OPEL MOVANO_B 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2017.5Pages: 267, PDF Size: 6.21 MB
Page 201 of 267

Verzorging van de auto199Het wordt geadviseerd altijd een
volledige set zekeringen mee te
nemen. Neem contact op met een
werkplaats.
Bepaalde functies worden door meer‐
dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Let op
Het is mogelijk dat niet alle beschre‐
ven zekeringenkasten op uw auto
aanwezig zijn.
Raadpleeg bij een controle van de
zekeringenkast de bijbehorende
sticker.
Zekeringtrekker
In de zekeringenkast op het instru‐
mentenpaneel zit een zekeringtrek‐
ker waarmee zekeringen gemakkelij‐
ker te vervangen zijn.
Zekeringtrekker van boven af of van
opzij op zekering steken en zekering
lostrekken.
Zekeringenkast inmotorruimte
Onder het koelvloeistofexpansievat.
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.
Zekeringen i.v.m. lastige toeganke‐
lijkheid door een werkplaats laten
vervangen.SymboolCircuitSZijverlichting rechtsTZijverlichting linksWDimlicht rechtsaDimlicht links>MistlampLGrootlicht linksNGrootlicht rechtsuABSKVoorruitwissers
Page 202 of 267

200Verzorging van de autoSymboolCircuitnVerwarmings- en ventila‐
tiesysteem/airconditioningVVerwarmde voorruitQPneumatische wielophan‐
ging
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
Achter het afwerkingspaneel aan de
linkerkant van het instrumentenpa‐
neel. Afwerkingpaneel vanaf de
bovenkant lostrekken.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.SymboolCircuitZInfotainmentsysteem/
stoelverwarming/Driver
Information Center/audio‐
aansluitingen/alarm?StekkerdoosÌAanstekereInstrumentenpaneelUCentrale vergrendeling0InterieurverlichtingORichtingaanwijzers/
mistachterlichten/carros‐
serieregelmoduleDIAGDiagnosestekkeruABS/elektronisch stabili‐
teitsprogrammadInterieurverlichting/
remlichtenZCarrosserieregelmoduleSymboolCircuitSTOPRemlichtICarrosserieregelmodule/
elektrisch bediende ruiten/
verwarmings- en ventila‐
tiesysteem/airconditioningmVerwarmbare achterruit
linksnVerwarmbare achterruit
rechtsRVoorruitsproeiersMElektronische startbeveili‐
gingUVerwarmde stoelenFBLBochtverlichtinglHandsfree-aansluiting&TachograafPTOPTO (krachtafnemer)jClaxonÍVoorverwarming/diesel‐
brandstoffilterxAircoventilator
Page 203 of 267

Verzorging van de auto201SymboolCircuitdVerwarmbare buitenspie‐
gelsTStadslicht linksSStadslicht rechtsONavigatiesysteemADPExtra aanpassingen,Elektrisch bediende ruiten/
carrosserieregelmodule
Zekeringenkast in
bagageruimte
Combi
Achter het afwerkingspaneel aan de
rechterzijde van de bagageruimte,
naast de achterdeur.
Klik het afwerkingspaneel met een
geschikt gereedschap, bijv. een platte schroevendraaier op de drie punten
zoals afgebeeld los en verwijder het.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.Nr.Circuit1Stand 3: extra verdamper2Stand 2: extra verdamper3Stand 1: extra verdamperBus
Achter het treeplankafwerkingspa‐
neel aan de rechterzijde van de baga‐ geruimte onder.
Klik het afwerkingspaneel met een geschikt gereedschap, bijv. een platte schroevendraaier op de drie puntenzoals afgebeeld los en verwijder het.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.
Page 204 of 267

202Verzorging van de autoNr.Circuit1Stop-start2Elektromagneet slot elektrische
schuifdeur3Zoemer slot elektrische schuif‐
deur4Stand 2: ventilator verdamper
rechts5Stand 2: ventilator verdamper
links6Stand 1: ventilator verdamper
links7Verwarming links8Stand 3: ventilator verdamper
links9Ventilator condensor10Verwarming rechts11Stand 3: ventilator verdamper
rechts12Elektrische schuifdeur13Corridorverlichting14VoetpaneelNr.Circuit15Kinderwaarschuwingszoemer16Stand 1: ventilator verdamper
rechts
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.
Page 205 of 267

Verzorging van de auto203Boordgereedschap
Gereedschap
De krik, wielsleutel, adapters (om het reservewiel te verwijderen), wieldop‐
haak en het sleepoog zijn samen
opgeborgen onder de voorstoel.
Let op
Afhankelijk van de auto kunnen er
meerdere adapters voor het afne‐
men van het reservewiel zijn.
Auto's met achterwielaandrijving:
Een hydraulische krik en een set
verlengstukken voor gebruik bij de
krik zijn ook meegeleverd.
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset. Bandenreparatieset 3 209.
U hebt toegang tot het geheel door de stoel geheel naar voren te schuiven
en de rugleuning neer te klappen.
Als er een afdekking is aangebracht,
deze iets optillen en achterwaarts
eraf schuiven.
Let op
Probeer de module niet onder de
stoel uit te halen. Kans op letsel.
Wiel verwisselen 3 213.
Reservewiel 3 215.
Auto slepen 3 220.
Page 206 of 267

204Verzorging van de autoVelgen en bandenConditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben. Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een
werkplaats inroepen.
Wij raden aan de voorwielen niet om
te wisselen met de achterwielen en
vice versa, om de rijstabiliteit te
behouden. Gebruik altijd minder
versleten banden op de achteras.
Banden
Af fabriek gemonteerde banden zijn
op het chassis afgestemd en bieden
een optimum aan rijcomfort en veilig‐
heid.Winterbanden
Winterbanden verhogen bij tempera‐ turen onder 7°C de rijveiligheid endienen daarom om alle wielen gelegd
te worden.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Aanduidingen op banden Bijv. 215/65 R 16 C 109 R215:bandbreedte in mm65:hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R:type koordlagen: RadiaalRF:type: RunFlat16:velgdiameter in inchC:bestel- of bedrijfswagen88:kengetal voor draagvermogen,
109 komt bijv. overeen met
ongeveer 1030 kgR:kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q:maximaal 160 km/uS:maximaal 180 km/uT:maximaal 190 km/uH:maximaal 210 km/uV:maximaal 240 km/uW:maximaal 270 km/u
Kies een band die geschikt is voor de
topsnelheid van uw auto.
De topsnelheid is bereikbaar op
rijklaar gewicht met bestuurder
(75 kg) plus 125 kg nuttige last. Door
optionele uitrusting kan de topsnel‐ heid van de auto afnemen.
Draairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐ len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de zijwand van de band.
Bandenspanning De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten. Dit geldt ook
voor auto's met een bandenspan‐ ningscontrolesysteem.
Page 207 of 267

Verzorging van de auto205De bandenspanningsinformatiestic‐ker op het bestuurdersportierframe
vermeldt de originele banden en de
bijbehorende bandenspanning.
Breng de banden altijd op de op het
label vermelde spanningswaarden.
Bandenspanningswaarden 3 251.
De voorgeschreven bandenspanning geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de
bandenslijtage.
De bandenspanningswaarden verschillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐ spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 233.
2. Bepaal de betreffende band.De bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 251.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐ verklaring die bij uw auto is geleverd,
of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de banden‐
spanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
9 Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de
aanbevolen bandenspanning
zoals vermeld in de bandenspan‐
ningstabel de op de band aange‐
geven maximale bandenspanning
overschrijden. Overschrijd nooit de op de band aangegeven maxi‐
male bandenspanning.
Afhankelijkheid van temperatuur
De bandenspanning hangt af van detemperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning
van de band op.
Bandenspanningswaarden op het
etiket bandenspanningsinformatie en
het overzicht bandenspanningswaar‐
den gelden voor koude banden,
d.w.z. bij 20 °C. Bij elke 10 °C meer neemt de spanning met zo'n 10 kPa
(0,1 bar) toe. Houd hiermee rekening
wanneer u warme banden contro‐ leert.
Rijden met een aanhanger Bij het trekken van een aanhanger
met een volledig beladen auto moet
de bandenspanning worden
verhoogd met 20 kPa/0,2 bar
(3,0 psi) en de maximumsnelheid
worden beperkt tot 100 km/h.
Rijden met een aanhanger 3 175.
Page 208 of 267

206Verzorging van de autoAchterwielaandrijving, met
dubbele achterbanden
Bij het opblazen van de buitenste
band moet de opblaasbuis tussen de
twee wielen door worden geleid.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem gebruikt radiografische en
sensortechnologie ter controle van de bandenspanningswaarden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk
vereist is, wordt de typegoedkeuring van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
De sensoren van het bandenspan‐
ningscontrolesysteem controleren de
spanningswaarden van de banden en verzenden de meetwaarden naar een
ontvanger in de auto.
Overzicht bandenspanningswaarden
3 251.
Bandenspanning te laagEen te lage bandenspanning wordt
aangegeven door het oplichten van
controlelamp w 3 100 en een bijbe‐
horend bericht op het Driver Informa‐ tion Center.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 251.
Na het op spanning brengen moet u mogelijk een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden in het
systeem bij te werken. Hierbij kan w
oplichten.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit
duiden op een naderende te lage
bandenspanning. Controleer de
bandenspanningswaarden van alle
vier de banden.
Schakel het contact uit wanneer de
bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd.
Monteer uitsluitend wielen met druk‐
sensoren, omdat anders w dan
enkele seconden knippert en vervol‐
gens blijft branden, samen met
Page 209 of 267

Verzorging van de auto207controlelamp A 3 98 en er een bijbe‐
horend bericht op het Driver Informa‐
tion Center verschijnt.
Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen druksensor. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. Voor de
overige drie wielen blijft het banden‐ spanningscontrolesysteem in
werking.
Controlelamp w en het bijbehorende
bericht blijven actief totdat de banden op de juiste bandenspanning zijn
gezet.
Driver Information Center 3 103.
Boordinformatie 3 104.
Lekke band Een lekke band of een veel te lage
bandenspanning wordt aangegeven door het oplichten van controlelamp
w samen met C 3 99 en een bijbe‐
horend bericht op het Driver Informa‐
tion Center. Stop de auto en schakel
de motor uit.
Bandenspanning 3 251, Bandenre‐
paratieset 3 209, Reservewiel
3 215, Wiel verwisselen 3 213.Inleerfunctie
Na het repareren van een lekke band
en het weer op spanning brengen van de banden moet het bandenspan‐
ningscontrolesysteem opnieuw bere‐
kenen.
Bandenspanning 3 251, bandenre‐
paratieset 3 209.
Selecteer onderweg het menu
Bandenspanning op het Driver Infor‐
mation Center door de knop op het
uiteinde van de wisserhendel in te
drukken. Houd de knop gedurende
ongeveer vijf seconden ingedrukt om
het systeem opnieuw te laten bereke‐
nen. Een bijbehorend bericht
verschijnt in het Driver Information
Center.
Voor het voltooien van de inleerpro‐
cedure moet u wellicht enkele minu‐
ten met een snelheid van meer dan
40 km/u rijden. Het systeem kan
tijdens deze tijd alleen beperkte infor‐
matie verstrekken.
Wanneer tijdens het inleren proble‐
men optreden, blijft controlelamp w
branden en wordt een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center weergegeven.
Driver Information Center 3 103.
Boordinformatie 3 104.
Algemene informatie
Gebruik van sneeuwkettingen of in de handel verkrijgbare vloeibare
bandenreparatiesets kan de werking
van het systeem nadelig beïnvloe‐
den. Gebruik door de fabriek goedge‐
keurde bandenreparatiesets.
Bandenreparatieset 3 209, Sneeuw‐
kettingen 3 209.
Page 210 of 267

208Verzorging van de autoExterne zendinstallaties met een
hoog vermogen kunnen storingen in
het bandenspanningscontrolesys‐
teem tot gevolg hebben.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gedemonteerd en onderhou‐
den door een werkplaats.
Profieldiepte Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van twee-drie mm (vier mm voor
winterbanden) is bereikt.
Omwille van de veiligheid wordt het
aanbevolen dat de profieldiepte van
de banden op één as onderling niet
meer dan twee mm verschilt.
De wettelijk toegestane minimumpro‐
fieldiepte (1,6 mm) is bereikt wanneer het profiel tot aan een van de slijtage- indicatoren (TWI = Tread Wear Indi‐
cator) is afgesleten. De positie van de
slijtage-indicatoren wordt aangeduid
door merktekens op de zijwand van de band.
Banden verouderen ook wanneer er
niet mee gereden wordt. Wij raden u
aan de banden om de zes jaar te vervangen.
Van banden- en velgmaat
veranderen
Bij het gebruik van banden met een
andere bandenmaat dan af fabriek
gemonteerd, moeten mogelijk de
snelheidsmeter en de voorgeschre‐
ven bandenspanning geherprogram‐
meerd worden en moeten er eventu‐
eel andere aanpassingen aan de auto
worden verricht.
Na montage van banden met een
andere bandenmaat de sticker met
de bandenspanning laten vervangen.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte
banden of velgen kan tot ongeluk‐ ken leiden en maakt de typegoed‐keuring van het voertuig ongeldig.
Wieldoppen
Gebruik wieldoppen en banden die
door de fabriek voor de desbetref‐
fende auto zijn goedgekeurd en daar‐ mee aan alle eisen voor de desbe‐
treffende combinatie van wielen en
banden voldoen.