......................... 75
-DRIVING ADVISOR ............................ 75
-TPMS-SYSTEEM ............................... 76
-DIMLICHT .......................................... 77
-FOLLOW ME HOME .......................... 77
-RICHTINGAANWIJZER LINKS............ 77
-RICHTINGAANWIJZER RECHTS........ 77
-MISTLAMPEN .................................... 77
-CRUISE CONTROL ............................ 78
-SPEED LIMITER ................................. 78
-AUTOMATISCHE INSCHAKELING
GROOTLICHT ..................................... 78
-GROOTLICHT .................................... 78
-"UP" FUNCTIE ................................... 79
-STORING BUITENVERLICHTING ....... 80
-DEFECT
WAARSCHUWINGSLAMPJE LAGE
MOTOROLIEDRUK.............................. 80
-STORING REMLICHTEN .................... 80
-STORING AUTOMATISME
GROOTLICHT KOPLAMPEN ............... 81
-KANS OP GLAD WEGDEK................. 81
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN ............................... 81
-GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD ..................................... 81
-BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR IN
WERKING GETREDEN ........................ 82
-INDICATIE STORING
COMFORT-MATIC-SYSTEEM .............. 82
-STORING PARKEERSENSOR ............ 82
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 60 of 316

DISPLAY
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan uitgerust zijn met een
multifunctioneel display of met een
herconfigureerbaar multifunctioneel
display, waarop informatie kan worden
weergegeven die tijdens het rijden
nuttig en noodzakelijk is.
"STANDAARD" SCHERM
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Het standaardscherm toont de
volgende informatie fig. 94:
ADatum
BKilometerteller (afgelegde afstand in
km of mijlen).
CKlok.
DBuitentemperatuur
EStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht).
OPMERKING Wanneer een portier
wordt geopend, wordt het display
ingeschakeld en worden het tijdstip en
het aantal afgelegde kilometers of
mijlen enkele seconden weergegeven.
"STANDAARD" SCHERM
HERCONFIGUREERBAAR
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Het standaardscherm toont de
volgende informatie fig. 95:
ATijd
BDatum of weergave dagteller in
kilometers (of mijlen)
CKilometerteller (weergave aantal
gereden kilometers/mijlen)
DStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht)
EBuitentemperatuur (voor bepaalde
versies/markten)
SCHAKELINDICATOR
(voor bepaalde versies/markten)
Het GSI-systeem (Gear Shift Indicator)
adviseert de bestuurder wanneer een
andere versnelling in te schakelen
via een speciale melding op het
instrumentenpaneel.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Wanneer het pictogram SHIFT UP
(
SHIFT) op het display wordt
getoond, geeft GSI het advies om een
hogere versnelling in te schakelen,
terwijl wanneer het pictogram SHIFT
DOWN (
SHIFT) wordt getoond, GSI
de bestuurder adviseert een lagere
versnelling in te schakelen.
BELANGRIJK De aanduiding op het
display blijft branden zolang de
bestuurder niet schakelt of zolang de
rijomstandigheden niet terugkeren naar
een situatie waarin schakelen niet
nodig is om het verbruik te
optimaliseren.
94F1A1040
95F1A1041
58
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 63 of 316

“Trip B” is alleen beschikbaar op
multifunctionele displays en geeft
informatie over:
Afgelegde afstand B
Gemiddeld verbruik B
Gemiddelde snelheid B
Reistijd B.
7)
Trip verlaten
De TRIP functie wordt automatisch
verlaten nadat alle waarden zijn
weergegeven of door de MODE knop
langer dan 1 seconde ingedrukt te
houden.
BELANGRIJK
7)"Trip B" kan worden uitgeschakeld (zie
"Trip B inschakelen"). De parameters
“Actieradius” en “Huidig verbruik" kunnen
niet worden gereset.
61
Page 68 of 316

Wat het betekent Wat te doen
roodMOTOROLIEDRUK TE LAAG
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid,
gaat het lampje branden maar moet het doven zodra
de motor is gestart.
Het waarschuwingslampje gaat continu branden en er
verschijnt een bericht op het display wanneer het
systeem detecteert dat de motoroliedruk onvoldoende
is.
8)
MOTOROLIE VERSLECHTERD
(Alleen MultiJet versies met DPF)
Het lampje gaat knipperen en (voor uitvoeringen/
markten, waar voorzien) verschijnt er een bericht op
het display wanneer het systeem detecteert dat de
motorolie verslechterd is.
Het knipperen van het lampje moet niet als een storing
worden beschouwd, maar wil de bestuurder erop
wijzen dat de motorolie moet worden ververst na een
normaal gebruik van het voertuig. Als de olie niet is
vervangen, zal het waarschuwingslampje
ook
gaan branden en wordt het motortoerental beperkt tot
3000 tpm als een tweede drempel wordt bereikt.
Als de olie nog steeds niet wordt ververst en het
systeem meet een verdere verslechtering tot de derde
graad, dan wordt het toerental beperkt tot 1500 tpm
om motorschade te voorkomen.Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
46) 47)
Vergeet niet dat verslechtering van de motorolie wordt
versneld door:
– overwegend gebruik van het voertuig in de stad,
waardoor het DPF-regeneratieproces vaker wordt
uitgevoerd
– gebruik van het voertuig voor korte ritten, waardoor
de motor de bedrijfstemperatuur niet kan bereiken
– herhaald onderbreken van het regeneratieproces,
hetgeen wordt aangegeven door het branden van het
DPF-lampje.
66
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 70 of 316

BELANGRIJK
44)Als de controlelampniet dooft wanneer de sleutel naar MAR wordt gedraaid of als het blijft branden tijdens het rijden (terwijl er ook
een bericht op het display wordt weergegeven), dan kan er iets mis zijn met de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet in werking treden bij een ongeval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in werking treden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het Fiat Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
45)Een storing van het waarschuwingslampje
wordt aangegeven door het knipperen van het waarschuwingslampjeof, afhankelijk van
de versie, door het permanent branden van het symboolop het display. In dat geval kan het lampjeeen eventueel probleem met het
airbagsysteem misschien niet aangeven. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Fiat Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
46)Wanneer het lampje
gaat branden, moet de afgewerkte motorolie zo spoedig mogelijk, en elk geval binnen 500 km nadat het lampje
voor het eerst ging branden, worden ververst. Het niet naleven van deze instructie kan leiden tot ernstige beschadiging van de motor en de
garantie ongeldig maken. Vergeet niet dat het aangaan van dit lampje niets te maken heeft met het oliepeil in de motor; voeg dus absoluut
geen motorolie toe als het lampje begint te knipperen.
47)Als het
waarschuwingslampje tijdens het rijden gaat knipperen, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
8)As de controlelamptijdens het rijden gaat branden, zet dan de motor onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
68
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 72 of 316

Wat het betekent Wat te doen
geelSTORING UREUM-INSPUITSYSTEEM
Het waarschuwingslampje gaat branden en er wordt
een speciaal bericht op het display weergegeven (voor
bepaalde versies/markten), als een vloeistof die niet
voldoet aan de nominale eigenschappen wordt
ingespoten of als een gemiddeld UREUM-verbruik van
meer dan 50% wordt gedetecteerd.Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Als het probleem niet wordt verholpen, worden verdere
meldingen gegeven op de volgende resterende
aantallen kilometers, voordat een herstart van het
voertuig wordt verhinderd:
400 km
320 km
240 km
Wanneer nog 200 km over zijn voordat het herstarten
van de motor wordt verhinderd, wordt op het
dashboard continu een speciaal bericht weergegeven
(voor bepaalde versies/markten) en klinkt er een
geluidssignaal.
geelSTORING ABS
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel
naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Het lampje gaat branden om een systeemstoring aan
te geven. In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar met uitsluiting van het ABS-systeem. Op
het display verschijnt een speciaal bericht.Rijd zeer voorzichtig wendt u zo snel mogelijk tot het
Fiat Servicenetwerk.
70
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL