OPEL AMPERA 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: AMPERA, Model: OPEL AMPERA 2014Pages: 211, PDF Size: 5.16 MB
Page 11 of 211
Kort en bondig9
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 31, elektri‐
sche verstelling 3 31, inklapbare
buitenspiegels 3 32, verwarmde
buitenspiegels 3 32.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 45.
Page 12 of 211
10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 211
Kort en bondig11
1Cruise control ...................... 122
Lane Departure Warning ....130
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 124
2 Lichtschakelaar .....................90
Richtingaanwijzers ................92
Waarschuwing
voetgangersveiligheid ...........66
3 Claxon ................................... 66
4 Instrumentengroep ................72
Driver Information Centre
(DIC) ..................................... 80
5 Afstandsbediening op
stuurwiel ................................ 65
6 Voorruitwissers/-sproeiers ....66
7 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................. 103
8 Plafondverlichting .................94
Leeslampjes .......................... 94
Ultrasoonparkeerhulp .........126
Diefstalalarmsysteem ............ 29Elektronische
stabiliteitsregeling ...............120
Traction Control-systeem ....119
Gordelverklikkerlichtje ...........74
Verklikkerlichtje airbag-
deactivering ........................... 75
9 Binnenspiegel ....................... 33
10 Lampje oplaadstatus ...........141
11 Lichtsensor ............................ 90
Klimaatsensor ....................... 96
12 Opbergvak instrumenten‐
paneel ................................... 57
13 Colour-Info-Display ...............82
14 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 103
15 Handschoenenkastje ............58
16 Centrale vergrendelings‐
toetsen .................................. 24
17 Elektrische handrem ...........117
18 Infotainmentsysteem (zie
handleiding van het Info‐
tainmentsysteem)
19 Schakelhendel ....................11420Aan/Uit-knop ....................... 106
21 Rijmodusknop .....................111
22 Bladknop ............................... 82
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................. 150
24 Stuurwiel instellen .................65
25 Verlichtingsbediening in‐
strumentenpaneel .................93
26 Elektrische ruitbediening .......33
27 Ontgrendelknop tankklep ....145
28 Bedieningsorganen DIC ........80
29 Instellen koplampreikwijdte ...91
Page 14 of 211
12Kort en bondigRijverlichting
Draai aan het stelwiel:
AUTO=automatische verlichting: rij‐
verlichting wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeldm=activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting8=zijmarkeringslichten9=dimlichtr=mistachterlicht
Verlichting 3 90.
Lichtsignaal, grootlicht en
dimlichtlichtsignaal=hendel naar u toe
trekkengrootlicht=hendel van u af
duwendimlicht=hendel van u af
duwen of naar u
toe trekken
Automatische verlichting 3 90,
grootlicht 3 91, lichtsignaal 3 91.
Page 15 of 211
Kort en bondig13
Richtingaanwijzershendel omhoog=rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag=linker richtingaan‐
wijzer
Richtingaanwijzers 3 92, parkeer‐
lichten 3 93.
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 92.
Claxon
j indrukken.
Claxon 3 66.
Page 16 of 211
14Kort en bondigWaarschuwing
voetgangersveiligheid
Druk op 4 ter waarschuwing van
mensen die de auto wellicht niet ho‐
ren naderen.
Er klinkt korte tijd een zachte‐waar‐ schuwingstoon.
Waarschuwing voetgangersveilig‐
heid 3 66.
Wis-/wasinstallatie
VoorruitwissersHI=snelLO=langzaamINT=intervalwissenOFF=uit
Voor één slag drukt u de hendel om‐
laag.
Voorruitwisser 3 66, wisserblad
vervangen 3 157.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om het gewen‐
ste wisinterval in te stellen:
kort interval=stelwiel omhoog‐
draaienlang interval=stelwiel omlaag‐
draaien
Page 17 of 211
Kort en bondig15
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit ge‐
spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Wis-/wasinstallatie voor 3 66,
sproeiervloeistof 3 155.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit, verwarmbare buitenspiegels
Ü -toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 35.
Verwarmde buitenspiegel 3 32.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
Toets V indrukken,
Temperatuur op de hoogste stand
zetten.
Verwarmbare achterruit Ü AAN.
Automatisch geregelde airconditio‐
ning 3 96.
Automatisch ontwasemen
Het systeem controleert op een hoge vochtigheidsgraad in de auto. Als dathet geval is, kan het systeem over‐schakelen op toevoer van buitenlucht
en de airco of de verwarming
Page 18 of 211
16Kort en bondig
inschakelen. Het ventilatortoerental
kan worden verhoogd om beslaan te
voorkomen. Als de luchtvochtigheid
afneemt, keert het systeem terug
naar de eerdere stand.
Automatisch geregelde airconditio‐
ning 3 96.Elektrische aandrijvingP=ParkR=AchteruitversnellingN=Neutrale standD=RijstandL=Laag
De schakelhendel kan alleen door het
indrukken van de schakelhendelknop
bij ingeschakeld contact en ingetrapt
rempedaal uit P worden geschakeld.
Elektrische aandrijving 3 110.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 170,
3 199.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 151.
■ Ruiten, spiegels, buitenverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 31,
3 38, 3 43.
■ Werking van remsysteem bij lage snelheid, vooral bij vochtige rem‐
men.
Page 19 of 211
Kort en bondig17
Auto starten
■ Zet de schakelhendel op P of N. In
een andere stand start het aandrijf‐
systeem niet.
■ Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
■ De handzender moet zich in de auto bevinden. Trap het rempedaalin en druk op m.
Bedenk steeds dat "contact aan/uit" de staat van de auto inhoudt.
Voertuig starten en stoppen 3 108.
Aan/Uit-knop 3 106.
Bedrijfsmodi elektrisch
voertuig
De auto heeft twee bedieningsmodi:
Elektrische en verlengingsmodus ac‐
tieradius In beide modi rijdt de auto
via de elektrische aandrijving.
In de elektrische modus of de verlen‐ gingsmodus actieradius kunt u di‐
verse rijmodi selecteren:
Druk herhaaldelijk op de knop
RIJMODUS totdat de gewenste rijmo‐
dus wordt gemarkeerd.
Page 20 of 211
18Kort en bondig
De volgende rijmodi zijn selecteer‐
baar:
■ Normaal
■ Sport
■ Berg
■ Stilhouden
Bedrijfsmodi elektrisch voertuig
3 110.
Parkeren9 Waarschuwing
■Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Trek altijd de handrem aan. Trek gedurende ong. een se‐
conde aan schakelaar m.
De elektrische handrem is aan‐
getrokken wanneer controle‐
lamp P oplicht 3 76.
■ Schakel de ontsteking uit.
■ Als de auto vlak of op een oplo‐ pende helling staat, vóór het uit‐schakelen van het contact de
handrem aantrekken en de keu‐
zehendel op P zetten. Op een
oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Als de auto op een aflopende
helling staat, vóór het uitscha‐
kelen van het contact de hand‐
rem aantrekken en de keuze‐
hendel op P zetten. Bovendien
de voorwielen naar de stoep‐
rand toedraaien.
■ Sluit de ruiten.
■ Vergrendel de auto en activeer het alarmsysteem.
Handzender 3 20.
Diefstalalarmsysteem 3 29.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werkingtreden 3 150.