Hyundai Santa Fe 2005 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2005, Model line: Santa Fe, Model: Hyundai Santa Fe 2005Pages: 244, PDF Size: 10.07 MB
Page 141 of 244

HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 17
!
LET OP:
Als de TCS-controlelamp knippert is de ANTI SLIP-functie geactiveerd. Dit betekent dat op glad wegdekwordt gereden of dat extreem wordt geaccelereerd. Neem in dit geval gas terug en rijd met gematigdesnelheid.
WAARSCHUWING:
De aandrijfregeling is slechts een hulpmiddel; alle voorzorgsmaatre- gelen moeten in acht wordengenomen bij het rijden onder ex- treme weersomstandigheden en glad wegdek.! C300B02O-GXT TCS ON Mode Als het TCS in werking treedt, knippert
de TCS-controlelamp in het instrumentenpaneel.
1) Het TCS wordt automatisch
ingeschakeld bij de volgende motorstart.
2) Als de aandrijfregeling correct werkt, is een lichte pulsering in de auto voelbaar. Dit wordt veroorzaakt door de remregelingen is normaal.
3) Als de motor gestart is, is een
klikkend geluid hoorbaar in demotorruimte; dit wordt veroorzaakt door de controle van het aandrijfregelsysteem.
4) Bij het wegrijden uit modder of
verse sneeuw kan de TCS-werking voorkomen dat het motortoerental stijgt ondanks dat het gaspedaal wordt ingedrukt. C300D02O-GXT Controle en waarschuwing De controlelamp moet gaan branden met de contactsleutel in de stand "ON" of "START" en moet doven na drie seconden.Als de controlelamp niet gaat brandenof na 3 seconden niet uitgaat, moethet systeem bij een Hyundai dealer gecontroleerd worden. Als er een storing in het systeem wordt geregistreerd, gaat de TCS-waarschuwingslamp branden.Als de TCS-waarschuwingslamp gaatbranden, moet de auto op een veiligeplek worden geparkeerd en de motor worden afgezet. Start de motor vervolgens opnieuw en controleer of de lamp dooft. Raadpleeg een Hyundai dealer als de lamp blijft branden na het starten vande motor. N.B: Als de TCS-waarschuwingslamp gaat branden, wordt het aandrijfregelsysteem uitveiligheidsoverwegingen uitgesch- akeld.
Page 142 of 244

2- 18 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
Veilig met 4-wielaandrijving rijden
(1)Draag altijd de veiligheidsgordel.
(2)Rijd niet in zware terrein- omstandigheden of in gebieden die zwaarder zijn dan waarvoor de autois ontworpen.
(3)Rijd bij sterke zijwind met een lagere
snelheid. Vanwege het hogerezwaartepunt wordt de stabiliteit door zijwind negatief beïnvloed. Door een lagere snelheid wordt een beterebeheersing van de auto gewaarborgd.
(4)Controleer de remwerking nadat in natte of modderige omstandigheden is gereden. Druk tijdens langzaamrijden het rempedaal enkele malen in totdat de normale remwerking is teruggekeerd.
(5)Rijd met de auto niet door water (zoals beekjes, rivieren, merenenz.).
(6)De remafstand van een auto met
constante 4-wielaandrijving is vrijwelgelijk aan die van een auto met 2- wielaandrijving. Bij rijden over een besneeuwd wegdek of een gladde en modderige
!
onder controle houden in deze omstandigheden valt altijd onder de verantwoordelijkheid van debestuurder, voor zijn eigen veiligheid en de veiligheid van de passagier(s).
WAARSCHUWING:
De auto is niet ontworpen als
terreinauto. Rijd met deze auto niet in het terrein. Bij het rijden in het terrein kan hij worden beschadigd. Het rijden met de auto onderterreinomstandigheden die zwaarder zijn dan waarvoor de auto is ontworpen, kan tot ernstigpersoonlijk letsel leiden.
C350A02O-AXT CONSTANTE 4-WIELAANDRIJ- VING (4WD) (Indien gemonteerd) Het volledige motorvermogen kan over zowel de voor- als de achterwielen worden verdeeld. Full-time 4WD kan worden gebruikt als goede tractie nodigis, zoals het rijden of gladde, natte of met sneeuw bedekte wegen en het wegrijden uit modder. Deze auto's zijnechter niet bedoeld voor zwaar terreingebruik. Ze zijn in hoofdzaak ontworpen om de tractie en dewegligging op verharde wegen en snelwegen in natte en/of gladde omstandigheden te verbeteren.Kortstondig gebruik van de auto op onverharde wegen en lichte terreinritten zijn toegestaan. Het is belangrijk datbij het rijden op onverhard terrein de snelheid dusdanig wordt aangepast dat een veilig gebruik onder dezeomstandigheden wordt gewaarborgd. Over het algemeen zijn er op onverhard terrein slechtere aandrijf-en remeigenschappen dan op verhard terrein. Met deze factoren moet rekening worden gehouden bij het rijdenop onverhard terrein. Het voertuig in contact houden met de ondergrond en
Page 143 of 244

HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 19
weg moet voldoende afstand tot de voorganger worden gehouden.
(7)Omdat de aandrijfkrachten altijd op de 4 wielen wordt overgebracht, worden de prestaties van een automet constante 4-wielaandrijving sterk door de toestand van de banden beïnvloed. Zorg ervoor datalle vier banden dezelfde maat hebben en van hetzelfde type zijn.
o Wanneer één van de banden of
wielen moet worden vervangen, moeten ze alle vier worden vervangen.
o Met regelmatige intervallen
moeten de wielen wordengewisseld en de bandenspanning worden gecontroleerd.
(8)Een auto met permanente 4- wielaandrijving kan niet met eennormaal sleepvoertuig worden gesleept. Alle vier de wielenmoeten vrij van de grond zijn als de auto moet worden weggesleept.
o Als de auto wordt gesleept metslechts twee wielen vrij van de grond, kan de 4-wielaandrijving beschadigd raken.
!
o In noodgevallen, als de auto met alle vier de wielen op de grond moet worden gesleept, mag hijalleen vooruit worden gesleept m.b.v. een sleepkabel.
o Tijdens het slepen op de volgende punten letten:
1. Zet het contactslot in de
"ACC"of "ON" stand.
2. Plaats de versnellingshendel in de neutraalstand (bij automatische transmissie,stand "N")
3. Zet de handrem vrij.
N.B.: Om ernstige schade aan uw auto
met 4-wielaandrijving te voorkomen NIET sneller dan 15 km/h en NIET verder dan 1,5 km slepen. HSM281
Rollentestbank
Vrijlooprollen
(9)Als de auto met 4-wielaandrijving op een rollentestbank wordt getest, moet dit een vierwielentestbank zijn.
WAARSCHUWING:
Tijdens deze tests nooit de handrem inschakelen.
o In het uitzonderlijke geval dateen auto met 4-wielaandrijving op een tweewielentestbank moet worden getest, moeten de instructies hieronder nauwkeurigworden opgevolgd.
Page 144 of 244

2- 20 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
!WAARSCHUWING:
o Voorkom hoge bochtsnelheden.
o Maak geen snelle stuurwielbewegingen, zoals plotseling van rijbaan veranderen of snelle scherpe bochten.
o Het gevaar voor kantelen neemt sterk toe als bij hoge snelheidde macht over het stuur verlorengaat.
o Bij een ongeval heeft een
inzittende die geen veiligheidsgordel draagt meer kans op zeer ernstig letsel daniemand die wel een veiligheidsgordel draagt.
o De macht over het stuur gaat vaak verloren als twee of meer wielen in de berm komen en debestuurder door te sterk terugsturen weer op de weg probeert te komen.
o Als de auto in de berm raakt, stuur dan niet scherp terug.Verminder in dat geval eerstsnelheid voordat wordt geprobeerd op de weg terug te sturen.
LET OP:
o Als een auto met constante 4- wielaandrijving is opgekrikt, magde motor niet worden gestart enmogen de wielen niet worden gedraaid. Hierdoor is het is mogelijk dat een draaiend wiel de grond raakt, waardoor de auto van de krikvalt.
o Indien één van de voor- of
achterwielen in modder, sneeuwenz. begint door te draaien, kan de auto soms worden vrijgereden door het gaspedaaliets verder in te drukken; voorkom echter dat de motor langdurig met een hoog toerentaldraait, omdat dan schade aan het 4-wielaandrijfsysteem kan ontstaan.!
!
1. Breng de bandenspanning opde voorgeschreven waarde.
2. Plaats de voorwielen op de rollentestbank zoals afgebeeld.
3. Zet de handremrem vrij.
4. Plaats de achterwielen op de vrijlooprollen; zoals afgebeeld.
WAARSCHUWING:
Ga tijdens de rollenbanktest nietvoor de auto staan. De auto kan tijdens de test vooruit springen en ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
(10) Sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen worden aangebracht.
(11) Als de voor- of achterwielen in de modder blijven steken, moetovermatig doorslippen wordenvoorkomen. Er kan schade aan het aandrijfsysteem ontstaan.
Page 145 of 244

HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 21
C360A01O-GAT 4WD INSCHAKELEN (met elektronisch geregelde
vierwielaandrijving)
(Indien gemonteerd) De vierwielaandrijving verdeelt onder
normale rijomstandigheden de aandrijfkrachten automatisch.
Om tijdens het rijden in het terrein of
andere situaties met weinig grip de aandrijfkrachten 50:50 te verdelentussen de achterwielen en de voorwielen, kunt u de "4WD lock"- toets bedienen. Het "4WD lock"-controlelampje in het instrumentenpaneel gaat branden. C360A01ODe instelling wordt geleidelijkopgeheven wanneer de rijsnelheid boven de 30 km/h komt, en is volledigopgeheven vanaf een snelheid van 40 km/h. Omgekeerd wordt de instelling weer geactiveerd wanneer de snelheidweer daalt onder 40 km/h, en is deze weer volledig werkzaam wanneer de snelheid onder 30 km/h daalt.Om de 4WD-lock functie weer uit teschakelen nogmaals de "4WD-lock"toets indrukken.Het "4WD-lock" controlelampje in hetinstrumentenpaneel dooft.
2) 4WD-lock blijft actief onder een
snelheid van 40 km/h. Schakel de "4WD lock"-functie uit onder normale rijomstandigheden.
C360A02O
1)
2)
1) Door de 4WD-lock toets te bedienen in zwaar terrein, worden de aandrijfkrachten gelijkmatigverdeeld tussen de voor- en achterwielen. D190A01HP-GXT SPERDIFFERENTIEEL (Indien gemonteerd) Een sperdifferentieel, indien gemonteerd, bevindt zich alleen in deachteras. Het kenmerk van een sperdifferentieel wordt hierna beschreven:Evenals bij een conventioneeldifferentieel kan in een bocht het wielaan de ene zijde sneller draaien dan aan de andere zijde. Het voordeel van een sperdifferentieel t.o.v. eenconventioneel differentieel is: als bij een sperdifferentieel het wiel aan de ene zijde grip verliest, wordt op hetwiel met grip aan de andere zijde een groter gedeelte van het aandrijfkoppel overgebracht om de aandrijving teverbeteren.
Page 146 of 244

2- 22 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
!
ZC140A1-AX OPMERKINGEN MET BETREKKING TOT DE REMMEN
WAARSCHUWING:
Plaats geen voorwerpen op de hoedenplank achter de achterbank.Bij een aanrijding of plotseling afremmen kunnen dergelijke voorwerpen naar voren schuivenwaardoor de wagen wordt beschadigd of inzittenden verwondingen kunnen oplopen.
o Controleer voor het wegrijden of de handrem is vrij gezet en de controlelamp voor de handrem niet brandt.
o Bij het rijden in de regen of door
water en nadat de wagen isgewassen, kunnen de remmen nat worden. Natte remmen zijn gevaarlijk! Natte remmen hebbeneen langere remweg tot gevolg en de wagen kan naar één kant trekken. Rij voorzichtig als uvermoedt dat de remmen nat zijn. Wanneer de wagen niet normaal remt, zijn de remmen waarschijnlijk nat en zal er meer druk op het rempedaal moeten worden uitgeoefend of trekt de wagen bijhet remmen naar één kant. Druk, om de remmen te drogen, licht op het rempedaal totdat de wagen weernormaal remt. Heeft dit geen resultaat, zet de wagen dan zo snel mogelijk stil en bel uw Hyundaidealer voor assistentie.
o Plaats de versnellingshandel niet in neutraal als u bergafwaarts rijdt. Dit kan gevaarlijk zijn. Houd altijd een versnelling ingeschakeld, remde wagen af en schakel vervolgens naar een lagere versnelling zodat op de motor kan worden afgeremd.
o Laat uw voet niet op het rempedaal rusten. Dit kan gevaarlijk zijndoordat de remmen hierdoor te heetkunnen worden en niet meer optimaal functioneren.
o Als u een lekke band krijgt, druk dan licht op het rempedaal. Zodra u voldoende snelheid heeftverminderd en het zonder gevaar mogelijk is, rijd de wagen dan van de weg af en breng hem totstilstand. Als uw wagen is uitgerust met een automatische transmissie
LET OP:
o Start de motor nooit met de keuzehendel in de vooruit- ofachteruitstand terwijl één van de achterwielen is opgekrikt en hetandere wiel op de grond staat; hierdoor kan de auto van de krik schieten.
o Gebruik alleen de aanbevolen olie voor LSD in de achteras. Ziepagina 9-4 voor de aanbevolen oliespecificaties.
!
Page 147 of 244

HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 23
laat hem dan niet "kruipen". Vermijd dit door uw voet op het rempedaal te houden wanneer de wagen totstilstand is gekomen.
o Wees voorzichtig bij het parkeren
op een helling. Trek de handrem aan en plaats de keuzehandel in stand "P" (automatischetransmissie) of in de eerste of achteruit versnelling (handgeschakelde versnellingsbak).Als u de wagen op een helling parkeert, draai dan de voorwielen in een zodanige stand dat de wagenniet kan wegrollen. Leg zonodig blokken voor of achter de wielen.
o Een aangetrokken handrem kan vastvriezen. Deze kans isaanwezig wanneer zich sneeuw of ijs om of bij de achterremmen heeftopgehoopt of als de remmen nat zijn. Als u denkt dat deze kans aanwezig is, zet de wagen dantijdelijk op de handrem en zet de versnellingshandel in neutraal resp. bij automatische transmissie instand "P". Blokkeer de achterwielen zodat de wagen niet kan wegrollen. Zet daarna de handrem vrij. en neemt de slijtage aan deze componenten ook toe. Bovendien kan het remvoeringmateriaal te heetworden waardoor de remmen niet meer optimaal functioneren.
o Houd de bandenspanning op de voorgeschreven waarde. Een te hoge of een te lage bandenspanningheeft onnodige bandenslijtage tot gevolg. Controleer de bandenspanning tenminste éénmaalper maand.
o De wielen moeten goed zijn uitgelijnd. Het raken vanstoepranden of het te snel rijden over een ongelijkmatig wegdek kan tot gevolg hebben dat de wielenniet meer correct zijn uitgelijnd. Dit kan o.a. een snellere bandenslijtage tot gevolg hebben evenals eenhoger brandstofverbruik.
o Houd uw wagen in een goede conditie. Onderhoud uw wagen voor een gunstig brandstofverbruik en lagere onderhoudskosten; zie hetonderhoudsoverzicht in hoofdstuk 5. Als uw wagen in zware omstandigheden wordt gebruikt, danis frequenter onderhoud vereist (zie hoofdstuk 5 voor bijzonderheden).
ZC150A1-AXECONOMISCH RIJDEN Als u onderstaande richtlijnen opvolgt
maakt u het meest economische gebruik van uw wagen mogelijk:
o Rijd gelijkmatig. Vermijd snel
accelereren. Geef gelijkmatig gas tot de gewenste snelheid is bereikt en houd deze snelheid zoveel mogelijk constant. Vermijd snelaccelereren tussen verkeerslichten. Pas uw snelheid aan de rest van het verkeer aan zodat u niet onnodighoeft te schakelen. Vermijd zoveel mogelijk druk verkeer. Houd een veilige afstand tot andere voertuigenzodat u niet onnodig hoeft te remmen. Hierdoor vermindert u tevens slijtage aan het remsysteem.
o Vermijd hoge snelheden. Hoe
sneller u rijdt, hoe meer brandstofwordt verbruikt. Het rijden met gelijkmatige snelheden, vooral op autosnelwegen, is één van demeest effectieve manieren om het brandstofverbruik te verlagen.
o Laat uw voet niet op het rem-of koppelingpedaal rusten. Hierdoorkan het brandstofverbruik toenemen
Page 148 of 244

2- 24 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
o Gebruik de airconditioning niet
onnodig. De airconditioning wordt bediend door de motor waardoor bijgebruik van de airconditioning het brandstofverbruik toeneemt.
ZC160A1-AX BOCHTEN Vermijd remmen of schakelen in
bochten, vooral op natte wegen. Dit voorkomt overmatige bandenslijtage.
ZC170A1-AX RIJDEN ONDER WINTERSE
OMSTANDIGHEDEN
Strenge, winterse omstandigheden
hebben een grotere slijtage en andere problemen tot gevolg. Volg deonderstaande richtlijnen op om de winter probleemloos door te komen. ZC170B1-AXRijden in sneeuw of op ijs Voor het rijden in diepe sneeuw kan
het nodig zijn sneeuwbanden of sneeuwkettingen te gebruiken. Als sneeuwbanden nodig zijn moet wordengekozen voor dezelfde maat en type als de originele fabrieksbanden. Als dit advies niet wordt opgevolgd kandat een nadelige invloed op de veiligheid en het rijgedrag tot gevolg hebben. Hoge snelheden, snelaccelereren, krachtig afremmen en scherpe bochten moeten worden vermeden. Maak tijdens het afremmenzoveel mogelijk gebruik van het remvermogen van de motor. Remmen op sneeuw of ijs heeft tot gevolg datuw wagen in een slip raakt. Houd voldoende afstand ten opzichte van uw voorliggers. Druk het rempedaalgelijkmatig in.
N.B.: Sneeuwkettingen zijn niet altijd
wettelijk toegestaan. Raadpleeg de geldende wettelijke bepalingen voorhet monteren van sneeuwkettingen.
o Houd uw wagen schoon. Voor een
maximale levensduur moet uwHyundai schoon worden gehoudenen vrij van corrosieve elementen. Laat geen modder, vuil, ijs etc. aankoeken op de onderzijde vande wagen. Dit extra gewicht kan een verhoogd brandstofverbruik en tevens corrosie tot gevolg hebben.
o Vervoer geen onnodige bagage.
Extra gewicht heeft een hogerbrandstofverbruik tot gevolg.
o Laat de motor niet langer stationair
draaien dan nodig is. Zet de motorbij langere wachtperiodes af.
o Het is niet nodig de motor langdurig warm te laten draaien. Zodra de motor gelijkmatig draait kunt u wegrijden. Bij zeer koud weer ishet aan te bevelen de motor een iets langere periode te laten warm draaien.
o Rijd niet met een te laag of een te hoog motortoerental. Rijdt u telangzaam in een hoge versnelling,dan heeft dit tot gevolg dat de motor te zwaar wordt belast. Schakel tijdig een lagere versnellingin. Vermijd een te hoog toerental door de aanbevolen schakelsnelheden aan te houden.
Page 149 of 244

HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 25
ZC170D1-AX Accu en accukabels controleren Controleer visueel de accu en de
accukabels zoals beschreven in hoofdstuk 6. De staat van de accu kan worden gecontroleerd door uw Hyundai dealer. ZC170C1-AX Koelvloeistof Het koelsysteem van uw Hyundai is
gevuld met ethyleenglycol. Gebruik geen andere koelvloeistof aangezien ethyleenglycol corrosie van hetkoelsysteem tegengaat, uw waterpomp smeert en bevriezing voorkomt. Het systeem moet wordenbijgevuld overeenkomstig het onderhoudsoverzicht in hoofdstuk 5. Laat voor de winter de koelvloeistofcontroleren m.b.t. het vriespunt. ZC170E1-AX Gebruik zonodig "winterolie" Voor sommige klimaten is het aan te
bevelen bij koud weer een "winterolie" met lagere viscositeit te gebruiken. Zie hoofdstuk 9 voor de aanbevolenoliesoorten. Raadpleeg in geval van twijfel uw Hyundai dealer.
ZC170F1-AX Bougies en ontstekingssysteem controleren Controleer de bougies zoals beschreven in hoofdstuk 6 en vervang ze zonodig. Controleer tevens de bedrading en de componenten van het ontstekingssysteem. Vervangbeschadigde onderdelen. ZC170G1-AX Sloten tegen bevriezing beschermen Om het bevriezen van de sloten te voorkomen zijn speciale producten bij uw dealer verkrijgbaar. Ook als een slot bevroren is, kan dit metdoeltreffende middelen worden ontdooid. Soms is het mogelijk een bevroren slot te ontdooien door desleutel te verwarmen. N.B.: Het temperatuurgebied waarin de sleutel voor de startblokkering kan worden gebruikt, bedraagt -40°C tot80°C. Als de sleutel van de startblokkering tot boven 80 °C wordt verwarmd om een bevrorenslot te openen, kan de transponder in de sleutelkop worden beschadigd.
Page 150 of 244

2- 26 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
ZC170J2-AX Voorkom opeenhoping van sneeuw en ijs aan de onderzijdevan de wagen. Onder sommige weersomstandigheden kunnen sneeuw-en ijsklompen onderde spatschermen de besturing bemoeilijken. Controleer bij strenge winterse omstandigheden regelmatigde onderzijde van uw wagen of de voorwielen vrij kunnen bewegen en de componenten van de stuurinrichtingniet worden geblokkeerd. ZC170K1-AX Nooduitrusting Zorg, afhankelijk van de weersomstandigheden, voor eengeschikte nooduitrusting. Dit zijn o.a. sneeuwkettingen, een sleepkabel zaklantaarn, zand, een schep,hulpstartkabels, een ijskrabber, handschoenen, een deken etc. ZC180A1-AXHET RIJDEN MET HOGE SNELHEDEN Controles voor het begin van de rit
1. Banden: Houd de bandenspanning voor het rijden met hoge snelheden aan. Een te lage bandenspanning heeft oververhitting en mogelijke defectentot gevolg. N.B.: De voorgeschreven bandenspann- ing mag niet worden overschreden.
2. Brandstof, koelvloeistof en motorolie.:
Bij het rijden met hoge snelheden wordt 1,5 maal zoveel brandstofverbruikt. Vergeet niet het koelvloeistof-en het motoroliepeil te controleren.
3. V-riem: Een niet goed afgestelde of een beschadigde V-riem kan oververhitting van de motor tot gevolg hebben.
ZC170H1-AX Gebruik antivries in het ruitensproeierreservoir Om te voorkomen dat het water in het sproeierreservoir bevriest, moet een daarvoor bestaande toevoeging worden gebruikt. Volg hierbij degebruiksaanwijzing strikt op. Antivries voor het ruitensproeierreservoir is bij alle Hyundai dealers verkrijgbaar.Gebruik geen antivries voor het koelsysteem of een ander soort antivries aangezien dit de lak kanaantasten. ZC170I1-AX Voorkom bevriezing van de handrem Onder sommige omstandigheden kan een aangetrokken handrem bevriezen. Bijvoorbeeld bij een opeenhoping vansneeuw of ijs rond of bij de achterremmen of als de remmen nat zijn. Als de kans op bevriezingbestaat, trek de handrem dan tijdelijk aan, zet de versnellingshandel in de eerste of achteruit versnelling of dekeuzehandel in stand "P". Blokkeer de achterwielen zodat de wagen niet weg kan rollen. Zet hierna de handremvrij.