Hyundai Santa Fe 2013 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2013, Model line: Santa Fe, Model: Hyundai Santa Fe 2013Pages: 670, PDF Size: 44.06 MB
Page 381 of 670

4129
Kenmerken van uw auto
1. Selecteer "Gebruikersinstell." door opde toets voor het selecteren van de
modus ( ) op het stuurwiel te
drukken.
2. Selecteer "Lamp" met de pijltoets ( ) en selecteertoets ( ) op hetstuurwiel. 3. Vink "Reismodus" aan met de pijltoets
( ) en selecteertoets ( ) op hetstuurwiel.✽✽ AANWIJZING
Als de motor wordt uitgeschakeld
terwijl de functie voor het wisselen
tussen links en rechts rijdend verkeer is
ingeschakeld en de motor weer wordtgestart, verschijnt de bovenstaandemelding. Zo wordt de bestuurdergeïnformeerd dat de functie isingeschakeld.
ODMECO2072
■ Type A
■ Type B ■Type C
ODMECO2073/ODMECO2073HO
ODMECO2074
■Type A
■ Type B ■Type C
ODMECO2075/ODMECO2075HO
ODMECO2040
■Type A
■ Type B ■Type C
ODMECO2041/ODMECO2041HO
Page 382 of 670

Kenmerken van uw auto
130
4
4. Volg de stappen 1 t/m 3 van de vorige
bladzijde om het wisselen te
annuleren. Grootlicht
1. Zet de lichtschakelaar in de stand
koplampen.
2. Druk de hendel van u af.✽✽ AANWIJZING
Page 383 of 670

4131
Kenmerken van uw auto
Lichtsignaal
Trek de hendel naar u toe. Als u de
hendel loslaat, keert deze weer terug
naar zijn oorspronkelijke positie. De
verlichting hoeft niet ingeschakeld te zijn
om een lichtsignaal te kunnen geven.Richtingaanwijzers
Om de richtingaanwijzers te laten
werken, moet het contact in stand ON
staan. Beweeg de combischakelaaromhoog of omlaag (A) om de
richtingaanwijzers in te schakelen. De
groene, pijlvormige controlelampjes op
het instrumentenpaneel geven aan welke
richtingaanwijzer in werking is. Na het
nemen van de bocht, worden de lampjes
automatisch uitgeschakeld. Zet de
combischakelaar handmatig terug in de
middenstand als de richtingaanwijzers
na een bocht blijven knipperen.Beweeg de combischakelaar gedeeltelijk
naar beneden of naar boven en houd
hem vast (B) om een wisseling van
rijstrook aan te geven. Als u de
combischakelaar loslaat, keert deze
weer terug naar zijn oorspronkelijke
positie.
Wanneer een controlelampje blijft
branden, niet knippert of abnormaal
knippert, kunnen één of meer lampen
doorgebrand zijn en dienen deze
vervangen te worden.
Impulsbediening richtingaanwijzers
bij rijstrookwisseling
(indien van toepassing)
Om de impulsbediening van de
richtingaanwijzers bij rijstrookwisseling te
activeren, beweegt u de combi-
schakelaar iets gedurende en laat hem
dan weer los. De richtingaanwijzers
knipperen 3 keer.
✽✽ AANWIJZING
Als de richtingaanwijzer abnormaal snel of langzaam knippert, duidt dit opeen kapotte lamp of een slecht contact in
het circuit van de richtingaanwijzers.
ODMECO2026ODMECO2014
Page 384 of 670

Kenmerken van uw auto
132
4
Mistlampen vóór
(indien van toepassing)
De mistlampen dienen voor een beter
zicht en ter voorkoming van ongevallen
onder omstandigheden waarbij het zicht
sterk verminderd wordt door mist, regen,
sneeuwval enz. 1. Schakel de parkeerverlichting in.
2. Zet de lichtschakelaar (1) in de stand
mistlampen vóór.
3. Zet om de mistlampen vóór uit te schakelen de lichtschakelaar nogmaals in de stand mistlampen vóór
of schakel de parkeerverlichting uit. Mistachterlicht
(indien van toepassing)
Voer een van de onderstaande handelingen uit om de mistlampen
achter in te schakelen:
Zet de lichtschakelaar (1) in de stand
koplampen en draai de lichtschakelaar
vervolgens in de stand mistachterlicht.
Zet de lichtschakelaar in de stand parkeerverlichting, draai hem in de
stand mistlampen vóór (indien van
toepassing) en vervolgens in de stand
mistachterlicht.
ODMECO2016
OPMERKING
De mistlampen gebruiken zeer veel
stroom. Gebruik de mistlampen alleen bij slecht zicht.
ODMECO2015
Page 385 of 670

4133
Kenmerken van uw auto
Voer een van de onderstaande handelingen uit om de mistlampen
achter uit te schakelen:
Zet de lichtschakelaar uit.
Draai de lichtschakelaar nogmaals inde stand mistachterlicht.
Als de lichtschakelaar in de stand parkeerverlichting staat en u de
mistlampen vóór uitschakelt, wordt ook
het mistachterlicht uitgeschakeld.
Motorvoertuigverlichting overdag
(MVO) (indien van toepassing)
Door motorvoertuigenverlichting overdag
(MVO) kunnen medeweggebruikers uw
auto overdag beter zien. MVO kan onder
verschillende rijomstandigheden handig
zijn, maar vooral in de periode rond
zonsopgang en zonsondergang.
De MVO wordt uitgeschakeld wanneer:
1. De mistlampen vóór of koplamp (dimlicht) worden ingeschakeld.
2. De motor wordt afgezet. Koplampverstelling
(indien van toepassing)
Handmatig
De koplamphoogte kan worden afgesteld
en worden aangepast aan het aantal
inzittenden en de hoeveelheid bagage in
de auto door de schakelaar voor de
koplamphoogte te verdraaien.
Hoe hoger het nummer op de
schakelaar, hoe lager de hoogte van de
lichtbundel. Zorg ervoor dat de
koplampen niet te hoog staan om
verblinding van andere weggebruikers te
voorkomen.Hieronder staan voorbeelden van een
correcte afstelling. Stel bij een andere
mate van belasting dan hieronder
vermeld de koplampen af volgens de
situatie in het overzicht die zoveel
mogelijk aansluit bij de actuele situatie.
Beladingstoestand Alleen bestuurderBestuurder +
voorpassagier
Alle zitplaatsen bezet
Alle zitplaatsen bezet +Maximaal toelaatbarebeladingBestuurder + Maximaaltoelaatbare belading
Stand schakelaar
0 01 2 3
ODMECO2017
Page 386 of 670

Kenmerken van uw auto
134
4
Automatisch
De hoogte van de lichtbundel wordt automatisch aangepast aan het aantal
passagiers en de hoeveelheid bagage in
de auto. Dit systeem zorg ervoor dat de
lichtbundel onder alle omstandigheden
correct is. AFLS (Adaptive Front Lighting
System) (indien van toepassing)
Het Adaptive Front Lighting System
maakt gebruik van de stuurhoek en de
rijsnelheid om de koplampen verticaal en
horizontaal te verstellen om uw
gezichtsveld breed te houden. Zet de
schakelaar bij draaiende motor in de
stand AUTO. Het Adaptive Front Lighting
System werkt als de koplampen
branden. Zet de schakelaar in eenandere stand om het AFLS uit te
schakelen. Nadat het AFLS
uitgeschakeld is, worden de koplampen
niet langer meer in horizontale richting
versteld maar werkt de
koplamphoogteregeling nog steeds.Als het controlelampje AFLS brandt,
werkt het AFLS niet goed.
Breng uw auto op een veilige plaats tot
stilstand, zet de motor uit en start de
motor weer. Als het controlelampje blijft
branden, adviseren we u het systeem telaten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
ODM042247
ODMECO2018
WAARSCHUWING
Als dit niet correct werkt terwijl uw
auto achterover helt als gevolg van
het aantal passagiers of de
lichtbundel in de hoogste of laagste
stand staat, we adviseren u het
systeem te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Probeer de bedrading niet zelf te
controleren of vervangen.
Page 387 of 670

4135
Kenmerken van uw auto
A : Snelheidsregelknop ruitenwissers(voor)
· / MIST – Eénmaal wissen · O / OFF – Uit
· --- / INT – Intervalstand wissen AUTO* – Automatisch wissen
· 1 / LO – Lage wissersnelheid· 2 / HI – Hoge wissersnelheid
B : Instelling lengte Interval
C : Sproeien en kort wissen (voor)
D : Achterruitenwisser en -sproeier · 2 / HI – Hoge wissersnelheid · 1 / LO – Lage wissersnelheid· O / OFF– Uit
E : Sproeien en kort wissen (achter)
* : indien van toepassing
RUITENWISSERS EN RUITENSPROEIERS
Ruitenwisser en -sproeier
ODMECO2019 /ODM042252/ODMECO2020/ODM042253
■Type A■Type A
■Type B■Type B
Achterruitenwisser en -sproeier
Page 388 of 670

Kenmerken van uw auto
136
4
Ruitenwissers voor
De werking is als volgt als het contact in stand ON staat.
/ MIST : Zet de hendel voor een
enkele wisbeweging in deze
stand en laat hem los. De
ruitenwissers zullen blijven
werken zolang de
schakelaar in deze stand
wordt gehouden.
O / OFF : Ruitenwisser is uitgeschakeld
--- / INT : De ruitenwissers werken met regelmatige intervallen.
Gebruik deze stand bij
motregen of mist. Draai aan desnelheidsregelknop om desnelheid te wijzigen.
1 / LO : Normale wissersnelheid
2 / HI : Hoge wissersnelheid
✽✽ AANWIJZING
Maak de ruit vrij van sneeuw en ijs
alvorens de ruitenwissers te gebruiken
of ontdooi de voorruit gedurende 10
min. Anders werken de ruitenwissersmogelijk niet goed en kunnen zebeschadigd raken.
Auto Control (indien van toepassing)
De regensensor bovenaan op de voorruit
registreert de hoeveelheid regen en
schakelt de ruitenwisser automatisch in
met de juiste snelheid/intervaltijd.Hoe harder het regent, hoe hoger de
wissersnelheid. Als het ophoudt met
regenen, wordt de ruitenwisser
automatisch uitgeschakeld.
Draai aan de snelheidsregelknop om de snelheid te wijzigen (1).
Als de wisserschakelaar in de stand
AUTO is gezet terwijl het contact ON is,
zal de wisser eenmaal werken om een
controle van het systeem uit te voeren.
Zet de schakelaar in stand O (OFF) als
de ruitenwisser niet nodig is.
OPMERKING
Als het contact in stand ON staat en de schakelaar voor de ruiten-
wissers vóór in de stand AUTO, neem dan onderstaande aanwijzin-gen in acht om letsel te voorkomen:
Raak het bovenste deel van de voorruit, waar de regensensorzich bevindt, niet aan.
Veeg het bovenste deel van de voorruit niet schoon met eenvochtige doek.
Oefen geen druk uit op de voorruit.
ODMECO2022
Regensensor
Page 389 of 670

4137
Kenmerken van uw auto
Ruitensproeier voorruit
Trek de hendel naar voren om de
ruitensproeier in te schakelen. Als de
ruitenwisser in stand O (OFF) staat, zal
deze 1-3 wisslagen maken.
Gebruik deze functie om de voorruit te reinigen.
De ruitensproeier en de ruitenwissers
blijven werken tot u de hendel loslaat.Controleer het peil van de
ruitensproeiervloeistof als de
ruitensproeiers niet werken. Vul het
reservoir met een geschikte, niet
schurende ruitensproeiervloeistof
wanneer het peil te laag is.
De vulpijp van het reservoir bevindt zich
vooraan in de motorruimte aan
passagierszijde.OPMERKING
Zet de schakelaar tijdens het
wassen van de auto in stand O
(OFF) om te voorkomen dat deruitenwissers in dat gevalautomatisch worden ingeschakeld.
Als de ruitenwissers tijdens hetwassen worden ingeschakeld, raken ze mogelijk beschadigd.
Verwijder de behuizing van deregensensor bovenaan de voorruit aan passagierszijde niet. Eventuele
schade aan onderdelen diehierdoor kan ontstaan, valt nietonder de fabrieksgarantie.
Zet de ruitenwisserschakelaar 'swinters voor het starten van de
motor in stand O (OFF). Als de ruitenwissers worden ingeschakeldterwijl de wisserbladenvastgevroren zijn, kunnen deze
beschadigd raken. Verwijder allesneeuw en ijs van de voorruitvoordat de ruitenwissers wordeningeschakeld.
ODMECO2021
ODM042257
■
Type A
■ Type B
Page 390 of 670

Kenmerken van uw auto
138
4
Koplampsproeier
(indien van toepassing)
Als uw auto is voorzien van een
koplampsproeier, zal deze gelijktijdig met
de ruitensproeier van de voorruit in
werking treden. De sproeier werkt als de
koplampschakelaar in de eerste of
tweede stand staat en het contact/de
startknop in de stand ON staat. De
ruitensproeiervloeistof wordt op de
koplampen gesproeid.
✽✽ AANWIJZING