Lancia Phedra 2002 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2002, Model line: Phedra, Model: Lancia Phedra 2002Pages: 246, PDF Size: 4.26 MB
Page 141 of 246

137
MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand S
terwijl de motor stationair draait.
PARKEREN
Voer voor het parkeren van de auto
de volgende handelingen uit:
– zet de motor uit;
– trek de handrem aan;
– schakel de eerste versnelling in
als de auto op een helling omhoog
staat en de achteruit bij een helling
omlaag;
– zet de voorwielen zo dat de auto,
als de handrem losschiet, direct tot
stilstand komt.
Zie voor uitvoeringen met automa-
tische versnellingsbak de aanwijzin-
gen in de betreffende paragraaf in
het hoofdstuk “Wegwijs in uw
auto”.Laat de contactsleutel
niet in stand M staan als
de motor stilstaat, zodat
de accu niet onnodig wordt ontla-
den. Houd er rekening mee
dat de rem- en stuurbe-
krachtiging niet werken
zolang de motor niet is aangesla-
gen, waardoor meer kracht nodig
is voor de bediening van het rem-
pedaal en het stuur.
Gasgeven voordat u de
motor uitzet heeft geen
enkel nut, verspilt brand-
stof en is, vooral voor motoren
met turbocompressor, schadelijk.
BELANGRIJKHet is beter om de
motor na een zware rit even “op
adem” te laten komen. Zet de motor
niet onmiddellijk uit, maar laat hem
even stationair draaien. Hierdoor
kan de temperatuur in de motor-
ruimte dalen.
Laat kinderen nooit
alleen achter in de auto.
Neem de sleutels altijd uit
het contactslot als u de auto ver-
laat en neem de sleutels mee.
Page 142 of 246

138
VEILIG RIJDEN
Tijdens het ontwerpen van de
Lancia Phedra heeft Lancia veel
aandacht besteed aan de optimale
veiligheid voor de inzittenden.
Desalniettemin blijft het gedrag van
de bestuurder van doorslaggevende
betekenis voor de veiligheid op de
weg.
Hierna vindt u enkele eenvoudige
tips en aanbevelingen om onder
diverse omstandigheden veilig te rij-
den Hoewel u de meeste natuurlijk
al kent, is het toch de moeite waard
ze aandachtig te lezen.VOOR U WEGRIJDT
Enkele belangrijke tips:
– Controleer of de verlichting goed
werkt.
– Zet de stoel, het stuur en de ach-
teruitkijkspiegels in de juiste stand.
– Zet de hoofdsteunen zo, dat ze
het hoofd steunen en niet de nek.
– Controleer of de slag van de
pedalen niet beperkt wordt (door
matten, enz.).
– Controleer of eventuele kinderzit-
jes (stoeltjes, wiegjes, enz.) goed
bevestigd zijn op de stoelen die hier-
op zijn voorbereid.– Stuw eventuele bagage zorgvul-
dig in de bagageruimte om te voor-
komen dat bij bruusk remmen voor-
werpen door het interieur schieten.
– Gebruik geen zware maaltijden
voor een reis. Een lichte maaltijd
draagt ertoe bij goede reflexen te
behouden. Vermijd vooral het
gebruik van alcohol. Het gebruik
van bepaalde medicijnen kan de rij-
vaardigheid negatief beïnvloeden:
lees aandachtig de bijbehorende
waarschuwingen.
Controleer regelmatig:
– conditie en spanning van de ban-
den;
– niveau van de motorolie;
– niveau van de koelvloeistof en de
conditie van het koelsysteem;
– niveau van de remvloeistof;
– niveau van de olie van de stuur-
bekrachtiging;
– niveau van de ruitensproeier-
vloeistof.
Page 143 of 246

139
TIJDENS DE RIT
Enkele belangrijke tips:
– De eerste regel van veilig rijden is
voorzichtigheid. Voorzichtigheid
houdt ook in, dat u alert bent op
fouten en onvoorzichtigheden van
anderen.
– Houdt u altijd strikt aan de gel-
dende verkeersregels van elk land
waarin u rijdt en houdt u vooral aan
de maximum snelheden.
– Controleer ook altijd of naast
uzelf ook alle overige inzittenden de
veiligheidsgordel dragen en dat de
kinderen in passende zitjes worden
vervoerd. Dieren dienen bij voorkeur
in een van het interieur afgescheiden
gedeelte te worden vervoerd.
– Lange reizen moeten in optimale
conditie worden gestart.– Rijd niet te lang achter elkaar,
maar las pauzes in en gebruik die
om een beetje te bewegen en weer op
krachten te komen.
– Zorg voor een constante luchtver-
versing in het interieur.
– Rijd nooit van een helling af met
een afgezette motor: u kunt dan niet
op de motor afremmen en de rem-
en stuurbekrachtiging werken niet,
waardoor meer kracht nodig is voor
de bediening van het rempedaal en
het stuur.Water, ijs en strooizout
op de wegen kunnen zich
afzetten op de remschij-
ven waardoor de gewenste rem-
vertraging iets later wordt
bereikt.
Let op bij de montage
van spoilers, lichtmetalen
velgen en niet standaard
wieldoppen: ze kunnen de venti-
latie van de remmen verminderen
en daarmee hun doelmatigheid
tijdens krachtig en veelvuldig
remmen; bijvoorbeeld tijdens een
steile afdaling. Rijden onder invloed
van alcohol, verdovende
middelen, of bepaalde
medicijnen is zeer gevaarlijk
voor uzelf en voor anderen.
Page 144 of 246

140
IN HET DONKER RIJDEN
Enkele belangrijke tips:
– Rijd extra voorzichtig: rijden in
het donker vergt veel meer concen-
tratie.
– Beperk de snelheid, vooral op
onverlichte wegen.– Stop bij de eerste tekenen van
slaperigheid: doorrijden levert
gevaar op voor uzelf en voor ande-
ren. Ga pas weer rijden na voldoen-
de rust.
– Bewaar een veilige afstand, groter
dan overdag, van de auto’s die voor
u rijden. Het is moeilijk om de snel-
heid van andere auto’s te schatten
als alleen de lichten te zien zijn.
– Controleer of de koplampen goed
staan afgesteld: als ze te laag staan,
wordt uw zicht beperkt en raakt u
sneller vermoeid. Als ze te hoog
staan, kunnen ze andere weggebrui-
kers hinderen.
– Gebruik het grootlicht alleen bui-
ten de stad en als u zeker weet dat u
andere weggebruikers niet hindert.
– Doof het grootlicht (indien inge-
schakeld) als u een tegenligger ziet
en passeer met dimlicht.
– Houd alle lampen schoon.
– Let buiten de stad op oversteken-
de dieren. Rijd niet met voorwer-
pen op de vloer voor de
bestuurdersstoel: tijdens
het remmen kunnen deze tussen
de pedalen komen waardoor het
onmogelijk is te accelereren of te
remmen.
Let op de dikte van
eventuele extra vloermat-
ten: zelfs een gering defect
in het remsysteem kan tot gevolg
hebben, dat het rempedaal die-
per dan normaal moet worden
ingetrapt.Draag altijd veiligheids-
gordels, zowel voorin als
achterin en zorg ervoor
dat kinderen in passende zitjes
worden vervoerd. Zonder gordels
rijden vergroot het risico op ern-
stig letsel of dodelijke afloop bij
een ongeval.
Page 145 of 246

141
MET REGEN RIJDEN
Regen en natte wegen leveren
gevaar op.
Op natte wegen zijn alle manoeu-
vres moeilijker, omdat de wrijving
tussen de banden en het wegdek
aanzienlijk minder is. Het gevolg is
dat de remweg aanmerkelijk langer
is en dat de grip op het wegdek min-
der is.
Enkele belangrijke tips:
– Beperk de snelheid en bewaar een
grotere afstand van de auto’s die
voor u rijden.
– Als het erg hard regent, wordt
ook het zicht beperkt. Ontsteek in
dat geval, ook overdag, het dimlicht,
om de zichtbaarheid voor anderen te
vergroten.
– Rijd niet met hoge snelheid door
plassen en houd het stuur stevig
vast. Als u met hoge snelheid door
een plas rijdt, kunt u door vermin-dering van grip de controle over de
auto verliezen (“aquaplaning”).
– Zet de bedieningsknoppen van de
klimaatregeling op ontwasemen (zie
het hoofdstuk “Wegwijs in uw
auto”), zodat u een goed zicht
houdt.
– Controleer regelmatig de conditie
van de ruitenwisserbladen.
IN DE MIST RIJDEN
Vermijd, indien mogelijk, het rij-
den in dichte mist.
Tips bij nevel, mist of kans op
mistbanken:
– Beperk uw snelheid.
– Ontsteek, ook overdag, het dim-
licht en indien nodig de mistachter-
lichten en de mistlampen voor.
Gebruik niet het grootlicht.BELANGRIJKDoof bij stukken
met goed zicht de mistachterlichten
om de weggebruikers achter u niet te
hinderen.
Denk eraan dat mist de wegen ook
nat maakt, waardoor manoeuvres
moeilijker uit te voeren zijn en de
remweg langer is:
– Houd ruim afstand van de auto’s
voor u;
– Voorkom zoveel mogelijk abrup-
te snelheidswisselingen;
– Vermijd zoveel mogelijk het
inhalen van andere voertuigen;
– Als u plotseling moet stoppen (bij
een defect, door sterke vermindering
van het zicht, enz.), tracht dan toch
buiten de rijstrook te stoppen. Zet
vervolgens de waarschuwingsknip-
perlichten aan en, zo mogelijk, de
dimlichten;
– Druk in een rustig ritme op de
claxon als u een andere auto denkt
te zien.
Page 146 of 246

142
IN DE BERGEN RIJDEN
Enkele belangrijke tips:
– Rem zoveel mogelijk op de motor
af en rijd in een lage versnelling
bergafwaarts. Daarmee voorkomt u
dat de remmen oververhit raken.
– Rijd nooit naar beneden met
afgezette motor of met de versnel-
lingspook in de vrijstand, en abso-
luut nooit met uitgenomen contact-
sleutel.
– Rijd met een matige snelheid, en
vermijd het “afsnijden” van boch-
ten.
– Denk eraan dat bergopwaarts
inhalen veel langzamer gaat en dat
de weg daarom langer vrij moet zijn.
Als u wordt ingehaald terwijl u berg-
opwaarts rijdt, geef de passerende
auto dan de ruimte.MET SNEEUW EN IJS RIJDEN
Enkele belangrijke tips:
– Rijd met zeer matige snelheid.
– Houd ruim afstand van de auto’s
voor u.
– Monteer sneeuwkettingen als u
op besneeuwde wegen rijdt; zie de
paragraaf “Sneeuwkettingen” in dit
hoofdstuk.
– Blijf niet te lang met een draaien-
de motor in diepe sneeuw stilstaan.
De sneeuw kan de afvoer van uit-
laatgas verhinderen, waardoor dit in
het interieur terecht kan komen.
– Rem bij voorkeur op de motor af
en vermijd bruusk remmen.
– Vermijd snel optrekken en plot-
seling van richting veranderen.– In de winter kan op schijnbaar
droge wegen toch ijs liggen. Let
daarom vooral goed op de delen van
de weg die door de aanwezigheid
van bomen of rotsen weinig zon krij-
gen, waardoor ijs kan blijven liggen.
MET ABS RIJDEN
Het ABS is een voorziening op het
remsysteem die twee belangrijke
voordelen biedt:
1)Het voorkomt het blokkeren en
daarmee het slippen van de wielen
bij een noodstop en in omstandighe-
den waarbij de grip op het wegdek
beperkt is.
2)Het houdt de auto tijdens het
remmen bestuurbaar. Hierdoor kunt
u tijdens het remmen obstakels ont-
wijken of van richting veranderen,
mits de grip van de banden dit toe-
laat.
Page 147 of 246

143
Enkele belangrijke tips:
– Bij een noodstop of bij vermin-
derde grip voelt u een lichte trilling
in het rempedaal: dit is het signaal
dat het ABS werkt. Laat het pedaal
niet los, maar blijf het ingetrapt
houden zodat het remsysteem conti-
nu werkt.
– Het ABS voorkomt het blokkeren
van de wielen, maar verhoogt de
grip van de banden op het wegdek
niet. Houd daarom ook met auto’s
met ABS een veilige afstand van de
auto’s die voor u rijden en beperk de
snelheid voor u een bocht inrijdt.
Het ABS dient om de bestuurbaar-
heid van de auto te verbeteren, en
niet om harder te rijden.KOSTENBESPARING EN BEPERKING VAN
DE UITSTOOT VAN SCHADELIJKE UIT-
LAATGASSEN
Banden
Controleer regelmatig, ten minste
een keer per maand, de spanning
van de banden. Als de spanning te
laag is, wordt de weerstand groter en
neemt het verbruik toe. Bovendien
slijten hierdoor de banden sneller en
verslechtert de wegligging van de
auto, waardoor de veiligheid in
gevaar kan worden gebracht.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen
bagageruimte. Het gewicht van de
auto (vooral in stadsverkeer) en de
wieluitlijning hebben grote invloed
op het brandstofverbruik en de sta-
biliteit. Hierna volgen enkele nuttige tips,
waardoor de kosten aan de auto zo
laag mogelijk blijven en de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen zoveel
mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Doelmatig onderhoud is een beslis-
sende factor voor een lange levens-
duur, de beste prestaties en een zo
zuinig mogelijk gebruik van de auto.
Laat daarom tijdig de in het onder-
houdsschema aangegeven werk-
zaamheden uitvoeren (zie bougies,
lucht-/brandstoffilter, klepspeling,
enz.). Zie voor het onderhoudssche-
ma het hoofdstuk “Onderhoud van
de auto”.
Page 148 of 246

144
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidra-
ger als u deze niet meer gebruikt. Ze
verminderen de aërodynamica van
de auto, waardoor het brandstofver-
bruik toeneemt. Gebruik voor het
vervoer van volumineuze voorwer-
pen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties
alleen als u ze nodig hebt. De ach-
terruitverwarming, de verstralers, de
ruitenwissers en de airconditioning
vragen veel stroom, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt (tot aan
25% in stadsverkeer).Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer
veel energie, waardoor de motor
zwaar wordt belast en het brandstof-
verbruik sterk toeneemt (met
gemiddeld 20%). Gebruik wanneer
de buitentemperatuur het toelaat bij
voorkeur de functies van het ventila-
tiesysteem.
Aërodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde
aërodynamische accessoires kan de
aërodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal
toenemen.RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat,
niet warmdraaien met stationair toe-
rental en ook niet met een verhoogd
toerental: onder deze omstandighe-
den warmt de motor veel langzamer
op, terwijl het verbruik en de
schadelijke uitlaatgasemissie toene-
men. Het is beter om rustig weg te
rijden en geen hoge toerentallen te
gebruiken. Op deze manier warmt
de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u
stilstaat voor een stoplicht of voor-
dat u de motor afzet. Deze handeling
heeft, evenals het overschakelen met
tussengas, geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen.
Page 149 of 246

145
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg
het toelaten de hoogste versnelling.
Het inschakelen van een lage ver-
snelling voor een snelle acceleratie
verhoogt het brandstofverbruik.
Op dezelfde wijze neemt bij het
oneigenlijke gebruik van een te hoge
versnelling, het verbruik en de
schadelijke uitlaatgasemissie toe.
Bovendien slijt de motor hierdoor
sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aan-
zienlijk toe bij een hogere snelheid:
als de snelheid wordt verhoogd van
90 naar 120 km/h, neemt het
brandstofverbruik met ongeveer
30% toe. Rijd daarom zoveel moge-
lijk met een gelijkmatige snelheid,
vermijd overbodig remmen en
optrekken. Dit kost brandstof en
verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen. Wij raden u daarom
aan om rustig te rijden en een veili-
ge afstand te bewaren van de auto’s
die voor u rijden, waardoor u tijdig
kunt reageren op gevaarlijke situ-
aties.Acceleratie
Met vol gas optrekken waarbij de
motor met hoge toerentallen draait,
kost veel brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgas-
sen. Het is beter geleidelijk op te
trekken.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud
starten bereikt de motor niet de opti-
male bedrijfstemperatuur. Hierdoor
neemt niet alleen het brandstofver-
bruik toe (van 15 tot aan 30% in
stadsverkeer) maar ook de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen.Verkeerssituatie en conditie van
het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij
filerijden, waarbij overwegend lage
versnellingen worden gebruikt, of in
de stad waar zich veel verkeerslich-
ten bevinden, zal het brandstofver-
bruik aanzienlijk hoger zijn.
Bochtige trajecten, bergwegen en
een slecht wegdek verhogen even-
eens het brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv.
voor spoorwegovergangen), is het
raadzaam de motor uit te zetten.
Page 150 of 246

146
ECONOMISCH EN MILIEUBEWUST
RIJDEN
VOORZORGSMAATREGELEN
VOOR
HET BEHOUD VAN DE EMIS-
SIEREDUCTIESYSTEMEN
De correcte werking van deze sys-
temen is niet alleen belangrijk voor
het milieu, maar ook voor het rende-
ment van de auto. Het in goede con-
ditie houden van de systemen is de
belangrijkste voorwaarde voor
milieubewust en economisch rijden.
De eerste eis is dat u zich te allen
tijde houdt aan het geprogrammeerd
onderhoudsschema.
Gebruik voor de benzinemotoren
uitsluitend loodvrije benzine (95
RON). Gebruik voor de JTD-moto-
ren uitsluitend speciale dieselbrand-
stof (EN590-specificatie). Het milieu is één van de uitgangs-
punten geweest bij de ontwikkeling
van de Lancia Phedra. Het is niet
voor niets dat de resultaten van zijn
uitlaatgasreinigingssystemen boven
de geldende normen liggen.
Het milieu heeft recht op maxima-
le aandacht van iedereen.
De automobilist kan door enkele
simpele aanwijzingen op te volgen,
voorkomen dat hij/zij onnodig scha-
de aan het milieu toebrengt. Vaak
wordt door die aanwijzingen ook het
brandstofverbruik beperkt.
Over dit onderwerp vindt u hierna
diverse nuttige tips, die een geheel
vormen met de tips met het symbool
#, die u in de diverse hoofdstukken
van dit boekje kunt vinden.
We vragen uw aandacht voor al
deze tips.Als het starten problemen oplevert,
blijf dan niet proberen. Vermijd
aanduwen, aanslepen of rollend
starten: al deze handelingen kunnen
de katalysator beschadigen.
Maak bij een noodstart uitsluitend
gebruik van een hulpaccu.
Als de motor tijdens het rijden
“slecht loopt”, rijd dan zeer rustig
zodat de motor zo min mogelijk
wordt belast en wendt u zo snel
mogelijk tot een Lancia-dealer.
Als het waarschuwingslampje van
de brandstofreserve brandt, tank
dan zo snel mogelijk. Een laag
brandstofniveau kan een onregelma-
tige brandstoftoevoer veroorzaken,
waardoor de temperatuur van de
uitlaatgassen stijgt; hierdoor kan de
katalysator ernstig beschadigen.