PEUGEOT PARTNER 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: PARTNER, Model: PEUGEOT PARTNER 2021Pages: 260, PDF Size: 7.76 MB
Page 131 of 260

129
Rijden
6Uitschakelen/inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Dit systeem kan worden
uit- of ingeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Het uitschakelen van het systeem wordt
aangegeven door het branden van dit
lampje, in combinatie met de weergave van een
melding.
Storing
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door het permanent
branden van dit lampje in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Als deze lampjes gaan branden nadat de motor is afgezet en weer
gestart, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Lane Keeping Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Het systeem detecteert met behulp van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit
rijstrookmarkeringen en bermranden (afhankelijk
van de uitvoering), corrigeert de koers van
de auto en waarschuwt de bestuurder zodra
overschrijding van de rijstrookmarkering of
bermrand dreigt (afhankelijk van de uitvoering).
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
autowegen.
Voorwaarden voor de
werking
– De snelheid van de auto moet tussen 65 en
180 km/h liggen.
–
De rijstrook moet gemarkeerd zijn door een
rijstrookmarkering.
–
De bestuurder moet beide handen aan het
stuurwiel houden.
–
De koersafwijking moet plaatsvinden zonder
dat de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
–
Het ESP
moet ingeschakeld en storingsvrij
zijn.
Het systeem assisteert de bestuurder
uitsluitend als de auto ongewild de
rijstrook dreigt te verlaten. Het systeem regelt
niet de afstand tot de voorligger en de
snelheid, en grijpt niet in op het remsysteem.
De bestuurder moet altijd beide handen
aan het stuurwiel houden zodat hij kan
ingrijpen zodra het systeem dit niet
meer kan (bijvoorbeeld wanneer er geen
rijstrookmarkeringen meer op de weg zijn
aangebracht).
Werking
Zodra het systeem vaststelt dat ongewild een
van de gedetecteerde rijstrookmarkeringen of
bermranden van de weg overschreden dreigt te
worden, corrigeert het de koers van de auto tot
de auto weer netjes de rijstrook volgt.
De bestuurder kan daarbij merken dat het
stuurwiel draait.
Dit lampje knippert gedurende de
koerscorrectie.
De bestuurder kan de correctie
verhinderen door het stuurwiel stevig
vast te houden (bijvoorbeeld bij een
uitwijkmanoeuvre).
De correctie wordt onderbroken zodra de
richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
en gedurende enkele seconden nadat ze zijn
Page 132 of 260

130
Rijden
Werkingslimieten
Het systeem gaat in de volgende gevallen
automatisch over in de wachtstand:
– ESP uitgeschakeld of bezig met een ingreep,
– de snelheid is lager dan 65 km/h of hoger dan
180 km/h,
– er is een aanhanger aangekoppeld,
uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
afwijking van de koers als vrijwillig en zal het
geen correcties uitvoeren.Als het systeem detecteert dat de
bestuurder tijdens een automatische
correctie het stuurwiel niet voldoende stevig
vast heeft, onderbreekt het systeem deze manoeuvre. Er wordt een waarschuwing
geactiveerd om de bestuurder erop te
attenderen dat hij de controle over de auto
moet overnemen.
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabel ziet u een beschrijving van de waarschuwingen e\
n meldingen die afhankelijk van de rijomstandigheden kunnen worden
weergegeven.
Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.
Status van de functie Verklikkerlampje Weergave en/of
bijbehorende melding Aanwijzingen
UIT
(grijs)
Functie uitgeschakeld.
AAN
(grijs) Functie actief, niet voldaan aan de voorwaarden:
–
snelheid lager dan 65
km/u;
–
geen rijstrookmarkering gedetecteerd;
–
ASR-/DSC-systemen uitgeschakeld of ingrijpen van het
ESP;
–
"sportieve" rijstijl.
AAN
(grijs)
Systeem automatisch uitgeschakeld/in stand-by
(bijvoorbeeld door detectie van een aanhanger of gebruik
van het noodreservewiel dat bij de auto is geleverd).
AAN
(groen) Rijstrookmarkeringen gedetecteerd.
Snelheid hoger dan 65
km/u.
Page 133 of 260

131
Rijden
6Status van de functie VerklikkerlampjeWeergave en/of
bijbehorende melding Aanwijzingen
AAN
(oranje)/(groen)
Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van
de rijstrook die overschreden dreigt te worden (oranje lijn).
AAN
(oranje)/(groen)
"Houd het stuurwiel vast" –
Als het systeem tijdens het corrigeren van de koers
detecteert dat de bestuurder het stuurwiel enkele
seconden heeft losgelaten, onderbreekt het systeem de
correctie en moet de bestuurder de controle overnemen.
–
Als het systeem tijdens het corrigeren van de koers
detecteert dat de correctie onvoldoende is en dat er een
doorgetrokken streep zal worden overschreden (oranje
lijn), dan wordt de bestuurder gewaarschuwd dat hij ter
aanvulling op de actie van het systeem zelf de koers zal
moeten corrigeren.
Hoe meer koerscorrecties er worden uitgevoerd, hoe
langer
het desbetreffende waarschuwingssignaal klinkt. De
melding zal uiteindelijk permanent worden weergegeven,
totdat de bestuurder reageert.
Deze melding kan ook worden weergegeven als u uw
handen op het stuurwiel hebt.
Werkingslimieten
Het systeem gaat in de volgende gevallen
automatisch over in de wachtstand:
–
ESP
uitgeschakeld of bezig met een ingreep,
–
de snelheid is lager dan 65
km/h of hoger dan
180
km/h,
–
er is een aanhanger aangekoppeld, –
detectie van het gebruik van een
noodreservewiel (dit wordt niet onmiddellijk
gedetecteerd, daarom is het raadzaam de
functie in dat geval uit te schakelen),
–
detectie van sportief rijgedrag, intrappen van
het rempedaal of gaspedaal,
–
er wordt gereden op een weg zonder
wegmarkeringen,
– de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld,
– in een bocht wordt de binnenste
rijstrookmarkering overschreden,
–
in een scherpe bocht,
–
wanneer de bestuurder niet reageert op een
correctie.
Als de bestuurder tijdens een correctie niet actief is (het stuurwiel wordt 10
Page 134 of 260

132
Rijden
Inschakelen / uitschakelen
De functie kan worden
in- en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
De systeemstatus blijft na het afzetten
van het contact opgeslagen in het
geheugen.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door PEUGEOT gehomologeerde
trekhaak.
Voorwaarden voor de
werking
– Alle voertuigen rijden in dezelfde richting op
aangrenzende rijstroken.
– De snelheid van uw auto moet tussen 12 en
140 km/h liggen.
– Wanneer u een auto inhaalt en het verschil in
snelheid minder dan 10 km/h is.
– Wanneer u door een andere auto wordt
ingehaald en het verschil in snelheid minder dan
25 km/h is.
– Het verkeer stroomt vloeiend door.
– De inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal
en het ingehaalde voertuig blijft in de dode hoek.
– U rijdt in een rechte lijn of in een flauwe bocht.
– Uw auto trekt geen aanhanger of caravan enz.
seconden niet vastgehouden), wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven.
Als de bestuurder inactief blijft (het stuurwiel
blijft nog 2 seconden losgelaten), wordt de
correctie onderbroken.
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk minder goed of
helemaal niet:
–
onvoldoende contrast tussen het wegdek
en de bermrand (bijv
. schaduw),
–
versleten wegmarkeringen,
wegmarkeringen die niet zichtbaar zijn
door sneeuw of modder
, of meerdere
wegmarkeringen aanwezig (weggedeelte met
werkzaamheden enz.),
–
te weinig afstand tot de voorligger
(waardoor de rijstrookmarkeringen niet
kunnen worden gedetecteerd),
–
smalle of bochtige weg.
Kans op ongewenst activeren
Bij de volgende rijomstandigheden is het
raadzaam om het systeem uit te schakelen:
–
rijden op slecht, instabiel of zeer glad (ijzel)
wegdek,
–
ongunstige weersomstandigheden,
–
rijden op een kombaan,
–
rijden op een rollenbank,
Uitschakelen/inschakelen
► Met deze toets kunt u het systeem op elk
moment uit- of inschakelen.
Wanneer het is uitgeschakeld, gaan het
controlelampje in de toets en dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
zodra het contact wordt ingeschakeld.
Storing
Een systeemstoring wordt
aangegeven met het branden van
deze waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
dodehoekbewaking
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Het systeem omvat sensoren op de zijkanten
van de bumpers en waarschuwt de bestuurder
voor de mogelijk gevaarlijke aanwezigheid
van andere voertuigen (auto's, vrachtwagens,
motoren) in de blinde hoeken van de auto
(gebieden die de bestuurder niet kan zien).
In de buitenspiegel aan de zijde waar
dat voertuig zich bevindt, brandt dan een
waarschuwingslampje:
–
permanent
, wanneer u wordt ingehaald;
–
knipperend
, na ongeveer één seconde,
wanneer u langzaam een ander voertuig inhaalt
en wanneer de richtingaanwijzer wordt gebruikt.
Page 135 of 260

133
Rijden
6Inschakelen / uitschakelen
De functie kan worden
in- en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
De systeemstatus blijft na het afzetten
van het contact opgeslagen in het
geheugen.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door PEUGEOT gehomologeerde
trekhaak.
Voorwaarden voor de
werking
– Alle voertuigen rijden in dezelfde richting op
aangrenzende rijstroken.
–
De snelheid van uw auto moet tussen 12 en
140
km/h liggen.
–
W
anneer u een auto inhaalt en het verschil in
snelheid minder dan 10 km/h is.
–
W
anneer u door een andere auto wordt
ingehaald en het verschil in snelheid minder dan
25
km/h is.
–
Het verkeer stroomt vloeiend door
.
–
De inha
almanoeuvre duurt langer dan normaal
en het ingehaalde voertuig blijft in de dode hoek.
–
U rijdt in een rechte lijn of in een flauwe bocht.
–
Uw auto trekt geen aanhanger of caravan enz.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen wordt er geen
waarschuwing gegeven:
– Bij stilstaande voorwerpen (geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden enz.).
–
Bij tegemoetkomend verkeer
.
–
Op bochtige wegen of in zeer scherpe
bochten.
–
Bij het inhalen van of ingehaald worden door
een zeer lang voertuig (vrachtwagen, autobus
enz.) die én in de dode hoek achter wordt
gedetecteerd én zich in het gezichtsveld van de
bestuurder bevindt.
–
Bij snelle inhaalmanoeuvres.
–
Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en
achter worden gedetecteerd, worden aangezien
voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en wordt er
een melding weergegeven.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of het
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomen kan tot een vals alarm leiden
(zo kan een wolk waterdruppels in de dode
hoek worden aangezien voor een voertuig).
Page 136 of 260

134
Rijden
Driver Attention Alert
Afhankelijk van de uitvoering kan de "Driver
Attention Warning" gecombineerd worden met
de "Driver Attention Alert".
Met behulp van een boven aan de
voorruit geplaatste camera beoordeelt het
systeem de waakzaamheid, vermoeidheid of
afleidingen van de bestuurder door afwijkingen in
de koers van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden hoger dan 65 km/h).
In eerste instantie wordt de bestuurder
gewaarschuwd door de melding “ Voorzichtig!”,
samen met een geluidssignaal.
Als het systeem drie waarschuwingen heeft
gegeven, geeft het systeem een nieuwe
waarschuwing met de melding " Doorrijden
gevaarlijk: Las een rustpauze in!", en wordt
het geluidssignaal harder.
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op
dat de sensoren niet met modder, sneeuw of
ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere voorwerpen op
het gedeelte van de buitenspiegels waar het
waarschuwingsgebied zich bevindt of op de
detectiezones op de voor- en achterbumper,
omdat de dodehoekbewaking dan mogelijk
niet goed werkt.
actieve
dodehoekbewaking
Als aanvulling op het permanent branden
van het lampje in de buitenspiegel aan de
desbetreffende zijde, geeft het systeem bij het
overschrijden van een rijstrookmarkering met
ingeschakelde richtingaanwijzers een rukje aan
het stuurwiel om u te helpen een aanrijding met
het voertuig in de dode hoek te voorkomen.
Dit systeem is de combinatie van de Lane
Keeping Assist en de dodehoekbewaking.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
De snelheid van de auto moet tussen 65 en
140
km/h liggen.
Deze functies zijn met name geschikt voor het
rijden op autowegen en snelwegen.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor
meer informatie over de Lane Keeping Assist
en de dodehoekbewaking.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Systeem voor detecteren
van onoplettendheid
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Neem een pauze wanneer u moe bent en in elk
geval elke 2 uur.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie
alleen het systeem "Driver Attention Warning"
of daarnaast ook het systeem "Driver Attention
Alert".
Deze systemen zijn absoluut niet
bedoeld om de bestuurder wakker te
houden of te voorkomen dat de bestuurder
achter het stuur in slaap valt.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de auto aan de kant te zetten
als hij/zij vermoeid is.
Activeren/Deactiveren
Deze functie kan worden
geactiveerd of
gedeactiveerd via het configuratiemenu van de
auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Driver Attention Warning
Het systeem geeft een waarschuwing
zodra het detecteert dat de bestuurder
langer dan twee uur heeft gereden met een
snelheid van meer dan 65
km/h zonder dat hij
een pauze heeft genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding die
de bestuurder adviseert een pauze te nemen, en
een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de auto
wordt stilgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voorwaarden is voldaan:
–
de auto staat gedurende meer dan 15 minuten
stil met draaiende motor
,
–
het contact is enkele minuten afgezet
geweest,
–
de veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de
snelheid hoger is dan 65
km/h.
Page 137 of 260

135
Rijden
6Driver Attention Alert
Afhankelijk van de uitvoering kan de "Driver
Attention Warning" gecombineerd worden met
de "Driver Attention Alert".
Met behulp van een boven aan de
voorruit geplaatste camera beoordeelt het
systeem de waakzaamheid, vermoeidheid of
afleidingen van de bestuurder door afwijkingen in
de koers van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden hoger dan 65
km/h).
In eerste instantie wordt de bestuurder
gewaarschuwd door de melding “ Voorzichtig!”,
samen met een geluidssignaal.
Als het systeem drie waarschuwingen heeft
gegeven, geeft het systeem een nieuwe
waarschuwing met de melding " Doorrijden
gevaarlijk: Las een rustpauze in!", en wordt
het geluidssignaal harder.
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk minder goed of
helemaal niet:
–
slecht zicht (onvoldoende verlichting van
het wegdek, sneeuwval, harde regen, dichte
mist enz.);
–
verblinding (koplampen van tegenliggers,
laagstaande zon, reflecties op nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, snelle overgangen
tussen schaduw en licht enz.);
–
Gedeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, besla
gen, bevroren, bedekt door sneeuw,
beschadigd of bedekt door een sticker.
–
wegmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar door sneeuw of modder
, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden enz.);
–
geringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen);
–
smalle of bochtige weg.
Onder bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde windstoten) kan het
systeem waarschuwingen geven zonder dat
er sprake is van vermoeidheid bij de
bestuurder.
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk minder goed of
helemaal niet:
–
wegmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar door sneeuw of modder
, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden enz.),
–
geringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen),
–
smalle of bochtige weg.
Parkeerhulp
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem waarschuwt met behulp van
sensoren in de bumper voor obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
auto's, bomen en slagbomen) die binnen het
detectiebereik van de sensoren vallen.
Parkeerhulp achter
Het systeem wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij
klinkt een geluidssignaal.
Het systeem wordt uitgeschakeld als er weer
een andere versnelling wordt geselecteerd.
Page 138 of 260

136
Rijden
aangegeven. Bewegende objecten die aan de
zijkanten van de auto verschijnen en niet
vooraf geregistreerd zijn, worden niet
aangegeven.
De objecten die tijdens de manoeuvre
worden geregistreerd, worden uit het
geheugen gewist als het contact wordt
afgezet.
Uitschakelen / inschakelen
Zonder audiosysteem
► U kunt het systeem in- of uitschakelen door
op deze toets te drukken.
Het controlelampje brandt als het systeem is
uitgeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
Deze functie kan via het
configuratiemenu van de
auto worden ingesteld.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Geluidssignalen
Dit systeem signaleert de aanwezigheid van
obstakels binnen de detectiezone van de
sensoren die zich in de baan van de auto,
zoals bepaald door de stand van het stuurwiel,
bevinden.
In het weergegeven voorbeeld worden,
afhankelijk van de uitvoering, alleen de obstakels
die zich in het gestreepte gebied bevinden door
het geluidssignaal gesignaleerd.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen
van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner dan ongeveer dertig centimeter is, klinkt
het geluidssignaal ononderbroken.
U hoort via de luidspreker (rechts of links)
aan welke zijde van de auto het obstakel zich
bevindt.
Het geluidssignaal instellenAls u bij PEUGEOT Connect Radio of PEUGEOT Connect Nav
op deze toets drukt, wordt het venster
geopend waarop u het volume van het
geluidssignaal kunt instellen.
Grafische weergave
Aanvulling op het geluidssignaal zonder rekening
te houden met de rijrichting van de auto, door
balken op het scherm weer te geven die de
afstand aangeven tussen het obstakel en de
auto (wit: obstakels veraf, oranje: obstakels in de
buurt en rood: obstakels heel dichtbij).
Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt gedeactiveerd zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan 10
km/h.
Het geluid dat uit de luidspreker komt (
voor of achter), geeft de positie van het
obstakel ten opzichte van de auto aan (in de
rijrichting van de auto, voor of achter).
Parkeerhulp zijkant
Door gebruik te maken van vier extra sensoren
aan de zijkant van de voor- en achterbumper,
registreert het systeem de positie van vaste
obstakels tijdens het manoeuvreren en geeft het
een signaal wanneer de obstakels zich aan de
zijkant van de auto bevinden.
Alleen vaste obstakels worden correct aangegeven. Bewegende objecten,
gedetecteerd aan het begin van de
manoeuvre, kunnen per ongeluk worden
Page 139 of 260

137
Rijden
6aangegeven. Bewegende objecten die aan de
zijkanten van de auto verschijnen en niet
vooraf geregistreerd zijn, worden niet
aangegeven.
De objecten die tijdens de manoeuvre
worden geregistreerd, worden uit het
geheugen gewist als het contact wordt
afgezet.
Uitschakelen / inschakelen
Zonder audiosysteem
► U kunt het systeem in- of uitschakelen door
op deze toets te drukken.
Het controlelampje brandt
als het systeem is
uitgeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
Deze functie kan via het
configuratiemenu van de
auto worden ingesteld.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Het parkeerhulpsysteem achter wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer er
een aanhanger of fietsendrager wordt
aangekoppeld aan een trekhaak die volgens
de voorschriften van de fabrikant is
gemonteerd.
In dat geval wordt de omtrek van een
aanhanger weergeven aan de achterzijde van
het beeld van de auto.
Werkingslimieten
Bij zware belading van de bagageruimte kan
de hoek van de auto de afstandsmetingen
verstoren.
Storing
In het geval van een storing bij het
inschakelen van de achteruitversnelling
gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal (kort piepgeluid). Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Achteruitrijcamera
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Bij ingeschakeld contact maakt dit systeem
gebruik van een camera, ter hoogte van het
derde remlicht, om beelden van de omgeving
achter de auto op het scherm weer te geven (bij
een gesloten bestelwagen of een bestelwagen
met volledige scheidingswand).
De achteruitrijcamera wordt automatisch
geactiveerd wanneer de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld. De beelden van de camera
worden op het scherm weergegeven. Het
scherm wordt zwart wanneer de versnellingsbak
in de neutraalstand of in een versnelling vooruit
wordt gezet.
Page 140 of 260

138
Rijden
De blauwe lijnen (1) geven de rijrichting van
de auto weer (de afstand tussen de lijnen komt
overeen met de breedte van uw auto inclusief de
buitenspiegels).
De rode lijn ( 2) geeft een afstand van 30
cm
direct achter de achterbumper van uw auto weer.
De groene lijnen ( 3) geven een afstand van circa
1 en 2 meter achter de achterbumper van uw
auto weer.
De turquoise gebogen lijnen ( 4) geven de
maximale draaicirkel weer.
Sommige voorwerpen zijn wellicht niet
zichtbaar voor de camera.
Sommige auto's kunnen moeilijk
zichtbaar zijn (donkere kleuren,
verlichting uit) als de helderheid van het
scherm is verlaagd door de dimfunctie van de
verlichting van de auto.
De beeldkwaliteit kan worden beïnvloed
door de omgeving, de omstandigheden
buiten (regen, vuil, stof), de manier van rijden
en de lichtomstandigheden (bijvoorbeeld 's
nacht of bij verblindend zonlicht).
Bij de aanwezigheid van schaduwzones,
bij zonnig weer of bij onvoldoende
omgevingslicht kan het beeld donkerder en
minder contrastrijk zijn.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens parkeermanoeuvres en het wisselen
van rijstrook is het belangrijk om met behulp
van de buitenspiegels de zijkanten van de
auto in de gaten te houden.
De parkeerhulp achter geeft bovendien extra
informatie over de omgeving van de auto.
Werkingslimieten
In de volgende situaties wordt de werking van
het systeem mogelijk tijdelijk onderbroken of
wordt het systeem uitgeschakeldt:
–
Montage van een fietsendrager op de
achterklep of achterdeur (afhankelijk van de
uitvoering).
–
Aankoppelen van een aanhanger
.
–
Rijden met een geopend portier of geopende
deur
.
Let op: de camera mag niet afgedekt zijn
(door een sticker, een fietsendrager,
enz.).
Het gezichtsveld van de camera is
afhankelijk van de belading van de auto.
Onderhoudstips
Zorg er bij slecht of winters weer voor dat de
camera niet met modder, ijs of sneeuw bedekt
raakt.
Controleer regelmatig of de lens van de camera
schoon is.
Reinig de camera indien nodig met een zachte
en droge doek.
Wanneer u de auto wast met een hogedrukspuit,
moet u de spuit op minimaal 30 cm van de
camera houden.
Surround Rear Vision
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Beperk de dode hoek aan passagierszijde zo
veel mogelijk en zorg voor goed zicht op de
zijkant en achterzijde van de auto door met het
contact ingeschakeld dit systeem te gebruiken;
dit systeem gebruikt twee camera’s waarvan
beelden uit de nabije omgeving van de auto op
het scherm worden weergegeven (bij gesloten
bestelwagens en bestelwagens met een
volledige scheidingswand).
Dit systeem heeft drie subfuncties: