OPEL AMPERA 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: AMPERA, Model: OPEL AMPERA 2014Pages: 211, PDF Size: 5.16 MB
Page 21 of 211
Sleutels, portieren en ruiten19Sleutels, portieren en
ruitenSleutels, sloten ............................ 19
Portieren ...................................... 27
Antidiefstalbeveiliging ..................28
Buitenspiegels ............................. 31
Binnenspiegel .............................. 32
Ruiten .......................................... 33Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat in de Car
Pass of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 185.
Sleutel met uitklapbare
sleutelbaardDruk op de knop om de sleutel uit te
klappen.
Druk op de knop en klap de sleutel‐ baard weer terug.
Als het draaien aan de sleutel zwaar
wordt, inspecteer dan de sleutelbaard
op vuil.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.
Page 22 of 211
20Sleutels, portieren en ruitenHandzender
Voor een sleutelloze bediening van
de volgende functies:
■ Centrale vergrendeling 3 24
■ Open&Start-systeem 3 23
■ Auto starten 3 108
■ Diefstalalarmsysteem 3 29
■ Vergrendelingssysteem 3 28
■ Paniekalarm
■ Motoronderst. verwarming
aangesl.
■ Auto opladen/vertraagd opladen
negeren
■ Elektrisch bediende ruiten comfor‐ tabel openen 3 33
De afstandsbediening heeft een be‐
reik van ca. 60 meter. Dit kan beperkt worden door invloeden van buitenaf.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Voertuiglocator/paniekalarm Druk één keer op ! om de positiebe‐
paler van de auto te initiëren. De rij‐
verlichting knippert en de claxon
klinkt drie keer.
Druk op ! en houd drie seconden
vast om het paniekalarm te activeren.
De claxon klinkt en de richtingaanwij‐ zers knipperen 30 seconden.
Druk ! opnieuw in om het paniek‐
alarm uit te schakelen.Motoronderst. verwarming
aangesl.
Activeert de verwarming of de airco
en de achterruitverwarming van bui‐
ten de auto.
De auto kan zijn uitgevoerd met au‐
tomatisch verwarmbare stoelen.
Deze kunnen zodanig worden gepro‐ grammeerd dat ze bij het activeren
van Motoronderst. verwarming
aangesl. gaan werken.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Gebruik voor een zo groot mogelijk bereik Motoronderst. verwarming
aangesl. wanneer de auto wordt op‐
geladen. Na het inschakelen van het
contact werkt het systeem weer nor‐
maal.
Page 23 of 211
Sleutels, portieren en ruiten21
Let op
Als de accu bijna leeg is, start de
motor bij lage buitentemperaturen
wellicht, zelfs als de auto via de op‐ laadkabel met een stopcontact ver‐
bonden is. Selecteer een van de vol‐ gende:
■ Bij lage buitentemperaturen : voor
starten van de motor bij +2°C of
minder
■ Bij zeer lage buitentemperaturen :
voor starten van de motor bij
-10°C of minder
Persoonlijke instellingen 3 85.
Als de auto op een extern stopcontact
is aangesloten, start de motor stan‐
daard niet. Als de motor moet starten, kan de instelling worden gewijzigd.
Persoonlijke instellingen 3 85.9 Gevaar
Activeer Motoronderst.
verwarming aangesl. niet wanneer
de auto in een garage of andere
gesloten ruimtes geparkeerd is,
omdat de auto eventueel kan star‐
ten, zelfs wanneer de auto via de
oplaadkabel met een stopcontact
verbonden is.
Let op
Let op: in sommige landen kan het op afstand starten van de motor door
geldende wet- en regelgeving wor‐
den beperkt.
Inschakelen 1. ) indrukken en loslaten; de por‐
tieren worden vergrendeld.
2. Houd # onmiddellijk ingedrukt
totdat de richtingaanwijzers knip‐
peren of gedurende ten minste
vier seconden. Door tijdens
Motoronderst. verwarming
aangesl. weer op # te drukken
wordt de functie uitgeschakeld.
Motoronderst. verwarming aangesl. wordt na 10 minuten automatisch uit‐
geschakeld, tenzij de periode wordt
verlengd.
Druk na het instappen tijdens de
Motoronderst. verwarming aangesl.
op de toets m met ingetrapt rempe‐
daal op het instrumentenbord voor
een normale bediening.
Periode verlengen
Herhaal voor het verlengen van de tijd
van de eerste Motoronderst.
verwarming aangesl. met nog eens
10 minuten de stappen voor het acti‐
veren van Motoronderst. verwarming
aangesl. terwijl de motor nog draait.
Daardoor hebt u in totaal 20 minuten.
Motoronderst. verwarming aangesl. kan tussen ritten door maar één keer
worden verlengd.
Page 24 of 211
22Sleutels, portieren en ruiten
Motoronderst. verwarming aangesl.
buiten werking stellen
Stel Motoronderst. verwarming
aangesl. als volgt buiten werking:
■ Handzender op de auto richten en # indrukken en vasthouden totdat
de zijmarkeringslichten uit gaan.
■ Schakel de alarmknipperlichten in.
■ Druk op het instrumentenbord op de toets m, met ingetrapt rempe‐
daal en druk weer op de toets m om
het contact uit te schakelen.
Situaties waarin
Motoronderst. verwarming aangesl.
wellicht niet werkt
Situaties waarin Motoronderst.
verwarming aangesl. wellicht niet
werkt, zijn o.a.:
■ Motorkap open.
■ Storingen in de aandrijving van de auto, zoals storingen in de emissie‐
regeling.
■ Storingen in de hoogspannings‐ accu.Bij te weinig brandstof volgt er geen
tweede keer Motoronderst.
verwarming aangesl. of verlenging.
Situaties waarin Motoronderst.
verwarming aangesl. wellicht buiten
werking wordt gesteld, zijn o.a.:
■ Storingen in de aandrijving van de auto of in de hoogspanningsaccu.
■ Motoroliedruk te laag.
■ Koelvloeistoftemperatuur is te hoog.
Auto opladen/vertraagd
opladen negeren
Houd $ ingedrukt om de auto on‐
middellijk op te laden en vertraagd
opladen te negeren.
Geprogrammeerd opladen negeren
3 141.
Storing in de handzender Als de handzender niet goed werkt,
heeft dit wellicht de volgende oor‐
zaak:
■ Bereik overschreden
■ Batterijspanning te laag
■ Signaal geblokkeerdRaadpleeg een werkplaats als het
probleem aanhoudt.
Let op: andere situaties dan zoals de
vermelde kunnen de prestaties van
de handzender nadelig beïnvloeden.
Ontgrendelen 3 24.
Batterij van de
afstandsbediening vervangenVoorzichtig
Raak bij het vervangen van de bat‐ terij niet het circuit van de zenderaan. De zender kan beschadigd
raken als u statisch geladen bent.
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Page 25 of 211
Sleutels, portieren en ruiten23
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen (bat‐
terijtype CR 2032), let hierbij op de
juiste plaatsing. Sluit de module en
controleer of de handzender werkt.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Open&Start-systeem
Met een transponder in de handzen‐
der kunnen de portieren en de ach‐
terklep passief worden vergrendeld
en ontgrendeld.
Ook kunt u de auto met het
Open&Start-systeem starten.
Voertuig starten en stoppen 3 108.
Voor het vergrendelen of ontgrende‐
len van de portieren en toegang tot de achterklep moet de handzender zich
binnen 1 meter van het portier of de
achterklep bevinden.
OntgrendelenU kunt uit twee instellingen kiezen: ■ Om alle portieren en de achterklep te ontgrendelen, drukt u eenmaal
op de vergrendel/ontgrendeltoets
op één van de portierkrukken
of
■ drukt u eenmaal op de vergrendel-/
ontgrendeltoets op het bestuur‐
dersportier om alleen het bestuur‐
dersportier te ontgrendelen. Ont‐
grendel alle portieren en de achter‐
klep door binnen vijf seconden nog‐ maals op de vergrendel-/ontgren‐
deltoets op het bestuurdersportier
te drukken.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Vergrendelen
Om de portieren en de achterklep te
vergrendelen, drukt u op de vergren‐ del-/ontgrendeltoets op één van de
portierkrukken als alle portieren ge‐
sloten zijn.
Page 26 of 211
24Sleutels, portieren en ruiten
Passief vergrendelen
Met deze functie wordt de auto enkele seconden na het sluiten van alle por‐
tieren vergrendeld, als het contact uit
is en er ten minste één handzender
uit het interieur is gehaald of er zich
geen meer in het interieur bevinden.
Functie Passief vergrendelen tijdelijk
uitschakelen
Schakel Passief vergrendelen tijdelijk uit door ( op de portierschakelaar
binnen met geopend portier ten min‐
ste vier seconden ingedrukt te hou‐
den of totdat er drie zoemtonen klin‐
ken. Passief vergrendelen blijft dan
uitgeschakeld totdat ) binnen op het
portier wordt ingedrukt of totdat het
contact wordt ingeschakeld.
U kunt de portieren zodanig afstellen
dat deze na het uitstappen automa‐
tisch vergrendelen.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Centrale vergrendeling Ontgrendelt en vergrendelt de portie‐
ren en de achterklep.Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Ontgrendelen
Toets ( indrukken.
U kunt uit twee instellingen kiezen: ■ Om alle portieren en de achterklep te ontgrendelen, drukt u eenmaal
op toets (
of
■ drukt u eenmaal op toets ( om al‐
leen het bestuurdersportier te ont‐
grendelen. Om alle portieren en de
achterklep te ontgrendelen, drukt u twee keer binnen 5 secondeneen‐
maal op knop (.
Elektrisch bediende ruiten 3 33.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Bij elke druk op de toets knipperen de alarmknipperlichten en het diefstala‐
larmsysteem wordt gedeactiveerd.
Diefstalalarmsysteem 3 29.
Vergrendelen
Page 27 of 211
Sleutels, portieren en ruiten25
Portieren, achterklep en tankklep slui‐
ten.
Toets ) indrukken.
De alarmknipperlichten knipperen
één keer en het diefstalalarmsysteem wordt geactiveerd.
Diefstalalarmsysteem 3 29.
Als het bestuurdersportier open is bij
het indrukken van ), worden alle por‐
tieren vergrendeld en wordt het be‐
stuurdersportier ontgrendeld als de
functie Geen vergr. bij portier open in
de persoonlijke instellingen geacti‐
veerd is.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Door twee keer binnen 5 seconden
met alle portieren gesloten en uitge‐
schakeld contact op ) te drukken
worden alle portieren vergrendeld en
het vergrendelingssysteem geacti‐
veerd.
Vergrendelingssysteem 3 28.Centrale vergrendelingstoetsen
Vergrendelt of ontgrendelt alle portie‐
ren.
Druk op de toets ) om te vergrende‐
len.
Druk op de toets ( om te ontgrende‐
len.
Bescherming tegen buitensluiten Bij het indrukken van de knop ) op
het instrumentenbord bij geopend be‐ stuurdersportier en ingeschakeld
contact worden alle portieren ver‐
grendeld en wordt het bestuurders‐
portier ontgrendeld.
U kunt deze functie ook bij uitgescha‐ keld contact activeren.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Storing in de centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien. U kunt de overige por‐
tieren openen door tweemaal aan de
binnenste portiergreep te trekken. De achterklep kan niet worden geopend.
Schakel het contact in om het ver‐
grendelingssysteem te deactiveren
3 29.
Vergrendelen
Druk bij alle portieren op de binnenste vergrendelingsknop, maar niet bij het bestuurdersportier. Sluit vervolgens
het bestuurdersportier en vergrendel
dit van buiten met de sleutel. De ach‐
terklep kan niet worden vergrendeld.
Page 28 of 211
26Sleutels, portieren en ruitenVertraagde vergrendelingDeze functie vertraagt het vergrende‐
len van de portieren tot
vijf seconden nadat alle portieren ge‐
sloten zijn.
Bij het indrukken van ) op de scha‐
kelaar elektrische portiervergrende‐ ling bij een geopend portier klinken er
drie zoemtonen om aan te geven dat
vertraagde vergrendeling actief is.
De portieren worden vijf seconden na het sluiten van alle portieren automa‐
tisch vergrendeld. Als er vóór die tijd
een portier wordt geopend, gaat de
tijd van vijf seconden na het sluiten
van alle portieren weer in.
Druk op de centrale vergrendelings‐
toetsen op ) of druk op de handzen‐
der op ) om de portieren onmiddellijk
te vergrendelen.
U kunt deze functie ook via de per‐
soonlijke instellingen programmeren.
Persoonlijke instellingen 3 85.Automatisch vergrendelen
Automatische
portiervergrendeling
De portieren kunnen zodanig worden geprogrammeerd dat ze bij het uit‐
schakelen van P (parkeerstand) wor‐
den vergrendeld.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Automatische
portierontgrendeling Als Automatische portierontgr. inge‐
schakeld is, worden alle portieren bij
het inschakelen van P (parkeerstand)
automatisch ontgrendeld.Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Druk op de toets H% om te activeren.
De LED in de toets brandt.
Druk opnieuw op H% om te deactive‐
ren. De LED in de toets dooft.
De achterportieren kunnen niet meer
van binnen worden geopend.
Page 29 of 211
Sleutels, portieren en ruiten27
Als er bij het deactiveren van een kin‐derslot aan een binnenhandgreep
achter wordt getrokken, blijft alleen
dat portier vergrendeld en kan de LED in de knop gaan knipperen. Laat
de handgreep los en druk twee keer
op het kinderslot om de kindersloten
te deactiveren.Portieren
Bagageruimte
Achterklep Openen
Open de achterklep met alle portieren
ontgrendeld door op de knop aan de onderkant van de achterklephand‐
greep te drukken en op te tillen.
Als de portieren vergrendeld zijn, kan
de achterklep alleen met de handzen‐ der binnen bereik worden ontgren‐
deld.
Sluiten
Sluit de achterklep met de binnen‐
handgreep.
Sluit altijd de achterklep voordat u
wegrijdt. Druk tijdens het sluiten van
de achterklep niet op de knop onder
de achterklephendel, omdat deze an‐
ders weer ontgrendelt.
Page 30 of 211
28Sleutels, portieren en ruiten
Algemene tips voor deachterklepbediening9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een ga‐
ragedeur, om schade aan de ach‐ terklep te voorkomen. Controleer
altijd het bewegingsgebied boven
en achter de achterklep.
Voorzichtig
Sluit de achterklep door deze in
het midden voorzichtig omlaag te trekken, om schade aan de ruit, de achterruitverwarming of de tocht‐
strips te voorkomen. Controleer
vóór het sluiten of de voorwerpen
goed in de bagageruimte passen.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Voorzichtig
Berg geen zware of scherpe voor‐ werpen in de opbergruimten ach‐
ter van de bagageruimte op. Hier‐
door zou de onderkant van de ba‐
gageruimte beschadigd kunnen
raken.
Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.