Lancia Delta 2009 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2009, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2009Pages: 254, PDF Size: 4.58 MB
Page 111 of 254

110DASHBOARD EN BEDIENING
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
FUNCTIE CITY fig. 68
Druk voor het in-/uitschakelen van de functie op de
knop A.
Als deze functie wordt ingeschakeld, gaat het CITY-lamp-
je op het instrumentenpaneel branden.
Met ingeschakelde CITY-functie draait het stuur heel licht,
waardoor makkelijker kan worden geparkeerd: deze in-
stelling van de stuurbekrachtiging is dus zeer geschikt voor
het rijden in de stad.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in het systeem worden aangegeven
door het branden van het lampje gen het verschijnen van
een bericht op het instelbaar multifunctioneel display. Bij
een storing in het systeem blijft de auto mechanisch be-
stuurbaar.
WAARSCHUWING Onder bepaalde omstandigheden kan
het waarschuwingslampje gop het instrumentenpaneel
branden door oorzaken die niet afhangen van de elektri-
sche stuurbekrachtiging.
Stop in dat geval onmiddellijk de auto (indien in bewe-
ging) en schakel de motor ca. 20 seconden uit alvorens op-
nieuw te starten. Wendt u tot het Lancia Servicenetwerk
als het waarschuwingslampje gblijft branden en het be-
richt op het instelbaar multifunctioneel display niet ver-
dwijnt.
fig. 68L0E0057m
Het is streng verboden om de-/montage-
werkzaamheden uit te voeren, waarvoor wij-
zigingen in de stuurinrichting of de stuur-
kolom vereist zijn (bijv. bij montage van een dief-
stalbeveiliging). Hierdoor kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veiligheid in gevaar
worden gebracht en voldoet de auto niet meer aan
de typegoedkeuring.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 110
Page 112 of 254

DASHBOARD EN BEDIENING111
1
WAARSCHUWING De benodigde stuurkracht kan toe-
nemen bij langdurige parkeermanoeuvres; dit is een nor-
maal verschijnsel om oververhitting van de motor voor de
stuurbekrachtiging te voorkomen. In deze situatie zijn er
geen reparaties vereist. Als u de auto een volgende keer
weer gebruikt, zal de stuurbekrachtiging weer normaal
werken.TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System) (waar voorzien)
De auto kan zijn uitgerust met een bandenspanningscon-
trolesysteem TPMS (Tyre Pressure Monitoring System).
Dit systeem bestaat uit een sensor die met een radiofre-
quentie werkt en zich de velg in de band van elk wiel be-
vindt; deze sensor stuurt informatie over de spanning van
iedere band naar de regeleenheid.
AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK
VAN HET TPMS
Storingen worden niet opgeslagen en worden ook niet
weergegeven voor het starten en na het aanslaan van de
motor. Als de storingen blijven bestaan, stuurt de rege-
leenheid de betreffende meldingen pas naar het instru-
mentenpaneel als de auto een korte tijd rijdt.
Zet altijd de motor uit en verwijder de con-
tactsleutel uit het contactslot, waardoor het
stuurwiel wordt vergrendeld, voordat er on-
derhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd, voor-
al als de auto met de wielen los van de grond staat.
Als dit niet mogelijk is (als de sleutel in stand MAR
moet staan of de motor moet draaien), moet de
hoofdzekering van de elektrische stuurbekrachti-
ging worden verwijderd.
Het TPMS is niet in staat om te waarschu-
wen voor een plotselinge vermindering van de
bandenspanning (bijvoorbeeld bij een klap-
band). Zet in dat geval de auto stil door voorzich-
tig te remmen en maak daarbij geen plotselinge
stuurbewegingen.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 111
Page 113 of 254

112DASHBOARD EN BEDIENING
Het vervangen van de normale banden door
winterbanden en omgekeerd, vereist ook een
aanpassing van het TPMS, die uitsluitend
door het Lancia Servicenetwerk mag worden uitge-
voerd.
Het TPMS vereist het gebruik van speciale
apparatuur. Raadpleeg het Lancia Service-
netwerk voor de accessoires die geschikt zijn
voor het systeem (wielen, wieldeksels enz.). Het ge-
bruik van andere accessoires zou de normale wer-
king van het systeem kunnen belemmeren.
De bandenspanning kan afhankelijk van de
buitentemperatuur variëren. Het TPMS kan
tijdelijk een te lage bandenspanning aange-
ven. Controleer in dat geval de bandenspanning bij
koude banden en herstel, indien nodig, de juiste
spanning.
Als de auto is uitgerust met het TPMS, moet
bij het demonteren van een band, ook het rub-
ber van het ventiel vervangen worden. Wendt
u tot het Lancia Servicenetwerk.
Als de auto is uitgerust met het TPMS, moe-
ten bij het monteren/ demonteren van de ban-
den en/of velgen speciale voorzorgsmaatre-
gelen in acht worden genomen. Om te voorkomen dat
de sensoren beschadigen of verkeerd gemonteerd
worden, mogen de banden en/of de velgen uitslui-
tend door gespecialiseerd personeel vervangen wor-
den. Wendt u tot het Lancia Servicenetwerk.
Sterke straling op een radiofrequentie kun-
nen het TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt
aan de bestuurder aangegeven door het bran-
dende lampje nof het symbool op het instrumen-
tenpaneel en het verschijnen van een bericht op het
display. Deze melding verdwijnt automatisch zo-
dra de storing het systeem niet meer hindert.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 112
Page 114 of 254

DASHBOARD EN BEDIENING113
1
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
Het repareren van een
beschadigd wiel
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
–
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
––
NEE
NEE
JA
JA
JAJA
JA
JA
NEE
NEE
NEE
(*) Velgmaten die als alternatief staan vermeld in het instructieboekje en die zijn gekozen uit het Lancia Lineaccessori-programma.
(**) Niet kruiselings (de banden dienen aan dezelfde kant van de auto te blijven).
Zie voor het verwisselen van de velgen/banden de volgende tabel voor het juiste gebruik van het systeem:
Handeling Aanwezigheid sensor Storingsmelding Wendt u tot het
Lancia
Servicenetwerk
–
Een wiel vervangen
door het reservewiel
Wielen vervangen door wielen
met winterbanden
Wielen vervangen door wielen
met winterbanden
Vervangen van wielen door andere
wielen met een andere afmeting (*)
Omwisselen van de
wielen (achter/voor) (**)
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 113
Page 115 of 254

114DASHBOARD EN BEDIENING
PARKEERSENSOREN
(waar voorzien)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig.
69 en attenderen de bestuurder via een repeterend akoe-
stisch signaal op de aanwezigheid van obstakels achter de
auto.
IN-/UITSCHAKELING
De werking van de sensoren wordt automatisch inge-
schakeld bij het inschakelen van de achteruit. Als de af-
stand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt
de frequentie van het geluidssignaal toe.
fig. 69L0E0059m
GELUIDSSIGNALEN
Als de achteruit wordt ingeschakeld, klinkt er automatisch
een onderbroken geluidssignaal. De frequentie van het ge-
luidssignaal hangt af van de afstand tot het obstakel.
De frequentie van het geluidssignaal:
❍neem toe naarmate de afstand tussen de auto en het
obstakel afneemt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tussen de auto en
het obstakel minder is dan circa 30 cm, terwijl het sig-
naal onmiddellijk stopt wanneer de afstand tot het ob-
stakel groter wordt;
❍blijft constant als de gemeten afstand onveranderd
blijft.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 114
Page 116 of 254

DASHBOARD EN BEDIENING115
1
Meetbereik
Meetbereik in het midden 140 cm
Meetbereik aan de zijkant 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, dan re-
ageren zij alleen op die obstakels die zich het dichtst bij
de auto bevinden
STORINGSMELDINGEN
Een storing in de parkeersensoren wordt tijdens het in-
schakelen van de achteruit aangegeven door een brandend
waarschuwingslampje
èop het instrumentenpaneel en
het verschijnen van een bericht op het multifunctioneel
display.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitge-
schakeld als de stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de
trekhaak.
De sensoren worden automatisch weer ingeschakeld als
u de aanhangerstekker loskoppelt.
Voor een juiste werking van het systeem mag
er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sen-
soren zitten. Wees voorzichtig bij het reini-
gen van de sensor om krassen of beschadigingen te
voorkomen; gebruik geen droge, grove of harde doek.
De sensoren moeten met schoon water, eventueel met
toevoeging van autoshampoo worden schoonge-
maakt. In wastunnels waar gebruik wordt gemaakt
van stoom of hogedrukreiniging, moeten de sensoren
kort worden gereinigd. Houd hierbij de straalpijp
op meer dan 10 cm afstand.
ALGEMENE OPMERKINGEN
❍Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen ob-
stakels op of onder de sensoren bevinden.
❍Obstakels die zich dicht bij de achterkant van de au-
to bevinden, worden onder bepaalde omstandigheden
niet door het systeem gesignaleerd en kunnen dus de
auto beschadigen of zelf beschadigd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die de pres-
taties van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍Een verminderde gevoeligheid van de sensoren en een
vermindering van de prestaties van het parkeerhulp-
systeem kunnen veroorzaakt worden door de aanwe-
zigheid op de sensoren van: ijs, sneeuw, modder, meer-
dere laklagen
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 115
Page 117 of 254

116DASHBOARD EN BEDIENING
❍De sensoren signaleren een niet bestaand object (“echo-
storing”); dit wordt veroorzaakt door mechanische sto-
ringen, bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen (met
veel wind) en hagel.
❍De metingen van de sensoren kunnen beïnvloed wor-
den/zijn door ultrasone systemen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneumatische hamers)
die zich in de nabijheid bevinden.
❍De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook
beïnvloed worden door de positie van de sensoren. Bij-
voorbeeld als de stand van de auto wordt gewijzigd (door
slijtage van schokdempers, wielophanging) of door de
banden te verwisselen, de auto te zwaar te beladen of
door speciale aanpassingen waardoor de auto verlaagd
wordt.
De verantwoordelijkheid tijdens het parke-
ren en andere gevaarlijke handelingen ligt al-
tijd en overal bij de bestuurder. Controleer
als u de auto parkeert of zich geen personen (voor-
al kinderen), dieren of obstakels in de buurt van de
auto bevinden. De parkeersensoren moeten als een
hulpmiddel voor de bestuurder beschouwd worden.
De bestuurder moet tijdens eventueel gevaarlijke
parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht
behouden, ook als de manoeuvres met lage snelheid
worden uitgevoerd.
EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren
die constante voeding nodig hebben (autoradio, anti-dief-
stalsatellietbewaking, enz.), of accessoires die de elektri-
sche installatie zwaar belasten, wendt u dan tot het Lan-
cia Servicenetwerk. Deze kan u de meest geschikte in-
stallaties aanraden uit het Lancia Lineaccessori-pro-
gramma en controleren of de elektrische installatie van de
auto geschikt is voor het extra stroomverbruik of dat het
noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te mon-
teren.
INSTALLATIE VAN
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE SYSTEMEN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van
het voertuig en binnen de aftersales-service worden ge-
monteerd, moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage van zendont-
vangstapparatuur op voorwaarde dat de montagewerk-
zaamheden op de juiste wijze bij een gespecialiseerd bedrijf
worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de fa-
brikant in acht moeten worden genomen.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 116
Page 118 of 254

DASHBOARD EN BEDIENING117
1
WAARSCHUWING Als door de montage van systemen de
kenmerken van het voertuig worden gewijzigd, kan het
kentekenbewijs worden ingenomen door de bevoegde in-
stanties en eventueel de garantie komen te vervallen bij
defecten die veroorzaakt zijn door de bovengenoemde mo-
dificatie of op defecten die direct of indirect daarvan het
gevolg zijn.
Fiat Group Automobiles S.p.A. is op geen enkele wijze ver-
antwoordelijk voor schade die het gevolg is van de instal-
latie van accessoires die niet door Fiat Group Automobi-
les S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en die niet conform
de geleverde instructies zijn geïnstalleerd.RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE
TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en soort-
gelijke apparatuur) mogen niet in de auto worden ge-
bruikt, tenzij gebruik wordt gemaakt van een aparte an-
tenne aan de buitenkant van het voertuig.
WAARSCHUWING Het gebruik van dergelijke appara-
ten in de auto (zonder buitenantenne) kan mogelijk schade-
lijk zijn voor de gezondheid van de inzittenden en de wer-
king van de elektronische systemen in het voertuig nega-
tief beïnvloeden. Hierdoor kan de veiligheid in gevaar wor-
den gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aan-
zienlijk beperkt door de isolerende eigenschappen van de
carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM,
GPRS, UMTS) met het officiële EU-keurmerk, strikt aan
de instructies die door de fabrikant van de mobiele tele-
foon zijn bijgeleverd.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 117
Page 119 of 254

118DASHBOARD EN BEDIENING
TANKEN MET DE AUTO
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangehal-
te van ten minste 95 RON.
WAARSCHUWING Een beschadigde katalysator laat
schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor het
milieu wordt vervuild.
WAARSCHUWING Tank met de auto nooit, niet in nood-
gevallen en ook niet een klein beetje, loodhoudende ben-
zine. U zou de katalysator onherstelbaar beschadigen.DIESELMOTOREN
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van de
diesel lager worden door de vorming van paraffine; hier-
door werkt het brandstofsysteem niet meer op de juiste
manier.
Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk van
het seizoen, dieselbrandstof geleverd die speciaal voor de
zomer, voor de winter en voor zeer lage temperaturen
(bergachtige/koude gebieden) is ontwikkeld. Als diesel-
brandstof wordt getankt die niet toereikend is voor de
gebruikstemperatuur, raden wij aan de dieselbrandstof
te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel TUTELA DIE-
SEL ART in de verhouding die in de gebruiksaanwijzing
van het middel is aangegeven. Doe eerst het middel in de
tank en voeg daarna de dieselbrandstof toe.
Als het voertuig lange tijd wordt gebruikt / stilstaat in
bergachtige/koude gebieden, moet diesel worden getankt
die ter plaatse beschikbaar is.
In dat geval moet bovendien meer dan 50% van de nut-
tige inhoud in de tank achterblijven.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 118
Page 120 of 254

DASHBOARD EN BEDIENING119
1
TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig gevuld wordt, moet u
twee keer bijvullen nadat het vulpistool voor de eerste keer
afslaat. Vul niet nog een keer bij om storingen in het
brandstofsysteem te voorkomen..
Tank bij auto’s met dieselmotor uitsluitend
dieselbrandstof voor motorvoertuigen die vol-
doet aan de Europese specificatie EN590.
Door het gebruik van andere producten of mengsels
kan de motor onherstelbaar worden beschadigd en
vervalt mogelijk de garantie. Mocht onverhoopt een
ander type brandstof worden getankt, dan mag de
motor niet worden gestart en moet de brandstoftank
worden afgetapt. Ook als de motor slechts kort heeft
gedraaid, moet naast de brandstof in de brandstof-
tank, ook alle brandstof uit de brandstofleidingen
worden afgetapt.DOP VAN DE BRANDSTOFTANK fig. 70
De tankdop B is voorzien van een koord C dat aan het klep-
je A vastzit, om verlies van de dop te voorkomen.
Draai de tankdop B open. Omdat de tank hermetisch is af-
gesloten, kan een kleine overdruk worden waargenomen.
Het is daarom normaal als u bij het losdraaien van de tank-
dop een sissend geluid hoort. Plaats tijdens het tanken de
dop in de uitsparing op het klepje, zoals in de figuur is af-
gebeeld.
fig. 70L0E0060m
Kom niet bij de vulopening met open vuur of
een brandende sigaret: brandgevaar. Houd
uw hoofd ook niet dichtbij de vulopening om
te voorkomen dat u schadelijke dampen inademt.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 119