Hyundai Matrix 2007 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2007, Model line: Matrix, Model: Hyundai Matrix 2007Pages: 232, PDF Size: 8.49 MB
Page 131 of 232

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
16
C300D02O-GXT Controle en waarschuwing De controlelamp moet gaan branden met de contactsleutel in de stand "ON"
of "START" en moet doven na drie seconden. Laat het systeem door een Hyundaidealer als de controlelamp niet gaat branden. Als er een storing in het systeem wordt geregistreerd, gaat de TCS- waarschuwingslamp branden.Als de TCS-waarschuwingslamp gaat branden, moet de auto op een veilige plek worden geparkeerd en de motorworden afgezet. Start de motor vervolgens opnieuw en controleer of de lamp dooft. Raadpleeg een Hyundai dealer als de lamp blijft branden na het starten van demotor. N.B: Als de TCS-waarschuwingslamp gaat branden, wordt het aandrijfregelsysteem uit veiligheidsoverwegingen uitgesch-akeld.
C300B01O-GXT TCS ON Mode In de TCS ON mode brandt de controlelamp in het instrumentenpaneelniet. N.B:
1) Zet de motor af. Na het opnieuw
starten van de motor is het TCS- systeem ingeschakeld.
2) Als de aandrijfregeling correct
werkt, is een lichte pulsering in deauto voelbaar. Dit wordt veroorzaakt door de remregelingen is normaal.
3) Als de motor gestart is, is een
klikkend geluid hoorbaar in demotorruimte; dit wordt veroorzaakt door de controle van het aandrijfregelsysteem.
4) Bij het rijden uit modder of verse sneeuw kan het voorkomen dathet motortoerental niet toeneemtwanneer het gaspedaal wordt ingedrukt.
C310A01FC
ELEKTRONISCHE STABILITEITSREGELING (ESP)
C310A01JM-AXT (Indien gemonteerd) De elektronische stabiliteitsregeling
(ESP: Electronic Stability Program) dient voor het stabiel houden van de auto in bochten. Het ESP controleertwaar u heen stuurt en waar de auto in werkelijkheid heengaat.
ESP bedient de remmen van de
afzonderlijke wielen en regelt het motormanagementsysteem, zodat deauto stabiel blijft.
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESP) is een elektronisch systeemdat de bestuurder helpt bij het onder controle houden van de auto onder kritische omstandigheden.
Page 132 of 232

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
17
!
!
Het is geen vervanging voor een veilige rijstijl. Factoren zoals snelheid,de conditie van de weg en de manier waarop de bestuurder de auto bestuurt, zijn van invloed op de mate waarinhet ESP kan voorkomen dat de controle wordt verloren. Het blijft uw verantwoordelijkheid om met redelijkesnelheden te rijden en bochten te nemen en een ruime veiligheidsmarge in acht te nemen.
LET OP:
Als wordt gereden met een afwijkende velg- of bandenmaat is het mogelijk dat het ESP niet juistwerkt. Als banden worden vervangen, zorg er dan voor dat deze dezelfde maat hebben als deoude banden. WAARSCHUWING:
De elektronische stabiliteitsregeling
is alleen een hulpmiddel; allenormale voorzorgsmaatregelen bij het rijden in slecht weer of op een wegdek met weinig grip moeten inacht worden genomen. C310B01JM-AXT ESP AAN/UIT Als het ESP actief is, dan knippert de
ESP-lamp in het instrumentenpaneel. Als de regeling wordt uitgeschakeld
m.b.v. de ESP-schakelaar, dan gaat de ESP-OFF-lamp continu branden. Als het ESP is uitgeschakeld, dankan de stabiliteitsregeling niet geactiveerd worden. Pas daarom uw rijstijl aan. Druk voor het inschakelenvan de regeling opnieuw de schakelaar in. De ESP-OFF-lamp moet nu doven.
N.B.: Het ESP wordt automatisch weer
ingeschakeld nadat de motor is uitgezet en opnieuw is gestart.
Page 133 of 232

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
18
Wanneer de wagen niet normaal remt, zijn de remmen waarschijnlijk nat enzal er meer druk op het rempedaal moeten worden uitgeoefend of trekt de wagen bij het remmen naar éénkant. Druk, om de remmen te drogen, licht op het rempedaal totdat de wagen weer normaal remt. Heeft ditgeen resultaat, zet de wagen dan zo snel mogelijk stil en bel uw Hyundai dealer voor assistentie.
o Plaats de versnellingshandel niet in neutraal als u bergafwaarts rijdt. Ditkan gevaarlijk zijn. Houd altijd eenversnelling ingeschakeld, rem de wagen af en schakel vervolgens naar een lagere versnelling zodat op demotor kan worden afgeremd.
o Laat uw voet niet op het rempedaal
rusten. Dit kan gevaarlijk zijn doordatde remmen hierdoor te heet kunnen worden en niet meer optimaal functioneren.
!
SC140A1-FX
WAARSCHUWING:
Plaats geen voorwerpen op de hoedenplank achter de achterbank.Bij een aanrijding of plotseling afremmen kunnen dergelijke voorwerpen naar voren schuivenwaardoor de wagen wordt beschadigd of inzittenden verwondingen kunnen oplopen.
o Controleer voor het wegrijden of de handrem is vrij gezet en de controlelamp voor de handrem niet brandt.
o Bij het rijden in de regen of door water en nadat de wagen is gewassen,kunnen de remmen nat worden. Natte remmen zijn gevaarlijk! Natte remmenhebben een langere remweg tot gevolg en de wagen kan naar één kant trekken. Rij voorzichtig als uvermoedt dat de remmen nat zijn.
C310D01JM-AXT Controleen waarschuwingslampen De lampen moeten gaan branden als de contactsleutel op "ON" of "START" is gezet. Vervolgens moeten de lampen na drie seconden doven.Laat de auto controleren door eenHyundai dealer als de lampen nietgaan branden of de ESP- of ESP- OFF-lamp niet na 3 seconden uitgaat. Als een storing optreedt tijdens de rit, dan wordt dit aangegeven door eenbrandende ESP-OFF-lamp.Als de ESP-OFF-lamp brandt, parkeeruw auto dan op een veilige plek enzet de motor uit.Start vervolgens de motor opnieuw encontroleer of de ESP-OFF-lamp dooft. Als de lamp blijft branden nadat de motor is gestart, laat dan uw auto door een Hyundai dealer controleren. OPMERKINGEN MET BETREKKING TOT DE REMMEN
Page 134 of 232

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
19
o Als u een lekke band krijgt, druk dan licht op het rempedaal. Zodra u voldoende snelheid heeft verminderd en het zonder gevaar mogelijk is, rijd de wagen dan van de weg af en brenghem tot stilstand. Als uw wagen is uitgerust met een automatische transmissie laat hem dan niet"kruipen". Vermijd dit door uw voet op het rempedaal te houden wanneer de wagen tot stilstand is gekomen.
o Wees voorzichtig bij het parkeren op een helling. Trek de handrem aan enplaats de keuzehandel in stand "P"(automatische transmissie) of in de eerste of achteruit versnelling (handgeschakelde versnelling-sbak).Als u de wagen op een helling parkeert, draai dan de voorwielen in een zodanige stand dat de wagenniet kan wegrollen. Leg zonodig blokken voor of achter de wielen. o Een aangetrokken handrem kan
vastvriezen. Deze kans is aanwezig wanneer zich sneeuw of ijs om of bij de achterremmen heeft opgehoopt of als de remmen nat zijn. Als udenkt dat deze kans aanwezig is, zet de wagen dan tijdelijk op de handrem en zet de versnellingshandel inneutraal resp. Bij automatische transmissie in stand "P". Blokkeer de achterwielen zodat de wagen nietkan wegrollen. Zet daarna de handrem vrij.
o Een voertuig met een automatische
versnellingsbak mag nooit met devoet op het gaspedaal tot stilstand gehouden worden op een helling.Gebruik daar altijd de rem of handrem voor.ECONOMISCH RIJDEN
SC150A1-FX Als u onderstaande richtlijnen opvolgt maakt u het meest economischegebruik van uw wagen mogelijk:
o Rijd gelijkmatig. Vermijd snel accelereren. Geef gelijkmatig gas tot de gewenste snelheid is bereikt en houd deze snelheid zoveelmogelijk constant. Vermijd snel accelereren tussen verkeerslichten. Pas uw snelheid aan de rest van hetverkeer aan zodat u niet onnodig hoeft te schakelen. Vermijd zoveel mogelijk druk verkeer. Houd eenveilige afstand tot andere voertuigen zodat u niet onnodig hoeft te remmen. Hierdoor vermindert u tevens slijtageaan het remsysteem.
o Vermijd hoge snelheden. Hoe sneller
u rijdt, hoe meer brandstof wordtverbruikt. Het rijden met gelijkmatige snelheden, vooral op autosnelwegen, is één van de meest effectievemanieren om het brandstofverbruik te verlagen.
Page 135 of 232

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
20
o Laat uw voet niet op het rem-ofkoppelingpedaal rusten. Hierdoor kan het brandstofverbruik toenemen en neemt de slijtage aan deze componenten ook toe. Bovendienkan het remvoeringmateriaal te heet worden waardoor de remmen niet meer optimaal functioneren.
o Houd de bandenspanning op de voorgeschreven waarde. Een te hogeof een te lage bandenspanning heeftonnodige bandenslijtage tot gevolg. Controleer de bandenspanning tenminste éénmaal per maand.
o De wielen moeten goed zijn uitgelijnd. Het raken van stoepranden of het tesnel rijden over een ongelijkmatigwegdek kan tot gevolg hebben dat de wielen niet meer correct zijn uitgelijnd. Dit kan o.a. een snellerebandenslijtage tot gevolg hebben evenals een hoger brandstofverbruik. o Houd uw wagen in een goede conditie.
Onderhoud uw wagen voor een gunstig brandstofverbruik en lagere onderhoudskosten; zie het onderhoudsoverzicht in hoofdstuk 5.Als uw wagen in zware omstandigheden wordt gebruikt, dan is frequenter onderhoud vereist (ziehoofdstuk 5 voor bijzonderheden).
o Houd uw wagen schoon. Voor een
maximale levensduur moet uwHyundai schoon worden gehouden en vrij van corrosieve elementen. Laat geen modder, vuil, ijs etc.aankoeken op de onderzijde van de wagen. Dit extra gewicht kan een verhoogd brandstofverbruik en tevenscorrosie tot gevolg hebben.
o Vervoer geen onnodige bagage. Ex-
tra gewicht heeft een hogerbrandstofverbruik tot gevolg.
o Laat de motor niet langer stationair
draaien dan nodig is. Zet de motor bijlangere wachtperiodes af.
o Het is niet nodig de motor langdurig
warm te laten draaien. Zodra de motorgelijkmatig draait kunt u wegrijden. Bij zeer koud weer is het aan te bevelen de motor een iets langereperiode te laten warm draaien. o Rijd niet met een te laag of een te
hoog motortoerental. Rijdt u telangzaam in een hoge versnelling, dan heeft dit tot gevolg dat de motor te zwaar wordt belast. Schakel tijdigeen lagere versnelling in. Vermijd een te hoog toerental door de aanbevolen schakelsnelheden aante houden.
o Gebruik de airconditioning niet
onnodig. De airconditioning wordtbediend door de motor waardoor bij gebruik van de airconditioning het brandstofverbruik toeneemt.
Page 136 of 232

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
21BOCHTENRIJDEN ONDER WINTERSE OMSTANDIGHEDEN
SC170A1-FX Strenge, winterse omstandigheden hebben een grotere slijtage en andereproblemen tot gevolg. Volg de onderstaande richtlijnen op om de win- ter probleemloos door te komen.
SC160A1-FX Vermijd remmen of schakelen in bochten, vooral op natte wegen. Ditvoorkomt overmatige bandenslijtage.
SC170B1-FX Rijden in sneeuw of op ijs Voor het rijden in diepe sneeuw kan het nodig zijn sneeuwbanden ofsneeuwkettingen te gebruiken. Als sneeuwbanden nodig zijn moet worden gekozen voor dezelfde maat en typeals de originele fabrieksbanden. Als dit advies niet wordt opgevolgd kan dat een nadelige invloed op de veiligheid enhet rijgedrag tot gevolg hebben. Hoge snelheden, snel accelereren, krachtig afremmen en scherpe bochten moetenworden vermeden. Maak tijdens het afremmen zoveel mogelijk gebruik van het remvermogen van de motor.Remmen op sneeuw of ijs heeft tot gevolg dat uw wagen in een slip raakt. Houd voldoende afstand ten opzichtevan uw voorliggers. Druk het rempedaal gelijkmatig in. N.B.: Sneeuwkettingen zijn niet altijd wettelijk toegestaan. Raadpleeg de geldende wettelijke bepalingen voorhet monteren van sneeuwkettingen.
Page 137 of 232

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
22
SC170G1-FX Sloten tegen bevriezing beschermen Om het bevriezen van de sloten te voorkomen zijn speciale producten bijuw dealer verkrijgbaar. Ook als een slot bevroren is, kan dit met doeltreffende middelen worden ontdooid. Soms is hetmogelijk een bevroren slot te ontdooien door de sleutel te verwarmen. N.B.: Het temperatuurgebied waarin de sleutel voor de startblokkering kan worden gebruikt, bedraagt –40 °C tot 80 °C. Als de sleutel van destartblokkering tot boven 80 °C wordt verwarmd om een bevroren slot te openen, kan de transponder in desleutelkop worden beschadigd.
SC170D1-FX Accu en accukabels controleren Controleer visueel de accu en de accukabels zoals beschreven in hoofdstuk 6. De staat van de accu kan worden gecontroleerd door uw Hyundaidealer. SC170F1-FX Bougies en ontstekingssysteemcontroleren Controleer de bougies zoals beschreven in hoofdstuk 6 en vervang ze zonodig. Controleer tevens de bedrading en decomponenten van het ontstekingssysteem. Vervang beschadigde onderdelen.
SC170E1-FX Gebruik zonodig "winterolie" Voor sommige klimaten is het aan te bevelen bij koud weer een "winterolie"met lagere viscositeit te gebruiken. Zie hoofdstuk 9 voor de aanbevolen oliesoorten. Raadpleeg in geval vantwijfel uw Hyundai dealer.
SC170C1-FX Koelvloeistof Het koelsysteem van uw Hyundai is gevuld met ethyleenglycol. Gebruikgeen andere koelvloeistof aangezien ethyleenglycol corrosie van het koelsysteem tegengaat, uw waterpompsmeert en bevriezing voorkomt. Het systeem moet worden bijgevuld overeenkomstig hetonderhoudsoverzicht in hoofdstuk 5. Laat voor de winter de koelvloeistof controleren m.b.t. het vriespunt.
Page 138 of 232

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
23
SC170H1-FX Gebruik antivries in het ruiten- sproeierreservoir Om te voorkomen dat het water in het sproeierreservoir bevriest, moet eendaarvoor bestaande toevoeging worden gebruikt. Volg hierbij de gebruiksaanwijzing strikt op. Antivriesvoor het ruitensproeierreservoir is bij alle Hyundai dealers verkrijgbaar. Gebruik geen antivries voor hetkoelsysteem of een ander soort antivries aangezien dit de lak kan aantasten. SC170I1-FX Voorkom bevriezing van de handrem Onder sommige omstandigheden kan een aangetrokken handrem bevriezen. Bijvoorbeeld bij een opeenhoping vansneeuw of ijs rond of bij de achterremmen of als de remmen nat zijn. Als de kans op bevriezing bestaat, trek de handremdan tijdelijk aan, zet de versnellingshandel in de eerste of achteruit versnelling of de keuzehandelin stand "P". Blokkeer de achterwielen zodat de wagen niet weg kan rollen. Zet hierna de handrem vrij. SC170J1-FX Voorkom opeenhoping van sneeuw en ijs aan deonderzijde van de wagen. Onder sommige weersomstandigheden kunnen sneeuw-en ijsklompen onder de spatschermen de besturingbemoeilijken. Controleer bij strenge winterse omstandigheden regelmatig de onderzijde van uw wagen of devoorwielen vrij kunnen bewegen en de componenten van de stuurinrichting niet worden geblokkeerd. SC170K1-FX Nooduitrusting Zorg, afhankelijk van de weersomstandigheden, voor een geschikte nooduitrusting. Dit zijn o.a. sneeuwkettingen, een sleepkabelzaklantaan, zand, een schep, hulpstartkabels, een ijskrabber, handschoenen, een deken etc.
SC180A1-FX HET RIJDEN MET HOGE SNELHEDENControles voor het begin vande rit
1. Banden: Houd de bandenspanning voor het rijden met hoge snelheden aan. Een te lage bandenspanning heeft oververhitting en mogelijke defecten tot gevolg. N.B.: De voorgeschreven bandenspanning mag niet worden overschreden.
2. Brandstof, koelvloeistof en
motorolie.:
Bij het rijden met hoge snelheden wordt 1.5 maal zoveel brandstof verbruikt. Vergeet niet het koelvloeistof-en hetmotoroliepeil te controleren.
3. V-riem: Een niet goed afgestelde of een beschadigde V-riem kan oververhittingvan de motor tot gevolg hebben.
Page 139 of 232

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
24RIJDEN MET AANHANGER OF SLEPEN
SC200A1-FX Bij het slepen of voor het rijden met een aanhanger moeten de wettelijkevoorschriften worden opgevolgd. Deze voorschriften wijzigen van land tot land. Raadpleeg uw Hyundai dealer voornadere informatie.
LET OP:
Verleen met uw auto geen sleephulptijdens de eerste 2000 km, zodat de motor goed kan inrijden. Als deze raadgeving niet wordtopgevolgd kan het ernstige schade aan motor en transmissie tot gevolg hebben.
! YC200B2-AX Trekhaken Kies een trekhaak die geschikt is voor de aanhanger die getrokken moetworden. De gemonteerde trekhaak moet de kogeldruk gelijkmatig overbrengen op het chassis van de wagen.De trekhaak moet stevig worden aangebracht door een hiervoor bevoegd bedrijf. GEBRUIK GEEN TREKHAAKVOOR TIJDELIJKE MONTAGE EN GEBRUIK NOOIT EEN TREKHAAK DIE ALLEEN AAN DE BUMPER ISGEMONTEERD. YC200C4-AX Remsysteem aanbang wagen Als uw aanhanger voorzien is van een remsysteem, moet dit voldoen aan de wettelijke voorschriften. Zorg ervoor dathet op de juiste manier is gemonteerd en dat het goed werkt.
SC190A1-FX HET GEBRUIK VAN DE VERLICHTING Controleer de verlichting regelmatig en houd de lampglazen schoon. Bij slechtzicht overdag is het aan te bevelen het dimlicht in te schakelen. Hierdoor ziet u niet alleen beter, maar wordt u ook betergezien.
Page 140 of 232

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
25
N.B.: Als met een aanhanger wordt gereden moeten tengevolge van de extra belasting deonderhoudswerkzaamheden met kortere tussenpozen worden uitgevoerd. Zie hoofdstuk"Onderhoudsvoorschriften" bij "Onderhoud onder zware bedrijfsomstandigheden" opbladzijde 5-7.
LET OP:
o Sluit nooit het remsysteem van de aanhanger rechtstreeks aan op het remsysteem van de wagen.
o Bij bet rijden met een aanhanger op een steile helling (meer dan6%) moet worden gelet op de koelvloeisto ftemperatuurmeter.Mocht de naald van de meter zich voorbij "H" (HOT) bewegen, dan moet zo snel mogelijk wordengestopt. Laat de motor vervolgens stationair draaien tot hij is afgekoeld.
!
YC200D2-AX Veiligheidskabel Wanneer de verbinding tussen de trekhaak en de aanhanger verbrokenmocht worden, kunnen gevaarlijke situaties ontstaan voor het verkeer. De aanhanger kan zelfs van de rijbaangeraken. Om deze gevaarlijke situaties te voorkomen is een veiligheidskabel tussen de wagen en de aanhangerverplicht. C190E01FC-GXT Maximum aanhangergewicht
Kogeldruk Totaal
aanhangergewicht C190E01L
De kogeldruk kan gewijzigd worden door het gewicht in de aanhanger te verdelen. Controleer de verdeling van het gewichtdoor het totale gewicht en de kogeldruk te meten. N.B.:
1. Zorg ervoor dat zich nooit meer gewicht in het achterste deel van de aanhanger bevindt dan in het voorste deel. Ca. 60% van hetgewicht moet zich in het voorste deel van de aanhanger bevinden, de overige 40% in het achterstedeel.