Licht MAZDA MODEL CX-5 2016 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2016, Model line: MODEL CX-5, Model: MAZDA MODEL CX-5 2016Pages: 805, PDF Size: 8.7 MB
Page 240 of 805

lWanneer het lampje blijft branden, ook
al is de dodehoekmonitor (BSM)
schakelaar uitgezet.
lWanneer dit tijdens het rijden gaat
branden.
OPMERKING
Als er op wegen wordt gereden met
minder verkeer en de radarsensoren
weinig voertuigen kunnen detecteren,
bestaat de kans dat het systeem pauzeert
(de dodehoekmonitor (BSM) OFF
indikatie/indikatielampje in de
instrumentengroep gaat branden). Dit
duidt echter niet op een defect.
qVerlichting-aan indikatielampje
Dit indikatielampje gaat branden wanneer
de buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting
ingeschakeld zijn.
Het lampje blijft knipperen als er een
defect in het verlichtingssysteem is.
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur.
qLED
koplampwaarschuwingslampjeí
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
gaat dit waarschuwingslampje gedurende
enkele seconden branden.
Dit lampje gaat branden als er een defect
is in de LED koplamp. Laat uw auto door
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur
controleren.
qIndikatielampje voor mistvoorlichtí
Dit lampje gaat branden wanneer de
voormistlichten ingeschakeld worden.
qIndikatielampje voor
mistachterlichtí
Dit lampje gaat branden wanneer het
achtermistlicht ingeschakeld wordt.
4-76
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Instrumentengroep en display
Page 249 of 805

OPMERKING
lAls tijdens het rijden met hoge
snelheden de versnellingen niet
teruggeschakeld kunnen worden,
gaat het versnellingspositie-
indikatielampje tweemaal knipperen
om aan te geven dat de versnellingen
niet teruggeschakeld kunnen worden
(om de transmissie te beschermen).
lAls de temperatuur van de
automatische transmissievloeistof te
hoog wordt, bestaat de mogelijkheid
dat de transmissie overschakelt naar
de automatische overschakelfunctie
en dat de modus voor handbediende
overschakeling geannuleerd wordt en
de verlichting van het
versnellingspositie-indikatielampje
uitgeschakeld wordt. Dit is een
normale functie voor het beveiligen
van de automatische transmissie.
Nadat de temperatuur van de
automatische transmissievloeistof
gedaald is, gaat het
versnellingspositie-indikatielampje
opnieuw branden en wordt het rijden
in de modus voor handbediende
overschakeling hersteld.
Schakelstand-indikatielampjeí
Het schakelstand-indikatielampje dient als
hulp voor vermindering van het
brandstofverbruik en het verkrijgen van
betere rijprestaties. Deze toont de gekozen
schakelstand in de instrumentengroep en
raadt tevens de bestuurder aan over te
schakelen naar de schakelstand die het
beste past bij de huidige
rijomstandigheden.
Geselecteerde schakelstandGeschikte schakelstand
Aanduiding Oplossing
NummerDe geselecteerde schakelstand
wordt getoond.
en nummerOpschakelen of terugschakelen
naar de aangegeven schakelstand
wordt aanbevolen.
OPGELET
Vertrouw niet enkel op de opschakel/
terugschakel-aanbevelingen van de
indikatielampjes. Het is mogelijk dat bij
werkelijke rijomstandigheden anders
geschakeld moet worden dan de
indikatielampjes aangeven. Om het
risico van ongevallen te voorkomen,
dient de bestuurder alvorens te
schakelen de weg- en
verkeersomstandigheden correct te
beoordelen.
Tijdens het rijden
Transmissie
4-85íBepaalde modellen.
Page 253 of 805

Automatisch terugschakelen
De versnelling schakelt automatisch terug afhankelijk van de rijsnelheid tijdens het
afremmen op de motor.
OPMERKING
Als de auto in de blokkeermodus van de tweede versnelling tot stilstand komt, blijft de
versnelling in de tweede.
qRijtips
WAARSCHUWING
Laat de auto niet achteruit rijden op
een oplopende helling terwijl de
keuzehendel in een vooruitversnelling
staat, of vooruit rijden op een
aflopende helling terwijl de
keuzehendel in de achteruit staat:
Anders zal de motor afslaan wat tot
verlies van de rem- en
stuurbekrachtigingsfuncties leidt
waardoor de auto moeilijk
bestuurbaar wordt en ongelukken
veroorzaakt kunnen worden.
Passeren
Druk voor extra vermogen bij het inhalen
van een ander voertuig of het berijden van
steile hellingen het gaspedaal volledig in
(stand D). De transmissie zal dan
terugschakelen naar een lagere
versnelling, afhankelijk van de rijsnelheid.
OPMERKING
(Bepaalde modellen)
Het gaspedaal voelt zwaar wanneer dit
wordt ingetrapt, maar wordt dan lichter
wanneer het volledig wordt ingetrapt.
Deze verandering in pedaalkracht helpt
het motorstuursysteem te bepalen in
welke mate het gaspedaal is ingetrapt
voor het uitvoeren van kickdown en
dient om te regelen of kickdown al dan
niet uitgevoerd moet worden.
Vanuit stilstand oprijden van een steile
helling
Voor het vanuit stilstand oprijden van een
steile helling:
1. Druk eerst het rempedaal in.
2. Zet de keuzehendel in stand D of M1
afhankelijk van het laadgewicht en de
graad van de helling.
3. Laat het rempedaal los en druk
tegelijkertijd het gaspedaal geleidelijk
in.
Tijdens het rijden
Transmissie
4-89
Page 255 of 805

Verlichtingsregelaar
qKoplampen
lDraai de koplampschakelaar om de koplampen, andere buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting in of uit te schakelen.
lBij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de
auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur, overeenkomstig de indikatie.
lSysteemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38.
OPMERKING
lOm te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de verlichting niet ingeschakeld laten
wanneer de motor stopgezet is, tenzij dit in verband met de veiligheid vereist is.
lKoplampen die weggebruikers die vanuit tegemoetkomende richting naderen niet
verblinden, ongeacht aan welke kant van de weg u geacht wordt te rijden (links of
rechts verkeer). Het is dus niet nodig de optische as van de koplampen af te stellen
wanneer u tijdelijk naar rijden aan de andere kant van de weg moet omschakelen
(links of rechts verkeer).
Zonder automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ONACC of
OFFONACC of
OFFONACC of
OFF
Koplampen――――×―
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-91
Page 256 of 805

Schakelaarstand
Contactstand ONACC of
OFFONACC of
OFFONACC of
OFF
Dagverlichting
í×*1―――――
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting――×××―/×
*2
×: Aan
―: Uit
*1 Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden.
*2 Wanneer de verlichting is ingeschakeld, zal deze blijven branden ook als het contact in een andere stand dan
ON wordt gezet.
Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt de
verlichting uitgeschakeld.
Met automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ONACC of
OFFONACC of
OFFONACC of
OFFONACC of
OFF
Koplampen――
Automa-
tisch*1―――×―
4-92
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Schakelaars en regelaars
Page 257 of 805

Schakelaarstand
Contactstand ONACC of
OFFONACC of
OFFONACC of
OFFONACC of
OFF
Dagverlichting
í×*2―Automa-
tisch*1―――――
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting――
Automa-
tisch*1―/×*3×××―/×*3
×: Aan
―: Uit
*1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderheid van de
omgeving zoals afgetast door de sensor.
*2 Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden.
*3 Wanneer de verlichting is ingeschakeld, zal deze blijven branden ook als het contact in een andere stand dan
ON wordt gezet.
Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt de
verlichting uitgeschakeld.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-93íBepaalde modellen.
Page 258 of 805

Automatische verlichtingsregeling
Wanneer de koplampschakelaar in de stand
staat en het contact op ON gezet is, tast
de lichtsensor de lichtheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze automatisch de
koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit (zie
bovenstaande tabel).
OPGELET
lDe lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken.
Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren.
lDe lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit
wanneer de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen
beschadigd kunnen worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld
worden. Als u de voorruit gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld―dit is vooral belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw―
wanneer het bijzonder verleidelijk is om de motor te laten draaien.
4-94
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Page 259 of 805

OPMERKING
lDe koplampen, overige buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan
mogelijk niet onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt,
aangezien de lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele
minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of
in parkeergarages.
In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de verlichtingsschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt.
lDe instrumentenpaneelverlichting kan afgesteld worden door het draaien van de knop
in de instrumentengroep. Ook kan de dag/nachtstand veranderd worden door de knop
te draaien totdat er een pieptoon gegeven wordt. Afstellen van de helderheid van de
instrumentenpaneelverlichting:
Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-28.
lDe gevoeligheid van de AUTO verlichting kan veranderd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14.
qKoplampen grootlicht-dimlicht
Druk de hendel naar voren voor het
inschakelen van grootlicht.
Trek de hendel terug naar zijn
uitgangspositie voor het inschakelen van
dimlicht.
Het grootlichtindikatielampje in de
instrumentengroep gaat branden wanneer
het grootlicht ingeschakeld is.
Grootlicht
Dimlicht
qKoplamplichtsignaal
Kan worden gebruikt wanneer het contact
op ON gezet is.
Voor het geven van een lichtsignaal met
de koplampen, de hendel volledig naar u
toe trekken (de koplampschakelaar hoeft
niet ingeschakeld te zijn). Het
grootlichtindikatielampje in de
instrumentengroep gaat tegelijkertijd
branden. Wanneer u de hendel loslaat, zal
deze naar de normale stand terugkeren.
UIT
Koplamplichtsignaal
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-95
Page 260 of 805

qThuiskomstverlichtingsysteem
Bij bediening van de hendel schakelt het
thuiskomstverlichtingsysteem de
koplampen (dimlicht) in.
Inschakelen van het systeem
Wanneer aan de hendel wordt getrokken
terwijl het contact op ACC of OFF staat,
wordt het dimlicht van de koplampen
ingeschakeld.
Nadat de portieren zijn gesloten en er een
bepaalde tijd is verstreken gaan de
koplampen uit.
OPMERKING
lDe tijd totdat de koplampen doven
nadat alle portieren gesloten zijn kan
gewijzigd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14.
lAls gedurende 3 minuten na het
trekken aan de hendel geen verdere
bediening plaatsvindt, zullen de
koplampen doven.
lDe koplampen doven als nogmaals
aan de hendel wordt getrokken
terwijl de koplampen branden.
qVertrekverlichtingsysteem
Het vertrekverlichtingsysteem schakelt de
verlichting in wanneer op afstand van de
auto de ontgrendeltoets van de sleutel
wordt ingedrukt.
Inschakelen van het systeem
Wanneer de contactschakelaar en de
koplampschakelaar in de hieronder
aangegeven stand staan, gaat de
verlichting branden wanneer de
ontgrendeltoets op de zender wordt
ingedrukt en de auto het zendersignaal
ontvangt. Nadat er een bepaalde tijd is
verstreken gaat de verlichting uit (30
seconden).
lContactschakelaar: uit
lKoplampschakelaar:of
Wanneer het vertrekverlichtingsysteem
wordt ingeschakeld, gaat de volgende
verlichting branden.
Dimlichten, positielampen, lampen van
achterlichten, kentekenplaatverlichting
Vergrendeltoets Ontgrendeltoets
4-96
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Page 261 of 805

OPMERKING
lDe functie van het
vertrekverlichtingsysteem kan in- of
uitgeschakeld worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14.
lWanneer de vergrendeltoets van de
zender wordt ingedrukt en de auto
het zendersignaal heeft ontvangen,
gaat de verlichting uit.
lWanneer de koplampschakelaar in
een andere stand staat dan
of
, gaat de verlichting uit.
qKoplamphoogteverstellingí
De hoek van de lichtbundel van de
koplampen verandert naargelang het
aantal passagiers in de auto en het gewicht
van de lading in de bagageruimte.
Bij inschakeling van de koplampen wordt
de hoek van de koplampen automatisch
afgesteld.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-38.
qDagverlichtingí
In bepaalde landen is het vereist dat
rijdende voertuigen overdag met
ingeschakelde verlichting (dagverlichting)
rijden.
De dagverlichting gaat automatisch
branden wanneer de auto begint te rijden.Deze worden uitgeschakeld wanneer de
handrem aangetrokken wordt of de
keuzehendel in stand P gezet wordt
(voertuig met automatische transmissie).
OPMERKING
(Behalve landen waar dit bij de wet
verboden is)
De dagverlichting kan buiten werking
gesteld worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-97íBepaalde modellen.