Lancia Delta 2014 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2014, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2014Pages: 291, PDF Size: 5.3 MB
Page 191 of 291

STARTEN EN RIJDEN
189
3
BRANDSTOFBESPARINGHier volgen enkele nuttige tips om brandstof te bespa-
ren en om de uitstoot van schadelijke emissies van zo-
wel CO
2als andere vervuilende stoffen (stikstofoxiden,
onverbrande koolwaterstoffen, fijn stof enz.) zoveel mo-
gelijk te beperken.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Laat controles en afstellingen uitvoeren in overeenstem-
ming met het “Geprogrammeerd Onderhoudsschema “.
Banden
Controleer regelmatig en ten minste één keer per maand
de bandenspanning: als de spanning te laag is, wordt
de weerstand groter en neemt het brandstofverbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte. het ge-
wicht van de auto (vooral bij rijden in de stad) en de wiel-
uitlijning hebben grote invloed op het brandstofverbruik
en de stabiliteit. Accessoires bevestigd op dakrails
Ve r wijder accessoires zoals
: imperialen, skidragers, baga-
gebak, enz. van het dak als ze niet langer gebruikt wor-
den. Deze accessoires reduceren de aërodynamica van
de auto, waardoor het brandstofverbruik toeneemt.
Gebruik voor het vervoer van grote voorwerpen een aan-
hanger, indien mogelijk.
Elektrische apparatuur
Gebruik elektrische apparaten alleen wanneer nodig.
de achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers
voor/achter en de aanjager van het ventilatie-/verwar-
mingssysteem nemen veel stroom op, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt (tot +25% in stadsverkeer).
Klimaatregelsysteem
Het gebruik van de klimaatregeling doet het brandstof-
verbruik toenemen (gemiddeld zo'n 20% extra): Gebruik
bij voorkeur alleen de ventilati
e als de buitentemperatuur
dit toestaat.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet-gecertificeerde aerodynamische ac-
cessoires kan de aerodynamica en het brandstofverbruik
negatief beïnvloeden.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 189
Page 192 of 291

190
STARTEN EN RIJDEN
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij stilstaande auto, noch
met stationair toerental noch met een hoog toerental: zo
warmt de motor veel langzamer op en nemen het verbruik
en de uitstoot van uitlaatgassen toe. het is beter om me-
teen rustig weg te rijden en hoge toerentallen te vermij-
den: op deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in wanneer men voor een stoplicht
stil staat of alvorens de motor af te zetten. Deze hande-
ling heeft evenals “double-clutchen” geen enkel nut en ver-
hoogt het brandstofverbruik en de vervuiling.
Keuze van de versnellingen
Schakel een hogere versnelling in zodra de verkeers- en
wegomstandigheden dit toelaten. Snel accelereren met
een lage versnelling verhoogt het brandstofverbruik.
Ook het oneigenlijk gebruik van een hoge versnelling doethet verbruik en de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen
toenemen en veroorzaakt motorslijtage.
Topsnelheid
Bij een hogere snelheid neemt het brandstofverbruik fors
toe. Rijd dus zoveel mogelijk met een constante snelheid,
vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost alleen
brandstof en verhoogt tevens de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen. Acceleratie
Bruusk optrekken kost veel brandstof en verhoogt de uit-
stoot van schadelijke uitlaatgassen: geef geleidelijk aan gas.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten kan de motor
niet de optimale bedrijfstemperatuur bereiken. Hierdoor
neemt zowel het brandstofverbruik (van +15% tot +30%
in stadsverkeer) als de uitstoot van schadelijke uitlaat-
gassen toe
.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op drukke wegen, bijvoorbeeld bij filerijden waarbij voor-
al lage versnellingen worden gebruikt, of in de stad waar
zich veel verkeerslichten bevinden, zal het brandstofver-
bruik aanmerkelijk hoger zijn. Ook bochtige trajecten over
bergwegen en een slecht wegdek verhogen het brandstof-
verbruik.
Stilstaan in het verkeer
Bij langdurig stilstaan (bijv. spoorwegovergangen) is
het raadzaam de motor af te zetten.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 190
Page 193 of 291

STARTEN EN RIJDEN
191
3
AANHANGERS TREKKENBELANGRIJK
Voor het trekken van aanhangers of caravans moet de au-
to zijn voorzien van een goedgekeurde trekhaak en een ge-
schikte elektrische installatie. de trekhaak moet door ge-
specialiseerd personeel worden gemonteerd. het gespecia-
liseerd personeel moet ook de handleiding m. b. t. het rij-
den met een aanhanger overhandigen.
Monteer eventuele speciale en/of extra buitenspiegels con-
form de wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van de auto door het ge-
wicht van een aanhanger wordt gereduceerd. Ook de rem-
weg wordt langer en er is meer tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in bij een helling omlaag om
een continu gebruik van de rem te voorkomen.
Op de trekhaak rust het gewicht van de aanhanger waar-
door het laadvermogen van de auto proporti
oneel wordt
gereduceerd. Om er zeker van te zijn dat het maximum
toelaatbaar getrokken gewicht (op de typegoedkeuring
vermeld) niet wordt overschreden, dient men rekening te
houden met het gewicht van de volgeladen aanhangwa-
gen, inclusief accessoires en bagage.
Neem de snelheidsbeperkingen van het land waar u bent
voor auto’ s met aanhanger in acht. Rijd in geen geval har-
der dan 100 km/h.
Het voertuig kan zijn uitgerust met ABS,
maar dit heeft geen inwerking op het rem-
systeem van de aanhanger. Wees bijzonder
voorzichtig op gladde wegen. Probeer nooit de remwerking van de aan-
hanger te beïnvloeden door wijzigingen aan
het remsysteem van de auto uit te voeren.
het remsysteem van de aanhanger moet volledig on-
afhankelijk zijn van het hydraulische systeem van
de auto.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 191
Page 194 of 291

192
STARTEN EN RIJDEN
BELANGRIJK Als winterbanden worden gebruikt met
een maximum toegestane snelheid die lager is dan de top-
snelheid van de auto (plus een marge van 5%), dan moet
in het interieur een duidelijk zichtbaar waarschuwings-
plaatje worden geplaatst met de maximum toegestane snel-
heid wanneer met winterbanden wordt gereden (conform
de EU-richtlijnen).
Monteer op de vier wielen dezelfde banden (zelfde merk
en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en
het remmen en voor een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden zeker niet om.
De maximumsnelheid van sneeuwbanden
aangegeven met “Q” is 160 km/h, houd u
aan de voorschriften van de wegenverkeers-
wetgeving.
WINTERBANDENDe winterbanden moeten dezelfde maat hebben als
de standaard geleverde banden.
Het Lancia Servicenetwerk kan u raad geven over de meest
geschikte band voor elk gebruik.
Volg de aanwijzingen die vermeld zijn in de paragraaf “Wie-
len in hoofdstuk “6” zorgvuldig op inzake het type te mon-
teren sneeuwbanden, de bandenspanning en specificaties.
de specifieke eigenschappen van winterbanden verminde-
ren drastisch wanneer de profieldiepte minder is dan 4 mm.
Vervang ze in dat geval.
Door hun specifieke eigenschappen zijn de prestaties van
winterbanden onder normale omstandigheden of wanneer
lang op de snelweg wordt gereden, veel lager dan die vande standaard gemonteerde banden. Beperk het gebruik van
winterbanden tot de prestaties waarvoor ze zijn goedgekeurd.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 192
Page 195 of 291

STARTEN EN RIJDEN
193
3
Beperk de snelheid als sneeuwkettingen ge-
monteerd zijn. Rijd niet harder dan 50 km/h.
Vermijd kuilen, trottoirbanden en stoepen en
rijd geen lange stukken op sneeuwvrije wegen om
de auto en het wegdek niet te beschadigen.
SNEEUWKETTINGENHet gebruik van sneeuwkettingen moet aan de plaatse-
lijke voorschriften voldoen.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen ge-
monteerd worden (aandrijfwielen).
Controleer de spanning van de sneeuwkettingen na en-
kele tientallen meters rijden.
BELANGRIJK Er kunnen geen sneeuwkettingen op
het noodreservewiel worden gemonteerd. Dus in geval van
een lekke voorband (aandrijfwiel) en als er sneeuwket-
tingen gebruikt moeten worden, moet een achterwiel aan
de voorkant worden gemonteerd en moet het noodreser-
vewiel aan de achterkant worden gemonteerd. Op die ma-
nier kunnen, met twee normale aandrijfwielen aan
de voorkant, sneeuwkettingen gemonteerd worden.
LANGDURIGE STILSTAND VAN
DE AUTOTref de volgende voorzorgsmaatregelen als de auto langer
dan een maand niet gebruikt zal worden:
❍zet de auto in een overdekte, droge en indien moge-
lijk goed geventileerde ruimte;
❍schakel een versnelling in;
❍controleer of de handrem niet is aangetrokken;
❍maak de minklem los van de accu;
❍maak de met lak gespoten delen schoon en behandel
ze met een beschermende was;
❍reinig en bescherm de glanzende metalen delen met
speciale middelen die in de handel verkrijgbaar zijn;
❍bestrooi de wisserrubbers van de ruitenwissers en ach-
terruitwisser met talkpoeder en til ze van de ruit op;
❍zet de ruiten iets open;
❍dek de auto af met een doek of een geperforeerde
kunststof hoes. Gebruik geen dichte plastic hoezen,
omdat het op de carrosserie aanwezige vocht dan niet
kan verdampen;
❍pomp de banden op tot een spanning van +0.5 bar bo-
ven de normale gespecificeerde spanning en controleer
regelmatig;
❍tap het koelsysteem van de motor niet af.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 193
Page 196 of 291

194
STARTEN EN RIJDENpagina opzettelijk blanco gelaten
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 194
Page 197 of 291

4
NOODGEVALLEN
195
Motor starten ..........................................................................196
Fix&Go Automatic kit .............................................................198
Een wiel vervangen .................................................................203
Een lamp vervangen ................................................................211
Lamp buitenverlichting vervangen ..........................................214
Lamp binnenverlichting vervangen ..........................................219
Zekeringen vervangen .............................................................223
Accu opladen ..........................................................................230
De auto opkrikken ..................................................................231
Slepen van de auto ..................................................................231 Wij adviseren u om in een noodsituatie het gratis telefoonnummer te bellen dat in
het garantieboekje is vermeld. het is ook mogelijk om op de website www.lancia.com
de dichtstbijzijnde Lancia dealer te zoeken.
195-232 Delta NL 1ed 26/09/13 11.08 Pagina 195
Page 198 of 291

196
NOODGEVALLEN
MOTOR STARTENGa onmiddellijk naar een Lancia Servicepunt als het waar-
schuwingslampje
Y
op het instrumentenpaneel continu
blijft branden.
STARTEN MET HULPACCU fig. 1
Als de accu leeg is, kan de motor gestart worden met
een hulpaccu met dezelfde of een iets hogere capaciteit
dan de lege accu.
fig. 1
L0E0074m
Gebruik absoluut geen accusnellader om
de motor te starten: dit kan leiden tot be-
schadiging van de elektronische systemen en
de brandstoftoevoer- en ontstekingsregeleenheden. Deze startprocedure moet uitgevoerd worden
door ervaren personeel aangezien onjuiste
handelingen kunnen leiden tot elektrische
ontladingen van aanzienlijke kracht. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief: vermijd contact met
huid en ogen. Houd open vuur uit de buurt van
de accu. Rook niet. Veroorzaak geen vonken.
195-232 Delta NL 1ed 26/09/13 11.08 Pagina 196
Page 199 of 291

NOODGEVALLEN
197
4
Ga als volgt te werk om te starten:
❍verbind de plusklemmen (+ teken bij de klem) van bei-
de accu's met een startkabel;
❍sluit met een tweede startkabel de minklem – van
de hulpaccu aan op een massapunt E
op de motor
of de versnellingsbak van de auto die gestart moet
worden;
❍start de motor;
❍verwijder, als de motor gestart is, de kabels in omge-
keerde volgorde.
Als de motor na enkele pogingen niet start, blijf dan
niet proberen maar neem contact op met het Lancia
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee ac-
cu’ s niet rechtstreeks met elkaar: eventuele vonken kun-
nen het explosieve gas ontsteken dat uit de accu kan ont-
snappen. Als de hulpaccu in een andere auto is geïnstal-
leerd, moet elk contact tussen de metalen delen van bei-
de auto's vermeden worden. ROLLEND STARTEN
Probeer de motor noo
it te starten door de auto te duwen,
te slepen of van een helling af te laten rijden.
Op die manier kan brandstof in de katalysator terecht-
komen die hierdoor onherstelbaar beschadigd wordt.
BELANGRIJK Onthoud dat de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging niet werken zolang
de motor niet is gestart; daarom is meer kracht nodig voor
de bediening van het rempedaal en het stuur.
195-232 Delta NL 1ed 26/09/13 11.08 Pagina 197
Page 200 of 291

198
NOODGEVALLEN
❍informatiefolder (zie fig. 3), voor een correct gebruik
van de snelle bandenreparatiekit en die overhandigd
moet worden aan het personeel dat de behandelde
band moet repareren;
❍compressor D-fig. 2 – met drukmeter en aansluitnip-
pels, te vinden in de bagageruimte;
❍een paar beschermende handschoenen in het zijvak
van de compressor;
❍adapters voor het oppompen van verschillende ele-
menten.
De snelle bandenreparatiekit bevat tevens een schroeven-
draaier en een trekoog.
fig. 3
L0E0076m
FIX & GO AUTOMATIC KITDe Fix & Go Automatic snelle bandenreparatiekit bevindt
zich in de bagageruimte.
De kit fig. 2 bevat:
❍een busje A met afdichtmiddel, voorzien van:
– vulleiding B;
– een sticker met de tekst “max. 80 km/h” die na
het repareren van de band op een voor de bestuur-
der goed zichtbare plaats (op het dashboard) moet
worden aangebracht;
fig. 2
L0E0075m
195-232 Delta NL 1ed 26/09/13 11.08 Pagina 198