Lancia Musa 2008 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2008, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2008Pages: 218, PDF Size: 7 MB
Page 141 of 218

140
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
OPPOMPEN VAN DE BAND
❒Trek de handrem aan. Draai de
ventieldop los, neem de vulbuis A-
fig. 5uit en draai de ring Bop het
ventiel van de band;
fig. 5L0D0484m
Doe de handschoenen aan
die bij de snelle bandenre-
paratieset zijn geleverd.
ATTENTIE
De spuitbus bevat ethy-
leenglycol. Bevat latex:
kan een allergische reactie veroor-
zaken. Schadelijk bij inslikken. Ir-
riterend voor de ogen. Kan overge-
voeligheid veroorzaken bij inade-
ming en contact. Vermijd contact
met ogen, huid en kleding. Spoel bij
contact onmiddellijk overvloedig
met water. Vermijd braken bij in-
slikken, spoel de mond uit, drink
veel water en raadpleeg onmiddel-
lijk een arts. Houd buiten het be-
reik van kinderen. Het product
mag niet gebruikt worden door
astmatische patiënten. Adem de
dampen niet in tijdens het vullen en
oppompen. Raadpleeg onmiddellijk
een arts bij allergische reacties.
Bewaar de spuitbus in de daarvoor
bestemde ruimte, ver verwijderd
van warmtebronnen. De afdicht-
vloeistof heeft een houdbaarheids-
datum.
ATTENTIE
Vervang de spuitbus zodra
de houdbaarheidsdatum van
de afdichtvloeistof is verstre-
ken. Spuitbussen en afdicht-
vloeistof zijn schadelijk voor het mi-
lieu. Houdt u voor het afvoeren van
deze producten aan de wettelijke nor-
men.
❒controleer of de schakelaar D-fig.
6van de compressor in stand 0
(uitgeschakeld) staat, start de mo-
tor, steek de stekker A-fig. 7in de
aanstekerbus (of de 12V-contact-
doos) en schakel de compressor in
door de schakelaar Din stand
I(ingeschakeld) te zetten. Pomp de
band op tot de juiste bandenspan-
ning is bereikt (zie de paragraaf
“Bandenspanning” in het hoofd-
stuk “Technische gegevens”).
fig. 6L0D0364m
fig. 7L0D0177m
Page 142 of 218

141
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Controleer de bandenspanning op
de manometer F-fig. 6. Voor een
nauwkeurige aflezing moet de
compressor worden uitgeschakeld;
❒als u er niet in slaagt binnen 5 mi-
nuten de bandenspanning op ten
minste 1,5 bar te krijgen, koppel
dan de compressor los van het
ventiel en de contactdoos en ver-
plaats vervolgens de auto ongeveer
10 meter naar voren of naar ach-
teren, zodat de afdichtvloeistof in
de band verdeeld wordt; pomp de
band vervolgens weer op;
❒als u er ook dan niet in slaagt om,
binnen 5 minuten na inschakeling
van de compressor, de spanning
op ten minste 1,8 bar te brengen,
mag niet verder worden gereden,
omdat de band te erg beschadigd
is en de reparatieset de vereiste
wegligging niet kan garanderen;
wendt u tot de Lancia-dealer;
fig. 8L0D0485m
Plaats de sticker op een
voor de bestuurder goed
zichtbare plaats om aan te geven
dat de band behandeld is met de
snelle bandenreparatieset. Rijd
voorzichtig vooral in bochten. Rijd
niet harder dan 80 km/h. Vermijd
bruusk accelereren en remmen.
ATTENTIE
Als de bandenspanning
onder 1,8 bar is gedaald,
mag niet verder worden gereden: de
snelle reparatieset Fix & Go auto-
matic kan de vereiste wegligging
niet garanderen omdat de band te
erg beschadigd is. Wendt u tot de
Lancia-dealer.
ATTENTIE
❒als de band op de juiste spanning
is gebracht (zie de paragraaf
“Bandenspanning” in het hoofd-
stuk “Technische gegevens”), ver-
trek dan onmiddellijk;
❒stop na ongeveer 10 minuten en
controleer opnieuw de banden-
spanning; vergeet niet de handrem
aan te trekken;
❒als een spanning van ten minste
1,8 bar wordt gemeten, herstel
dan de correcte bandenspanning
(met draaiende motor en aange-
trokken handrem) en rijdt verder;
❒rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde Lancia-dealer.
ALLEEN VOOR HET
CONTROLEREN EN
HERSTELLEN VAN DE
SPANNING
De compressor kan ook worden ge-
bruikt voor het herstellen van de ban-
denspanning. Maak de snelkoppeling
los en verbind de koppeling direct met
het ventiel van de band; op deze ma-
nier wordt de spuitbus niet met de
compressor verbonden en wordt
de afdichtvloeistof niet in de band
gespoten.
Page 143 of 218

142
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
PROCEDURE VOOR HET
VERVANGEN VAN DE SPUITBUS
Ga als volgt te werk voor het vervan-
gen van de spuitbus:
❒maak de koppeling A-fig. 9los;
❒draai de te vervangen spuitbus
linksom en trek de spuitbus om-
hoog;
❒plaats de nieuwe spuitbus en draai
de spuitbus rechtsom;
❒sluit de koppeling Aaan op de
spuitbus en plaats de doorzichtige
vulbuis Bin het daarvoor be-
stemde vak.
fig. 9L0D0368m
U moet absoluut aangeven
dat de band is gerepareerd
met de snelle bandenreparatieset.
Overhandig de informatiefolder
aan het personeel dat de band re-
pareert die behandeld is met de
bandenreparatieset.
ATTENTIEWIEL
VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Voor het verwisselen van het wiel en
voor het juiste gebruik van de krik en
het noodreservewiel moeten de on-
derstaande voorzorgsmaatregelen in
acht worden genomen.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust
met “Fix&Go (snelle bandenrepara-
tieset)”, zie dan de betreffende in-
structies in de vorige paragraaf.
Page 144 of 218

143
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Het bijgeleverde noodre-
servewiel behoort bij de
auto waarbij het geleverd is;
gebruik het reservewiel niet bij
andere auto’s en monteer geen
reservewielen van andere auto’s.
Het noodreservewiel mag alleen in
noodgevallen worden gebruikt. Het
noodreservewiel moet zo kort
mogelijk gebruikt worden en er
mag niet sneller dan 80 km/h mee
worden gereden. Op het noodreser-
vewiel is een oranje sticker aange-
bracht waarop de belangrijkste
aanwijzingen en de beperkingen
staan vermeld met betrekking tot
het gebruik van het reservewiel.
Deze sticker mag absoluut niet
worden verwijderd of afgedekt. Op
het noodreservewiel mag nooit een
wieldeksel worden gemonteerd. Op
de sticker staan de volgende aan-
wijzingen in vier talen vermeld: at-
tentie! alleen voor tijdelijk gebruik!
max. 80 km/h! vervang zo snel
mogelijk door normale band.
Bedek deze aanwijzingen niet.
ATTENTIE
Bij een gemonteerd nood-
reservewiel veranderen de
rij-eigenschappen van de auto.
Vermijd met vol gas optrekken,
bruusk remmen en hoge snelheden
in de bochten. Het noodreservewiel
heeft een levensduur van ongeveer
3000 km. Na deze afstand moet de
band van het noodreservewiel ver-
vangen worden door een nieuwe
band van hetzelfde type. Monteer
nooit een normale band op de velg
van het noodreservewiel. Laat het
verwisselde wiel zo snel mogelijk
repareren en monteren. Gebruik
nooit twee of meer noodreserve-
wielen. Smeer de schroefdraad van
de wielbouten niet met vet in, voor-
dat u ze monteert: de bouten kun-
nen loslopen.
ATTENTIE
De krik dient uitsluitend
voor het verwisselen van
een wiel van de auto waarbij de
krik geleverd is of voor auto’s van
hetzelfde model. Gebruik de krik
niet voor het opkrikken van andere
auto’s. En beslist nooit voor het
uitvoeren van werkzaamheden on-
der de auto. Als de krik niet juist
geplaatst wordt, kan de opgekrikte
auto van de krik vallen. Op een
sticker op de krik is het maximum
hefvermogen aangegeven; de krik
mag nooit voor een zwaardere last
worden gebruikt. Het noodreserve-
wiel is niet geschikt voor de mon-
tage van sneeuwkettingen. Als u
een lekke voorband (aangedreven
wiel) hebt en er moet met sneeuw-
kettingen worden gereden, dan
moet u een wiel van de achteras af-
halen en daarvoor in de plaats het
noodreservewiel monteren. Zo hebt
u op de vooras twee normale wie-
len waarop u sneeuwkettingen kunt
monteren.
ATTENTIE
Page 145 of 218

144
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Door een verkeerde mon-
tage kan het wieldeksel
tijdens het rijden loslaten. Maak
het ventiel absoluut niet open.
Plaats geen enkel stuk gereedschap
tussen velg en band. Controleer re-
gelmatig de spanning van de ban-
den en van het noodreservewiel en
houdt u daarbij aan de waarden
die beschreven staan in het hoofd-
stuk “Technische gegevens”.
ATTENTIEHet is nodig te weten dat:
❒de krik niet kan worden gerepa-
reerd: bij een defect moet de krik
door een krik van hetzelfde type
worden vervangen;
❒buiten de slinger geen enkel ander
gereedschap op de krik gemon-
teerd mag worden.
Ga voor het verwisselen van een wiel
als volgt te werk:
❒zet de auto stil op een plaats waar
het verkeer niet in gevaar wordt
gebracht en in alle veiligheid het
wiel kan worden verwisseld. Zet
de auto zo mogelijk op een vlakke
en stevige ondergrond;
❒zet de motor uit en trek de hand-
rem aan;
❒schakel de eerste versnelling of de
achteruit in;
❒til de bekleding op de vloer van de
bagageruimte op;
❒draai de blokkeerschroef A-fig. 10
los;
❒neem de gereedschaphouder Buit
en zet de houder dicht bij het te
verwisselen wiel;
❒neem het noodreservewiel Cuit;
L0D0161mfig. 10
Page 146 of 218

145
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
fig. 11L0D0397m
fig. 12L0D0163m
❒verwijder bij auto’s die zijn uitge-
rust met lichtmetalen velgen het
wieldeksel met behulp van de bij-
geleverde schroevendraaier. Plaats
de schroevendraaier in de daar-
voor bestemde inkeping E- fig.
11, zoals in de figuur is aangege-
ven;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
E-fig. 12de wielbouten ongeveer
een slag los; schud bij uitvoeringen
met lichtmetalen velgen enige ma-
len aan de bovenkant van de car-rosserie, waardoor de velg los van de
wielnaaf kan komen;
❒draai de krik F-fig. 13omhoog,
zodat de inkeping Gaan de bo-
venzijde van de krik juist om het
profiel Honder de carrosserie valt
bij punt I(op ongeveer 60 cm
vanaf het midden van het voorwiel
of op 80 cm vanaf het midden van
het achterwiel);
❒waarschuw eventuele omstanders
dat de auto wordt opgekrikt; zorg
ervoor dat ze zich niet in de nabij-
heid van de auto bevinden en de
auto vooral niet aanraken totdat
deze weer geheel op de grond
staat;❒plaats de slinger L-fig. 13en krik
de auto omhoog, totdat het wiel
enige centimeters los van de grond
is;
❒draai bij uitvoeringen met een
wieldeksel, de drie wielbouten los
en verwijder het wieldeksel; draai
vervolgens de vierde wielbout los
en trek het wiel los;
❒bij uitvoeringen met een geklemd
wieldeksel moet het wieldeksel
voorzichtig worden verwijderd om
beschadiging te voorkomen;
❒zorg ervoor dat de boutgaten en
alle contactvlakken van het reser-
vewiel schoon zijn en geen onzui-
verheden bevatten, omdat hier-
door na verloop van tijd de wiel-
bouten kunnen loslopen;
L0D0164mfig. 13
Page 147 of 218

146
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
fig. 14L0D0165mfig. 15L0D0166m
❒monteer het reservewiel, waarbij
de gaten M-fig. 14over de cen-
treerpennen Nmoeten vallen;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
de vier wielbouten handvast aan;
❒draai de slinger van de krik zodat
de auto zakt, en verwijder de krik;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten kruiselings vast, in
de volgorde die is aangegeven.NORMALE WIEL
MONTEREN
Volg de hiervoor beschreven proce-
dure, krik de auto op en demonteer
het noodreservewiel.
Uitvoeringen met stalen velgen
Ga als volgt te werk:
❒zorg ervoor dat de boutgaten en
alle contactvlakken van het nor-
male wiel schoon zijn en geen on-
zuiverheden bevatten, omdat hier-
door na verloop van tijd de wiel-
bouten kunnen loslopen;
❒monteer het normale wiel en draai
de eerste wielbout twee slagen in
het gat dat zich het dichtst bij het
ventiel bevindt;❒monteer het wieldeksel, waarbij de
inkeping (op het wieldeksel) moet
samenvallen met het ventiel en
plaats vervolgens de andere drie
wielbouten;
❒druk bij uitvoeringen met geklemd
wieldeksel, met de hand op de
rand van het deksel (niet slaan)
tegen het wiel;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten stevig vast;
❒laat de auto zakken en verwijder
de krik;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten kruiselings vast, in
de volgorde die in fig. 15is aan-
gegeven.
BELANGRIJK Door een verkeerde
montage kan het wieldeksel tijdens
het rijden loslaten.
Page 148 of 218

147
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Uitvoeringen met lichtmetalen
velgen
❒Zorg ervoor dat de boutgaten en
alle contactvlakken schoon zijn;
❒monteer het normale wiel door het
op de centreerpennen te plaatsen,
monteer de wielbouten en draai ze
vast met de bijgeleverde sleutel;
❒laat de auto zakken en verwijder
de krik;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten definitief vast in de
volgorde die hiervoor is aangege-
ven voor het noodreservewiel (zie
fig. 15);
❒monteer het geklemde wieldeksel.Ter afsluiting
❒plaats het noodreservewiel op de
daarvoor bestemde plek in de ba-
gageruimte;
❒druk de half geopende krik stevig
in de houder om rammelen tijdens
het rijden te voorkomen;
❒berg het gebruikte gereedschap op
in de gereedschaphouder;
❒plaats de gereedschaphouder op
het reservewiel en draai de blok-
keerschroef vast;
❒plaats de afdekplaat op de juiste
wijze terug in de bagageruimte.GLOEILAMP
VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒Als een lamp niet brandt, contro-
leer dan eerst of de zekering niet
doorgebrand is, voordat u de lamp
vervangt: zie voor de plaats van de
zekeringen de paragraaf “Zeke-
ringen vervangen” in dit hoofd-
stuk;
❒controleer voordat u een lamp ver-
vangt of de contacten niet zijn ge-
oxideerd;
❒vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en
vermogen;
❒als u een gloeilamp in de koplamp
hebt vervangen, controleer dan om
veiligheidsredenen altijd of de af-
stelling nog goed is.
Halogeenlampen mag u uit-
sluitend aanraken op het
metalen gedeelte. Als u de
bol met uw vingers aan-
raakt, zal de lichtopbrengst van de
lamp teruglopen en kan ook de le-
vensduur beperkt worden. Als u de
bol per ongeluk toch hebt aange-
raakt, moet u de bol schoonwrijven
met een doekje met alcohol en
daarna laten drogen.
Page 149 of 218

148
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Modificaties of reparaties
aan de elektrische instal-
latie die niet correct worden uitge-
voerd en waarbij geen rekening
wordt gehouden met de technische
specificaties van het systeem, kun-
nen storingen in de werking en
zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE
Halogeenlampen bevatten
gas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters wegschie-
ten.
ATTENTIE
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 16
Op de auto zijn verschillende typen
gloeilampen gemonteerd:
AGlasfittinglampen: deze zijn voor-
zien van een klemfitting. Verwij-
der de lamp door de lamp uit de
houder te trekken.
BGloeilampen met bajonetfitting:
verwijder de lamp uit de houder
door hem iets in te drukken en
linksom te draaien.
CBuislampen: verwijder de lamp
door hem uit de veercontacten los
te maken.
D-E Halogeenlampen: verwijder de
lamp door de borgveer los te ha-
ken uit de zitting.
L0D0178mfig. 16
De achterlichten en rem-
lichten zijn voorzien van
LEDs; wendt u bij een storing tot
de Lancia-dealer.
ATTENTIEBELANGRIJK Aan de binnenzijde kan
de koplamp een beetje beslagen zijn: dit
duidt niet op een defect, maar is een
natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt
wordt door een lage temperatuur en de
luchtvochtigheidsgraad, en verdwijnt
snel als de koplampen worden inge-
schakeld. De aanwezigheid van drup-
pels aan de binnenzijde van de kop-
lamp duidt daarentegen op het bin-
nendringen van water: wendt u tot de
Lancia-dealer.
Page 150 of 218

149
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Lampen Figuur Type Vermogen
GrootlichtEH3 55W
Dimlicht DH7LL 55W
Buitenverlichting voor AW5WLL 5W
Mistlampen voor (indien aanwezig)EH1 55W
Richtingaanwijzers voor (oranje)BPY21W 21W
Richtingaanwijzers op flanken AWY5W 5W
Richtingaanwijzers achter BPY21W 21W
Achteruitrijlichten BP21W 21W
Mistachterlichten BP21W 21W
Kentekenplaatverlichting CC5W 5W
Plafondverlichting voorAW5W 10W
Plafondverlichting achterAW5W 10W
Plafondverlichting achter (met opendak)AW5W 5W
Bagageruimteverlichting AW5W 5W