Lancia Thesis 2004 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2004, Model line: Thesis, Model: Lancia Thesis 2004Pages: 382, PDF Size: 4.74 MB
Page 171 of 382

167
of omdat de knop OFFis ingedrukt,
blijft ook het lampje Bgedoofd.
Inschakelduur
Als u op de toets ONvan de
afstandsbediening drukt, wordt
altijd de laatst opgeslagen inscha-
kelduur ingeschakeld.
Als u wilt weten wat de opgeslagen
inschakelduur is, moet u binnen 1
seconde gelijktijdig de toetsen ON
en OFF op de afstandsbediening 3
keer na elkaar indrukken. Laat de knoppen los en tel hoeveel
keer lampje Bknippert.
Als u na de laatste keer knipperen
de toets OFFindrukt, wordt de vol-
gende inschakelduur opgeroepen
(zie de tabel). Als u de toetsen
ON en OFF onge-
veer 10 seconden ingedrukt houdt,
totdat het lampje Bdooft, wordt de
standaard inschakeltijd van 30
minuten ingesteld.
Aantal keren dat lampje B knippert
1
2
3
4
5
6 Inschakelduur verwarming
10 minuten
20 minuten
30 minuten
40 minuten
50 minuten
60 minuten
Page 172 of 382

168
Batterijen controleren en vervan-
gen
De lading van de batterijen wordt
telkens als u op de toets ON of OFF
drukt, automatisch gecontroleerd. Als
lampje Boranje knippert, dan zijn de
batterijen bijna leeg en moeten ze
worden vervangen.
De batterijen moeten worden ver-
vangen door exemplaren van het-
zelfde type, die normaal in de handel
verkrijgbaar zijn. Batterijen vervangen:
– verwijder het dekseltje aan de
achterzijde van de afstandsbedie-
ning, door het in de richting van de
pijl te drukken (de pijl staat op het
deksel zelf)
– verwijder de lege batterijen en
onthoud de plaats
– plaats de nieuwe batterijen met
de pluspool (+) naar de antenne van
de afstandsbediening gericht
– plaats het dekseltje en druk het in
de zitting.
EXTRA AFSTANDSBEDIENIN-
GEN BESTELLEN
De ontvanger van de verwarming
kan maximaal 3 afstandsbedienin-
gen herkennen. Wendt u voor het
aanvragen van nieuwe afstandsbe-
dieningen of voor de vervanging van
de geleverde afstandsbediening tot
de Lancia-dealer. Functie “standverwarming”
Als de hulpverwarming werkt als
“standwarming”, maakt het systeem
bij uitgezette motor gebruik van de
warmte van de koelvloeistof en de
werking van de elektrische pomp
voor de circulatie van de vloeistof,
de automatische regeling van de
luchtverdeling (als deze niet hand-
matig is ingesteld) en het uitschake-
len van de recirculatie.
Deze functie kan worden ingescha-
keld via het telematica-infosysteem
met een speciaal menu dat beschik-
baar is als de sleutel in stand MAR
staat en de motor draait of is uitge-
zet; de functie kan echter alleen bij
een uitgezette motor worden inge-
schakeld.
Om het noodzakelijke comfort te
garanderen, kan deze functie alleen
worden ingeschakeld als de tempe-
ratuur van de koelvloeistof tussen 50
en 70 °C is. Als de temperatuur lager
is dan 50 °C, schakelt de regeleen-
heid de verwarming in; als de tem-
peratuur hoger is dan 70 °C, scha-
kelt de regeleenheid de verwarming
uit en laat alleen de pomp werken
voor de circulatie van de vloeistof.
Lege batterijen zijn
schadelijk voor het
milieu. Ze moeten in een
batterijenbak of chemobox wor-
den gedeponeerd. Vermijd bloot-
stelling aan open vuur en hoge
temperaturen. Houd ze buiten het
bereik van kinderen.
Page 173 of 382

169
De functie “standverwarming”
wordt automatisch uitgeschakeld bij
één van de volgende omstandighe-
den:
– starten van de motor;
– overschrijding van de inschakel-
duur (ongeveer 30 minuten) van de
verwarming en/of de vloeistofpomp;
– verzoek om uitschakeling door de
gebruiker via het commando STOP
op het telematica-infosysteem;
– storing gesignaleerd door de regel-
eenheid van de verwarming;
– gedeeltelijke ontlading van de
accu of defecte dynamo. Directe werking
De gebruiker kan handmatig de
hulpverwarming in- of uitschakelen.
De hulpverwarming schakelt na 30
minuten automatisch uit, als de ver-
warming niet eerder door de gebrui-
ker is uitgeschakeld.
Als deze functie wordt ingescha-
keld, kan de tijdschakelaar niet wor-
den geprogrammeerd.
Als de gebruiker de directe werking
bij geactiveerde tijdschakeling
inschakelt, wordt de tijdschakelaar
stilgezet en blijft de verwarming
werken. De overgebleven tijd van de
tijdschakelaar opgeteld bij de tijd
dat de directe werking is ingescha-
keld, mag niet meer dan 60 minuten
zijn. Als de gebruiker bij een bijna lege
brandstoftank de directe werking
inschakelt, wordt de gebruiker op
deze situatie geattendeerd door mid-
del van een bericht. Bovendien
wordt de gebruiker gevraagd de
functie te bevestigen: de verwarming
wordt alleen ingeschakeld als de
gebruiker de functie heeft bevestigd.
Deze procedure wordt ook geacti-
veerd als de brandstoftank in reser-
ve komt tijdens de directe werking.
Page 174 of 382

170
WERKING BIJ
DRAAIENDE MOTOR
Functie “Extra verwarming”Deze functie ondersteunt de opwar-
ming van de motorkoelvloeistof
direct na het starten of tijdens het
rijden zodat de motor bij koud weer
sneller op bedrijfstemperatuur komt
en in het interieur sneller een com-
fortabele temperatuur wordt
bereikt. Deze functie kan alleen worden
ingeschakeld als de volgende
omstandigheden zich gelijktijdig
voordoen:
– de contactsleutel staat in stand
MAR
– de motor draait
– de koelvloeistoftemperatuur lager
is dan 30 °C – de op het display ingestelde tem-
peratuur van de klimaatregeling
(bestuurders- of passagierszijde) is
hoger dan die in het interieur.
De werking wordt automatisch uit-
geschakeld bij één van de volgende
omstandigheden:
– de koelvloeistoftemperatuur is
hoger dan 70 °C
– de regeleenheid van de verwar-
ming signaleert een storing in de
hulpverwarming.
Page 175 of 382

171
Max. calorisch vermogen
Beperkt calorisch vermogen
Nominale bedrijfsspanning
Stroomopname bij werking
Stroomopname bij rust
Bedrijfsspanning
Bedrijfstemperatuur
Brandstofverbruik
Gewicht
Geluidsproductie
ongeveer 5 kW
ongeveer 2,5 kW
12 V
45W bij 13,5V; 34W bij 12V
1mA (5mA met radio-ontvanger)
10,25V ± 0,25V ÷ 15,50V ± 0,25V
van - 40º C ± 2% tot 70º C ± 2%
bij beperkt vermogen 0,25 kg/h
bij maximaal vermogen 0,5 kg/h
2,9 kg
51 db.
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 176 of 382

172
BEDIENINGS ORGANEN
WAARSCHUWINGSKNIPPER
-
LICHTEN (fig. 120)
Druk voor inschakeling op schake-
laar A, onafhankelijk van de stand
van de contactsleutel.
Als dit systeem is ingeschakeld, gaan
de schakelaar en de controlelampjes
van de richtingaanwijzers op het in-
strumentenpaneel branden.
Druk opnieuw op de schakelaar
om het systeem uit te schakelen.
BELANGRIJK Het gebruik van de
waarschuwingsknipperlichten is
afhankelijk van de wetgeving van
het land waarin u zich bevindt.
Houdt u aan de voorschriften. MISTLAMPEN VOOR (fig. 121)
Druk bij ingeschakelde buitenver-
lichting op knop Aom de mistlampen
voor in te schakelen.
Als de mistlampen voor zijn inge-
schakeld, brandt lampje 5op het in-
strumentenpaneel.
Als tijdens het rijden bij ingescha-
kelde mistlampen voor de buitenver-
lichting wordt uitgeschakeld, schake-
len ook de mistlampen voor uit. De
lampen schakelen pas weer in als u
opnieuw de buitenverlichting inscha-
kelt.
Als u de contactsleutel in stand
STOP draait, schakelen de mistlam-
pen voor automatisch uit. De lampen
schakelen pas weer in als na het starten
opnieuw op knop Awordt gedrukt. Druk knop
Anogmaals in om de
mistlampen voor uit te schakelen.
BELANGRIJK Houdt u bij het
gebruik van de mistlampen voor aan
de geldende verkeersvoorschriften.
Het systeem voldoet aan de EU-nor-
men.
MISTACHTERLICHTEN (fig.
122)
Druk op knop Avoor in-/uitscha-
keling. De mistachterlichten werken
alleen als het dimlicht en/of de mist-
lampen voor zijn ingeschakeld.
Als de mistachterlichten zijn inge-
schakeld, brandt lampje 4op het
instrumentenpaneel.
fig. 120
L0A0103b
fig. 121
L0A0200b
fig. 122
L0A0201b
Page 177 of 382

173
De mistachterlichten schakelen
automatisch uit als u de motor uitzet
of als u het dimlicht of de mistlam-
pen voor uitschakelt. Als u de motor
weer start of het dimlicht of de mist-
lampen voor weer inschakelt, moet u
opnieuw op de knop drukken om de
mistachterlichten weer in te schake-
len.
BELANGRIJK De mistachterlich-
ten kunnen hinderlijk zijn voor de
weggebruikers achter u. Doof daar-
om bij stukken met goed zicht de
mistachterlichten.
BELANGRIJK Houdt u bij het
gebruik van de mistachterlichten
aan de geldende verkeersvoorschrif-
ten. Het systeem voldoet aan de EU-
normen. LICHTSTERKTEREGELING
INSTRUMENTENPANEEL
(fig. 123)
Draai met ingeschakelde buitenver-
lichting draaiknop
Aomhoog of
omlaag om respectievelijk de licht-
sterkte van het instrumentenpaneel
te verlagen of te verhogen. ACHTERRUITVERWARMING
(fig. 124)
Druk op knop Avoor in-/uitscha-
keling. Als de achterruitverwarming
is ingeschakeld, brandt het lampje
op de knop.
De achterruitverwarming schakelt
na ongeveer 20 minuten automa-
tisch uit.
Bij ingeschakelde achterruitver-
warming gaat ook de verwarming
van de elektrisch bedienbare buiten-
spiegels werken.
fig. 123
L0A0202b
fig. 124
L0A0198b
Page 178 of 382

174
BRANDSTOF-
NOODSCHAKELAAR (fig. 125)Deze veiligheidsschakelaar springt
omhoog bij een ongeval, waardoor
de toevoer van brandstof wordt
gestopt en de motor afslaat.
Bovendien wordt hiermee voorko-
men dat bij leidingbreuken tijdens
een ongeval brandstoflekkage ont-
staat.
Draai na een ongeval de contact-
sleutel in stand STOPom te voorko-
men dat de accu ontlaadt. Als u geen brandstoflekkage waar-
neemt en de auto kan nog verder rij-
den, til dan het deksel Alinks van de
bestuurdersstoel omhoog en druk op
knop Bom de brandstoftoevoer weer
te herstellen.
ONTGRENDELING VAN DE
SLOTEN BIJ EEN ONGEVAL
De veiligheidsschakelaar schakelt
bij een ongeval ook de centrale por-
tiervergrendeling uit, waardoor het
interieur van buitenaf bereikbaar
blijft. De mechanische verbin-
dingen van de handgre-
pen aan de buitenkant
werken alleen als de portieren
ontgrendeld zijn. Als de
bestuurder de centrale portier-
vergrendeling van binnenuit
heeft ingeschakeld en bij een
ongeval de veiligheidsschakelaar
de centrale portiervergrendeling
niet heeft kunnen uitschakelen
door lekkage of beschadiging aan
de accu, kan het interieur van
buitenaf niet meer bereikt wor-
den.
Het openen van de por-
tieren van buitenaf is in
ieder geval afhankelijk
van de staat van de portieren na
een ongeval: als een portier ver-
vormd is, kan het onmogelijk zijn
het portier te openen ook als het
slot is ontgrendeld. Probeer in
dat geval de andere portieren te
openen.
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of
merkt dat het brandstof-
systeem lekt, druk dan de scha-
kelaar niet weer terug, zodat
brand wordt voorkomen.
fig. 125
L0A0273b
Page 179 of 382

175
AUTOMATISCHE HANDREM
EPB (fig. 126)De auto is uitgerust met een automa-
tische handrem EPB (Electric Parking
Brake) die inschakelt als de motor
wordt uitgezet en uitschakelt als bij
draaiende motor het gaspedaal wordt
ingetrapt en, bij uitvoeringen met
handgeschakelde versnellingsbak,
gelijktijdig het koppelingspedaal wordt
losgelaten. De handrem kan ook hand-
matig worden uitgeschakeld door op
knop Aop de middenconsole te druk-
ken bij een draaiende motor of met de
contactsleutel in stand MAR.
Na het handmatig uitschakelen van de
handrem, wordt bij het openen van het
bestuurdersportier de handrem auto-
matisch weer ingeschakeld en moet
opnieuw op knop Aworden gedrukt om
de handrem uit te schakelen. De knop is tamelijk breed waardoor de
handrem in noodgevallen snel bediend
kan worden, ook door de passagier.
De voordelen van dit systeem ten
opzichte van de traditionele handrem
zijn talrijk:
– er is geen enkele kracht nodig om de
automatische handrem in- of uit te
schakelen
– de prestaties van de automatische
handrem zijn onder alle gebruiksom-
standigheden altijd maximaal, in tegen-
stelling tot de traditionele handrem,
waarbij alleen gegarandeerd kan wor-
den dat de auto volledig op zijn plaats
wordt gehouden als de handrem volle-
dig is aangetrokken
– de automatische handrem wordt
bediend via elektrische kabels, waar-
door alle problemen met betrekking tot
de mechanische bedieningskabels, zoals
afstellen, bevriezen of losschieten zijn
uitgesloten
– een grotere veiligheid dank zij het
geavanceerde elektronische controlesys-
teem (gelijk aan dat voor het ABS) dat
het blokkeren van de wielen voorkomt
als de handrem tijdens het rijden wordt
ingeschakeld
– een grotere veiligheid als de auto
geparkeerd staat en kinderen in de auto
worden achtergelaten; de handrem kan niet worden uitgeschakeld als de con-
tactsleutel in stand
STOPstaat of is uit-
genomen.
– het systeem heeft functies die auto-
matisch worden geregeld en waarover
de andere systemen niet beschikken. De
functies worden hierna vermeld.
Als de handrem is ingeschakeld,
brandt met de contactsleutel in stand
MAR op het instrumentenpaneel het
lampje x.
Het lampje gaat branden als de hand-
rem zijn maximale remkracht heeft
bereikt en dooft als, na het loslaten, de
handrem volledig is uitgeschakeld.
Anders dan bij de traditionele handrem,
waarbij het controlelampje al gaat bran-
den als de handrem slechts een stukje
wordt aangetrokken, gaat bij het EPB-
systeem het lampje alleen branden als
de auto volledig geblokkeerd staat.
De in-/uitschakeling van de handrem
gaat gepaard met een specifiek geluid
dat de bestuurder op de in-/uitschake-
ling attendeert; de handrem is volledig
in- of uitgeschakeld als het geluid
ophoudt.
fig. 126
L0A0197b
Houd tijdens het inscha-
kelen van de handrem het
rempedaal altijd inge-
trapt.
Page 180 of 382

176
Automatische inschakelingDe handrem wordt automatisch
ingeschakeld als u de motor uitzet en
schakelt daarna niet uit, ook niet als
u op knop Adrukt. Pas nadat de
contactsleutel in stand MARis
gedraaid, kan de handrem worden
uitgeschakeld door op deze knop te
drukken.
De handrem wordt ook automa-
tisch ingeschakeld als bij een draai-
ende motor het bestuurdersportier
wordt geopend. Op deze manier is de
auto veilig als de bestuurder de auto
bij draaiende motor verlaat (hek
openen, garage openen, enz.).
Automatische uitschakeling
Als een versnelling is ingeschakeld,
wordt de handrem automatisch los-
gezet na het intrappen van het gas-
pedaal en bij uitvoeringen met
handgeschakelde versnellingsbak,
gelijktijdig met het loslaten van het
koppelingspedaal. De regeleenheid
zorg ervoor, met behulp van een
geïntegreerde hellingshoeksensor,
dat de handrem geleidelijk wordt
losgezet in overeenstemming met de
helling van de weg. Hierdoor worden ongecontroleerde bewegingen of
ongewenst achteruitrijden voorko-
men.
Op deze wijze wordt het bergop-
waarts wegrijden makkelijker: u
hoeft namelijk alleen de handrem
met de hand in te schakelen, als deze
nog niet automatisch was ingescha-
keld in de hiervoor beschreven
gevallen, en het gaspedaal in te trap-
pen (laat gelijktijdig het koppelings-
pedaal los bij uitvoeringen met
handgeschakelde versnellingsbak)
zonder dat u de handrem met de
hand geleidelijk moet loszetten zoals
bij traditionele handremmen.
BELANGRIJK In enkele situaties,
bijv. als in de rijrichting van de auto
zich een obstakel dicht bij de auto
bevindt, kan het noodzakelijk zijn
dat de handrem met de hand moet
worden uitgeschakeld zonder de
hulp in te roepen van het automati-
sche systeem en de auto op zijn
plaats te houden met de voetrem,
zoals normaal gedaan wordt bij
auto’s met traditionele handrem. Automatische werking uitscha-
kelen
Als u de auto bij draaiende motor
en uitgeschakelde handrem moet
verlaten (zoals verzocht wordt in
enkele wastunnels), druk dan op
knop Anadat het bestuurdersportier
is geopend.
Als daarentegen de automatische
inschakeling van de handrem bij uit-
gezette motor moet worden uitge-
schakeld om de auto met de hand in
beweging te krijgen (bijv. in een
garage of wastunnel), kan de
betreffende functie in het menu van
het CONNECT worden uitgescha-
keld. De automatische functie kan
alleen worden uitgeschakeld als de
contactsleutel in stand MARstaat en
de auto stilstaat; druk op de knop
SETUP, selecteer “Andere instel-
lingen”, schakel de functie “Auto-
matische handrem” uit en druk op
“OK”. De automatische werking kan
ook als volgt worden uitgeschakeld:
– draai de contactsleutel in stand
STOP (de handrem wordt ingescha-
keld)