PEUGEOT 508 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 508, Model: PEUGEOT 508 2021Pages: 292, PDF Size: 8.68 MB
Page 161 of 292

159
Rijden
6De middelste pijl is groen als de auto rijdt of wit om
de volgende manoeuvreerrichting aan te geven.
Tijdens de gehele manoeuvre, aangegeven door het groene pictogram "AUTO", moet de
bestuurder de toets van de functie ingedrukt
houden.
Tijdens de manoeuvres draait het stuurwiel snel rond: houd daarom het stuurwiel niet
tegen en steek uw handen niet tussen de spaken
van het stuurwiel. Let op voorwerpen die de
manoeuvre kunnen blokkeren (zoals losse
kleding, sjaals of stropdassen) - kans op letsel!
Als de auto aanzienlijk wordt afgeremd, gaan de remlichten wellicht branden.
Onderbreken/hervatten van de manoeuvre
De manoeuvre kan te allen tijde tijdelijk worden
onderbroken (automatisch door het systeem als een
obstakel is gedetecteerd of door tussenkomst van
de bestuurder). Als de bestuurder een gevaarlijke
situatie ziet aankomen, moet hij de manoeuvre
annuleren.
Om de manoeuvre te onderbreken kan de
bestuurder:
–
De toets van de functie loslaten.
–
Het rempedaal intrappen.
–
De controle over de auto overnemen.
–
De transmissie in een andere stand zetten
(behalve P). De auto staat meteen stil als de manoeuvre wordt
onderbroken.
Dit wordt bevestigd door de weergave van dit
symbool in combinatie met de melding
" Manoeuvre geannuleerd".
Als u de manoeuvre wilt hervatten wanneer de
reden voor het onderbreken niet meer bestaat:
►
Laat alle bedieningselementen los (rempedaal,
toets van de functie, stuurwiel, selectiehendel).
►
Druk opnieuw op de toets van de functie.
Definitief onderbreken na annuleren van de
manoeuvre:
►
T
rap het rempedaal in en selecteer een
versnelling.
De manoeuvre afbreken
De manoeuvre wordt in de volgende situaties
afgebroken:
–
De bestuurder onderneemt geen actie binnen 30
seconden nadat de manoeuvre is geannuleerd.
–
De parkeerrem wordt handmatig aangetrokken.
–
De bestuurder schakelt stand
P van de
transmissie in.
–
De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt
losgemaakt.
–
Een van de portieren of de achterklep wordt
geopend.
–
De richtingaanwijzers aan de tegenovergestelde
zijde van die van de manoeuvre worden
ingeschakeld.
–
In bepaalde gevallen, wanneer een wiel van de
auto een stoeprand of een laag voorwerp raakt.
–
De antispinregeling grijpt in op een glad wegdek. –
Er verschijnt plotseling een obstakel in de baan
van de manoeuvre dat niet is gedetecteerd door het
systeem voordat de manoeuvre is begonnen en het
obstakel blijft langer dan 30 seconden aanwezig.
–
Na 10 in- of uitparkeermanoeuvres bij fileparkeren
en na 7 manoeuvres bij haaks inparkeren.
–
Bij een storing in het systeem tijdens het
manoeuvreren.
Door het annuleren van de manoeuvre worden de
remmen onmiddellijk geactiveerd en wordt de functie
automatisch uitgeschakeld.
Dit symbool wordt weergegeven in combinatie met de melding "Manoeuvre
afgebroken".
Een melding verzoekt de bestuurder om de controle
over de auto over te nemen.
De functie wordt na een paar seconden uitgeschakeld; dit lampje gaat uit en de
functie keert terug naar de oorspronkelijke
weergave.
Het systeem schakelt na 4 seconden automatisch
stand P van de transmissie in.
Einde van manoeuvre
De auto stopt zodra de manoeuvre is voltooid.Dit symbool wordt weergegeven in
combinatie met de melding "Manoeuvre
voltooid".
Wanneer de functie wordt uitgeschakeld, gaat dit lampje uit en gaat het systeem terug
naar de oorspronkelijke weergave.
–
Bij het inparkeren is het mogelijk dat de
bestuurder de manoeuvre moet voltooien. De
Page 162 of 292

160
Rijden
transmissie schakelt 4 seconden na het voltooien
van de manoeuvre naar stand P.
–
W
anneer u een parkeerplek verlaat, schakelt
de transmissie naar stand
N als de manoeuvre is
voltooid. Met een melding en symbolen wordt de
bestuurder aangespoord de controle over de auto
over te nemen.
De transmissie schakelt automatisch naar stand P
als de bestuurder binnen 30 seconden geen actie
onderneemt.
Werkingslimieten
– Het systeem kan een ongeschikte parkeerplaats
voorstellen (parkeerverbod, wegwerkzaamheden
met beschadigd wegdek, parkeerplaats naast een
greppel, enz.).
–
Het system kan aangeven dat een plaats is
gevonden, maar biedt deze niet als mogelijkheid
aan omdat door een vast obstakel aan de
tegenoverliggende zijde van de manoeuvre de auto
de voor de parkeermanoeuvre vereiste koers niet
kan volgen.
–
Het systeem kan aangeven dat een plaats is
gevonden, maar activeert de manoeuvre niet, omdat
de breedte van de rijbaan onvoldoende is.
–
Het systeem is niet ontworpen voor het uitvoeren
van parkeermanoeuvres op een steile helling of in
een scherpe bocht.
–
Het systeem detecteert geen parkeerplaatsen
die veel groter zijn dan de auto zelf of die begrensd
worden door obstakels die te laag (trottoirbanden,
drempels enz.) of te dun (bomen, palen,
draadhekken enz.) zijn.
– De werking van het systeem kan negatief worden
beïnvloed door een onjuiste bandenspanning.
–
Als de auto zwaar beladen is, kunnen de
afstandsmetingen worden verstoord door het
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de volgende omgevingsomstandigheden:
–
Langs een zachte berm (greppel), kade of een
rand van een afgrond.
–
Bij een glad wegdek (ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de volgende situaties zich voordoet:
–
Als de bandenspanning van een band te laag
is.
–
Als een van de bumpers is beschadigd.
–
Als een van de camera's defect is.
–
Als de remlichten niet werken.
Gebruik de functie niet wanneer de auto is blootgesteld aan een van de volgende
aanpassingen:
–
W
anneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op de
allesdragers, fietsendrager op de achterklep
enz.).
–
Indien een niet-goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is.
–
Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
–
Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.
–
Als wielen met een andere diameter dan de
oorspronkelijke zijn aangebracht.
– Na aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming).
–
Als de sensoren opnieuw gespoten zijn buiten
het PEUGEOT-dealernetwerk,
–
Bij gebruik van sensoren die niet voor de auto
zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is ingeschakeld, knippert dit controlelampje tijdelijk en klinkt er een
geluidssignaal om een storing in de Full Park
Assist
aan te geven.
Als de storing tijdens het gebruik optreedt, gaat het
controlelampje uit.
Als de storing in het parkeerhulpsysteem zich voordoet tijdens het gebruik van het Full Park
Assist-systeem (dit waarschuwingslampje gaat
branden), dan wordt de functie uitgeschakeld.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging gaat dit waarschuwingslampje branden op het
instrumentenpaneel in combinatie met een melding.
Zet de auto stil. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Page 163 of 292

Al ruim 20 jaar zoekt PEUGEOT TOTAL de limieten op en heeft daarbij successen
onder de zwaarste omstandigheden gehaald, met overwinningen in de 24 uur van
Le Mans en de Dakar Rally, en die van al onze Rally-klanten over de hele wereld.
Voor deze uitzonderlijke prestaties kozen de teams van Peugeot Sport voor\
TOTAL
QUARTZ, een hoogwaardig smeermiddel dat de motor onder de meest extreme
omstandigheden beschermt.
T QUARTZ
des tijds
TOTAL QUARTZ INEO FIRST is een zeer hoogwaardig smeermiddel dat door
de R&D-teams van Peugeot en Total gezamenlijk is ontwikkeld. De innovatieve
technologie van deze speciaal voor auto's van het merk Peugeot ontwikkel\
de
motorolie draagt in belangrijke mate bij tot het terugdringen van de CO
2-emissies
en beschermt uw motor tegen verstoppingen.
PEUGEO & T
P ARTNERS IN PERF
Page 164 of 292

162
Praktische informatie
Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 met
respectievelijk tot 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen EN590, EN16734
en EN16709, met een methylvetzuurgehalte tot
respectievelijk 7%, 10%, 20% en 30%. Bij het
gebruik van B20- of B30-brandstof, zelfs af en toe,
gelden speciale onderhoudsvoorschriften die onder
"Zware omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof ( bijv. zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie) is
nadrukkelijk verboden – kans op schade aan de
motor en het brandstofcircuit!
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001(benzine) of B715000
(diesel) zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en storingen
in de motor veroorzaken. Bij deze temperaturen is
het raadzaam winterdiesel te tanken en de tank voor
minimaal 50% gevuld te houden.
Bij temperaturen beneden -15
°C is het beter om de
auto binnen te parkeren (verwarmde garage) om
problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van uw
auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek
octaangetal, specifieke commerciële benaming
enz.) om de goede werking van de motor te
garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Tanken
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 62 liter
(Benzine), 55 liter (Diesel) of 43 liter (Plug-in
hybride).
Reservevolume: ongeveer 6 liter.
Laag brandstofniveau
Als de brandstoftank bijna leeg is, gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal. Als het lampje gaat
branden, bevat de tank nog ongeveer 6 liter
brandstof.
Zolang er niet voldoende brandstof is bijgetankt,
wordt dit waarschuwingslampje telkens
weergegeven wanneer het contact wordt
ingeschakeld, samen met een melding en een
geluidssignaal. Onder het rijden worden deze
melding en het geluidssignaal steeds vaker herhaald
terwijl het brandstofniveau naar 0 gaat.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u
met een lege tank strandt.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
een lege brandstoftank (diesel).
Een pijltje bij het waarschuwingslampje geeft aan aan welke zijde de
brandstofvulklep zich bevindt.
Stop & Start Tank nooit als de motor in de STOP-stand
staat. Zet in dat geval altijd het contact af.
Tanken
Er moet minimaal 10 liter brandstof wordt getankt,
anders wordt dit niet op de brandstofniveaumeter
weergegeven.
Bij het openen van de brandstofvulklep kan een
aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is
volkomen normaal en wordt veroorzaakt door de
Page 165 of 292

163
Praktische informatie
7onderdruk die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit.
De vuldop is in de vulklep geïntegreerd of moet
worden losgeschroefd (afhankelijk van de
uitvoering).
Veilig tanken:
►
Zet altijd de motor uit.
► Open de vulklep, druk langer dan 2 seconden op
de toets voor het openen van de klep of druk met de
auto ontgrendeld op de achterzijde van de vulklep
(afhankelijk van de uitvoering).
Plug-in hybrideauto's Als u op de toets op het dashboard drukt,
kan het enkele minuten duren voordat de vulklep
wordt geopend. Er klinkt een geluid wanneer de
vulklep opent.
Als de klep vastzit, houd de toets op het
dashboard dan langer dan 3 seconden ingedrukt.
► Kies de juiste brandstof bij het tankstation (deze
staat vermeld op de sticker aan de binnenzijde van
de brandstofvulklep van de auto).
►
Draai de vuldop linksom, verwijder deze en
plaats deze in de houder op de vulklep (afhankelijk
van de uitvoering).
►
Steek het vulpistool tot de aanslag in de
vulopening voordat u het vulpistool inknijpt (om
spatten te voorkomen).
►
V
ul de brandstoftank.
Vul niet meer bij nadat het vulpistool drie keer
is afgeslagen, anders kunnen er storingen
optreden.
►
Plaats de vuldop terug en draai deze rechtsom
(afhankelijk van de uitvoering).
► Druk de brandstofvulklep dicht.
Uw auto is voorzien van een katalysator die de
hoeveelheid schadelijke stoffen in de uitlaatgassen
vermindert.
Bij benzinemotoren mag uitsluitend loodvrije
benzine worden gebruikt.
Door de smallere vulpijp kan er alleen loodvrije
benzine worden getankt.
Als u per ongeluk verkeerde brandstof voor de auto tankt, moet de
brandstoftank eerst worden afgetapt en weer
worden gevuld met de correcte brandstof
voordat de motor kan worden gestart.
Plug-in hybrideauto's Als de vulklep per ongeluk wordt gesloten
voordat u gaat tanken, dan kunt u deze niet
handmatig openen. Herstart de motor en
verplaats de auto een paar meter; druk daarna
weer op de toets voor het openen van de vulklep.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het land van verkoop.)
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een
dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine
te tanken.
Deze voorziening, die in de tankopening is
ingebouwd, is zichtbaar zodra u de vuldop
verwijdert.
Page 166 of 292

164
Praktische informatie
Bij het wassen van de autoControleer voordat u de auto gaat wassen
altijd of de laadklep goed is gesloten.
Was de auto niet tijdens het opladen van de
tractiebatterij.
Wassen met hogedrukspuit Het is nadrukkelijk verboden om met een
hogedrukreiniger de motorruimte of de onderzijde
van de carrosserie te reinigen, omdat er anders
schade aan elektrische componenten kan
ontstaan.
Gebruik een druk van maximaal 80 bar wanneer
u de carrosserie wast.
Zorg dat er geen water of stof in de laadaansluiting of laadstekker komt - kans
op elektrocutie of brand!
U mag de laadstekker of -kabel nooit met natte
handen aansluiten of loskoppelen - kans op
elektrocutie!
Tractiebatterij
In de Li-ion tractiebatterij (lithium-ion) wordt de
elektrische energie voor het aandrijven van de auto
opgeslagen.
Deze bevindt zich onder de achterbank.
De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk
van de rijstijl, de route, het gebruik van de
verwarmings- en airconditioningssystemen, en
de veroudering van de componenten van de
tractiebatterij.
Werking
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst, wordt
dit tegengehouden door een klep. Daardoor blijft
het pistool vergrendeld en kan er dus niet getankt
worden.
Probeer in dat geval niet alsnog te tanken, maar
kies een dieseltankpistool.
De tankbeveiligingsvoorziening voorkomt niet dat er met een jerrycan wordt bijgevuld,
ongeacht het type brandstof.
Reizen naar het buitenland De tankpistolen voor het tanken van diesel
kunnen per land verschillen, waardoor kan een
tankbeveiliging op de auto ervoor kan zorgen dat
tanken niet mogelijk is.
Wanneer u naar het buitenland reist, raden wij u
aan om bij een PEUGEOT-dealer na te vragen
of de auto geschikt is voor de apparatuur in de
landen die u bezoekt.
Plug-in hybridesysteem
Elektrisch systeem
Het elektrische circuit van het plug-in
hybridesysteem is te herkennen aan de oranje
kabels. De componenten ervan zijn gemarkeerd met
het volgende symbool:
De aandrijflijn van het plug-in hybridesysteem gebruikt een spanning van
240 tot 400
V. Het systeem kan heet zijn als het
contact is aangezet en vlak nadat het is
uitgeschakeld.
Neem de waarschuwingsmeldingen op de labels,
vooral op de klep in de laadaansluiting, in acht.
Bij problemen Alle werkzaamheden of aanpassingen aan
het elektrische systeem van de auto (inclusief
de tractiebatterij, stekkers, oranje kabels en
andere componenten die aan de binnen- of
buitenkant zichtbaar zijn) zijn ten strengste
verboden - kans op ernstige brandwonden of een
mogelijk dodelijke elektrische schok (kortsluiting/
elektrocutie)!
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Dit label mag alleen door de brandweer en onderhoudsdiensten worden gebruikt bij
werkzaamheden aan de auto.
Andere personen mogen het apparaat op dit
label niet aanraken.
Bij een aanrijding of beschadiging aan de onderzijde van de auto
In deze gevallen kan het elektrische circuit of de
tractiebatterij ernstig beschadigd raken.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij brand Stap onmiddellijk uit de auto en laat ook alle
passagiers uit de auto stappen. Probeer de brand
nooit zelf te blussen - kans op elektrocutie!
U moet onmiddellijk contact opnemen met de
nooddiensten en daarbij melden dat het om een
plug-in hybrideauto gaat.
Page 167 of 292

165
Praktische informatie
7Bij het wassen van de autoControleer voordat u de auto gaat wassen
altijd of de laadklep goed is gesloten.
Was de auto niet tijdens het opladen van de
tractiebatterij.
Wassen met hogedrukspuit Het is nadrukkelijk verboden om met een
hogedrukreiniger de motorruimte of de onderzijde
van de carrosserie te reinigen, omdat er anders
schade aan elektrische componenten kan
ontstaan.
Gebruik een druk van maximaal 80 bar wanneer
u de carrosserie wast.
Zorg dat er geen water of stof in de laadaansluiting of laadstekker komt - kans
op elektrocutie of brand!
U mag de laadstekker of -kabel nooit met natte
handen aansluiten of loskoppelen - kans op
elektrocutie!
Tractiebatterij
In de Li-ion tractiebatterij (lithium-ion) wordt de
elektrische energie voor het aandrijven van de auto
opgeslagen.
Deze bevindt zich onder de achterbank.
De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk
van de rijstijl, de route, het gebruik van de
verwarmings- en airconditioningssystemen, en
de veroudering van de componenten van de
tractiebatterij.
De veroudering van de tractiebatterij is afhankelijk van diverse factoren, zoals de
klimaatomstandigheden en de afgelegde afstand.
Bij schade aan de tractiebatterij Het is ten strengste verboden om zelf
werkzaamheden aan de auto uit te voeren.
Als er vloeistof uit de tractiebatterij komt, raak
deze dan nooit aan. Als dit toch gebeurt, spoel de
huid dan grondig af met veel water en raadpleeg
zo snel mogelijk een arts.
Klep van de laadaansluiting
De klep van de laadaansluiting bevindt zich aan de
zijkant linksachter van de auto.
1. Toets voor inschakelen van geprogrammeerd
laden 2.
Controlelampje ter bevestiging dat de
laadstekker in de laadaansluiting is vergrendeld.
Permanent rood: laadstekker goed geplaatst en
vergrendeld.
Knipperend rood: laadstekker niet goed geplaatst
of vergrendelen niet mogelijk.
3. Laadaansluiting
4. Lichtgeleiders
Status van de
lichtgeleiders Betekenis
Wit, permanent Verlichting wanneer de klep wordt geopend
Blauw,
permanent Geprogrammeerd laden
Groen,
knipperend Laden bezig
Groen,
permanent Laden voltooid
Rood,
permanent Storing
Page 168 of 292

166
Praktische informatie
Verschillende laadtypes
Type kabelCompatibiliteit Specificaties
Laadkabel type 2 met geïntegreerde regeleenheid
Identificatielabel C op de laadaansluiting (zijde auto). Gewoon stopcontact A
(afhankelijk van land).
Laden beperkt tot maximaal 8 A.
Aansluiting van het type "Green'Up" B .
Laden beperkt tot maximaal 16 A.
Laadkabel type 3
Identificatielabels C op de laadaansluiting (zijde auto)
en D p de stekker (zijde lader). Aansluiting voor snellader A
.
Laden beperkt tot maximaal 32 A.
Wallbox-snelladerB .
Bij een schok (zelfs een lichte schok) tegen
de klep van de laadaansluiting mag deze
niet meer worden gebruikt.
U mag de laadaansluiting niet demonteren of
aanpassen; elektrocutie- en/of brandgevaar!
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Laadkabels, aansluitingen en
laders
De tractiebatterij kan met verschillende soorten
kabels worden opgeladen. De bij de auto meegeleverde laadkabel is geschikt
voor gebruik met de elektrische installaties van het
land waar de auto is verkocht. Wanneer u naar het
buitenland reist, raadpleeg dan de volgende tabellen
om te controleren of de laadkabel ook met lokale
elektrische installaties kan worden gebruikt.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om de juiste laadkabel(s)
te verkrijgen.
Identificatielabels op laadaansluitingen/
stekkers
Er zijn identificatielabels op de auto, laadkabel en
lader aangebracht, om de gebruiker te informeren
over welk apparaat moet worden gebruikt.De identificatielabels geven het volgende aan:
Identificatielabel LocatieConfiguratieVoedingstype / spanningsbereik
C
Laadaansluiting (zijde auto) TYPE 2AC
< 480 Vrms
C
Laadstekker (zijde lader) TYPE 2AC
< 480 Vrms
Page 169 of 292

167
Praktische informatie
7Verschillende laadtypes
Type kabelCompatibiliteit Specificaties
Laadkabel type 2 met geïntegreerde regeleenheid
Identificatielabel C op de laadaansluiting (zijde auto). Gewoon stopcontact A
(afhankelijk van land).
Laden beperkt tot maximaal 8 A.
Aansluiting van het type "Green'Up" B .
Laden beperkt tot maximaal 16 A.
Laadkabel type 3
Identificatielabels C op de laadaansluiting (zijde auto)
en D p de stekker (zijde lader). Aansluiting voor snellader A
.
Laden beperkt tot maximaal 32 A.
W
allbox-snelladerB .
Page 170 of 292

168
Praktische informatie
De geschatte laadtijd wordt op het instrumentenpaneel aangegeven als de
auto is aangesloten. Deze tijd is afhankelijk van
diverse factoren, zoals de buitentemperatuur of
kwaliteit van het stroomnet.
Als de buitentemperatuur lager dan -10 °C is,
is het raadzaam om de auto zo snel mogelijk
aan te sluiten, omdat de laadtijd aanzienlijk kan
toenemen. De tractiebatterij kan mogelijk niet
volledig opladen.
Kabel voor opladen via een normaal stopcontact (type 2)
Het is belangrijk dat de kabel niet beschadigd is
en intact blijft.
Een beschadigde kabel mag u niet meer
gebruiken. Neem in dat geval contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de kabel te laten vervangen.
Snellader (type 3) U mag de snellader niet demonteren of
aanpassen; elektrocutie- en/of brandgevaar!
Zie de gebruikersinstructies van de snellader
voor het gebruik ervan.
Regeleenheid (type 2)
Type 1
Type 2POWER Groen: elektrische verbinding tot stand
gebracht; het laden kan beginnen.
CHARGE Knippert groen: bezig met laden of
voorverwarming geactiveerd.
Brandt permanent groen: laden voltooid.
FAULT Rood: storing; laden niet toegestaan of
moet onmiddellijk worden gestopt. Controleer of
alle aansluitingen in orde zijn en of de elektrische
installatie niet defect is.
Als het controlelampje niet uit gaat, neem dan
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de laadkabel in een normaal stopcontact
steekt, gaan alle controlelampjes kort branden.
Als er geen controlelampjes gaan branden,
controleer dan de zekering van het normale
stopcontact.
–
Als de zekering is gesprongen, neem dan contact
op met een elektricien om te controleren of uw
elektrische installatie geschikt is en om eventuele
reparaties uit te voeren.
–
Als de zekering niet is gesprongen, gebruik de
laadkabel dan niet meer en neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Label regeleenheid Type 1 - Aanbevelingen
1. Lees voor gebruik het instructieboekje.