Lancia Delta 2014 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2014, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2014Pages: 291, PDF Size: 5.3 MB
Page 181 of 291

VEILIGHEID
179
2
BELANGRIJK de frontairbags en/of zijairbags kunnen in
werking treden bij heftige stoten tegen de onderkant van
het voertuig (bijv. hard tegen treden, trottoirbanden rij-
den, kuilen of verkeersdrempels, enz.).
BELANGRIJK Als de airbag geactiveerd wordt, ontsnapt
een kleine hoeveelheid poeder. Dit poeder is niet schade-
lijk en duidt niet op het begin van een brand. Bovendien
kan het oppervlak van de opgeblazen airbag en het inte-
rieur van het voertuig bedekt zijn met een poederlaagje.
Dit poeder kan irriterend zijn voor de huid en de ogen. Na
aanraking onmiddellijk wassen met water en neutrale
zeep
.
BELANGRIJK Gordelspanners, frontairbags en zijairbags
worden op verschillende manieren geactiveerd, afhanke-
lijk van het type botsing. Als een of meerdere van deze
voorzieningen niet in werking treden, dan duidt dat niet
op een storing in het systeem.
Steun niet met het hoofd, de armen of de el-
lebogen tegen het portier, de ruiten of in
het gebied van de hoofdairbag om mogelijke
verwondingen tijdens het opblazen te voorkomen.
Steek nooit uw hoofd, armen of ellebogen uit
het raam.
BELANGRIJK Als een of meerdere veiligheidsvoorzienin-
gen in werking zijn getreden ten gevolge van een onge-
val, breng de auto dan naar een Lancia Servicepunt om
de geactiveerde voorzieningen te laten vervangen en het sy-
steem te laten controleren.
De controle, reparatie en vervanging van de airbags mo-
gen uitsluitend door het Lancia Servicenetwerk worden
uitgevoerd. Als het voertuig wordt gesloopt, moet het air-
bagsysteem eerst buiten werking gesteld worden bij
een Lancia Servicepunt. Bij verkoop van de auto moet
de nieuwe eigenaar op de hoogte worden gebracht van
de gebruiksaanwijzing van de airbags en bovengenoemde
waarschuwingen, en moet dit “Instructieboek” aan
de nieuwe e
igenaar worden overhandigd.
155-182 Delta NL 1ed 26/09/13 11.04 Pagina 179
Page 182 of 291

180
VEILIGHEID
Reis niet met voorwerpen op schoot, voor
de borst of met iets in de mond zoals een pijp
of potlood, enz. In geval van een botsing
waarbij de airbags worden opgeblazen kan dit lei-
den tot ernstig letsel. Houd uw handen altijd in de juiste stand op
het stuurwiel tijdens het rijden zodat de air-
bags, indien ze in werking treden, goed op-
geblazen kunnen worden. Rijd niet met voorover ge-
bogen lichaam. Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt. Laat bij diefstal of poging tot diefstal, van-
dalisme of overstromingen het airbagsysteem
door het Lancia Servicenetwerk controleren.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
Als de contactsleutel naar MAR wordt ge-
draaid en het lampje ¬gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden, dan kan er
een storing in de veiligheidssystemen zijn; in dat ge-
val kunnen de airbags of gordelspanners niet in
werking treden bij een ongeval of, in een zeer be-
perkt aantal gevallen, op verkeerde wijze in werking
treden. Neem onmiddellijk contact op met Lancia
Servicenetwerk om het systeem te controleren, al-
vorens verder te rijden.
Bedek de rugleuningen van de voorstoelen niet
met extra hoezen als het voertuig voorzien is van
zijairbags.
155-182 Delta NL 1ed 26/09/13 11.04 Pagina 180
Page 183 of 291

VEILIGHEID
181
2
Als de contactsleutel in stand MAR staat, zelfs
als de motor is uitgezet, kunnen de airbags
ook geactiveerd worden als de auto door
een andere auto wordt aangereden. Daarom mag,
wanneer de passagiersairbag is ingeschakeld, en ook
al staat de auto stil, GEEN tegen de rijrichting in ge-
monteerd kinderzitje op de voorstoel gemonteerd
worden. Als bij een botsing de airbag wordt opge-
blazen, kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs tot
de dood van het kind. Daarom moet de passagier-
sairbag altijd uitgeschakeld worden als een kinder-
zitje tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op
de voorste passagiersstoel. Bovendien moet de voor-
ste passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren
zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje
eventueel in aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk weer in
als het kinderzitje is verwijderd. Onthoud tevens dat
als de sleutel in de stand STOP staat, bij een onge-
val geen enkel veiligheidssysteem (airbags of gor-
delspanners) geactiveerd wordt. In dat geval duidt
de uitgebleven activering niet op een storing van
het systeem.
Wanneer de contactsleutel naar MAR is ge-
draaid, gaat het “waarschuwingslampje
aan en knippert gedurende enkele seconden
om u eraan te herinneren dat de passagiersairbag
in werking zal treden in geval van een aanrijding.
Daarna moet het lampje uitgaan. Reinig de stoelen niet met water of stoom on-
der druk (met de hand of in een automatische
autowasstraat). De frontairbags hebben een hogere active-
ringsdrempel dan de gordelspanners. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee active-
ringsdrempel liggen, treden alleen de gordelspan-
ners in werking. Hang geen starre voorwerpen aan de kledin-
ghaken of de steunhandgrepen. De airbag vervangt de veiligheidsgordels niet;
maar verhoogt hun doeltreffendheid. Omdat
de frontairbags niet worden ingeschakeld bij
frontale botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de kop slaan,
worden in deze gevallen de inzittenden uitsluitend
door de veiligheidsgordels beschermd, die dus al-
tijd gedragen moeten worden.
155-182 Delta NL 1ed 26/09/13 11.04 Pagina 181
Page 184 of 291

182
VEILIGHEID
pagina opzettelijk blanco gelaten
155-182 Delta NL 1ed 26/09/13 11.04 Pagina 182
Page 185 of 291

3
STARTEN EN RIJDEN
183
Motor starten ..........................................................................184
Handrem .................................................................................187
Gebruik van de versnellingsbak ...............................................188
Brandstofbesparing .................................................................189
Aanhangers trekken ................................................................191
Winterbanden .........................................................................192
Sneeuwkettingen .....................................................................193
Langdurige stilstand van de auto .............................................193
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 183
Page 186 of 291

184
STARTEN EN RIJDEN
MOTOR STARTENHet voertuig is uitgerust met een elektronische startblok-
kering: raadpleeg, als de motor niet wil starten, paragraaf
“Lancia CODE systeem” in hoofdstuk 1.
Tijdens de eerste gebruiksperiode adviseren
wij om overmatige belasting van de auto te
voorkomen (bijvoorbeeld hard accelereren,
lang rijden met de maximumsnelheid, abrupt rem-
men, enz.). Laat bij afgezette motor de sleutel niet in
het contactslot op MAR staan, om te voorko-
men dat de accu leeg raakt.
Het is gevaarlijk om de motor in afgesloten
ruimten te laten draaien. de motor verbruikt
zuurstof en produceert kooldioxide, koolmo-
noxide en andere giftige gassen. Onthoud dat de rembekrachtiging en de elek-
trische stuurbekrachtiging niet werken zo-
lang de motor niet is gestart; om die reden is
meer kracht benodigd voor de bediening van
het rempedaal en het stuur.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 184
Page 187 of 291

STARTEN EN RIJDEN
185
3
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan;
❍zet de versnellingspook in de vrijstand;
❍draai de contactsleutel naar MAR: de lampjes
m
en
Y
op het instrumentenpaneel gaan branden;
❍wacht tot de lampjes
Y
en
m
uitgaan. Hoe war-
mer de motor, hoe sneller de lampjes doven;
❍trap het koppelingspedaal volledig in zonder het gas-
pedaal te bedienen;
❍draai de contactsleutel naar AVV zodra het lampje
m
uitgaat. Als te lang wordt gewacht, is het werk van
de voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start. BELANGRIJK Bij koude motor moet het gaspedaal vol-
ledig losgelaten zijn wanneer de contactsleutel naar AVV
wordt gedraaid.
Als de motor niet bij de eerste poging start, draai dan de con-
tactsleutel weer naar STOP alvorens de procedure te her-
halen. Als het lampje
Y
op het instrumentenpaneel blijft
branden wanneer de contactsleutel naar MAR wordt ge-
draaid, draai dan de sleutel naar STOP en weer terug naar
MAR; als het lampje blijft branden, probeer dan met de an-
dere sleutels die bij het voertuig zijn geleverd. Neem con-
tact op met het Lancia Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
Als het lampje
m
na het starten of na lang-
durig “aanzwengelen” 60 seconden knippert,
duidt dit op een defect van de voorgloeibou-
gies. Als de motor start kan de auto normaal ge-
bruikt worden, maar moet men zo snel mogelijk
naar een Lancia Servicepunt gaan.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 185
Page 188 of 291

186
STARTEN EN RIJDEN
Probeer de motor nooit te starten door de au-
to te duwen, te slepen of van een helling af te
laten rijden. Hierdoor kan brandstof in
de katalysator terechtkomen die hierdoor onher-
stelbaar beschadigd wordt.
DE GESTARTE MOTOR OPWARMEN
Ga als volgt te werk:
❍rijd langzaam weg en laat de motor bij gemiddelde toe-
rentallen draaien. Geef niet abrupt gas;
❍verlang de eerste kilometers niet de maximale presta-
ties van de auto. Wacht tot de wijzer van de koel-
vloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen. DE MOTOR AFZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand STOP terwijl de mo-
tor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na een zware rit wordt
uitgezet, moet men hem even stationair laten draaien om
hem “op adem” te laten komen. Hierdoor kan de tempe-
ratuur in de motorruimte dalen.
Even snel gas geven voordat de motor wordt
uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt brand-
stof en is, vooral voor motoren met turbo-
compressor, schadelijk.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 186
Page 189 of 291

STARTEN EN RIJDEN
187
3
HANDREMDe handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.
Trek de hefboom naar boven om de handrem in te scha-
kelen, tot het voertuig geremd is.
De auto moet geremd worden na enkele klik-
ken van de hendel; indien niet, neem dan con-
tact op met het Lancia Servicenetwerk om
hem te laten afstellen.
Bij aangetrokken handrem en contactsleutel in de stand
MAR, gaat het waarschuwingslampje xop het instru-
mentenpaneel branden.
Ga als volgt te werk om de handrem uit te schakelen:
❍trek de hendel iets omhoog en druk op de ontgrendel-
knop A-fig. 1;
❍houd knop A ingedrukt en laat de hendel zakken.
het waarschuwingslampje xop het instrumentenpa-
neel gaat uit.
Trap het rempedaal in terwijl de handrem wordt uitge-
schakeld, om te voorkomen dat de auto onbedoeld be-
weegt. PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❍zet de motor af en trek de handrem aan;
❍schakel een versnelling in (de eerste versnelling als
de auto omhoog is geparkeerd, de achteruit als de au-
to omlaag is geparkeerd) en zet de voorwielen iets uit-
gestuurd.
Als de auto op een steile helling wordt geparkeerd, blok-
keer de w
ielen dan met wiggen of stenen.
Laat de contactsleutel niet in de stand MAR staan om te
voorkomen dat de accu leeg raakt. Verwijder altijd de con-
tactsleutel als de auto wordt verlaten.
Laat kinderen nooit zonder toezicht in de auto achter. Ver-
wijder altijd de contactsleutel als de auto wordt verlaten
en neem deze mee.
fig. 1
L0E0072m
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 187
Page 190 of 291

188
STARTEN EN RIJDEN
GEBRUIK VAN
DE VERSNELLINGSBAKOm de versnellingen in te schakelen het koppelingspedaal
volledig intrappen en de versnellingspook in de gewenste
stand zetten (het schakelschema verschilt afhankelijk van
de verschillende versies en is afgebeeld op de knop of op
het plaatje onder de pook fig. 2).
Om de 6e versnelling in te schakelen, de pook naar rechts
drukken om te voorkomen dat per ongeluk de 4e versnel-
ling wordt ingeschakeld. Hetzelfde geldt voor het schake-
len van de 6e naar de 5e.
BELANGRIJK de achteruitversnelling kan alleen inge-
schakeld worden als de auto volledig stilstaat. Wacht, met
draaiende motor, minstens 2 seconden alvorens de ach-
teruitversnelling in te schakelen met het koppelingspedaal
volledig ingetrapt om beschadiging van de tandwielen te
voorkomen.
fig. 2
L0E0073m
Trek, om vanuit de vrijstand de achteruitversnelling R in
te schakelen, de ring A onder de knop omhoog en verplaats
de versnellingspook tegelijkertijd naar links en vervolgens
naar voren.
Om de achteruitversnelling R vanuit de vrijstand in te
schakelen, de ring A onder de knop omhoog trekken en
de versnellingspook naar rechts en dan naar achteren ver-
plaatsen.
BELANGRIJK het koppelingspedaal mag uitsluitend voor
het schakelen gebruikt worden. Laat tijdens het rijden
de voet nooit, zelfs niet licht, op het koppelingspedaal rus-
ten. Bij bepaalde versies/markten kan de regelelektroni-
ca van het koppelingspedaal een foutieve rijstijl als een de-
fect interpreteren.
Trap het koppelingspedaal helemaal in om
op juiste wijze te schakelen. Daarom mag er
niets op de vloer onder de pedalen liggen: ver-
zeker u ervan dat eventuele matten goed vlak liggen
en geen contact met de pedalen maken. Rijd niet met de hand op de knop van de ver-
snellingspook, omdat deze (lichte) druk met-
tertijd kan leiden tot slijtage van de inwen-
dige onderdelen van de versnellingsbak.
183-194 Delta NL 1ed 26/09/13 15.05 Pagina 188