JEEP WRANGLER 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: WRANGLER, Model: JEEP WRANGLER 2020Pages: 292, PDF Size: 4.65 MB
Page 101 of 292

Veiligheidsgordels moeten worden gedragen
door alle inzittenden, ook door zwangere
vrouwen: het dragen van de veiligheidsgordel
vermindert het risico van letsel bij een onge-
val voor moeder en ongeboren kind.
Plaats de heupgordel strak en onder de buik,
over de sterke botten van de heupen. Plaats
de schoudergordel over de borst en uit de
buurt van de nek. Plaats de schoudergordel
nooit achter de rug of onder de arm.
Gordelspanner
Het gordelsysteem van de voorstoelen is uit-
gerust met gordelspanners die ervoor zorgen
dat bij een botsing een loszittende gordel
wordt strak getrokken. Deze apparaten verbe-
teren de werking van de veiligheidsgordels
door de gordel al in een vroeg stadium van
een aanrijding strak tegen het lichaam van de
inzittende te trekken. Gordelspanners werken
bij alle lichaamsafmetingen, ook bij gebruik
van kinderzitjes.OPMERKING:
Bij gebruik van een gordelspanner dient de
veiligheidsgordel nog steeds op de juiste
wijze worden omgedaan. De gordel moet
nauw aansluiten en op de juiste wijze worden
gedragen.
De gordelspanners worden geactiveerd door
de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden. Net als de airbags zijn ook
de gordelspanners slechts geschikt voor een-
malig gebruik. Een geactiveerde gordelspan-
ner of airbag dient onmiddellijk te worden
vervangen.
Spankrachtbegrenzer
Het gordelsysteem van de voorstoelen is uit-
gerust met een spankrachtbegrenzer die
helpt het risico op letsel in geval van een
aanrijding verder te beperken. Het veilig-
heidsgordelsysteem heeft een oprolmecha-
nisme dat de gordelband op een gecontro-
leerde manier afwikkelt.
Schakelbaar automatisch blokkerend oprol-
mechanisme — indien aanwezig
De veiligheidsgordels op de passagierszit-
plaatsen zijn mogelijk voorzien van een scha-
kelbaar automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme, dat wordt gebruikt voor het bevestigen
van een kinderzitje. Raadpleeg de paragraaf
"Kinderzitjes bevestigen met de veiligheids-
gordel" in het hoofdstuk "Kinderzitjes" in
deze handleiding voor meer informatie hier-
over. In de onderstaande afbeelding wordt de
vergrendelingsfunctie voor elke zitplaats ge-
toond.
ALR — schakelbaar automatisch blokkerend
oprolmechanisme (tweedeursmodellen)
99
Page 102 of 292

Als de passagierszitplaats is voorzien van een
automatisch blokkerend oprolmechanisme
en voor het gebruikelijke doeleinde wordt
gebruikt, trek dan juist voldoende gordelband
uit het oprolmechanisme om het middel van
de inzittende comfortabel te kunnen omvat-
ten, zonder het automatisch blokkerend op-
rolmechanisme te activeren. Als het automa-
tisch blokkerend oprolmechanisme toch
wordt geactiveerd, hoort u een klikgeluid ter-
wijl de gordel wordt ingetrokken. Laat in dat
geval de gordel volledig intrekken en trek
vervolgens juist voldoende gordelband uit hetoprolmechanisme om het middel van de in-
zittende comfortabel te kunnen omvatten.
Schuif de gesp in de gespsluiting totdat u een
'klik' hoort.
De automatische blokkeerfunctie zorgt ervoor
dat de schoudergordel automatisch in een
van te voren ingestelde positie wordt geblok-
keerd. De schoudergordel wordt nog steeds
aangespannen. Gebruik altijd de automati-
sche blokkeerfunctie als een kinderzitje is
aangebracht op een zitplaats die is voorzien
van een veiligheidsgordel met dit systeem.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd
goed vastgegespt in een auto met achterbank
worden vervoerd.
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
• Gebruik alleen een tegen de rijrichting
in geplaatst kinderzitje in een auto met
achterbank.
WAARSCHUWING!
• Als de frontairbag aan de passagiers-
zijde wordt opgeblazen, kan een kind
van 12 of jonger, maar ook een kind in
een kinderzitje tegen de rijrichting in,
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Gebruik van de automatische blokkeerfunctie
1. Gesp de driepuntsgordel vast.
2. Pak het schoudergedeelte en trek dit om-
laag tot de hele veiligheidsgordel is
uitgerold.
3. Laat de veiligheidsgordel weer terugrol-
len. Terwijl de veiligheidsgordel wordt op-
gerold hoort u een klikgeluid. Dit geeft
aan dat de automatische blokkeerfunctie
is geactiveerd.
De automatische blokkeerfunctie uitschakelen
Maak de gesp van de driepuntsgordel los en
laat de gordel helemaal terugrollen om zo
automatische blokkeerfunctie uit te schake-
len en de normale blokkering weer te
activeren.
ALR — schakelbaar automatisch
blokkerend oprolmechanisme
(vierdeursmodellen)
VEILIGHEID
100
Page 103 of 292

WAARSCHUWING!
• Laat het gordelmechanisme vervangen
als het schakelbare automatisch blokke-
rend oprolmechanisme of een andere
functie van de veiligheidsgordels niet
correct werkt bij een controle volgens de
procedures in de onderhoudshandlei-
ding.
• Als u het gordelmechanisme niet laat
vervangen wanneer dat nodig is, ver-
hoogt u de kans op letsel bij aanrijdin-
gen.
• Gebruik niet de automatische blokkeer-
functie ter bescherming van inzittenden
die de veiligheidsgordel dragen of kinde-
ren die zitverhogers gebruiken. De ver-
grendelde modus wordt alleen gebruikt
om in de rijrichting of tegen de rijrich-
ting in gerichte kinderzitjes te installe-
ren die een tuig hebben voor het vastzet-
ten van het kind.
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
Sommige van de in dit hoofdstuk beschreven
veiligheidsvoorzieningen behoren voor be-
paalde modellen mogelijk tot de stan-
daarduitrusting en zijn optioneel voor andere
modellen. Vraag het bij twijfel aan uw er-
kende dealer.
Het airbagsysteem moet gereed zijn om u te
beschermen bij een aanrijding. De controller
van het beschermingssysteem voor inzitten-
den (ORC) controleert de interne circuits en
de bedrading van de elektrische componen-
ten van het airbagsysteem. Uw voertuig is
mogelijk uitgerust met de volgende compo-
nenten van het airbagsysteem:
Componenten van het airbagsysteem
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
• Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
• Stuurwiel en stuurkolom
• Instrumentenpaneel
• Kniebescherming
• Bestuurders- en passagiersairbags• Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels
• Aanvullende zijairbags
• Sensoren voor frontale en zijdelingse bot-
singen
• Gordelspanners
Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden (ORC) bewaakt de ge-
reedheid van de elektronische onderdelen
van het airbagsysteem wanneer de contact-
schakelaar in de stand START of ON/RUN
staat. Als het contactslot in de stand OFF of
ACC staat, is het airbagsysteem niet inge-
schakeld en zullen de airbags niet worden
opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) beschikt over een re-
servevoeding, waardoor de airbags ook geac-
tiveerd kunnen worden wanneer de accu leeg
is of is losgekoppeld.
101
Page 104 of 292

De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden schakelt het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem aan in
het instrumentenpaneel voor een zelftest ge-
durende vier tot acht seconden, wanneer de
contactschakelaar voor het eerst in de stand
ON/RUN wordt gezet. Na de zelftest gaat het
waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem uit. Als de controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden een storing in
het systeem detecteert, gaat het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem knippe-
ren of continu branden. Een enkel geluidssig-
naal klinkt om u te waarschuwen wanneer het
lampje weer gaat branden na de eerste keer
starten.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem in het instrumentenpaneel laten
branden wanneer een storing wordt geconsta-
teerd die het airbagsysteem zou kunnen beïn-
vloeden. De diagnose meldt eveneens de aard
van het defect. Omdat het airbagsysteem
zodanig is ontworpen dat het geen onderhoudvergt, raden wij u aan onmiddellijk een er-
kende dealer te raadplegen wanneer een van
de volgende problemen zich voordoet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van
vier tot acht seconden.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden.
OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of andere
meters voor motorfuncties niet werken, is het
mogelijk dat ook de controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzittenden niet werkt. In
deze toestand zijn de airbags mogelijk niet
gereed om u te beschermen. Laat het airbag-
systeem onmiddellijk controleren door een
erkende dealer.WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumentenpa-
neel negeert, kan dat betekenen dat het
airbagsysteem u bij een aanrijding niet
beschermt. Als het lampje niet gaat bran-
den tijdens de gloeilampcontrole wanneer
u de contactsleutel omdraait, blijft bran-
den nadat u de auto hebt gestart of gaat
branden tijdens het rijden, dient u het
defect onmiddellijk door uw erkende dea-
ler te laten repareren.
Frontairbags
Dit voertuig heeft frontairbags en driepunts-
gordels voor zowel de bestuurder als de voor-
passagier. De frontairbags vormen een aan-
vulling op de veiligheidsgordels. De
bestuurdersfrontairbag bevindt zich in het
midden van het stuurwiel. De passagiersfron-
tairbag bevindt zich in het instrumentenpa-
neel, boven het handschoenenkastje. De air-
bagpanelen zijn voorzien van het opschrift
SRS AIRBAG of AIRBAG.
VEILIGHEID
102
Page 105 of 292

WAARSCHUWING!
• Als u tijdens het activeren van de front-
airbag te dicht op het stuur of bij het
instrumentenpaneel zit, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen. Airbags
hebben ruimte nodig om te worden op-
WAARSCHUWING!
geblazen. Ga achterover zitten en strek
uw armen zodanig dat u comfortabel het
stuur en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
• Plaats nooit een naar achter gericht kin-
derzitje voor een airbag. Als de frontair-
bag aan de passagierszijde wordt opge-
blazen, kan een kind van 12 of jonger,
maar ook een kind in een kinderzitje
tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
• Gebruik alleen een tegen de rijrichting in
geplaatst kinderzitje in een auto met
achterbank.
Kenmerken frontairbag bestuurders- en
passagierszijde
Het geavanceerde frontairbagsysteem be-
staat uit airbags aan de bestuurderszijde en
aan de passagierszijde die in meerdere stadia
worden geactiveerd. Dit systeem reageert
overeenkomstig de kracht en de aard van de
botsing die worden vastgesteld door de con-
troller van het beveiligingssysteem voor inzit-tenden. Deze controller ontvangt informatie
van de sensoren voor frontale botsingen (in-
dien aanwezig) of van andere systeemcompo-
nenten.
Het eerste opblaasmechanisme wordt onmid-
dellijk geactiveerd bij een botsing waarbij
gebruik van de airbags noodzakelijk is. Een
geringe opblazing wordt toegepast voor min-
der zware botsingen. Bij zwaardere botsingen
wordt een krachtiger opblazing toegepast.
Deze auto is mogelijk uitgerust met een ge-
spsluitingsschakelaar voor de veiligheidsgor-
del voor de bestuurders- en/of de voorpassa-
giersstoel die registreert of de gordel is
vastgegespt. Met deze gespsluitingschake-
laar kan het niveau worden aangepast waar-
mee de geavanceerde frontairbags worden
opgeblazen.
WAARSCHUWING!
• Er mogen geen voorwerpen op of nabij
het airbagpaneel op het instrumenten-
paneel of het stuur worden geplaatst,
omdat deze letsel kunnen veroorzaken
Locaties van de frontairbags/
kniebescherming
1 — Frontairbags voor bestuurder en
passagier
2 — Kniebescherming voor bestuurder
en passagier
103
Page 106 of 292

WAARSCHUWING!
bij botsingen waarbij de airbag wordt
opgeblazen.
• Plaats niets op of rond de airbagpanelen
en probeer deze nooit handmatig te ope-
nen. Anders is het mogelijk dat u de
airbags beschadigt. Bovendien kunt u
letsel oplopen doordat de airbags moge-
lijk niet meer functioneren. De be-
schermpanelen van de airbagkussens
gaan alleen open als de airbags worden
opgeblazen.
• Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de
juiste wijze te beschermen. Bij sommige
aanrijdingen worden de airbags niet op-
geblazen. Draag uw veiligheidsgordels
altijd, ook als uw auto is uitgerust met
airbags.
Werking frontairbags
De frontairbags zijn ontworpen om extra be-
scherming te bieden als aanvulling op de
veiligheidsgordels. Frontairbags zijn niet be-doeld voor het verminderen van het risico op
letsel bij botsingen van achteren, botsingen
van opzij of over de kop slaan. De frontair-
bags worden niet bij alle frontale botsingen
geactiveerd. Dit geldt ook voor sommige fron-
tale botsingen die ernstige schade aan het
voertuig tot gevolg hebben, zoals bepaalde
aanrijdingen tegen palen, aanrijdingen waar-
bij de auto onder een vrachtwagen terecht-
komt en aanrijdingen onder een hoek.
Daarentegen kunnen frontairbags, afhanke-
lijk van de aard van de botsing en de plaats
waar het voertuig wordt geraakt, opgeblazen
worden bij aanrijdingen die geringe schade
aan de voorkant van het voertuig tot gevolg
hebben, maar die aanvankelijk een grote af-
name van de snelheid veroorzaken.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de
noodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen
noodzakelijk voor uw bescherming en om uw
lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (OCR) zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de frontairbags
moeten worden geactiveerd. Een grote hoe-
veelheid niet-giftig gas wordt gegenereerd om
de frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op
de rechterbovenzijde van het instrumenten-
paneel komen los en worden verwijderd ter-
wijl de airbags volledig worden opgeblazen.
De frontairbags worden binnen een oogwenk
volledig opgeblazen. De frontairbags lopen
vervolgens snel leeg terwijl ze de bestuurder
en de voorpassagier bescherming bieden.
Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de
bestuurder en de voorpassagier te bescher-
men en hen correct te laten zitten bij het
eventueel opblazen van de frontairbags.
VEILIGHEID
104
Page 107 of 292

WAARSCHUWING!
• U mag nooit in de kniebeschermingen
boren of snijden of deze op een andere
manier bewerken.
• Monteer geen accessoires op de kniebe-
schermingen zoals alarmverlichting,
audio-installaties, 27 MC-apparatuur,
enz.
Aanvullende zijairbags
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's)
(indien aanwezig)
Dit voertuig is mogelijk ook uitgerust met
aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's).
Raadpleeg de onderstaande informatie wan-
neer uw voertuig is uitgerust met aanvullende
zijairbags in de stoelen (SAB's).
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's)
bevinden zich aan de buitenzijde van de
voorstoelen. De zijairbags in de stoelen zijn
gemarkeerd met het opschrift "SRS AIRBAG"
of "AIRBAG", op een label of op de bekleding
aan de buitenzijde van de stoelen.De zijairbags (indien aanwezig) kunnen hel-
pen om het risico van letsel van inzittenden te
beperken tijdens bepaalde zijdelingse botsin-
gen, als aanvulling op de potentiële letselre-
ductie door de veiligheidsgordels en de con-
structie van de carrosserie.
Als een zijairbag wordt geactiveerd, gaat de
naad aan de buitenkant van de stoelbekle-
ding open. De geactiveerde aanvullende zij-
airbag in de stoel komt via de stoelnaad naar
buiten in de ruimte tussen de inzittende en
het portier. De zijairbag beweegt zo snel en
krachtig dat deze letsel kan veroorzaken wan-
neer de inzittenden niet goed in de stoelzitten, of wanneer zich voorwerpen bevinden
in de ruimte waar de zijairbag wordt opgebla-
zen. Kinderen lopen een nog hoger risico van
letsel door een geactiveerde airbag.
WAARSCHUWING!
Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en de
zijairbags. De werking van de airbags kan
zo verslechteren en/of voorwerpen kunnen
met kracht tegen u aan slaan en zo ernstig
letsel veroorzaken.
Zijdelingse botsingen
De zijairbags zijn ontworpen om te worden
geactiveerd bij bepaalde zijdelingse botsin-
gen. De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden (ORC) bepaalt op basis
van de aard en ernst van een botsing of de
zijairbags moeten worden opgeblazen. De
sensoren voor zijdelingse botsingen helpen
de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen. Het systeem is ge-
kalibreerd om de zijairbags aan de zijde van
de botsing van het voertuig te activeren bij
Positie aanvullende zijairbags in de
stoelen
105
Page 108 of 292

botsingen waarbij bescherming van de inzit-
tenden door zijairbags noodzakelijk is. Bij
een zijdelingse botsing worden de zijairbags
onafhankelijk geactiveerd; bij een botsing
aan de linkerzijde worden alleen de zijairbags
links geactiveerd en bij een botsing aan de
rechterzijde alleen de zijairbags rechts. Be-
schadiging van de auto is op zichzelf geen
goede indicatie of activering van de zijairbags
al dan niet vereist was.
De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse
botsingen geactiveerd, zoals sommige aanrij-
dingen onder bepaalde hoeken of bij be-
paalde zijdelingse botsingen die geen invloed
hebben op het interieur. De zijairbags kunnen
worden geactiveerd tijdens botsingen onder
een hoek of frontale botsingen, waarbij de
frontairbags worden geactiveerd.
Zijairbags vormen een aanvulling op de vei-
ligheidsgordels. Zijairbags worden sneller op-
geblazen dan u met uw ogen kunt knipperen.WAARSCHUWING!
• Inzittenden, waaronder kinderen, die te-
gen of heel dicht bij zijairbags zitten,
kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel
oplopen. Inzittenden, waaronder kinde-
ren, dienen nooit tegen het portier, de
zijruiten of het gebied waar de zijairbags
worden opgeblazen aan te leunen of in
slaap te vallen, ook niet als zij in een
babyzitje of kinderzitje zitten.
• Veiligheidsgordels (en kinderzitjes in-
dien van toepassing) zijn bij alle onge-
vallen noodzakelijk voor uw bescher-
ming. Ze houden u ook op uw plaats, uit
de buurt van een zijairbag die wordt
opgeblazen. Voor de beste bescherming
van de zijairbags, moeten inzittenden
hun veiligheidsgordels naar behoren
dragen en rechtop zitten met hun rug
tegen hun stoel. Kinderen moeten naar
behoren worden vastgegespt in een kin-
derzitje of zitverhoger, afgestemd op de
grootte van het kind.
WAARSCHUWING!
• Zijairbags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Leun niet tegen het
portier of het raam. Zit rechtop op het
midden van de stoel.
• Als u zich tijdens het activeren te dicht
bij de zijairbags bevindt, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen.
• Als u alleen op de zijairbags vertrouwt,
kan dit bij een aanrijding leiden tot ern-
stig letsel. De zijairbags werken in com-
binatie met uw veiligheidsgordel om u
op de juiste wijze te beschermen. Bij
sommige aanrijdingen worden de zijair-
bags niet opgeblazen. Draag altijd uw
veiligheidsgordel, ook als uw auto is uit-
gerust met zijairbags.
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
VEILIGHEID
106
Page 109 of 292

Componenten van het airbagsysteem
De controller van het beschermingssysteem
voor de inzittenden (ORC) controleert de in-
terne circuits en de bedrading van de onder-
staande elektrische componenten van het air-
bagsysteem:
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
• Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
• Stuurwiel en stuurkolom
• Instrumentenpaneel
• Kniebescherming
• Bestuurders- en passagiersairbags
• Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels
• Aanvullende zijairbags
• Sensoren voor frontale en zijdelingse bot-
singen
• Gordelspanners
Als een airbag wordt opgeblazen
De frontairbags zijn zo ontworpen dat ze na
het opblazen onmiddellijk weer leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
• Het materiaal van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid veroor-
zaken bij de inzittenden tijdens het opbla-
zen van de airbags. De schaafwonden lijken
op de wonden die u oploopt als u zich
schaaft aan een touw, de vloerbedekking of
op de vloer van een gymnastiekzaal. Deze
schaafwonden worden niet veroorzaakt door
contact met chemische stoffen. De schaaf-
wonden zijn niet blijvend en genezen nor-
maal gesproken snel. Als uw schaafwonden
echter na enkele dagen nog niet zijn gene-
zen of als u last hebt van blaren, raadpleeg
dan onmiddellijk een arts.
• Wanneer de airbags leeglopen ziet u moge-
lijk zwevende stofdeeltjes die op rook lij-
ken. Dit stof is een normaal bijproduct vanhet activeringsproces voor het niet-giftige
opblaasgas. Deze zwevende stofdeeltjes
kunnen de huid, ogen, neus of keel irrite-
ren. Spoel met koud water als u last hebt
van geïrriteerde ogen of huid. Zorg voor
frisse lucht bij neus- of keelirritaties. Raad-
pleeg uw huisarts als de irritatie blijvend is.
Als deze deeltjes op uw kleding terechtko-
men, volg dan de gebruikelijke wasvoor-
schriften van de kledingfabrikant om de
kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn
geactiveerd. Als u dan opnieuw bij een aan-
rijding betrokken raakt, zullen de airbags
geen enkele bescherming bieden.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect bij
een volgende aanrijding. Laat de airbags,
gordelspanners en het oprolmechanisme
van de veiligheidsgordels onmiddellijk ver-
vangen door een erkende dealer. U dient
ook de controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden te laten nakijken.
107
Page 110 of 292

OPMERKING:
• De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
• Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk
naar een erkende dealer te worden
gebracht.
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden, als het
communicatienetwerk en de voeding intact
blijven en afhankelijk van de aard van de
botsing, bepalen of het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem de volgende functies uit-
voert:
• De brandstoftoevoer naar de motor afslui-
ten.
• De waarschuwingsknipperlichten inscha-
kelen zo lang de accu werkt of totdat op de
knop van de waarschuwingsknipperlichten
wordt gedrukt. De alarmknipperlichten
kunnen worden uitgeschakeld door op de
knop voor alarmknipperlichten te drukken.• De interieurverlichting inschakelen zolang
de accu werkt.
•
De centrale portiervergrendeling
ontgrendelen.
Resetprocedure uitgebreid ongelukkenres-
ponssysteem
Om de functies van het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem na een incident te reset-
ten, moet u de contactschakelaar van de
stand contact START of ON/RUN in de stand
contact OFF zetten. Controleer zorgvuldig de
auto op brandstoflekkage in de motorruimte
en op de grond in de buurt van de motor-
ruimte en de brandstoftank voordat u het
systeem reset en de motor te star.
Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
• Wijzigingen aan onderdelen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg hebben
dat het systeem bij een aanrijding niet
functioneert. U kunt letsel oplopen door-
dat de airbag niet werkt en u niet be-
schermt. Breng geen wijzigingen aan de
WAARSCHUWING!
onderdelen of bedrading aan en plak
nooit badges of stickers op het afdekpa-
neel op het stuur of aan de rechterbo-
venzijde van het instrumentenpaneel.
Breng geen wijzigingen aan in de voor-
bumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen treden of treeplanken.
• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de
auto is uitgerust met een airbagsysteem.
• Probeer geen onderdelen van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per
ongeluk worden opgeblazen of werkt mo-
gelijk niet goed meer als deze is gewij-
zigd. Breng de auto naar een erkende
dealer voor onderhoud aan het airbag-
systeem. Breng de auto naar een er-
kende dealer als onderhoud nodig is aan
de autostoel, waaronder het afdekpaneel
en het kussen (ook voor het verwijderen
of losdraaien/aantrekken van stoelbou-
ten). Er mogen uitsluitend door de fabri-
kant goedgekeurde stoelaccessoires
worden gebruikt. Neem contact op met
VEILIGHEID
108