Lancia Delta 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2011Pages: 290, PDF Size: 8.39 MB
Page 111 of 290

110WEGWIJS IN UW AUTO
fig. 71L0E1009g
fig. 72L0E1010g
123
Page 112 of 290

Systeem niet ingeschakeld
Het systeem is ingeschakeld
en niet actief
Het systeem zoekt
de werkingsvoorwaarden
Het systeem is actief en
de werkingsvoorwaarden
zijn herkend
Het systeem is ingeschakeld
en direct actief
Het systeem is handmatig
uitgeschakeld
Het systeem is automatisch
uitgeschakeld
Het systeem verzoekt
de bestuurder zijn handen weer
op het stuurwiel te leggen
Het systeem is defect:
wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
Het systeem kan niet
worden ingeschakeld
omdat de sport-functie
is ingeschakeld.–
Driving Advisor
ingeschakeld
–
–
Driving Advisor
ingeschakeld
Driving Advisor
uitgeschakeld
Driving Advisor
uitgeschakeld
Houd de handen
op het stuur
Driving Advisor
niet beschikb.
zie instr.boek
Driving Advisor
uitgeschakeld
WEGWIJS IN UW AUTO111
1
OVERZICHT VAN DE SIGNALERINGEN TIJDENS HET GEBRUIK VAN DE DRIVING ADVISOR
–
–
–
–
–
–
3 signalen
Herhaald
eenmalig signaal
Eenmalig signaal
3 signalen–
eKnipperend
eKnipperend
–
–
–
–
eContinu brandend
e!Continu brandend
–
Status van het lampje Melding op het Status van het symbool Akoestisch Betekenis
op de knop display (fig. 71 en 72) op display signaal
Gedoofd
Knipperen
Knipperen
Continu branden
Continu branden
Gedoofd
Gedoofd
Continu branden
Gedoofd
Gedoofd
Page 113 of 290

112WEGWIJS IN UW AUTO
ESP 2-SYSTEEM
(ELECTRONIC STABILITY PROGRAM)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun
grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP 2-systeem is uitermate nuttig als de grip
op het wegdek wisselt.
Het ESP 2-systeem beschikt naast ASR (anti-doorslipregeling
van de aangedreven wielen die werkt op de remmen en de mo-
tor) en HILL HOLDER (automatisch werkende wegrijhulp op
hellingen), ook over MSR (regeling van het afremmen op de mo-
tor tijdens terugschakelen), HBA (automatische remdrukverho-
ger bij noodstops), ABS (voorkomt dat de wielen blokkeren en
doorslippen, ongeacht de conditie van het wegdek en de pe-
daaldruk) en DST (stuurcorrecties via stuurbekrachtiging). ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het instrumentenpaneel knip-
peren, om de bestuurder er op te wijzen dat de auto de stabili-
teit en de grip dreigt te verliezen.
Inschakeling van het systeem
Het ESP 2-systeem wordt automatisch ingeschakeld als de mo-
tor wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het ESP 2-systeem wordt het systeem auto-
matisch uitgeschakeld en gaat het lampje
áop het instrumen-
tenpaneel continu branden en verschijnt er een melding op het
instelbare multifunctionele display. Bovendien gaat ook het lamp-
je in de knop ASR OFF branden (zie het hoofdstuk “Lampjes op
het instrumentenpaneel”). Wendt u in dat geval tot het Lancia
Servicenetwerk.
De prestaties van het ESP 2-systeem mogen de
bestuurder er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico's te nemen. De rijstijl
moet altijd zijn aangepast aan het wegdek, het zicht en
het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de verkeers-
veiligheid ligt altijd en overal bij de bestuurder van de
auto.
Page 114 of 290

WEGWIJS IN UW AUTO113
1
Storingsmeldingen
Bij een eventuele storing gaat het lampje
áop het instrumen-
tenpaneel branden en verschijnt er een melding op het instelba-
re multifunctionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes op het
instrumentenpaneel”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem; ver-
laat dus nooit de auto zonder de handrem aan te trekken, de mo-
tor uit te zetten en de eerste versnelling in te schakelen.
Als eventueel met het noodreservewiel wordt
gereden, dan blijft het ESP 2-systeem ingescha-
keld. Blijf er echter rekening mee houden dat het
noodreservewiel kleiner is dan de normale band en dat
daarom de grip lager is dan bij de andere banden van de
auto.
Voor de juiste werking van het ESP 2- en ASR-systeem
is het noodzakelijk dat de banden van alle wielen van
hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfec-
te conditie zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben.
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit systeem is geïntegreerd in het ESP 2-systeem en schakelt au-
tomatisch in:
❍op een stijgende weg: als de auto stilstaat op een helling van
meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem- en kop-
pelingspedaal en versnellingsbak in vrij, of als een andere
versnelling dan de achteruit is ingeschakeld;
❍op een dalende weg: als de auto stilstaat op een helling van
meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem- en kop-
pelingspedaal en als de achteruit is ingeschakeld.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het ESP 2-sys-
teem ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het noodza-
kelijke motorkoppel is bereikt om weg te rijden (of maximaal 2
seconden), zodat u meer tijd heeft om uw rechter voet van het
rempedaal naar het gaspedaal te verplaatsen.
Als u na 2 seconden niet bent weggereden, schakelt het systeem
automatisch uit en wordt de remdruk geleidelijk verlaagd. Tij-
dens deze fase kunt u een typisch schurend geluid horen. Dit ge-
luid betekent dat de auto ieder moment in beweging kan komen.
Page 115 of 290

114WEGWIJS IN UW AUTO
ASR-SYSTEEM (Antislip Regulation)
Dit systeem is geïntegreerd in het ESP-systeem en grijpt auto-
matisch in als een of beide aangedreven wielen dreigen door te
slippen, zodat de bestuurder de controle over de auto kan be-
houden. Het ASR-systeem is vooral nuttig onder de volgende
omstandigheden:
❍doorslippen van het binnenste wiel in bochten, door veran-
dering van de wielbelasting of door te felle acceleratie;
❍te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang met
de condities van het wegdek;
❍acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en ijzel;
❍verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).
MSR-systeem (regeling van motorremwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR, verhoogt bij bruusk
terugschakelen het motorkoppel, zodat overmatige vertraging
van de aangedreven wielen wordt voorkomen. Dit heeft vooral
voordelen op een wegdek met weinig grip, waarop de stabiliteit
van de auto snel verloren kan gaan.In-/uitschakeling van het ASR-systeem fig. 73
Het ASR-systeem schakelt automatisch in als de motor wordt
gestart. Tijdens het rijden kan het systeem worden uitgescha-
keld en vervolgens weer ingeschakeld door de knop ASR OFF in
te drukken.
Als het systeem is ingeschakeld, verschijnt er een melding op het in-
stelbare multifunctionele display.
Bij uitschakeling van het systeem brandt het lampje op de knop
ASR OFF en verschijnt er een melding op het instelbare multi-
functionele display. Als de ASR tijdens het rijden wordt uitge-
schakeld, schakelt deze automatisch weer in als de auto opnieuw
wordt gestart.
Schakel het ASR-systeem uit als u met sneeuwkettingen rijdt:
onder deze omstandigheden levert het doorslaan van de aange-
dreven wielen bij het wegrijden juist meer trekkracht op.
fig. 73
L0E0056m
Page 116 of 290

WEGWIJS IN UW AUTO115
1
TTC-systeem (Elektronisch sperdifferentieel)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR, zorgt er bij het ne-
men van een bocht voor dat er meer trekkracht naar het bui-
tenste wiel wordt overgebracht en dat het binnenste wiel wordt
afgeremd.
Op die manier wordt de werking van een sperdifferentieel gesi-
muleerd, waardoor er sportiever kan worden gereden en het
bochtgedrag aanzienlijk verbetert.ABS
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem, voorkomt dat tij-
dens het remmen de wielen blokkeren, ongeacht de conditie van
het wegdek en de pedaaldruk, en verhindert daarmee het door-
slippen van een of meerdere wielen. Hierdoor blijft de auto be-
stuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische rem-
drukverdeling EBD (Electronic Braking Force Distribution), die
de remdruk verdeelt tussen de voor- en achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking van het remsysteem
is een inrijperiode nodig van ongeveer 500 km: tijdens deze pe-
riode moet bruusk, herhaaldelijk of langdurig remmen worden
voorkomen.
Page 117 of 290

116WEGWIJS IN UW AUTO
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt de bestuurder dit aan een
trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig geluid: dit
geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid aan te passen aan
de beschikbare grip op het wegdek.STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje
>op het in-
strumentenpaneel en verschijnt er een melding op het instelba-
re multifunctionele display. In dat geval blijft het remsysteem
normaal werken, maar zonder de mogelijkheden van het ABS.
Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Lan-
cia Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
Storing in EBD
Bij een storing branden de lampjes
>enxop het instrumen-
tenpaneel en verschijnt er een melding op het instelbare multi-
functionele display. In dat geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan slip-
pen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van
het Lancia Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan
een trilling in het rempedaal. Verlaag de rem-
druk niet maar houd het rempedaal juist goed
ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste remweg in
relatie tot de conditie van het wegdek.
Als het ABS in werking treedt, dan is de grip van
de banden op het wegdek beperkt: u dient uw
snelheid te verlagen en aan te passen aan de
beschikbare grip.
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de
beschikbare grip maar kan deze niet verhogen.
Daarom moet op gladde weggedeelten altijd
voorzichtig worden gereden en mogen er geen onnodige
risico's worden genomen.
Als het waarschuwingslampje xop het instru-
mentenpaneel gaat branden en er verschijnt een
melding op het instelbare multifunctionele dis-
play, stop dan onmiddellijk en wendt u tot het Lancia
Servicenetwerk. Als er vloeistof lekt uit het hydrauli-
sche systeem, wordt de werking van zowel het conven-
tionele remsysteem als het ABS in gevaar gebracht.
Page 118 of 290

WEGWIJS IN UW AUTO117
1
START&STOP-SYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het Start&Stop-systeem zet automatisch de motor uit als de au-
to stilstaat en start de motor zodra de bestuurder weer wil gaan
rijden. Zo wordt de doelmatigheid van de auto vergroot door een
vermindering van het brandstofverbruik, de uitstoot van scha-
delijke uitlaatgassen en de akoestische vervuiling.
Het systeem schakelt in iedere keer als de motor wordt gestart.
WERKING
Uitschakelmethode van de motor
Als de auto stilstaat, wordt de motor uitgezet als de versnel-
lingspook in de vrijstand staat en het koppelingspedaal is los-
gelaten.
OPMERKING De motor wordt uitsluitend automatisch uitge-
zet nadat sneller is gereden dan circa 10 km/h om het herhaal-
delijk uitzetten van de motor te voorkomen wanneer stapvoets
wordt gereden.
Het uitzetten van de motor wordt bevestigd door het verschij-
nen van symbool Ufig. 74 op het display.
Startmethode van de motor
De motor start, zodra het koppelingspedaal wordt ingetrapt.SYSTEEM HANDMATIG IN-/UITSCHAKELEN
Druk voor het handmatig in en uit schakelen van het systeem op
de knop Tfig. 75 die zich op het schakelaarpaneel op het dash-
board bevindt.
fig. 74
L0E1024g
fig. 75L0E0207m
Page 119 of 290

118WEGWIJS IN UW AUTO
Inschakeling Start&Stop-systeem
De inschakeling van het Start&Stop-systeem wordt aangege-
ven door een melding + een symbool op het display. In deze si-
tuatie is het lampje A-fig. 75 boven knop Tgedoofd.
Uitschakeling Start&Stop-systeem
Uitvoeringen met instelbaar multifunctioneel display: de uitscha-
keling van het Start&Stop-systeem wordt aangegeven door de
weergave van symbool Top het display.
Bij uitgeschakeld systeem brandt het lampje A-fig. 75.OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ DE MOTOR NIET
WORDT UITGEZET
Als het systeem ingeschakeld is, dan wordt, vanwege comfort-
eisen, ter beperking van de uitstoot en om veiligheidsredenen,
de motor niet uitgezet onder de volgende omstandigheden:
❍nog koude motor;
❍bijzonder lage buitentemperaturen;
❍onvoldoende opgeladen accu;
❍ingeschakelde achterruitverwarming;
❍geopend bestuurdersportier;
❍niet omgelegde veiligheidsgordel bestuurder;
❍ingeschakelde achteruit (bijv. bij inparkeren);
❍bij uitvoeringen met automatische klimaatregeling met ge-
scheiden regeling (voor bepaalde uitvoeringen/markten), zo-
lang nog niet een comfortabele temperatuur in het interieur
is bereikt of als de MAX-DEF-functie is ingeschakeld;
❍in de eerste gebruiksperiode als het systeem zichzelf instelt.
In deze gevallen verschijnt een melding en (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) knippert symbool Uop het display.
Als u het interieur in de auto wilt blijven koelen,
dan moet u het Start&Stop-systeem uitschake-
len, zodat de airconditioning continu kan blijven
werken.
Page 120 of 290

WEGWIJS IN UW AUTO119
1
OMSTANDIGHEDEN VOOR HET HERSTARTEN VAN
DE MOTOR
Vanwege comforteisen, beperking van de uitstoot en om veilig-
heidsredenen kan de motor weer automatisch worden gestart,
zonder ingrijpen van de bestuurder, onder de volgende omstan-
digheden:
❍onvoldoende opgeladen accu;
❍beperkte onderdruk in het remsysteem (bijvoorbeeld na her-
haaldelijk intrappen van het rempedaal);
❍auto in beweging (bijvoorbeeld wanneer bergafwaarts wordt
gereden);
❍wanneer de motor langer dan circa 3 minuten is uitgezet door
het Start&Stop-systeem;
❍bij uitvoeringen met automatische klimaatregeling met ge-
scheiden regeling (voor bepaalde uitvoeringen/markten), om
een comfortabele temperatuur te bereiken in het interieur
of door inschakeling van de MAX-DEF-functie.
Met een ingeschakelde versnelling kan de motor alleen auto-
matisch worden gestart als het koppelingspedaal geheel wordt
ingetrapt.
Het starten wordt aan de bestuurder getoond door het verschij-
nen van een melding en, voor bepaalde uitvoeringen/markten,
het knipperen van symbool Uop het display.Opmerkingen
Als het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt is, 3 minuten na
het uitzetten van de motor, een herstart van de motor alleen mo-
gelijk m.b.v. de contactsleutel.
Als de motor ongewenst is afgeslagen, bijvoorbeeld wanneer het
koppelingspedaal te snel is losgelaten bij een ingeschakelde ver-
snelling, en het Start&Stop-systeem is ingeschakeld, dan kan de
motor gestart worden door het koppelingspedaal helemaal in te
trappen of door de versnellingspook in de vrijstand te zetten.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als de motor is uitgezet door het Start&Stop-systeem en de bestuur-
der maakt de eigen veiligheidsgordel los en opent het bestuurders- of
passagiersportier, dan kan de motor daarna alleen worden gestart m.b.v.
de contactsleutel.
De bestuurder wordt op deze situatie geattendeerd door een ge-
luidssignaal en door het knipperen van symbool Uop het dis-
play (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een melding).