reset FIAT FIORINO 2017 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2017, Model line: FIORINO, Model: FIAT FIORINO 2017Pages: 274, PDF Size: 6 MB
Page 38 of 274

Servicenetwerk is uitgeschakeld (zie de paragraaf
“SBR-systeem” in het hoofdstuk “Veiligheid”).
Geprogrammeerd onderhoud (service)
Deze functie zorgt voor weergave van informatie
over de intervallen waarmee de servicebeurten
uitgevoerd moeten worden.
Ga voor het raadplegen van deze informatie als volgt
te werk:
- druk kort op de knopSET
: op het display
wordt weergegeven wanneer de onderhoudsbeurt
plaats moet vinden in kilometers of mijlen,
afhankelijk van wat eerder is ingesteld (zie paragraaf
"Meeteenheden");
druk op deSET
om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop ingedrukt om terug te
keren naar het standaardscherm.
OpmerkingIn het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” zijn de onderhoudsbeurten van
het voertuig op vaste intervallen vermeld, zie het
hoofdstuk "Onderhoud en zorg". De indicatie
"Service" verschijnt automatisch wanneer de sleutel
in de stand MAR wordt gedraaid, vanaf 2.000 km
(of 1.240 mijl) voor de servicebeurt en wordt elke
200 km (of 124 mijl) herhaald.
Bij minder dan 200 km wordt dit bericht vaker
weergegeven. Het bericht verschijnt in kilometers of
mijlen, afhankelijk van de meeteenheid die is
ingesteld. Wanneer de volgende onderhoudsbeurt
bijna plaatsvindt, wanneer de startinrichting AAN is
gezet, verschijnt het woord "Service" op het display,gevolgd door het aantal resterende kilometers of
mijlen. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om de werkzaamheden van het
"Geprogrammeerd onderhoudsschema" te laten
verrichten en het bericht te resetten.
Passagiersairbag en zijairbag inschakeling/
uitschakeling (Passagiersairbag)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de zijairbag aan passagierszijde
in-/uitgeschakeld worden.
Ga als volgt te werk:
druk op de knop SETen druk na weergave van
het bericht (Passagiersairbag: Uit) (om uit te
schakelen) of het bericht (Passagiersairbag: Aan)
(om in te schakelen) door te drukken op de
enknoppen, druk opnieuw op de SET
knop;
op het display verschijnt een bevestigingsbericht;
druk op de knoppenorom ( Ja) te
selecteren (om het inschakelen/uitschakelen
te bevestigen) of (Nee) (om te annuleren);
druk kort op de toets SETer verschijnt een
bevestigingsbericht van de gekozen instelling
waarna wordt teruggekeerd naar het menuscherm
of, als de toets ingedrukt gehouden wordt, wordt
teruggekeerd naar het standaardscherm zonder op
te slaan.
34
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 39 of 274

Menu afsluiten
Met deze laatste functie wordt de cyclus van de in
het menuscherm vermelde instellingen afgesloten.
Druk kort op de knopSET
om terug te keren
naar het standaardscherm zonder op te slaan.
Druk op de knop
om terug te keren naar de
eerste menuoptie op het display (Piep snelheid).
TRIPCOMPUTER
Algemeen
Met de “Tripcomputer” kan, als de contactsleutel in
stand MAR staat, op het display informatie worden
weergegeven over de werking van de auto. Deze
functie bestaat uit “Trip A” en "Trip B" die
onafhankelijk van elkaar werken en betrekking
hebben op de hele rit van de auto. Beide functies
kunnen op nul worden gezet (reset - begin van
de nieuwe rit).
“Trip A” geeft informatie over:
Buitentemperatuur (voor Natural Power versies
uitgerust met temperatuursensor)
Actieradius
Afgelegde afstand
Gemiddeld verbruik
Huidig verbruik
Gemiddelde snelheid
Reistijd.
“Trip B”, alleen aanwezig op het multifunctionele
display, geeft informatie over:
Afgelegde afstand B
Gemiddeld brandstofverbruik B
Gemiddelde snelheid B
Reistijd B.
35
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 40 of 274

"Trip B" kan worden uitgeschakeld (zie de
paragraaf "inschakeling Trip B") De
gegevens "Autonomie" en "Huidig
verbruik" kunnen niet op nul worden gezet .
Weergegeven gegevens
Bereik (voor bepaalde versies/markten)
Deze waarde toont de afstand die de auto kan
afleggen voordat getankt moet worden, er vanuit
gaande dat de rijstijl niet verandert. Op de display
verschijnt de melding “----”als:
de actieradius kleiner is dan 50 km (of 30 mijl)
de auto langere tijd met draaiende motor stilstaat.
BELANGRIJK De waarde van de actieradius kan
door verschillende factoren worden beïnvloed: rijstijl
(zie de paragraaf “Rijstijl” in het hoofdstuk “Starten
en rijden”), type traject (snelwegen, stad, bergen
enz.), gebruiksomstandigheden van de auto
(vervoerde lading, bandenspanning enz.). Houd hier
bij het plannen van een reis rekening mee.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand aan die de auto heeft afgelegd vanaf
het begin van een nieuwe rit.
Gemiddeld verbruik
Geeft globaal het gemiddelde brandstofverbruik aan
vanaf het begin van een nieuwe rit.Huidig verbruik
Geeft het brandstofverbruik weer. Deze waarde
wordt continu bijgewerkt. Als de auto stilstaat met
draaiende motor verschijnt het bericht “----” op
het display.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid weer op basis van de
totale tijd die is verstreken sinds het begin van de
reis.
Reistijd
Geeft de verstreken tijd aan vanaf het begin van een
nieuwe rit.
BELANGRIJK Als geen informatie beschikbaar is, dan
worden alle grootheden door de Tripcomputer
weergegeven als "----" in plaats van de waarde. Als de
normale werking wordt hervat, dan vindt ook het
tellen van de verschillende grootheden normaal
plaats, waarbij de voor de storing weergegeven
waarden niet worden gereset en niet een nieuwe rit
wordt begonnen.
Bedieningsknop TRIP
De TRIP knop bevindt zich aan het uiteinde van de
rechter hendel fig. 22. Wanneer de contactsleutel in
de stand MAR staat, kunnen met deze knop de
hiervoor beschreven waarden bekeken worden en
kunnen de gegevens worden gereset om een nieuwe
reis te beginnen:
36
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 41 of 274

kort indrukken voor weergave van de
verschillende gegevens;
even ingedrukt houden voor het op nul zetten
(reset) en het beginnen van een nieuwe rit.
Begint als een reset is uitgevoerd:
"handmatig" door de gebruiker d.m.v. het
indrukken van de betreffende knop;
“automatisch” als de “afgelegde afstand“ de
waarde 9999,9 km bereikt of als de „reistijd“ de
waarde 99.59 bereikt (99 uur en 59 minuten);
iedere keer als de accu losgekoppeld is geweest.
BELANGRIJK Als u het systeem op nul zet terwijl
het scherm van “Trip A” wordt weergegeven, dan
worden alleen de gegevens van “Trip A” op nul gezet.
BELANGRIJK Als u het systeem op nul zet terwijl
het scherm van “Trip B” wordt weergegeven, dan
worden alleen de gegevens van “Trip B” op nul gezet.Voor het op nul zetten (reset) moet u, met de sleutel
in stand MAR, langer dan 2 seconden op de knop
TRIP drukken.
Trip verlaten
De TRIP-functie wordt automatisch verlaten nadat
alle waarden zijn weergegeven of door de knopSET
langer dan 1 seconde in te drukken.
fig. 22F0T0038
37
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 97 of 274

BELANGRIJK
Het HBA-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten, rijden
op wegdek met weinig grip of aquaplaning.
BELANGRIJK
De capaciteiten van het HBA mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest , waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen in
gevaar komt .
iTPMS-systeem (indirect Tyre
Pressure Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
Het indirect Tyre Pressure Monitoring System iTPMS
controleert de toestand van de bandenspanning via
de wielsnelheidssensoren. Het systeem waarschuwt
de bestuurder als een of meer banden leeg zijn
met een waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en een waarschuwingsbericht op
het display, samen met een geluidssignaal.
Als slechts een band leeg is, kan het systeem
aangeven om welke band het gaat: het wordt in elk
geval aanbevolen om de spanning van alle vier de
banden te controleren. Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt afgezet en
weer gestart wordt, zolang de “Reset”-procedure
niet wordt uitgevoerd.
“Reset”-procedure
Het iTPMS-systeem heeft een "inleerfase" nodig (met
een duur die afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale omstandigheden
wordt gereden op een rechte weg met 80 km/h
gedurende minstens 20 minuten) die begint wanneer
de “Reset”-procedure wordt uitgevoerd.
De “Reset”-procedure moet worden uitgevoerd:
elke keer dat de bandenspanning wordt gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel verwisseld wordt;
wanneer de banden worden gedraaid of
omgewisseld;
93
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 98 of 274

wanneer het ruimtebesparende reservewiel wordt
gemonteerd. Pomp, voordat de “Reset”-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de juiste
bandenspanning op, vermeld in de
bandenspanningstabel (zie de paragraaf "Wielen" in
het hoofdstuk "Technische gegevens").
Als de “Reset”-procedure niet wordt uitgevoerd kan,
in alle bovenstaande gevallen, het
waarschuwingslampje
onjuiste aanduidingen over
een of meer banden geven.
Om de “Reset”-procedure uit te voeren, bij
stilstaand voertuig en de contactsleutel op MAR, het
Setup-menu als volgt gebruiken:
druk kort op de knop: op het display verschijnt
"Reset";
druk op de knopofom te selecteren
("Ja" of "Nee");
druk kort op de knop: op het display verschijnt
"Bevestigen";
druk op knopofom te kiezen ("Ja" om te
resetten of "Nee" om de pagina te verlaten);
druk nogmaals op de knopom terug te keren
naar het standaardscherm of het hoofdmenu
afhankelijk van waar u zich in het menu bevindt.
Na de “Reset” verschijnt op display het bericht
"Reset opgeslagen" wat aangeeft dat het "inleren" is
gestart.BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN
Het systeem is actief bij snelheden van meer dan 15
km/h. In enkele situaties, zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het wegdek (bijv. ijs,
sneeuw, onverharde wegen), kan de signalering
vertraagd worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan één band slechts
gedeeltelijk gedetecteerd worden. Onder speciale
omstandigheden (bijv. voertuig asymmetrisch beladen
aan één kant, trekken van een aanhanger, beschadigde
of versleten band, montage van het noodreservewiel,
gebruik van de "Fix&Go Automatic" kit, gebruik van
sneeuwkettingen, verschillende banden op de assen
gemonteerd) kan het systeem onjuiste indicaties
geven of tijdelijk uitgeschakeld worden.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld is, knippert het
waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden en
blijft daarna continu branden; tegelijkertijd wordt op
het display een speciaal bericht weergegeven. Deze
aanduiding wordt ook weergegeven na het afzetten
en opnieuw starten van de motor, als de correcte
bedrijfsomstandigheden niet hersteld worden.
94
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER