Lancia Thesis 2004 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2004, Model line: Thesis, Model: Lancia Thesis 2004Pages: 382, PDF Size: 4.74 MB
Page 161 of 382

157
De klimaatregeling kan ook wor-
den uitgeschakeld met het bedie-
ningspaneel achter, indien beschik-
baar: druk meerdere keren op toets
7 (fig. 118) of houd de toets inge-
drukt totdat op het display alle
streepjes van de aanjager doven en
het opschrift OFFverschijnt.
Druk om het bedieningspaneel
achter uit te schakelen opnieuw op
de toets REAR; het lampje op de
toets dooft en het bedieningspaneel
van de passgier voor is weer beschik-
baar.
Toets voor in-/uitschakeling
luchtrecirculatie
(3 fig. 117)
Er zijn drie mogelijkheden:
– automatische werking (linker
lampje op de toets brandt);
– automatische inschakeling (recir-
culatie altijd ingeschakeld); het
rechter lampje op de toets brandt; – automatische uitschakeling
(recirculatie altijd uitgeschakeld met
luchttoevoer van buiten); beide
lampje op de toets zijn gedoofd.
Deze drie mogelijkheden kunnen
worden ingeschakeld door meerdere
keren op de recirculatietoets 3te
drukken.
Als de recirculatiefunctie automa-
tisch door het systeem wordt gere-
geld, dan blijft het linker lampje op
de recirculatieknop altijd branden,
terwijl het rechter lampje afhanke-
lijk van de werking van de recircula-
tiefunctie (in- of uitgeschakeld)
blijft branden of gedoofd is.
Bij de automatische werking wordt
de recirculatie automatisch inge-
schakeld vooral als de luchtkwali-
teitsensor de aanwezigheid van ver-
vuilde lucht signaleert, bijvoorbeeld
tijdens het rijden in de stad, in een
file, in tunnels en als de ruiten-
sproeiers worden ingeschakeld (met
de typische zeepgeur). Als bovendien de compressor is
ingeschakeld en de buitentempera-
tuur hoger is dan 5 °C, wordt, als de
snelheid van de auto onder 6 km/h
komt, de recirculatie uitgeschakeld
om de voorkomen dat vervuilde
lucht van het uitlaatgas in het interi-
eur dringt. Als de snelheid van de
auto boven 12 km/h komt, worden
de functies die hiervoor automatisch
werden geregeld, weer hervat.
Als de recirculatie langdurig is
ingeschakeld (langer dan 15 minu-
ten achter elkaar), wordt de recircu-
latie om veiligheidsredenen automa-
tisch uitgeschakeld, zodat de lucht
in het interieur ververst kan worden.
Als de handmatige bediening van
de recirculatie is ingesteld (linker
lampje op toets gedoofd), dooft op
het display het opschrift FULL.
Page 162 of 382

158
BELANGRIJKMet uitgeschakelde
aircocompressor is het niet mogelijk
lucht in het interieur in te voeren
met een temperatuur die lager is dan
de buitentemperatuur; bovendien
kunnen (in bijzondere omstandighe-
den) de ruiten zeer snel beslaan
omdat de lucht niet gedroogd kan
worden.
De uitschakeling van de aircocom-
pressor blijft in het geheugen opge-
slagen, ook na het afzetten van de
motor. De automatische werking
van de aircocompressor wordt auto-
matisch hervat als u opnieuw toets √
of toets AUTOindrukt (in het laat-
ste geval worden de overige hand-
matig ingestelde instellingen uitge-
schakeld); het lampje op de toets √
dooft.
BELANGRIJK
Met de recirculatie-
functie kunnen, afhankelijk van de
werking van het systeem (verwar-
ming of koeling van het interieur),
de gewenste omstandigheden sneller
worden bereikt. Het is echter niet
raadzaam deze functie handmatig in
te schakelen op regenachtige of
koude dagen, omdat dan de ruiten
aan de binnenzijde aanzienlijk snel-
ler kunnen beslaan, vooral als de
airconditioning niet is ingeschakeld.
Bij bepaalde weersom-
standigheden (bijvoor-
beeld lage buitentempe-
ratuur of hoge luchtvochtigheid)
en als de recirculatie in het inte-
rieur automatisch wordt gere-
geld, kunnen de ruiten beslaan.
Druk in dat geval op de recircu-
latieknop om de recirculatie
handmatig uit te schakelen
(beide lampjes op de knop doven)
en vergroot eventueel de lucht-
stroom naar de voorruit. Toets voor uitschakeling airco-
compressor (7 fig. 117)
Als u op de toets √drukt als het
lampje op de toets brandt, wordt de
aircocompressor uitgeschakeld en
dooft het lampje. Als u nogmaals op
de toets drukt als het lampje gedoofd
is, wordt de inschakeling van de
compressor weer automatisch door
het systeem geregeld; dit wordt aan-
gegeven door het gaan branden van
het lampje op de toets.
Als de aircocompressor wordt uit-
geschakeld als het systeem de inge-
stelde temperatuur niet langer kan
handhaven, dooft het opschrift
FULL AUTO op het display en
wordt de recirculatie uitgeschakeld
om het eventuele beslaan van de rui-
ten te voorkomen. Als de ingestelde
temperatuur echter gehandhaafd
kan blijven, blijft het opschrift
FULL op het display verlicht.
Page 163 of 382

159
Bij uitgeschakelde compressor kan
de in het interieur ingevoerde lucht
niet gekoeld worden. Er zijn nu twee
mogelijkheden:
– als de buitentemperatuur lager is
dan de ingestelde temperatuur,
werkt het systeem normaal en kan
het de ingestelde temperatuur berei-
ken en handhaven, ook bij uitge-
schakelde compressor;
– als de buitentemperatuur hoger is
dan de ingestelde temperatuur, kan
het systeem niet aan de wens vol-
doen. Dit wordt aangegeven door het
knipperen van de ingestelde tempe-
ratuur op het display.
Als de compressor is uitgeschakeld
kan de aanjagersnelheid handmatig
op nul worden gezet, terwijl als de
compressor bij draaiende motor
wordt ingeschakeld, de aanjager-
snelheid niet onder de minimale
waarde (één streepje op het display)
kan zakken. Toets voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de
ruiten (15 fig. 117)
Als u deze toets indrukt, schakelt
de klimaatregeling automatisch alle
functies in die noodzakelijk zijn voor
het snel ontdooien/ontwasemen van
de voorruit en de zijruiten voor.
D.w.z. dat het systeem:
– de aircocompressor inschakelt;
– de luchtrecirculatie, indien inge-
schakeld, uitschakelt;
– de maximale luchttemperatuur
(HI) op beide displays instelt;
– een aanjagersnelheid inschakelt
op basis van de koelvloeistoftempe-
ratuur, om toevoer van nog te koude
lucht voor de ontwaseming van de
ruiten, te beperken;
– de luchtstroom naar de lucht-
roosters voor de voorruit en de zij-
ruiten voor leidt;
– de achterruit- en de spiegelverwar-
ming en de verwarming van de sproei-
ermonden inschakelt. De functie voor snelle ontwase-
ming/ontdooiing van de ruiten blijft
ongeveer 3 minuten ingeschakeld
nadat de koelvloeistoftemperatuur
boven 50°C is gekomen (benzine-
uitvoeringen) of 35°C (JTD-uitvoe-
ringen).
Als de functie voor maximale ont-
waseming/ontdooiing is ingescha-
keld, gaan het lampje op de
betreffende toets en het lampje op de
toets van de achterruitverwarming
branden en doven het lampje op de
recirculatietoets en het lampje op
toets √. Bovendien dooft op het dis-
play het opschrift FULL AUTO.
Als de functie voor maximale ont-
waseming/ontdooiing is ingescha-
keld, kunnen alleen de aanjagersnel-
heid en de uitschakeling van de ach-
terruitverwarming handmatig wor-
den geregeld.
Als u daarentegen opnieuw op de
toets voor maximale ontwaseming/
ontdooiing drukt of op de recircula-
tietoets of de toets voor uitschake-
ling van de compressor, schakelt het
systeem de functie voor maximale
ontwaseming/ontdooiing uit, en
Page 164 of 382

160
worden de functies die hiervoor
waren ingesteld weer geactiveerd en
eventueel ook de laatst ingestelde
functie.
Toets voor ontwaseming/ -
ontdooiing achterruit en buiten-
spiegels (12 fig. 117)
Als u deze toets indrukt, dan wor-
den de achterruit- en de spiegelver-
warming ingeschakeld. Het lampje
op de toets gaat branden als deze
functie wordt ingeschakeld.
De functie schakelt na ongeveer 10
minuten automatisch uit, of als
opnieuw de toets wordt ingedrukt.
De functie wordt ook uitgeschakeld
als u de motor uitzet en blijft uitge-
schakeld als u de motor opnieuw
start.
BELANGRIJK Plak geen stickers
of andere plaatjes op de elektrische
weerstandsdraden aan de binnenzij-
de van de achterruit, om beschadi-
ging van de achterruitverwarming te
voorkomen. Systeem uitschakelen (OFF)
De klimaatregeling wordt uitgescha-
keld als u toets 14 (fig. 117) voor de
aanjager op het bedieningspaneel voor
of toets 7 (fig. 118) op het bedienings-
paneel achter ten minste 2 seconden
ingedrukt houdt; op het display doven
alle streepjes van de aanjager en ver-
schijnt het opschrift OFFterwijl het
rechter lampje op de recirculatieknop
gaat branden.
Als de airconditioning is uitgescha-
keld:
– zijn de lampjes op de recirculatie-
toets en de toets voor uitschakeling
van de compressor gedoofd;
– zijn de displays van de ingestelde
temperaturen donker;
– is de recirculatie ingeschakeld,
waarbij geen lucht van buiten bin-
nenkomt;
– is de aircocompressor uitgescha-
keld;
– is de aanjager uitgeschakeld.
Ook bij uitgeschakeld systeem kan
de achterruitverwarming op de nor-
male manier worden in- of uitge-
schakeld. BELANGRIJK
Als de airconditio-
ning is uitgeschakeld, kunnen de
ruiten bij bijzondere omstandighe-
den snel beslaan.
De regeleenheid van de klimaatre-
geling slaat de instellingen van het
systeem in het geheugen op voordat
het systeem wordt uitgeschakeld. Als
u vervolgens op een willekeurige
toets drukt (behalve de toets van de
achterruitverwarming) worden de
functies weer hersteld. Als de functie
van de ingedrukte toets niet was
ingeschakeld voor de uitschakeling,
dan wordt deze functie ook geacti-
veerd; als deze daarentegen was
ingeschakeld, blijft de functie
gehandhaafd.
Als u de volledig automatische wer-
king van het systeem weer wilt
inschakelen, druk dan op toets
AUTO.
Page 165 of 382

161
STOF-/POLLENFILTER MET
ACTIEVE KOOLDEELTJESHet pollenfilter reinigt de lucht
mechanisch via het elektrostatische
principe, zodat de in het interieur
ingevoerde lucht gezuiverd is en
geen stofdeeltjes, pollen, enz. bevat.
Door de actieve kooldeeltjes in het
pollenfilter wordt ook de concentra-
tie van luchtverontreinigende
bestanddelen verminderd.
Het pollenfilter filtert de in het
interieur ingevoerde buitenlucht
(recirculatie uitgeschakeld).
Laat het filter ten minste één keer
per jaar controleren door de
Lancia-dealer, bij voorkeur aan
het begin van het zomerseizoen. Een niet tijdig vervangen
filter kan het rendement
van de klimaatregeling
aanzienlijk beperken. VENTILATIE TIJDENS HET
PARKEREN
Bij de uitvoeringen met opendak,
zijn op de bovenzijde van het dak 21
zonnecellen geplaatst die maximaal
een vermogen leveren van 24 W. Dit
is voldoende voor de voeding van de
aanjager van de klimaatregeling, als
de auto geparkeerd staat met geslo-
ten dak of met het dak in kantel-
stand.
De aanjager wordt automatisch
ingeschakeld en de luchtverdeling
wordt ingesteld op de instelling die
voor het uitzetten van de motor was
ingesteld.
Deze functie is zeer nuttig op
zomerse dagen, omdat hierdoor de
temperatuur in het interieur aan-
zienlijk daalt. Hierdoor is minder
tijd nodig voor het koelen na het
wegrijden ook omdat wordt voorko-
men dat warme lucht opeenhoopt in
de kanalen van de klimaatregeling.
In de winter vermindert de ventila-
tie de vochtigheid in het interieurAls de auto veel over stoffige wegen
of bij geconcentreerde luchtvervui-
ling rijdt, moet het filter vaker wor-
den gecontroleerd en vervangen dan
in het onderhoudsschema staat aan-
gegeven.
Page 166 of 382

162
HULP-
VER WARMING
De hulpverwarming kan bij een
uitgezette motor of tijdens het rijden
werken. De hulpverwarming zorgt
ervoor dat:
– de koelvloeistof van de motor
voor het starten wordt opgewarmd
– de opwarmperiode van de motor
bij een koude start wordt verkort
– het interieur van de auto wordt
opgewarmd voordat u vertrekt
– ijs en condens van de ruit wordt
verwijderd.
Het gebruik van de hulpverwar-
ming bij koude buitentemperaturen
heeft de volgende voordelen:
– minder slijtage van de motor
– beperking van uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen – meer comfort tijdens het rijden
en bij stilstaande auto
– meer veiligheid.
De hulpverwarming ondersteunt de
opwarming van de motorkoelvloei-
stof tijdens het rijden voor een snel-
lere verwarming van het interieur bij
extreem lage buitentemperaturen.
Het systeem bestaat uit:
– een verwarmingssysteem
– een elektrische pomp voor de cir-
culatie van de koelvloeistof
– een geluidgedempte uitlaat
– een elektrische doseerpomp voor
de brandstof
– een brandstoftoevoerleiding
– een buitentemperatuursensor. Het systeem is met de auto verbon-
den via het motorkoelsysteem, het
brandstofsysteem en de elektrische
installatie. De koelvloeistof uit de
motor wordt naar de verwarming
gevoerd en via een elektrische pomp
naar het koelsysteem teruggevoerd.
De brander van de verwarming
wordt gevoed met de brandstof van
de auto, die direct uit de brandstof-
tank wordt gezogen door middel van
een elektrische impulspomp en in
een brandstofleiding wordt gevoerd.
De regeleenheid van de hulpverwar-
ming regelt direct de voeding van de
twee elektrische pompen (brandstof
en koelvloeistof), de ontsteking en
de controle op de werking van de
brander.
De hulpverwarming werkt zowel
bij draaiende als bij uitgezette
motor. De manier waarop de hulp-
verwarming werkt, is bij draaiende
motor en uitgezette motor verschil-
lend:
– bij uitgezette motor kan de hulp-
verwarming werken als “program-
meerbare verwarming” of als
“standverwarming”;
Page 167 of 382

163
– bij draaiende motor werkt het
systeem als “extra verwarming”.
Onafhankelijk van de wijze van
werking, wordt na het inschakelen
de verwarming altijd als volgt geac-
tiveerd:
1 - Inschakeling van de ventilator,
gedurende ongeveer 30 seconden,
om de verbrandingskamer te venti-
leren en van zuurstof te voorzien. De
ventilatorsnelheid wordt geleidelijk
verhoogd totdat de gemiddelde snel-
heid is bereikt.
2 - Na ongeveer 30 seconden acti-
veert de regeleenheid van de verwar-
ming de elektrische brandstof-
doseerpomp en wordt de aanjager
ongeveer 3 seconden uitgeschakeld
voor een makkelijke ontsteking van
de brandstof. De brandstof in de
brander wordt door een gloeibougie
ontstoken.
3 - Hierna wordt de verbranding
ongeveer 15 seconden gestabiliseerd
en blijft de ventilator op de gemid-
delde snelheid ingeschakeld. 4
- De daaropvolgende 50 secon-
den brengt de regeleenheid de venti-
lator bijna op de maximale snelheid.
5 - Als de verbranding is gestabili-
seerd, schakelt de regeleenheid van
de verwarming de gloeibougie uit en
wordt de ventilator op de maximale
snelheid gebracht.
6 - Vanaf dit moment wordt de
gloeibougie door het systeem
gebruikt als sensor voor het contro-
leren van de verbranding en de aan-
wezigheid van een vlam.
7 - Onafhankelijk van de wijze van
werking, wordt bij de uitschakelpro-
cedure van de verwarming, de ver-
brandingskamer ongeveer 30 secon-
den geventileerd, om alle roetdeel-
tjes definitief te verwijderen.
BELANGRIJK Als het systeem in
OFF, automatisch of handmatig
wordt bediend, kan het systeem pas
weer worden ingeschakeld (ON) 3
minuten na het uitschakelen van het
systeem. WERKING BIJ UITGEZETTE
MOTOR
Functie “Programmeerbare ver-
warming”
Als deze functie is ingeschakeld,
wordt de koelvloeistof van de motor
en het interieur opgewarmd voordat
de motor wordt gestart, blijft de
recirculatie uitgeschakeld en wordt
de luchtverdeling naar de voorruit
en de vloer ingeschakeld door de
aanjager in te schakelen.
Deze functie wordt door een tijd-
schakelaar geactiveerd, via een
radiosignaal of handmatig.
Het systeem kan in de volgende
omstandigheden op deze wijze wer-
ken:
– interieurtemperatuur lager dan
22°C
– contactsleutel in stand STOPof
uitgenomen
– accu van de auto opgeladen.
Als het systeem op deze wijze
werkt, wordt de verwarming uitge-
schakeld na één van de volgende
omstandigheden:
Page 168 of 382

164
– contactsleutel in stand MAR
draaien
– gedeeltelijke ontlading van de
accu
– aan het einde van de geprogram-
meerde inschakeltijd
– OFF-signaal van de afstandsbe-
diening
– handmatige uitschakeling door
de gebruiker via het CONNECT
– door de regeleenheid van de
hulpverwarming gesignaleerde sto-
ring.
In-/uitschakeling van de ver-
warming met de tijdschakelaar
De functie “programmeerbare ver-
warming” kan worden ingeschakeld
met de door het CONNECT bedien-
de tijdschakelaar.
De tijdschakelaar moet door de
gebruiker worden ingesteld. De tijd-
schakelaar regelt de in-/uitschake-
ling van de verwarming.
Er kunnen twee inschakelcycli wor-
den ingesteld: iedere cyclus bepaalt het
moment en de duur van inschakeling
van de verwarming, beide met inter-
vallen van 5 minuten. Het programmeren van de tijd-
schakelaar is onafhankelijk van de
stand van de contactsleutel. De duur
van iedere cyclus kan niet langer zijn
dan 60 minuten; als de tijdschake-
laar niet geprogrammeerd wordt,
wordt deze automatisch ingesteld op
ongeveer 15 minuten.
BELANGRIJK Om veiligheidsre-
denen moet de tijdschakelaar bij
iedere inschakeling geprogram-
meerd/bevestigd worden en binnen
24 uur na het programmeren beves-
tigd worden. Bovendien is de gebrui-
ker verplicht iedere keer het inscha-
kelen van de tijdschakelaar te beves-
tigen. De tijdschakelaar past zich
niet automatisch aan de zomer- of
wintertijd aan.
De schakelaar kan zich in één van
de volgende omstandigheden bevin-
den:
– uitgeschakeld: in deze omstan-
digheid kan de tijdschakelaar wor-
den geprogrammeerd en kunnen de
parameters worden ingesteld of
gewijzigd. De ingestelde parameters
worden gecontroleerd en goedge-
keurd door het telematica-infosys-
teem – ingeschakeld: de door het telema-
tica-infosysteem goedgekeurde
parameters worden opgeslagen. De
gebruiker bevestigt de ingestelde
cyclus die pas bij geprogrammeerde
inschakeling wordt geactiveerd en
op het display van het telematica-
infosysteem wordt weergegeven
– actief: de verwarming werkt als
“programmeerbare verwarming” en
wordt geregeld door de op het dis-
play van het telematica-infosysteem
aangegeven tijdschakelaar. Als de
tijdschakelaar actief is, registreert
het telematica-infosysteem de condi-
ties van het systeem
– stilstand: tijdens de werking van
de “programmeerbare verwarming”
die door de tijdschakelaar geregeld
wordt, worden de condities van het
systeem gecontroleerd door het tele-
matica-infosysteem
De tijdschakelaar wordt automa-
tisch uitgeschakeld:
– als de werking als “program-
meerbare verwarming” gestopt
wordt door het telematica-infosys-
teem omdat een conditie van het sys-
teem ontbreekt
Page 169 of 382

165
– als bij het ingaan van de tijd-
schakelaar de functie “program-
meerbare verwarming” met de
afstandsbediening wordt geactiveerd
– als de gebruiker de verwarming
handmatig inschakelt tijdens de
werking van de tijdschakelaar
– als de tijdschakelaar binnen 3
minuten na het uitzetten van de ver-
warming wordt geactiveerd
– als de gebruiker de tijdschakelaar
handmatig uitschakelt
– als bij het inschakelen van de tijd-
schakelaar de brandstoftank bijna leeg
is. De gebruiker wordt op deze situatie
geattendeerd door middel van een
bericht. Bovendien moet de gebruiker
de inschakeling bevestigen. Als de
gebruiker de inschakeling niet beves-
tigt, wordt de tijdschakelaar uitgescha-
keld. Het brandstofniveau wordt aan
het telematica-infosysteem doorgege-
ven; als de informatie niet beschikbaar
is, wordt het brandstofniveau van voor
het uitzetten van de motor doorgege-
ven
– als de tijdschakelaar tijdens de wer-
king van de verwarming wordt inge-
schakeld met de afstandsbediening. BELANGRIJK
De tijdschakelaar
wordt automatisch stilgezet als bij
het activeren de “directe verwar-
ming” is ingeschakeld.
De parameters die met de tijdscha-
kelaar zijn ingesteld, worden opge-
slagen.
BELANGRIJK Als de tijdschake-
laar is uitgeschakeld of stilgezet,
moet de schakelaar door de gebrui-
ker handmatig weer worden inge-
schakeld. In-/uitschakelen van de verwar-
ming met de afstandsbediening
(fig. 119)
Met de afstandsbediening Akan de
functie “programmeerbare verwar-
ming” worden in-/uitgeschakeld.
Het inschakelsignaal wordt door de
afstandsbediening, met een bereik
van ongeveer 600 meter, verzonden,
opgevangen door een speciale anten-
ne op de auto, overgebracht naar de
ontvanger van de hulpverwarming
en vervolgens naar het telematica-
infosysteem gestuurd.
fig. 119
L0A0263b
Page 170 of 382

166
Dit signaal wordt alleen door het
telematica-infosysteem geaccepteerd
als:
– de contactsleutel in stand STOP
staat of is uitgenomen
– de tijdschakelaar is uitgescha-
keld.
BELANGRIJK Het bereik van de
afstandsbediening is maximaal in de
open ruimte en is minder in bebouw-
de gebieden. Inschakeling van de verwarming:
Druk voor inschakeling van de ver-
warming ongeveer 1 à 2 seconden op
de toets ONop de afstandsbediening
en houd hierbij de antenne in verti-
cale stand; het wel of niet inschake-
len van de verwarming wordt op de
volgende wijze aangegeven door
lampje B:
– het lampje brandt ongeveer 2
seconden (groen) = het signaal is
goed ontvangen en de verwarming is
ingeschakeld
– het groene lampje knippert onge-
veer 2 seconden = het signaal is niet
ontvangen.
In dit laatste geval raden wij u aan
zich te verplaatsen voordat opnieuw
geprobeerd wordt de verwarming in
te schakelen door het indrukken van
de toets ON.
Na bevestiging van de inschake-
ling, knippert het lampje Bongeveer
iedere 2 seconden gedurende de
gehele inschakeltijd. Uitschakelen van de verwarming
De verwarming schakelt automa-
tisch uit als de ingestelde inschakel-
tijd ten einde is.
De verwarming kan echter op ieder
moment worden uitgeschakeld door
de toets OFF op de afstandsbedie-
ning 1 à 2 seconden in te drukken en
daarbij de antenne in verticale stand
te houden; het wel of niet uitschake-
len van de verwarming wordt op de
volgende wijze aangegeven door
lampje Bop de afstandsbediening:
– het lampje brandt ongeveer 2
seconden (rood) = het signaal is
goed ontvangen en de verwarming is
uitgeschakeld
– het rode lampje knippert onge-
veer 2 seconden = het signaal is niet
ontvangen.
In dit laatste geval raden wij u aan
zich te verplaatsen voordat opnieuw
geprobeerd wordt de verwarming uit
te schakelen door het indrukken van
de toets OFF.
Als de verwarming is uitgeschakeld
omdat de inschakelcyclus voltooid is