Licht MAZDA MODEL CX-5 2016 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2016, Model line: MODEL CX-5, Model: MAZDA MODEL CX-5 2016Pages: 805, PDF Size: 8.7 MB
Page 144 of 805

lZet het contact op ON.
l(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
Druk op een verzoekschakelaar op de
portieren.
De
waarschuwingsknipperlichtenzullen
tweemaal knipperen.
OPMERKING
Wanneer de portieren ontgrendeld
worden door het indrukken van de
ontgrendeltoets op de zender terwijl het
anti-diefstalbeveiligingssysteem
uitgeschakeld is, zullen de
waarschuwingsknipperlichtentweemaal
knipperen om aan te geven dat het
systeem uitgeschakeld is.
qStopzetten van het
waarschuwingsalarm
Een geactiveerd alarm kan uitgeschakeld
worden met gebruik van een van
onderstaande methodes:
lDruk op de ontgrendeltoets op de
zender.
lDe motor wordt gestart met behulp van
de startdrukknop.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
lDruk op een verzoekschakelaar op de
portieren.
lDruk op de elektrische
achterklepopener terwijl u de sleutel bij
u hebt.
De
waarschuwingsknipperlichtenzullen
tweemaal knipperen.
3-62
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
Page 150 of 805

lGebruik nooit warm of heet water voor
het verwijderen van sneeuw of ijs van
ruiten en spiegels aangezien dit barsten
in het glas kan veroorzaken.
lAls sneeuw of ijs zich op de
remonderdelen heeft vastgezet, kan dit
een nadelige invloed op de remwerking
hebben. Rijd in een dergelijke situatie
langzaam, laat het gaspedaal los en trap
het rempedaal enkele malen licht in
totdat de remwerking weer normaal
wordt.
qSneeuwbanden
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend banden van
dezelfde maat en soort
(sneeuwbanden, radiaalbanden of
niet-radiaalbanden) op alle vier
wielen:
Gebruik van banden van een
verschillende maat of soort is
gevaarlijk. De bestuurbaarheid van
uw auto kan daardoor bijzonder
nadelig beïnvloed worden, hetgeen tot
ongelukken kan leiden.
OPGELET
Controleer de geldende bepalingen
alvorens spijkerbanden aan te brengen.
Gebruik sneeuwbanden op alle vier
wielen
De maximum toegestane snelheid voor
uw sneeuwbanden of de wettelijk
bepaalde snelheidsbeperkingen niet
overschrijden.Europa
Kies wanneer u sneeuwbanden gaat
gebruiken de voorgeschreven maat en
bandenspanning (pagina 9-11).
qSneeuwkettingen
Informeer naar de plaatselijke bepalingen
alvorens sneeuwkettingen te gaan
gebruiken.
OPGELET
lHet gebruik van sneeuwkettingen
kan de bestuurbaarheid van de auto
nadelig beïnvloeden.
lRijd nooit sneller dan 50 km/h of de
door de kettingfabrikant aanbevolen
snelheid, naargelang welke snelheid
lager is.
lRijd voorzichtig en vermijd
oneffenheden en gaten in het wegdek
en het maken van scherpe bochten.
lVoorkom het blokkeren van de
wielen door te sterk afremmen.
lProbeer nooit een sneeuwketting aan
te brengen op het noodreservewiel,
aangezien dit beschadiging van de
auto en de band tot gevolg kan
hebben. Uw auto is niet uitgerust
met een van fabriekswege uitgerust
noodreservewiel.
lGebruik geen sneeuwkettingen op
wegen die vrij zijn van sneeuw of ijs.
Hierdoor kunnen de banden en de
sneeuwkettingen beschadigd
worden.
lAluminium velgen kunnen door het
gebruik van sneeuwkettingen bekrast
of anderszins beschadigd worden.
3-68
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
Page 152 of 805

Doorwaden van water
WAARSCHUWING
Droog remmen die nat geworden zijn
door langzaam te rijden, het gaspedaal
los te laten en het rempedaal enkele
malen licht in te trappen totdat de
remwerking weer normaal wordt:
Rijden met natte remmen is gevaarlijk.
De grotere remafstand of het naar één
kant trekken van de auto tijdens het
remmen kan een ernstig ongeluk
veroorzaken. Licht afremmen geeft
aan of het remvermogen verminderd
is.
OPGELET
Rijd niet met de auto op wegen die
overstroomd zijn, aangezien dit
kortsluiting in de elektrische/
elektronische onderdelen kan
veroorzaken, of beschadiging of afslaan
van de motor als gevolg van
waterabsorptie. Neem contact op met
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur indien
met de auto door diep water is gereden.
3-70
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
Page 162 of 805

qVeiligheidskettingen
Veiligheidskettingen dienen gebruikt te worden bij wijze van voorzorgsmaatregel, in het
geval de aanhanger per ongeluk van de trekhaak los zou raken. Deze kettingen dienen
kruiselings onder de tongplaat van de aanhanger aangebracht te worden en aan de trekstang
bevestigd te worden. Laat voldoende speling over zodat volledige bochten mogelijk zijn.
Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de literatuur die ter beschikking wordt gesteld door
uw aanhanger- of trekhaakfabrikant.
WAARSCHUWING
Controleer vóór vertrek of de veiligheidsketting stevig aan zowel de aanhanger als aan
het trekkende voertuig is bevestigd:
Het trekken van een aanhanger zonder gebruik te maken van een veiligheidsketting
die stevig aan zowel de aanhanger als aan het trekkende voertuig is bevestigd, is
gevaarlijk. Als er schade ontstaat aan de aanhangerkoppeling of de trekstangkogel,
kan de aanhanger naar een andere rijbaan uitzwenken en een botsing veroorzaken.
qAanhangerverlichting
OPGELET
Sluit het verlichtingssysteem van een aanhanger niet rechtstreeks aan op het
verlichtingssysteem van uw Mazda. Hierdoor kan de elektrische installatie en het
verlichtingssysteem van uw auto beschadigd raken. Neem voor het aansluiten van de
verlichting van een aanhanger contact op met een officiële Mazda dealer.
qAanhanger-remsysteem
Controleer de tabel van maximum aanhangergewichten in Gewichtsbeperkingen (pagina
3-72), en als het gewicht van uw aanhanger de waarde aangegeven in TOTALE
AANHANGERGEWICHT (Aanhanger zonder rem) overschrijdt, is een aanhangerrem
vereist.
Indien uw aanhanger van een remsysteem is voorzien, dient dit te voldoen aan alle
landelijke geldende voorschriften.
3-80
Alvorens te gaan rijden
Slepen
Page 163 of 805

WAARSCHUWING
Sluit geen hydraulisch aanhanger-remsysteem op het remsysteem van uw auto aan:
Wanneer een hydraulisch aanhanger-remsysteem rechtstreeks wordt aangesloten op
het remsysteem van de auto, kan dit tot onvoldoende remvermogen leiden waardoor de
kans bestaat op letsel.
qTips voor het trekken van een aanhanger
Alvorens te gaan rijden
lControleer of uw Mazda zich nagenoeg normaal gedraagt wanneer er een belaste of
onbelaste aanhanger aan wordt gekoppeld. Niet gaan rijden wanneer de wagen
abnormaal naar voren of naar achteren overhelt. Inspecteer op een verkeerde belasting
van de trekhaakkogel, versleten onderdelen van de wielophanging en overbelasting van
de aanhanger. Laat de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur controleren.
lZorg er voor dat de lading van de aanhanger stevig bevestigd is om te voorkomen dat
deze gaat schuiven.
lZorg er voor dat de spiegels voldoen aan alle wettelijke bepalingen. Inspecteer deze.
lInspecteer alvorens te gaan rijden de werking van alle lichten van de auto en de
aanhanger en alle verbindingen tussen de auto en de aanhanger. Stop na het rijden van
een korte afstand en inspecteer nogmaals alle lichten en verbindingen.
Rijden
lUw Mazda zal zich tijdens het trekken van een aanhanger anders gedragen dan normaal,
oefen dus het maken van bochten, het achteruit rijden en parkeren op een plaats zonder
verkeer.
lNeem de tijd om gewend te raken aan het extra gewicht en de lengte.
lBij het trekken van een aanhanger nooit harder rijden dan 100 km/h. Als de plaatselijke
wettelijk toegestane maximum snelheid bij het trekken van een aanhanger minder is dan
100 km/h, de wettelijk toegestane snelheid niet overschrijden.
OPGELET
Als u bij het trekken van een aanhanger sneller rijdt dan 100 km/h, bestaat de kans dat
uw auto beschadigd wordt.
lSchakel bij het oprijden van een helling in een lagere versnelling om de kans op
overbelasting of oververhitting van de motor, of beide, te verminderen.
Alvorens te gaan rijden
Slepen
3-81
Page 165 of 805

4Tijdens het rijden
Informatie betreffende veilig rijden en stoppen
Motor start/stop ....................................... 4-2
Contactschakelaar ............................... 4-2
Starten van de motor ........................... 4-4
Stopzetten van de motor .................... 4-12
i-stop
í.............................................. 4-14
Instrumentengroep en display .............. 4-24
Meters en tellers ................................ 4-24
Waarschuwings/indikatielampjes ...... 4-38
Transmissie ............................................ 4-77
Bediening van de handgeschakelde
versnellingsbak ................................. 4-77
Bedieningsorganen van de automatische
transmissie ........................................ 4-80
Schakelaars en regelaars ....................... 4-91
Verlichtingsregelaar ........................... 4-91
Voormistlichten
í.............................. 4-98
Achtermistlichtí............................... 4-99
Richtingaanwijzers en signalen voor
rijbaanverandering .......................... 4-101
Voorruitenwissers en ruitensproeier .... 4-103
Achterruitenwisser en ruitensproeier .... 4-107
Koplampsproeierí.......................... 4-108
Achterruitverwarming ..................... 4-109
Claxon ............................................. 4-110
Waarschuwingsknipperlichten ......... 4-111
Remmen ................................................ 4-112
Remsysteem .................................... 4-112
Noodstopsignaalsysteem ................. 4-117
Hellingwegrijsysteem (HLA) .......... 4-118
ABS/TCS/DSC ..................................... 4-120
Anti-blokkeer remsysteem (ABS) ... 4-120
Anti-wielspin regeling (TCS) .......... 4-121
Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) ... 4-123
i-ELOOPí........................................... 4-124Brandstofverbruikmonitor ................. 4-127
Drive-selectie
í..................................... 4-133
i-ACTIV AWD ...................................... 4-135
Stuurbekrachtiging ............................. 4-137
i-ACTIVSENSE
í................................ 4-138
Adaptives Frontbeleuchtungssystem (AFS)í... 4-141
Koplampregelsysteem (HBC)í...... 4-142
Adaptieve LED koplampení.......... 4-145
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)í.... 4-149
Dodehoekmonitorsysteem (BSM)í... 4-156
Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS)í... 4-163
Vermoeidheidswaarschuwingí....... 4-167
Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)í... 4-170
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeemí... 4-175
Rijstrookassistentí......................... 4-186
Afstelbare snelheidsbegrenzerí...... 4-196
Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)í... 4-200
Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R)í.... 4-206
Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)í.... 4-212
Vooruitrijcamera (FSC)í................ 4-215
Radarsensor (Voor)í...................... 4-218
Lasersensor (Voor)í....................... 4-221
Radarsensoren (Achter)í................ 4-224
Ultrasonische sensor (Achter)í...... 4-226
Kruissnelheidsregelaar
í..................... 4-227
Bandenspanningcontrolesysteem ....... 4-233
Dieseldeeltjesfilter ................................ 4-238
Achteruitkijkmonitor
í....................... 4-239
Parkeersensorsysteem
í...................... 4-256
4-1íBepaalde modellen.
Page 178 of 805

i-stopí
De i-stop functie zet de motor automatisch stop wanneer de auto bij een verkeerslicht stil
staat of in het verkeer vast komt te zitten en herstart vervolgens de motor automatisch om
het rijden te hervatten. Het systeem draagt bij tot een verminderd brandstofverbruik,
minder uitstoot van uitlaatgassen en doet het geluid van het stationair draaien verdwijnen
wanneer de motor is stopgezet.
Stoppen en herstarten van de motor
OPMERKING
lHet i-stop indikatielampje (groen) gaat in onderstaande gevallen branden:
lWanneer de motor gestopt is.l(Behalve Europees model)
Wanneer tijdens het rijden aan de voorwaarden voor het stoppen van de motor is
voldaan.
lHet i-stop indikatielampje (groen) gaat uit wanneer de motor herstart.
Handgeschakelde versnellingsbak
1. Breng de auto tot stilstand door eerst het rempedaal en vervolgens het koppelingspedaal
in te trappen.
2. Zet terwijl u het koppelingspedaal intrapt de versnellingshendel in de neutraalstand. De
motor stopt nadat het koppelingspedaal is losgelaten.
3. De motor herstart automatisch zodra het koppelingspedaal wordt ingetrapt.
4-14
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Motor start/stop
Page 188 of 805

Meters en tellers
Type A
Type B
Snelheidsmeter ................................................................................................ pagina 4-25
Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar ................................... pagina 4-25
Toerenteller ..................................................................................................... pagina 4-26
Brandstofmeter ............................................................................................... pagina 4-27
Instrumentenpaneelverlichting ....................................................................... pagina 4-28
Buitentemperatuurdisplay ............................................................................... pagina 4-29
Weergave van ingestelde rijsnelheid van kruissnelheidsregelaar (Type A
instrumentengroep) ......................................................................................... pagina 4-30
Display van afstelbare snelheidsbegrenzer (Type A instrumentengroep) ....... pagina 4-30
4-24
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Page 192 of 805

OPMERKING
lNa het bijtanken van brandstof kan
het enige tijd duren voordat de
indikator stabiel wordt. Bovendien
kan bij het rijden op hellingen of in
bochten de indikator afwijken als
gevolg van de beweging van de
brandstof in de tank.
lDe display die een kwart of minder
resterende brandstof aangeeft heeft
meer segmenten om het resterende
brandstofniveau in groter detail te
tonen.
lDe richting van de pijl () geeft
aan dat de afsluitklep van de
brandstofvuldop zich aan de
linkerzijde van de auto bevindt.
(SKYACTIV-D 2.2)
Als de motor onregelmatig gaat draaien of
afslaat als gevolg van een laag
brandstofniveau, zo spoedig mogelijk
bijtanken en tenminste 10 liter brandstof
bijvullen.
qInstrumentenpaneelverlichting
Draai de knop om de helderheid van de
instrumentengroep en de overige
verlichting in het instrumentenpaneel af te
stellen.
OPMERKING
lDe helderheid van de
instrumentenpaneelverlichtingen kan
afgesteld worden wanneer de
koplampen en positielampen
ingeschakeld zijn.
lWanneer de helderheid van de
instrumentengroepverlichting niet
meer afgesteld kan worden, wordt er
een zoemtoon gegeven.
Gedimd
Helder
Annuleren van de verlichtingsdimmer
Wanneer de koplampschakelaar in de
stand
ofstaat, wordt de
verlichting van de instrumentengroep
gedimd.
4-28
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Page 193 of 805

Bij het rijden in het donker of bij sneeuw
of mist, of in andere situaties waarbij de
zichtbaarheid van de instrumentengroep
als gevolg van de grote helderheid van de
omgeving wordt verminderd, kunt u de
verlichtingsdimmer annuleren en de
intensiteit van de verlichting doen
toenemen.
Voor het annuleren van de
verlichtingsdimmer, de knop volledig
rechtsom draaien. U hoort dan een
zoemtoon en de verlichtingsdimmer wordt
geannuleerd.
OPMERKING
lDit symbool () geeft de knop aan
voor het afstellen van de helderheid
van de
instrumentenpaneelverlichting.
lAls u de knop van de
instrumentenpaneelverlichting in de
annuleerstand van de
verlichtingsdimmer laat staan, zal de
instrumentengroep niet gedimd
worden wanneer de
koplampschakelaar opnieuw naar de
stand
ofgedraaid wordt.
Voor het activeren van de
verlichtingsdimmer, de knop van de
instrumentenpaneelverlichting
linksom draaien.
qBuitentemperatuurdisplay
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
wordt de buitentemperatuur getoond.
Type A
Type B
OPMERKING
Onder de volgende omstandigheden
kan de getoonde buitentemperatuur
afwijken van de werkelijke
buitentemperatuur, afhankelijk van de
directe omgeving en de
omstandigheden waarin de auto zich
bevindt:
lBeduidend lage of hoge
temperaturen.
lPlotselinge veranderingen in
buitentemperatuur.
lDe auto staat geparkeerd.
lTijdens het rijden met lage
snelheden.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-29