FIAT FULLBACK 2017 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2017, Model line: FULLBACK, Model: FIAT FULLBACK 2017Pages: 332, PDF Size: 10.46 MB
Page 151 of 332

Als het ABS wordt gebruikt, zou u een
stotende werking van het rempedaal en
trillingen van de carrosserie en het
stuurwiel kunnen waarnemen. Het zou
ook kunnen voelen alsof het rempedaal
weerstand biedt als het wordt ingetrapt.
Houd in deze situatie het rempedaal
stevig ingetrapt. Pomp niet met de
remmen, want dit kan leiden tot een
verminderde remwerking.
Als direct na het starten van de motor
wordt weggereden, kan er een
werkingsgeluid uit de motorruimte
komen of kan het rempedaal schokken.
Dit zijn normale geluiden of
omstandigheden als het ABS-systeem
een zelfcontrole uitvoert. Het duidt niet
op een storing.
Het ABS kan worden gebruikt als het
voertuig een snelheid van meer dan
ongeveer 10 km/u heeft behaald. De
werking wordt geannuleerd als de
voertuigsnelheid daalt tot onder 7 km/u.
198) 199) 200) 201) 202) 203) 204) 205) 206)
Na het rijden over bevroren wegen
Verwijder eventuele sneeuw en ijs van
de wielen, nadat over bevroren of
besneeuwde wegen is gereden. Wees
bij voertuigen met ABS voorzichtig dat
u de wielsnelheidssensoren (A) of de
kabels bij ieder wiel niet beschadigt.Elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) (waar aanwezig)
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) neemt de controle over het
antiblokkeersysteem, de tractieregeling
en de actieve stabiliteitsregeling over
om te helpen de tractie en controle over
het voertuig te behouden. Lees dit
gedeelte samen met de pagina over het
antiblokkeersysteem, de tractieregeling
en de elektronische stabiliteitsregeling.207) 208) 209) 210)
Opmerking In de volgende situaties kan
er een werkingsgeluid uit de
motorruimte komen. Het geluid gaat
gepaard met de
controlewerkzaamheden van de ESC.
In dit geval kan het rempedaal
schokken als u het intrapt. Dit duidt niet
op een storing:
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt
gezet.
Als een tijdje met het voertuig is
gereden nadat de motor is gestart.
Opmerking Als de ESC wordt
geactiveerd, zou de carrosserie van het
voertuig kunnen trillen en zou er een
gierend geluid uit de motorruimte
kunnen komen. Dit duidt op een
normale werking van het systeem. Het
duidt niet op een storing.
Opmerking Als het
waarschuwingslampje van het
antiblokkeersysteem brandt, is de ESC
niet actief.
Opmerking Op voertuigen met
differentieelslot aan de achterkant wordt
de werking van de ESC en het ABS
geannuleerd zolang het achterste
differentieelslot is ingeschakeld. Het
indicatielampje ESC, het indicatielampje
ESC OFF en het waarschuwingslampje
ABS branden zolang de werking is
geannuleerd. Dit duidt niet op een
probleem. Als het achterste
differentieelslot is uitgeschakeld, gaan
de lampjes uit en treden de systemen
weer in werking. Raadpleeg
"Waarschuwingslampje
antiblokkeersysteem (ABS)",
"Indicatielampje ESC en Indicatielampje
ESC OFF".
Elektronische stabiliteitsregeling
De elektronische stabiliteitsregeling is
ontworpen om de bestuurder te helpen
de controle over het voertuig te
behouden op gladde wegen of tijdens
snelle stuurmanoeuvres.
242AHA103693
149
Page 152 of 332

De regeling werkt door de
vermogensafgifte en de rem op ieder
wiel te regelen.
Opmerking De elektronische
stabiliteitscontrole werkt niet als de
rijmodusschakelaar op de stand "4L"
(Easy Select 4WD) of "4LLc" (Super
Select 4WD II) staat. Als de
elektronische stabiliteitsregeling werkt
terwijl de rijmodusschakelaar in de
stand "2H" of "4H" (Easy Select 4WD),
"2H", "4H" of "4HLc" (Super Select
4WD II) staat, wordt de elektronische
stabiliteitsregeling automatisch
uitgeschakeld doordat de
rijmodusschakelaar in de stand "4L"
(Easy Select 4WD) of "4LLc" (Super
Select 4WD II) is gezet.
Opmerking De elektronische
stabiliteitsregeling werkt bij snelheden
van ongeveer 15 km/u of hoger.
Opmerking Op voertuigen met een
differentieelslot aan de achterkant werkt
de elektronische stabiliteitsregeling niet
als het achterste differentieelslot is
ingeschakeld.
Schakelaar "ESC OFF"
Iedere keer dat de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "ON" wordt
gezet, wordt de elektronische
stabiliteitsregeling automatisch
ingeschakeld. Het systeem kan worden
uitgeschakeld door de schakelaar "ESC
OFF" 3 seconden of langer ingedrukt te
houden.Het indicatielampjegaat aan, als de
elektronische stabiliteitsregeling wordt
uitgeschakeld. Druk de schakelaar
"ESC OFF" kort in, om de ESC opnieuw
in te schakelen; het indicatielampje
gaat uit.
211) 212)
Adviezen voor het rijden
Als het voertuig met de
rijmodusschakelaar in de stand “2H”of
“4H” (Easy Select 4WD) of “2H”, “4H”
of “4HLc” (Super Select 4WD II) uit
modder, zand of verse sneeuw wordt
getrokken, zou de ESC kunnen
voorkomen dat het motortoerental
oploopt door het intrappen van het
gaspedaal. Zet de rijmodusschakelaar
in de stand “4L” (Easy Select 4WD),
“4LLc” (Super Select 4WD II) of zet de
schakelaar van de elektronische
stabiliteitsregeling op "OFF", als dit
gebeurt en het voertuig daardoor vast
blijft zitten.Het voertuig is dan gemakkelijker weg
te krijgen. (De remwerking van de
actieve tractieregeling werkt nog om te
voorkomen dat de wielen gaan spinnen,
als de schakelaar "ESC OFF" op "OFF"
staat, en de stand "4L" (Easy Select
4WD) of "4LLc" (Super Select 4WD II) is
geselecteerd.)
Opmerking Als u constant de
schakelaar "ESC OFF" indrukt nadat de
elektronische stabiliteitsregeling is
uitgeschakeld, wordt de functie
"bescherming tegen abusievelijk
gebruik" geactiveerd en wordt de
elektronische stabiliteitsregeling weer
ingeschakeld.
Opmerking De elektronische
stabiliteitsregeling kan, afhankelijk van
de bewegingen van het voertuig, zelfs
worden geactiveerd als deze is
uitgeschakeld.
Actieve tractieregeling
Op gladde ondergronden voorkomt de
actieve tractieregeling dat de
aandrijfwielen teveel gaan spinnen, en
helpt het voertuig dus in beweging te
brengen als het stilstaat. De regeling
biedt ook voldoende aandrijfkracht en
stuurwerking als het gaspedaal in een
bocht wordt ingetrapt.
213)
243AHA106085
150
VEILIGHEID
Page 153 of 332

BELANGRIJK
197)Het rembekrachtigingssysteem is niet
ontworpen om remkrachten uit te oefenen
die groter zijn dan het vermogen. Zorg
ervoor dat u altijd voldoende afstand
bewaart tot de voertuigen voor u, zonder
dat u teveel afhankelijk bent van het
rembekrachtigingssysteem.
198)Het ABS kan geen ongevallen
voorkomen. Het is uw verantwoordelijkheid
om de benodigde veiligheidsmaatregelen
te treffen en voorzichtig te rijden.
199)Zorg ervoor dat alle vier de wielen en
banden dezelfde maat hebben en van
hetzelfde type zijn, om een slechte werking
van het ABS te voorkomen.
200)Installeer geen aftermarket
sperdifferentieel (LSD) op uw voertuig. Dit
zou nadelige gevolgen kunnen hebben
voor de werking van het ABS.
201)Het ABS benut zoveel mogelijk de
beschikbare grip maar kan deze niet
verhogen. Rijd dus altijd voorzichtig op
gladde weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.
202)Wanneer het ABS ingrijpt en trillingen
in het rempedaal worden gevoeld, moet u
niet bang zijn om het pedaal stevig
ingedrukt te houden. Zo zorgt het systeem
voor de kortste remweg op basis van de
conditie van het wegdek.
203)Als het ABS ingrijpt, hebben de
banden bijna de grip op het wegdek
verloren: verlaag uw snelheid om ervoor te
zorgen dat u met voldoende grip verder
kunt rijden.204)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
205)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
206)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
207)Vertrouw niet teveel op de ESC. Zelfs
de ESC kan niet voorkomen dat de
natuurkundige wetten op het voertuig
worden uitgeoefend. Dit systeem heeft net
als ieder ander systeem beperkingen en
kan niet helpen de tractie en controle over
het voertuig onder alle omstandigheden te
behouden. Roekeloos rijden kan leiden tot
ongevallen. Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om voorzichtig te rijden.
Dat houdt in dat ook rekening moet
worden gehouden met de verkeers-, weg-
en omgevingsomstandigheden.
208)Het ESC-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig grip
of aquaplaning.
209)Zorg ervoor dat op alle vier de wielen
banden van hetzelfde gespecificeerde type
en dezelfde maat worden gebruikt. Anders
zou de ESC slecht kunnen werken.
210)Installeer geen aftermarket
sperdifferentieel (LSD) op uw voertuig. De
elektronische stabiliteitscontrole zou
hierdoor slecht kunnen gaan werken.211)De schakelaar "ESC OFF" mag uit
veiligheidsoverwegingen alleen bediend
worden als het voertuig stilstaat.
212)Zorg ervoor dat de elektronische
stabiliteitscontrole aan blijft staan als onder
normale omstandigheden wordt gereden.
213)Monteer winterbanden en rijd met
lage snelheden, als met het voertuig over
bevroren of besneeuwde wegen wordt
gereden.
151
Page 154 of 332

RIJHULPSYSTEMEN
Hill Start Assist (waar aanwezig)
Hill Start Assist (ondersteuning bij
wegrijden op een helling) helpt bij het
optrekken op een steile helling, door te
voorkomen dat het voertuig naar
achteren zakt. De remkracht blijft
ongeveer enkele seconden behouden,
terwijl u uw voet van het rempedaal
naar het gaspedaal brengt.
77) 78)
214) 215)
Gebruik
1. Zet het voertuig volledig stil met het
rempedaal.
2. Zet de versnellingspook op
voertuigen met een handgeschakelde
versnellingsbak in de eerste versnelling.
Zet de versnellingspook op voertuigen
met een automatische versnellingsbak
in stand "D".
Opmerking Zet de versnellingspook in
stand "R" als achterwaarts een helling
opgereden moet worden.
3. Laat het rempedaal los en Hill Start
Assist zorgt ervoor dat de remkracht
tijdens stilstand ongeveer 2 seconden
behouden blijft.
4. Trap het gaspedaal in en Hill Start
Assist verlaagt geleidelijk de remkracht,
zodra het voertuig in beweging komt.Opmerking Hill Start Assist wordt
geactiveerd als aan alle onderstaande
voorwaarden wordt voldaan.
De motor draait (Hill Start Assist
wordt niet tijdens het starten van de
motor of direct daarna geactiveerd).
De versnellingspook op voertuigen
met een handgeschakelde
versnellingsbak staat in de volgende
stand: Tijdens het voorwaarts
optrekken op een helling > De
versnellingspook staat in een andere
stand dan “R” (Hill Start Assist werkt,
zelfs als de versnellingspook in de
stand “N” staat). Tijdens het
achterwaarts optrekken op een helling
> De versnellingspook staat in de stand
“R” (Hill Start Assist werkt niet als de
versnellingspook in de stand “N” staat).
Op voertuigen met een automatische
versnellingsbak staat de
versnellingspook op een andere stand
dan "P" of "N".
Met het rempedaal ingetrapt staat
het voertuig volledig stil.
De parkeerrem wordt losgelaten.
Opmerking Hill Start Assist werkt niet
als het gaspedaal wordt ingetrapt
voordat het rempedaal is losgelaten.
Opmerking Hill Start Assist werkt ook
als achterwaarts een helling op wordt
gereden.Opmerking Als Hill Start Assist is
ingeschakeld, kunt u het werkingsgeluid
waarschijnlijk horen. Dit is normaal
tijdens gebruik van Hill Start Assist en
duidt niet op een probleem.
Waarschuwingslampje
Als zich een storing in het systeem
voordoet, gaat het indicatielampje
branden.
79) 80)
Stuurbekrachtigingssysteem
Het stuurbekrachtigingssysteem werkt
zolang de motor draait. Het helpt het
draaien van het stuurwiel te
vergemakkelijken.
Het stuurbekrachtigingssysteem heeft
een mechanische stuurbekrachtiging
voor als de elektrische bekrachtiging
niet werkt. Als de elektrische
bekrachtiging om een of andere reden
niet werkt, kunt u het voertuig toch nog
besturen, maar dat kost duidelijk meer
moeite. Laat uw voertuig in dit geval
nakijken bij een Fiat Servicepunt.
81) 82)
Trailer Stability Assist — TSA (waar
aanwezig)
Het Trailer Stability Assist-systeem helpt
het voertuig veilig op de weg te houden
tijdens het trekken van een
aanhangwagen, door de remkracht van
ieder wiel en het motorvermogen te
regelen om de beweging te stabiliseren
als een constante slingerbeweging van
152
VEILIGHEID
Page 155 of 332

het voertuig, veroorzaakt door een
aanhangwagen, wordt gedetecteerd.
Als het Trailer Stability Assist-systeem
de remmen bedient, gaan de remlichten
branden. Raadpleeg voor meer
informatie over het trekken van een
aanhangwagen "Aanhangwagens
trekken".
83) 84)
Opmerking Als het TSA-systeem in
werking treedt, kan de carrosserie van
het voertuig gaan trillen en kunnen er
werkingsgeluiden uit de motorruimte
komen. Deze omstandigheden duiden
op een normale werking van het
systeem, niet op een storing.
Opmerking Het TSA-systeem treedt in
werking als het voertuig een snelheid
van ca. 55 km/u of hoger heeft.
Opmerking Als het TSA-systeem werkt,
knippert het ESC-indicatielampje.
Opmerking Als de ESC niet werkt,
werkt het TSA-systeem ook niet.
BELANGRIJK
214)Als heuvelopwaarts moet worden
gereden, vertrouw er dan niet op dat Hill
Start Assist gebruikt kan worden om het
voertuig stil te houden, als alternatief op
het intrappen van het rempedaal. Dit zou
kunnen leiden tot een ongeval.215)Draai de contactschakelaar niet naar
de stand "LOCK" of "ACC" en zet de
bedieningsmodus niet op "ACC" of "OFF",
als Hill Start Assist is geactiveerd. Hill Start
Assist zou kunnen stoppen met werken,
wat zou kunnen leiden tot een ongeval.
BELANGRIJK
77)Vertrouw niet teveel op Hill Start Assist
om achteruitrijbeweging van het voertuig te
voorkomen. Onder bepaalde
omstandigheden, als het voertuig bijv.
zwaar beladen is, als de weg zeer steil of
glad is, of als een aanhangwagen aan het
voertuig is gekoppeld, zakt het voertuig,
ondanks dat Hill Start Assist is
ingeschakeld, toch terug als het rempedaal
niet voldoende wordt ingetrapt.
78)Hill Start Assist is niet ontworpen om
het voertuig meer dan 2 seconden stil te
houden op hellingen.
79)Als het waarschuwingslampje brandt,
werkt Hill Start Assist niet. Trek voorzichtig
op.
80)Zet uw voertuig op een veilige plek stil
en zet de motor af. Start de motor opnieuw
en controleer of het waarschuwingslampje
uit is gegaan. Als dit het geval is, werkt Hill
Start Assist weer naar behoren. Als het
waarschuwingslampje blijft branden of
regelmatig weer aangaat, hoeft het voertuig
niet direct te worden stilgezet, maar moet
het voertuig wel worden nagekeken bij een
Fiat Servicepunt.
81)Stop de motor niet terwijl het voertuig
rijdt. Met afgezette motor is het stuurwiel
bijzonder moeilijk te bewegen, wat zou
kunnen leiden tot een ongeval.82)Laat het stuurwiel niet helemaal naar
één kant gedraaid staan. Hierdoor zou het
stuurbekrachtigingssysteem kunnen
beschadigen.
83)Vertrouw niet teveel op het
TSA-systeem. Door een glad wegdek, een
krachtige zijwind, een ongeschikt gewicht
en een slechte plaatsing van de bagage
en/of een hoge snelheid, zou het kunnen
gebeuren dat het TSA-systeem de
stabiliteit van het voertuig niet kan
herstellen. Houd tijdens het rijden altijd
rekening met de verkeers-, weg- en
weersomstandigheden, en het gewicht en
de plaatsing van de bagage.
84)Het Trailer Stability Assist-systeem
werkt niet in de volgende gevallen:1–Als
plotseling remmen of heuvelafwaarts
remmen een abrupte beweging van het
voertuig veroorzaakt, waardoor het voertuig
en de aanhangwagen een hoek vormen. 2
– Als zijwaarts wordt geslipt door plotseling
sturen.
153
Page 156 of 332

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart" van
het voertuig: dan kunt u zien hoe u het
potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort en
de portefeuille niet vergeten worden.ZUINIG RIJDEN.............155
RIJDEN, ALCOHOL EN DRUGS . . .156
VEILIGE RIJTECHNIEKEN.......156
AANBEVELINGEN VOOR HET
INRIJDEN.................157
PARKEERREM..............159
PARKEREN................160
DE MOTOR STARTEN EN
AFZETTEN................161
WERKING VAN DE
TURBOCOMPRESSOR........165
START&STOP-SYSTEEM.......165
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK..........169
SPORTMODUS AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK MET
5 VERSNELLINGEN..........171
EASY SELECT 4WD..........177
SUPER SELECT 4WD II........183
ACHTERSTE
DIFFERENTIEELSLOT.........190
WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING.......193
WAARSCHUWINGEN VOOR GEBRUIK
VAN VOERTUIGEN MET
VIERWIELAANDRIJVING.......197
REMSYSTEEM..............198
CRUISE CONTROL...........199
SNELHEIDSBEGRENZER.......205
RIJSTROOKWAARSCHUWING . . .211ACHTERUITKIJKCAMERA......215
154
STARTEN EN RIJDEN
Page 157 of 332

ZUINIG RIJDEN
Om zuinig te rijden, moet aan een
aantal technische vereisten worden
voldaan. Een eerste vereiste voor een
laag brandstofverbruik is een juist
afgestelde motor. Voor een langere
levensduur van het voertuig en de
zuinigste werking, raden we u aan het
voertuig regelmatig te laten controleren,
volgens de onderhoudsnormen.
De zuinigheid en de generatie van
uitlaatgassen en geluid worden enorm
beïnvloed door de persoonlijke
rijgewoonten en het specifieke gebruik.
De volgende zaken moeten in de gaten
gehouden worden om de slijtage van
de remmen, banden en de motor,
evenals de milieuvervuiling, tot een
minimum terug te brengen.
De motor starten
Voorkom plotseling versnellen en snel
optrekken, aangezien dit het
brandstofverbruik opvoert.
Schakelen
Schakel alleen op de juiste snelheid en
het juiste motortoerental. Gebruik altijd
een zo hoog mogelijke versnelling.
Als met voertuigen met 4WD over
normale wegen en snelwegen wordt
gereden, moet de tussenbakpook of de
rijmodusschakelaar altijd op "2H"
worden gezet, voor het laagst mogelijke
brandstofverbruik.Stadsverkeer
Regelmatig starten en stoppen
verhoogt het gemiddelde
brandstofverbruik. Gebruik zoveel
mogelijk wegen met een soepele
verkeersdoorstroming. Vermijd gebruik
van lage versnellingen met hoge
motortoeren als u op drukke wegen
rijdt.
Stationair draaien
Het voertuig verbruikt zelfs brandstof
als de motor stationair draait. Vermijd
stationair draaien zoveel mogelijk.
Snelheid
Bij hogere voertuigsnelheden wordt
meer brandstof verbruikt. Vermijd op
volle snelheid rijden. Zelfs als het
gaspedaal maar iets wordt losgelaten,
scheelt dit al een enorme hoeveelheid
brandstof.
Bandenspanning
Controleer regelmatig de
bandenspanning. Een lage
bandenspanning, verhoogt de
rolweerstand en het brandstofverbruik.
Bovendien heeft een lage
bandenspanning nadelige gevolgen
voor de slijtage van de banden en de
stabiliteit tijdens het rijden.Belading
Rijd niet met onnodige voorwerpen in
de bagageruimte. Vooral in
stadsverkeer waarbij regelmatig moet
worden gestart en gestopt, heeft het
extra gewicht een enorme invloed op
het brandstofverbruik. Vermijd ook
onnodige bagage of dragers, enz. op
het dak; de grotere luchtweerstand
verhoogt het brandstofverbruik.
Starten met een koude motor
Het starten van een koude motor kost
meer brandstof. Een warme motor laten
draaien, kost ook onnodig brandstof.
Begin zo snel mogelijk met rijden, nadat
de motor is gestart.
Verkoeling of airconditioning
Door gebruik van de airconditioning
loopt het brandstofverbruik op.
155
Page 158 of 332

RIJDEN, ALCOHOL
EN DRUGS
Rijden onder de invloed van alcohol is
een van de grootste oorzaken van
ongevallen.
Zelfs met een bloedalcoholgehalte dat
ver onder het wettelijk minimum ligt,
kan uw rijvaardigheid ernstig worden
beïnvloed door alcohol. Rijd niet onder
de invloed van alcohol. Rijd mee met
een bewust onbeschonken bestuurder,
bel een taxi of een vriend, of gebruik
openbaar vervoer. Van koffie of een
koude douche wordt u niet nuchter.
Ook geneesmiddelen op recept en
andere geneesmiddelen kunnen uw
oplettendheid, waarneming en
reactietijd beïnvloeden. Raadpleeg uw
arts of apotheker voordat u onder de
invloed van dergelijke medicijnen gaat
rijden.
216)
BELANGRIJK
216)RIJD NOOIT ONDER DE INVLOED
VAN ALCOHOL. Uw waarnemingen zijn
minder nauwkeurig, uw reactievermogen is
trager en uw beoordelingsvermogen is
beïnvloed.
VEILIGE
RIJTECHNIEKEN
Rijveiligheid en bescherming tegen
letsel kunnen nooit 100% worden
gegarandeerd. We raden u echter aan
de volgende zaken in de gaten te
houden:
Veiligheidsgordels
Zorg ervoor dat uw passagiers en uzelf
de veiligheidsgordel om hebben
gedaan, voordat u het voertuig start.
Vloermatten
217)
Kinderen in het voertuig vervoerenLaat kinderen nooit onbeheerd in het
voertuig achter. Kinderen kunnen met
de besturingselementen spelen en op
die manier ongevallen veroorzaken.
Zorg ervoor dat baby's en kinderen
naar behoren vastzitten, volgens de
wetten en voorschriften, voor een
optimale bescherming in geval van een
ongeval.
Voorkom dat kinderen in de
bagageruimte spelen. Het is gevaarlijk
om kinderen daar tijdens het rijden te
laten spelen.
Bagage inladen
Zorg er tijdens het inladen van bagage
voor dat de lading niet boven de
stoelen uitkomt. Dit is niet alleen
gevaarlijk omdat het zicht achteruit
wordt belemmerd, maar ook omdat de
bagage in de passagiersruimte terecht
kan komen als hard wordt geremd.
BELANGRIJK
217)Houd vloermatten uit de buurt van de
pedalen, door vloermatten die geschikt zijn
voor het voertuig naar behoren neer te
leggen. Bevestig vloermatten met de haak,
enz., om te voorkomen dat ze van hun
plaats schuiven. Denk erom dat als een
vloermat over een pedaal wordt gelegd of
als één vloermat op een andere wordt
gelegd, de pedaalwerking kan worden
belemmerd, wat kan leiden tot een ernstig
ongeval.
244AA0064482
156
STARTEN EN RIJDEN
Page 159 of 332

AANBEVELINGEN VOOR HET INRIJDEN
Tijdens de inrijperiode, de eerste 1.000 km, wordt aanbevolen tijdens het rijden met uw nieuwe voertuig de volgende
voorzorgsmaatregelen te treffen, om de levensduur, het brandstofverbruik en de prestaties te bevorderen.
Laat de motor nooit op hoge toeren razen.
Vermijd snel optrekken, versnellen, remmen en langdurig met hoge snelheid rijden.
Houd u aan de onderstaande inrijsnelheid. Denk erom dat u zich aan de weergegeven wettelijke maximumsnelheid moet
houden.
Overschrijd niet het maximaal toelaatbare laadvermogen.
Vermijd het trekken van een aanhangwagen.
Voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak
Schakelpunt Maximumsnelheid
Voertuigen met 2WD Voertuigen met Easy Select 4WD Voertuigen met Super Select 4WD
2H, 4H 4L 2H, 4H, 4HLc 4LLc
1e versnelling 20 km/u 20 km/u 5 km/u 20 km/u 5 km/u
2e versnelling 40 km/u 40 km/u 15 km/u 40 km/u 15 km/u
3e versnelling 65 km/u 65 km/u 25 km/u 65 km/u 25 km/u
4e versnelling 95 km/u 95 km/u 35 km/u 95 km/u 35 km/u
5e versnelling 110 km/u 110 km/u 45 km/u 115 km/u 45 km/u
6e versnelling 110 km/u 110 km/u 55 km/u 115 km/u 55 km/u
157
Page 160 of 332

Voertuigen met automatische versnellingsbak
Schakelpunt Maximumsnelheid
Voertuigen met
2WDVoertuigen met Easy Select 4WD Voertuigen met Super Select 4WD
2H, 4H 4L 2H, 4H, 4HLc 4LLc
1e versnelling 15 km/u 15 km/u 5 km/u 20 km/u 5 km/u
2e versnelling 35 km/u 35 km/u 15 km/u 40 km/u 15 km/u
3e versnelling 55 km/u 55 km/u 20 km/u 60 km/u 20 km/u
4e versnelling 85 km/u 85 km/u 30 km/u 85 km/u 30 km/u
5e versnelling 110 km/u 110 km/u 45 km/u 115 km/u 45 km/u
85)
BELANGRIJK
85)Op 4WD-voertuigen verhogen de gearings “4L” (Easy Select 4WD), “4LLc” (Super Select 4WD II) het maximumkoppel om langzaam
heuvelopwaarts of over zanderige, modderige of andere lastige ondergronden te rijden. Overschrijd op voertuigen met automatische
versnellingsbak niet de snelheid van ongeveer 70 km/u in de gearing “4L” (Easy Select 4WD), “4LLc” (Super Select 4WD II).
158
STARTEN EN RIJDEN