dashboard Lancia Musa 2005 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2005, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2005Pages: 338, PDF Size: 5.29 MB
Page 98 of 338

97
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
“Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde stand), schake-
len de ruitensproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve seconde aangetrokken houdt,
dan worden in een beweging de ruitenwissers/-sproeiers ingescha-
keld.
Als u de hendel loslaat, stoppen de ruitensproeiers onmiddellijk ter-
wijl de ruitenwissers nog 4 slagen maken.
Na vijf seconden volgt nog een extra reinigingsslag.
L0D0074m
Page 99 of 338

REGENSENSOR (indien aanwezig)
De regensensor A bevindt zich achter de binnenspiegel en staat in
contact met de voorruit. De sensor zorgt ervoor dat de frequentie van
de slagen van de ruitenwissers automatisch wordt aangepast aan de
hoeveelheid regen op de ruit.
BELANGRIJK Houd de ruit in de omgeving van de sensor schoon.
Inschakelen
Plaats de rechter hendel een stand naar beneden.
Als de regensensor wordt ingeschakeld, maken de ruitenwissers 1
slag.
98
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
L0D0245m
Page 100 of 338

99
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Als u de draaiknop F draait, kunt u de gevoeligheid van de regensen-
sor verhogen.
Als de gevoeligheid van de regensensor verhoogd wordt, maken de
ruitenwissers 1 slag.
Als de ruitensproeiers worden bediend bij ingeschakelde regensensor,
wordt het intelligente wis-/wasprogramma ingeschakeld, zonder de
extra reinigingsslag na 5 seconden. Daarna hervat de regensensor zijn
normale automatische werking.
Uitschakelen
Zet de hendel in stand B of draai de start-/contactsleutel in stand
STOP.
Als de motor daarna wordt gestart (sleutel in stand MAR), schakelt
de regensensor niet weer in, ook niet als de hendel in stand B is blij-
ven staan. Voor het inschakelen van de regensensor moet de hendel
in stand A of C worden gezet en daarna in stand B of de knop voor
het instellen van de gevoeligheid worden gedraaid.
Als de regensensor op deze wijze opnieuw wordt ingeschakeld, maken
de ruitenwissers 1 slag.
De regensensor is in staat om de volgende omstandigheden te her-
kennen en zijn gevoeligheid hieraan aan te passen:
❒vuil op het controle-oppervlak (zoutaanslag, vuil enz.);
❒verschil tussen dag en nacht.
L0D0073m
Door waterstrepen kunnen de ruitenwissers ongewenst inschakelen.ATTENTIE
Page 101 of 338

ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER
De werking is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand MAR
staat.
Als u draaiknop A van stand åin stand
'zet, dan werkt de
achterruitwisser als volgt:
❒in intervalstand als de ruitenwissers voor niet zijn ingeschakeld
❒synchroon (met de helft van de frequentie van de ruitenwissers
voor) als de ruitenwissers voor zijn ingeschakeld.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers voor de achteruit inschakelt,
gaat automatisch ook de achterruitwisser continu wissen.
Als u de hendel naar het dashboard duwt (onvergrendelde stand),
schakelt de achterruitsproeier in.
Als u de hendel langer dan een halve seconde naar het dashboard
geduwd houdt, schakelt ook de achterruitwisser in.
Als u de hendel loslaat, wordt het intelligente wis-/wasprogram-
ma ingeschakeld, zoals bij de ruitenwissers voor.
100
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
L0D0075m
Page 102 of 338

101
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
CRUISE-CONTROL (snelheidsregelaar - indien
aanwezig)
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij een snel-
heid boven 30 km/h) op lange, rechte en droge trajecten en bij wei-
nig verandering in de rij-omstandigheden (bijv. snelwegen), met een
constante en vooraf ingestelde snelheid blijft rijden zonder het gaspe-
daal te hoeven bedienen. Het gebruik van dit systeem biedt geen
voordelen in druk verkeer. Gebruik dit systeem niet in de stad.
SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai de draaiknop A in stand ON.
Het systeem kan alleen worden ingeschakeld in de vierde of vijfde
versnelling. Op afdalingen kan bij ingeschakelde cruise-control de
snelheid iets oplopen ten opzichte van de opgeslagen snelheid.
Als het systeem is ingeschakeld, brandt het controlelampje
Üop het
instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht (bepaalde uitvoerin-
gen) op het multifunctionele display.
L0D0076m
Page 103 of 338

OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❒trap het gaspedaal in sla vervolgens de nieuwe
snelheid op;
of
❒plaats de hendel omhoog (+).
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de
snelheid iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de
hendel omhoog wordt gehouden, verandert de snel-
heid traploos.
102
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒zet de draaiknop A in stand ON en trap het gas-
pedaal in tot de auto met de gewenste snelheid
rijdt;
❒plaats de hendel ten minste 3 seconden omhoog
(+) en laat vervolgens de hendel los: de snelheid
van de auto is opgeslagen en het gaspedaal kan
worden losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snel-
heid simpel verhoogd worden door het intrappen
van het gaspedaal: als u daarna het gaspedaal
loslaat, wordt teruggekeerd naar de opgeslagen
snelheid.
OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld
het intrappen van het rem- of koppelingspedaal,
kan de opgeslagen snelheid op de volgende manier
worden opgeroepen:
❒geef geleidelijk gas, totdat de snelheid ongeveer
gelijk is aan de opgeslagen snelheid;
❒schakel de versnelling in die ingeschakeld was
op het moment van het opslaan van de snelheid
(vierde of vijfde versnelling);
❒druk op de knop RES B.
Page 104 of 338

103
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❒schakel het systeem uit en sla vervolgens de
nieuwe snelheid op;
of
❒plaats de hendel omlaag (–) totdat de nieuwe
snelheid is bereikt die automatisch wordt opge-
slagen.
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de
snelheid iets verlaagd (ongeveer 1 km/h). Als de
hendel omlaag wordt gehouden, verandert de snel-
heid traploos.SYSTEEM UITSCHAKELEN
Zet de draaiknop A in stand OFF of de start-/con-
tactsleutel in stand STOP. Het systeem schakelt in
de volgende gevallen automatisch uit:
❒als het rem- of koppelingspedaal wordt inge-
trapt.
ATTENTIE
Bij een storing of een afwijkende werking van de cruise-control, moet de draai-
knop A in stand OFF worden gezet. Laat het systeem, na controle van de zeke-
ring, door de Lancia-dealer controleren.
ATTENTIE
Als de cruise-control tijdens het rijden is ingeschakeld, zet dan nooit de versnel-
lingspook in de vrijstand.
Page 105 of 338

PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR
Met de schakelaar A kunnen de plafondlampjes worden in- en
uitgeschakeld.
Met de schakelaar A in het midden worden de lampjes C en D in-/
uitgeschakeld bij het openen/sluiten van de voorportieren.
Met de schakelaar A naar links geschoven blijven de lampjes C en D
altijd uitgeschakeld.
Met de schakelaar A naar rechts geschoven blijven de lampjes C en D
altijd ingeschakeld.
Het inschakelen/doven van de verlichting gaat geleidelijk.
Met de schakelaar B bedient u de spotjes; bij uitgeschakelde
plafondverlichting wordt met de schakelaar B:
❒in linker stand, het spotje C ingeschakeld;
❒in rechter stand, het spotje D ingeschakeld.
BELANGRIJK Controleer voordat u de auto verlaat of beide
schakelaars in de middelste stand staan. Op deze manier zullen de
lampjes van de plafondverlichting doven bij het sluiten van de
portieren, en voorkomt u dat de accu ontlaadt.
Als de schakelaar in de rechter stand is blijven staan, schakelt de
verlichting 15 minuten na het uitzetten van de motor automatisch uit.
104
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
L0D0077m
Page 106 of 338

105
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Brandduurregeling van de plafondverlichting
Om het in- en uitstappen vooral in het donker te
vergemakkelijken, zijn er 2 brandduurregelingen.
B
RANDDUURREGELING BIJ HET INSTAPPEN
De plafondlampjes gaan op de volgende manier
branden:
❒ongeveer 10 seconden bij het ontgrendelen van
de portieren;
❒ongeveer 3 minuten bij het openen van een
portier;
❒ongeveer 10 seconden bij het sluiten van de
portieren (binnen de 3 minuten).
De werking van de brandduurregeling wordt
onderbroken als de contactsleutel in stand MAR
wordt gedraaid.B
RANDDUURREGELING BIJ HET UITSTAPPEN
Als de contactsleutel uit het start-/contactslot wordt
verwijderd, gaan de plafondlampjes op de volgende
manier branden:
❒ongeveer 10 seconden binnen 2 minuten na het
uitzetten van de motor;
❒ongeveer 3 minuten bij het openen van een
portier;
❒ongeveer 10 seconden bij het sluiten van de
portieren (binnen de 3 minuten).
De brandduurregeling schakelt automatisch uit als
de portieren worden vergrendeld.
Page 107 of 338

106
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
PLAFONDVERLICHTING ACHTER
U kunt het lampje in- en uitschakelen door op de rechter of linker
zijde van het lampenglas te drukken, zoals is afgebeeld.
Als de auto is uitgerust met een console op de hemelbekleding, is de
plafondverlichting in de console geïntegreerd.
Als de auto is uitgerust met een opendak, bevinden zich op de
hemelbekleding achter twee plafondlampjes van 5W ieder.
L0D0078m
L0D0254m