PEUGEOT 508 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 508, Model: PEUGEOT 508 2021Pages: 292, PDF Size: 8.68 MB
Page 171 of 292

169
Praktische informatie
72.Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel
kunnen er brand, schade aan eigendommen
en ernstig of dodelijk letsel door elektrocutie
ontstaan!
3. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact,
beschermd door een aardlekschakelaar van
30 mA.
4. Gebruik altijd een stopcontact met zekering,
geschikt voor de stroomsterkte van het
elektrische circuit.
5. Het gewicht van de regeleenheid mag niet
door het stopcontact, de stekker en de kabels
worden gedragen.
6. Gebruik deze laadkabel nooit als hij defect of
beschadigd is.
7. Probeer deze laadkabel nooit te repareren of
te openen. Deze kabel heeft geen onderdelen
die kunnen worden gerepareerd - vervang de
laadkabel als deze beschadigd is. 8.
Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
9. Gebruik deze laadkabel nooit met een
verlengsnoer, een multistekker, een
omvormeradapter of een beschadigd
stopcontact.
10. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
11 . Forceer de stekker niet als deze op de
aansluiting van de auto is vergrendeld.
12. Als de laadkabel of het stopcontact zeer heet
aanvoelen, moet u onmiddellijk stoppen met
laden door de auto met de afstandsbediening te
vergrendelen en daarna te ontgrendelen.
13. Deze laadkabel bevat onderdelen die
elektrische bogen of vonken kunnen
veroorzaken. Stel deze kabel niet bloot aan
ontvlambare dampen.
14. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van het
merk PEUGEOT. 15.
U mag de stekker nooit met natte handen in het
stopcontact steken of eruit halen.
Label regeleenheid Type 2 - Status van
controlelampjes
Status van
controlelampje
Uit
Aan
Knippert
POWER CHARGE FAULT PictogramBeschrijving
Niet aangesloten op de voedingsbron of het stroomnet
levert geen stroom.
(groen)
(groen)
(rood)
De regeleenheid voert momenteel een zelftest uit.
(groen)
Alleen aangesloten op het stroomnet of op het
stroomnet en de elektrische auto (EV), maar er wordt
niet opgeladen.
Page 172 of 292

170
Praktische informatie
6.Probeer deze laadkabel nooit te repareren of
te openen. Deze kabel heeft geen onderdelen
die kunnen worden gerepareerd - vervang de
laadkabel als deze beschadigd is.
7. Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
8. Gebruik deze laadkabel nooit met een
verlengsnoer, een multistekker, een
omvormeradapter of een beschadigd
stopcontact.
9. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
10. Als de laadkabel of het stopcontact zeer heet
aanvoelen, moet u onmiddellijk stoppen met
laden door de auto met de afstandsbediening te
vergrendelen en daarna te ontgrendelen.
11 . Deze laadkabel bevat onderdelen die
elektrische bogen of vonken kunnen
veroorzaken. Stel deze kabel niet bloot aan
ontvlambare dampen.
12. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van het
merk PEUGEOT.
13. U mag de stekker nooit met natte handen in het
stopcontact steken of eruit halen.
14. Forceer de stekker niet als deze op de
aansluiting van de auto is vergrendeld.
De tractiebatterij opladen
(plug-in hybride)
Wanneer u de tractiebatterij volledig wilt opladen,
moet u de laadprocedure zonder onderbrekingen
volgen totdat de procedure automatisch wordt
POWER CHARGE FAULT PictogramBeschrijving
(groen)
(groen)
Aangesloten op de voedingsbron en op de elektrische
auto (EV)
De elektrische auto wordt opgeladen of is bezig met
de voorverwarming/-koeling van het interieur.
(groen)
(groen)
Aangesloten op de voedingsbron en op de elektrische
auto (EV)
De elektrische auto wacht op opladen of de elektrische
auto is opgeladen.
(rood)
Storing in de regeleenheid. Laden niet toegestaan.
Als het storingslampje weer gaat branden na een
handmatige reset, dan moet de regeleenheid worden
gecontroleerd door een PEUGEOT-dealer voordat de
auto weer wordt opgeladen.
(groen)
(groen)
(rood)
De regeleenheid staat in de diagnosestand.
Procedure voor handmatige reset
De regeleenheid kan worden gereset door de laadstekker en de stekker in \
het stopcontact tegelijkertijd los te koppelen.
Sluit daarna eerst het stopcontact weer aan. Zie de handleiding voor mee\
r informatie.
Label regeleenheid Type 2 - Aanbevelingen
Lees voor gebruik het instructieboekje.
1.Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel
kunnen er brand, schade aan eigendommen
en ernstig of dodelijk letsel door elektrocutie
ontstaan!
2. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact,
beschermd door een aardlekschakelaar van
30 mA. 3.
Gebruik altijd een stopcontact met zekering,
geschikt voor de stroomsterkte van het
elektrische circuit.
4. Het gewicht van de regeleenheid mag niet
door het stopcontact, de stekker en de kabels
worden gedragen.
5. Gebruik deze laadkabel nooit als hij defect of
beschadigd is.
Page 173 of 292

171
Praktische informatie
76.Probeer deze laadkabel nooit te repareren of
te openen. Deze kabel heeft geen onderdelen
die kunnen worden gerepareerd - vervang de
laadkabel als deze beschadigd is.
7. Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
8. Gebruik deze laadkabel nooit met een
verlengsnoer, een multistekker, een
omvormeradapter of een beschadigd
stopcontact.
9. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
10. Als de laadkabel of het stopcontact zeer heet
aanvoelen, moet u onmiddellijk stoppen met
laden door de auto met de afstandsbediening te
vergrendelen en daarna te ontgrendelen.
11 . Deze laadkabel bevat onderdelen die
elektrische bogen of vonken kunnen
veroorzaken. Stel deze kabel niet bloot aan
ontvlambare dampen.
12. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van het
merk PEUGEOT.
13. U mag de stekker nooit met natte handen in het
stopcontact steken of eruit halen.
14. Forceer de stekker niet als deze op de
aansluiting van de auto is vergrendeld.
De tractiebatterij opladen
(plug-in hybride)
Wanneer u de tractiebatterij volledig wilt opladen,
moet u de laadprocedure zonder onderbrekingen
volgen totdat de procedure automatisch wordt
beëindigd. Het laden kan direct beginnen
(standaard) of op een geprogrammeerd tijdstip.
Het geprogrammeerd laden kan via het
touchscreen of de MYPEUGEOT APP-app
worden ingesteld.
Als de auto is aangesloten, wordt de volgende
informatie weergegeven op het instrumentenpaneel:
–
Status van de batterij (%).
–
Resterende actieradius (km of mijl).
–
Geschatte laadtijd (het berekenen kan enkele
seconden duren).
–
Laadsnelheid (kW/h).
Nadat het instrumentenpaneel in stand-by is
gegaan, kan deze informatie opnieuw worden
weergegeven door de auto te ontgrendelen of een
portier te openen.
U kunt de voortgang van het laden ook in de gaten houden met de MYPEUGEOT
APP-app.
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor meer
informatie over de op afstand te bedienen
functies.
Lounge-stand Wanneer de auto is aangesloten, kan het
contact worden aangezet en kunnen bepaalde
functies zoals de audio- en telematicasystemen
en de airconditioning een paar uur worden
gebruikt.
De auto 1 tot 12 maanden stallen Laat de tractiebatterij leeglopen tot 2 of
3 streepjes op de laadniveaumeter op het
instrumentenpaneel.
Sluit de laadkabel niet aan.
Zorg dat de auto altijd gestald staat bij een
temperatuur tussen -10 °C en 30 °C (wanneer u
de auto op een plek met extreme temperaturen
stalt, kan de tractiebatterij beschadigd raken).
Zie het hoofdstuk 12V-accu (plug-in hybride)
voor de procedure voor het loskoppelen van de
accu.
Voorzorgsmaatregelen
Plug-in hybrideauto's zijn ontwikkeld in
overeenstemming met de richtlijnen voor
blootstellingslimieten voor elektromagnetische
velden, zoals uitgegeven door de International
Commission on Non-Ionizing Radiation
Protection
(ICNIRP - Richtlijnen 1998).
Dragers van pacemakers of vergelijkbare apparaten moeten een arts raadplegen over
eventueel te nemen voorzorgsmaatregelen of
contact opnemen met de fabrikant van hun
geïmplanteerde elektronische medische apparaat
om na te vragen of het apparaat gegarandeerd
werkt in een omgeving die voldoet aan de richtlijnen
van de ICNIRP.
Bij twijfel: blijf tijdens het opladen niet in de auto of
in de nabijheid van de auto, de laadkabel of de lader,
zelfs niet voor korte tijd.
Page 174 of 292

172
Praktische informatie
► Verwijder de beschermkap van de laadstekker.
► Steek de laadstekker in de laadaansluiting van
de auto.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door het
knipperen van de groene lichtgeleiders in de klep.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle
aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om
te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Loskoppelen
Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:
► Als de auto is vergrendeld, moet u deze
ontgrendelen.
► Als de auto is ontgrendeld, moet u deze
vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
Als de selectieve ontgrendeling van de portieren is geactiveerd, druk dan twee keer
op de ontgrendeltoets op de afstandsbediening
om de laadstekker los te koppelen.
Het rode controlelampje in de klep gaat uit om te
bevestigen dat de stekker ontgrendeld is.
► Verwijder de laadstekker binnen 30 seconden.
Voorafgaand aan het laden
Afhankelijk van de situatie:
►
Laat een elektricien controleren of de
elektrische installatie voldoet aan de geldende
normen en geschikt is voor het opladen van de
auto.
►
Laat een voor de auto geschikt specifiek
stopcontact of een voor de auto geschikte lader
voor versneld laden (wallbox) monteren door een
professionele elektricien.
Gebruik de laadkabel die bij de auto wordt
meegeleverd.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
(Tijdens het laden) Uit veiligheidsoverwegingen start de
motor niet als de laadkabel is aangesloten op
de laadaansluiting van de auto. Er wordt een
waarschuwing op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Als de auto wordt ontgrendeld terwijl de auto
wordt opgeladen, dan stopt het laden.
As de portieren of achterklep niet worden
geopend en de laadstekker niet wordt verwijderd,
wordt de auto na 30 seconden weer vergrendeld
en wordt het laden voortgezet.
Voer nooit werkzaamheden uit onder de
motorkap:
–
Sommige gebieden blijven zeer heet, tot zelfs
1 uur nadat het laden is beëindigd - kans op
brandwonden!
– De ventilator kan op elk moment inschakelen -
kans op snijwonden of verstikking!
Na het laden Controleer of de laadklep is gesloten.
Laat de kabel na het laden niet in het stopcontact
zitten - kans op kortsluiting of elektrocutie als de
kabel nat wordt of in water terechtkomt!
Laadprocedure
Aansluiten
► Controleer of de selectiehendel in stand P staat
en het contact is afgezet voordat u begint met laden,
anders is het laden niet mogelijk.
►
Druk op de achterkant van de klep van de
laadaansluiting om deze te openen en controleer of
er geen vreemd materiaal op de laadaansluiting van
de auto aanwezig is.
De lichtgeleiders van de klep gaan wit branden.
Opladen via een normaal stopcontact (type 2)
► Sluit de laadkabel aan de kant van het
controlepaneel aan op een normaal stopcontact.
Tijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes op
de regeleenheid branden. Vervolgens blijft alleen het
groene controlelampje
POWER branden.
►
V
erwijder de beschermkap van de laadstekker.
►
Steek de laadstekker in de laadaansluiting van
de auto.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door
het knipperen van de groene lichtgeleiders
in de klep en het knipperen van het groene
controlelampje
CHARGE
op de regeleenheid.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle
aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om
te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Versneld opladen (type 3)
► Volg de gebruikersinstructies van de snellader
(wallbox).
Page 175 of 292

173
Praktische informatie
7► Verwijder de beschermkap van de laadstekker.
► Steek de laadstekker in de laadaansluiting van
de auto.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door het
knipperen van de groene lichtgeleiders in de klep.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle
aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om
te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Loskoppelen
Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:
►
Als de auto is vergrendeld, moet u deze
ontgrendelen.
►
Als de auto is ontgrendeld, moet u deze
vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
Als de selectieve ontgrendeling van de portieren is geactiveerd, druk dan twee keer
op de ontgrendeltoets op de afstandsbediening
om de laadstekker los te koppelen.
Het rode controlelampje in de klep gaat uit om te
bevestigen dat de stekker ontgrendeld is.
►
V
erwijder de laadstekker binnen 30 seconden.
Opladen via een normaal stopcontact (type 2)
Als het laden is beëindigd, gaan het groene
controlelampje CHARGE op de regeleenheid en de
groene lichtgeleiders in de klep permanent branden.
►
Na het loskoppelen plaatst u de beschermkap
weer op de laadstekker en sluit u de klep van de
laadaansluiting.
►
Haal de laadkabel aan de zijde van de
regeleenheid uit het normale stopcontact.
Versneld opladen (type 3)
Als het laden is beëindigd, wordt dit bevestigd door
de snellader (wallbox) en gaan de lichtgeleiders in
de klep permanent groen branden.
►
Plaats na het loskoppelen de beschermkap
terug op de laadstekker en sluit de klep van de
laadaansluiting.
Geprogrammeerd laden
Instellingen
Met PEUGEOT Connect Nav► Selecteer de pagina Laden in het menu
Energy van het touchscreen.
►
Stel de begintijd voor het laden in.
►
Druk op
OK.
De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
Met PEUGEOT Connect Radio of PEUGEOT
Connect Nav
U kunt het geprogrammeerd laden ook instellen met een smartphone via de app
MYPEUGEOT APP.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de op afstand te bedienen functies.
Activering
► Sluit de auto aan op de gewenste
laadapparatuur.
► Druk binnen een minuut op deze toets in
de klep om het geprogrammeerd laden te
activeren (bevestigd door het blauw branden van de
lichtgeleiders).
Trekhaak
Verdeling van de lading
► V erdeel het gewicht in de aanhanger gelijkmatig,
plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de
as en probeer de maximaal toegestane kogeldruk
zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te
overschrijden.
Door lagere luchtdichtheid nemen de prestaties van
de motor af als men op grotere hoogte boven de
zeespiegel komt. Trek daarom voor elke 1000 m
hoogte 10% van het maximale aanhangergewicht af.
Gebruik een trekhaak en de betreffende bedrading die door PEUGEOT zijn
goedgekeurd. Laat de trekhaak door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats monteren.
Als de trekhaak niet door een PEUGEOT-dealer
wordt gemonteerd, moet de montage altijd
volgens de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Page 176 of 292

174
Praktische informatie
► Reik met uw vlakke hand onder de
achterbumper, met uw handpalm naar boven
gericht.
► Steek uw hand in de houder en pak de
handgreep vast.
Ontgrendelen van de trekhaakkogel:
► Trek de handgreep stevig omlaag om de
trekhaakkogel te ontgrendelen.
De trekhaakkogel hangt omlaag aan zijn as.
Zodra u de handgreep loslaat, wordt hij automatisch
in de houder vastgezet.
Gebruikspositie
Trekhaak ontgrendeld:
Belangrijk: als de auto met een elektrisch
bedienbare achterklep en de functie Handsfree
toegang achterklep is uitgerust en voorzien
van een trekhaak die niet door een PEUGEOT-
dealer is gemonteerd, dan is het van essentieel
belang dat u naar een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats gaat om het
detectiesysteem opnieuw te laten kalibreren -
kans op storing in de functie Handsfree toegang
achterklep.
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden
automatisch uitgeschakeld wanneer er een
goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over het rijden met een aanhanger en de functie
Aanhangerstabiliteitscontrole.
Houd u aan het maximale aanhangergewicht dat op het
kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in het deel Technische
gegevens van dit boekje wordt vermeld.
Wanneer u accessoires aan de trekhaak bevestigt (zoals een fietsendrager of
bagageplateau):
–
Houd u aan de maximaal toegestane
kogeldruk.
–
V
ervoer niet meer dan 4 gewone fietsen of 2
elektrische fietsen.
Wanneer u fietsen op een fietsendrager op een
trekhaak laadt, plaats dan de zwaarste fietsen
het dichtst bij de auto.
Houd u aan de ter plaatse geldende regelgeving.
Auto met elektrisch bedienbare achterklep met handsfree-functie
(Handsfree toegang achterklep)
Om te voorkomen dat de elektrisch bedienbare
achterklep ongewenst opengaat bij het gebruik
van de trekhaak:
–
Schakel deze functie van tevoren uit in het
configuratiemenu van de auto.
–
Of verwijder de elektronische sleutel uit de
detectiezone als de achterklep is gesloten.
Inklapbare trekhaak
Wanneer de trekhaak niet gebruikt wordt, kan deze
worden ingeklapt onder de achterbumper.
Er is geen gereedschap nodig voor het uitklappen of
inklappen.
Voordat er aanpassingen worden verricht, moet de auto stilstaan met aangetrokken
parkeerrem.
Het gedeelte bij de uitlaatpijp kan heet worden -
Kans op brandwonden!
Auto met elektrisch bedienbare achterklep met handsfree-functie
Volg om te voorkomen dat de achterklep
ongewenst opengaat bij het trekken van een
aanhanger de adviezen met betrekking tot de
Trekhaak in de desbetreffende rubriek op.
Ontgrendelhandgreep
De trekhaakkogel is vergrendeld in de opbergpositie
(ingeklapt) of de gebruikspositie (uitgeklapt).
De ontgrendelhandgreep bevindt zich achter de
achterbumper en wordt beschermd door een houder.
Bereiken van de handgreep:
Page 177 of 292

175
Praktische informatie
7► Reik met uw vlakke hand onder de
achterbumper, met uw handpalm naar boven
gericht.
►
Steek uw hand in de houder en pak de
handgreep vast.
Ontgrendelen van de trekhaakkogel:
►
T
rek de handgreep stevig omlaag om de
trekhaakkogel te ontgrendelen.
De trekhaakkogel hangt omlaag aan zijn as.
Zodra u de handgreep loslaat, wordt hij automatisch
in de houder vastgezet.
Gebruikspositie
Trekhaak ontgrendeld:
► Pak de trekhaak vast en draai hem omhoog tot
hij in de verticale stand vergrendeld wordt.
De trekhaak moet altijd ingeklapt worden bij het gebruik van een hogedrukreiniger.
Houd het uiteinde van de spuitlans op minimaal
30
cm van de trekhaak.
► Beweeg de beschermkap van de
trekhaakaansluiting omhoog en sluit de stekker van
de aanhanger of drager aan.
►
Maak de kabel van de aanhanger vast aan het
veiligheidsoog in het hoekstuk van de trekhaak.
Opbergpositie
Wanneer de trekhaak niet gebruikt wordt, wordt geadviseerd deze in te klappen.
Als de trekhaak is uitgeklapt, kan bij een
aanrijding van achteren meer schade aan de
auto ontstaan.
Trekhaak ontgrendeld en stekker ontkoppeld:
► Pak de trekhaakkogel vast en draai hem tot hij in
de horizontale stand vergrendeld wordt.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voor werkzaamheden
aan het trekhaaksysteem.
Dakdragers
Uit veiligheidsoverwegingen en om te voorkomen dat het dak van uw auto
beschadigd raakt, is het raadzaam om uitsluitend
voor uw auto goedgekeurde dakdragers te
gebruiken.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
voor het aanschaffen van deze dakdragers en de
bijbehorende bevestigingselementen.
Houd u aan de montagevoorschriften en de
gebruiksvoorwaarden die staan vermeld in
de handleiding die bij de dakdragers wordt
meegeleverd.
Page 178 of 292

176
Praktische informatie
Schuif- / kanteldakOpen het schuif- / kanteldak niet bij gebruik
van de dakdragers - Kans op ernstige schade!
Fietsen-/accessoiredrager
Het bevestigen van een drager aan de achterklep is niet toegestaan.
Sneeuwscherm
(Afhankelijk van het land waarin de auto wordt
verkocht)
Deze afneembare voorziening voorkomt
opeenhoping van sneeuw rond de koelventilator van
de radiateur.
Bij problemen met monteren/verwijderenNeem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Op het dak bevestigen
(Berline)
Vooraan
Achteraan
Bevestig de dakdragers uitsluitend op de vier
bevestigingspunten in het dakframe. Deze
bevestigingspunten zitten verborgen achter de
portierafdichtingen; til de afdichting op om bij het
bevestigingspunt te komen.
De bevestigingen van de dakdragers zijn voorzien
van een nok die op de pen van het bevestigingspunt
moet worden aangebracht.
Bevestigen op de dakrails
(SW)
U moet de allesdragers bevestigen ter hoogte van
de merktekens op de dakrails.
Maximale belasting op de dakdragers, bij een maximale laadhoogte van 40 cm
(behalve fietsendrager): 80
kg.
Deze waarde kan veranderen; controleer de
maximaal toegestane belasting in de handleiding
van de dakdragers.
Pas de rijsnelheid bij een belading hoger dan 40
cm aan de rijomstandigheden aan om schade
aan de dakdragers en de bevestigingspunten op
het dak te voorkomen.
Raadpleeg de landelijke wetgeving met
betrekking tot het vervoeren van voorwerpen die
langer zijn dan de auto.
Voorschriften Verdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk bij
het dak.
Zet de lading goed vast.
Rijd voorzichtig: de auto reageert sneller op
zijwind en de stabiliteit van de auto kan door de
belading worden beïnvloed.
Controleer regelmatig of de dakdragers goed
zijn geplaatst en bevestigd, in ieder geval voor
elke rit.
Verwijder de dakdragers zodra deze niet meer
nodig zijn.
Dakkoffer Neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats voor de
bijbehorende bevestigingen.
Page 179 of 292

177
Praktische informatie
7
Schuif- / kanteldakOpen het schuif- / kanteldak niet bij gebruik
van de dakdragers - Kans op ernstige schade!
Fietsen-/accessoiredrager
Het bevestigen van een drager aan de achterklep is niet toegestaan.
Sneeuwscherm
(Afhankelijk van het land waarin de auto wordt
verkocht)
Deze afneembare voorziening voorkomt
opeenhoping van sneeuw rond de koelventilator van
de radiateur.
Bij problemen met monteren/verwijderenNeem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer voordat u begint of de motor is uitgeschakeld en de koelventilator is
gestopt.
Het is belangrijk dat u ze verwijdert bij: – een buitentemperatuur hoger dan 10 °C.
–
het trekken van een aanhanger
.
–
een snelheid hoger dan 120
km/h.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van
de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien van
een sneeuwketting.
Neem de geldende wetgeving in uw land in acht met betrekking tot het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik alleen kettingen die zijn bedoeld voor
montage op het type wiel van de auto:
Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
215/60 R16 9 mm
Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
215/55 R17 9 mm
235/45 R18 Bandenmaat niet
geschikt voor
sneeuwkettingen (met standaard
sneeuwkettingen)
235/40 R19 Bandenmaat niet
geschikt voor
sneeuwkettingen (met standaard
sneeuwkettingen)
245/35 R20 Bandenmaat niet
geschikt voor
sneeuwkettingen (met standaard
sneeuwkettingen)
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg
op een vlakke ondergrond stil.
►
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
Page 180 of 292

178
Praktische informatie
Plug-in hybridesVoordat er werkzaamheden onder de
motorkap worden uitgevoerd, moet u eerst
het contact uitzetten en de laadstekker eruit
trekken als deze is aangesloten. Verder moet
u controleren of het controlelampje READY op
het instrumentenpaneel niet brandt en moet u 4
minuten wachten – kans op ernstig letsel!
Door de plaats van de hendel kan de motorkap niet worden geopend zolang het
voorportier links is gesloten.
Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak (kans op
brandwonden). Gebruik de beschermde zone.
Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet
tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Koelen van de motor als deze wordt afgezet
De koelventilator van de motor kan starten
nadat de motor is afgezet.
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding
die in de propeller van de ventilator kunnen
komen!
► Monteer de sneeuwkettingen en volg daarbij de
aanwijzingen van de fabrikant.
►
Rijd voorzichtig weg en blijf kort met een snelheid
van maximaal 50
km/h rijden.
►
Zet de auto stil en controleer of de
sneeuwkettingen goed zijn gespannen.
We raden u aan om het monteren van sneeuwkettingen altijd op een vlakke, droge
ondergrond te oefenen voordat u op reis gaat.
Rijd niet met de sneeuwkettingen op wegen zonder sneeuw, omdat de banden van de
auto en het wegdek dan beschadigd raken. Als
de auto lichtmetalen velgen heeft, controleer dan
of geen enkel deel van de kettingen of
bevestigen de velg raakt.
Plug-in hybride-uitvoeringen Er mogen alleen sneeuwkettingen op de
voorwielen worden gemonteerd.
De rijkeuzeschakelaar moet in de stand 4WD
staan (afhankelijk van de uitvoering).
Eco-mode
Dit systeem regelt de maximale gebruiksduur
van bepaalde functies bij afgezet contact om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, het dimlicht en de
interieurverlichting in totaal nog maximaal ongeveer
30 minuten gebruiken.
Activering van de modus
Er wordt een melding weergegeven als de eco-
mode wordt geactiveerd: de actieve functies worden
in stand-by gezet.
Als u op dat moment aan het telefoneren bent, kunt u het gesprek nog ongeveer 10
minuten via het handsfree systeem van het
audiosysteem voortzetten.
Afsluiten van de eco-mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de motor
wordt gestart.
Als u de functies direct weer wilt gebruiken, start dan
de motor en laat deze draaien:
–
Minder dan 10 minuten om de functies ongeveer 5
minuten te kunnen gebruiken.
–
Meer dan 10 minuten om de functies ongeveer 30
minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk of continu starten van de
motor om de accu bij te laden.
Als de accu leeg is, kan de motor niet gestart worden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
Dit systeem regelt het gebruik van bepaalde functies
van de auto afhankelijk van de laadtoestand van de
accu.
Tijdens het rijden kunnen enkele functies, zoals
de airconditioning en achterruitverwarming,
tijdelijk worden uitgeschakeld in verband met de
laadtoestand van de accu.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit
toelaat.
Motorkap
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
de Actieve motorkap.
Stop & Start
Voordat u werkzaamheden onder de
motorkap uitvoert, moet u het contact afzetten
om te voorkomen dat de motor automatisch weer
wordt gestart.
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding die
in de bladen van de koelventilator of in bepaalde
bewegende componenten kunnen komen - kans
op verstikking en ernstig letsel!