PEUGEOT PARTNER 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: PARTNER, Model: PEUGEOT PARTNER 2021Pages: 260, PDF Size: 7.76 MB
Page 141 of 260

139
Rijden
6
– Beeld zijkant aan passagierszijde : toont het
gebied aan de passagierszijde van de auto.
De oranje lijn ( 1) geeft een afstand van 5
m weer
vanaf de achterbumper.
– Bewakingsbeeld achter: laat een lang gebied
achter de auto zien.
De oranje lijn ( 1) geeft een afstand van 5
m weer
vanaf de achterbumper.
– Visuele ondersteuning bij achteruit rijden :
toont het gebied vlak bij de achterzijde van de
auto.
De blauwe lijnen ( 1) geven de breedte van uw
auto, inclusief buitenspiegels, weer.
De rode lijn ( 2) geeft een afstand van 30
cm
vanaf de achterbumper weer; de twee groene
lijnen 3 en 4 een afstand van respectievelijk 1 en
2 meter.
De blauwe gebogen lijnen ( 5) verschijnen achter
elkaar; deze zijn gebaseerd op de stand van het
stuurwiel en geven de draaicirkel van uw auto
weer.
De oranje stippellijnen ( 6) geven de ruimten
weer die nodig zijn voor het openen van de
achterdeuren.
Kijk tijdens het rijden en het
manoeuvreren regelmatig in de
buitenspiegels.
Sommige voorwerpen zijn wellicht niet
zichtbaar voor de camera achter.
Sommige auto's kunnen moeilijk
zichtbaar zijn (donkere kleuren,
verlichting uit) als de helderheid van het
scherm is verlaagd door de dimfunctie van de
verlichting van de auto.
De beeldkwaliteit kan worden beïnvloed
door de omgeving, de omstandigheden
buiten (regen, vuil, stof), de manier van rijden
Page 142 of 260

140
Rijden
Werkingslimieten
In de volgende situaties kan de werking van
het systeem worden onderbroken of kan het
systeem worden uitgeschakeld:
– Montage van een fietsendrager op de
achterklep of achterdeur (afhankelijk van de
uitvoering).
– Aankoppelen van een aanhanger.
– Rijden met een geopend portier of geopende
deur.
Let op: de camera's mogen niet afgedekt
zijn (door een sticker, een fietsendrager,
enz.).
Het gezichtsveld van de camera achter
(bewakingsbeeld achter en visuele
hulp bij achteruitrijden ) kan variëren
afhankelijk van de belading van de auto.
Als de achterdeur wordt geopend tijdens de weergave van het bewakingsbeeld
achter of de visuele hulp bij achteruitrijden
terwijl er eenversnelling vooruit of achteruit is
ingeschakeld, dan wordt het scherm grijs.
Als het voorpassagiersportier wordt geopend
tijdens de weergave van het beeld van
de zijkant aan passagierszijde terwijl
er een versnelling vooruit of achteruit is
ingeschakeld, dan wordt het scherm grijs.
en de lichtomstandigheden (bijvoorbeeld 's
nacht of bij verblindend zonlicht).
Bij de aanwezigheid van schaduwzones,
bij zonnig weer of bij onvoldoende
omgevingslicht kan het beeld donkerder en
minder contrastrijk zijn.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens parkeermanoeuvres en het wisselen
van rijstrook is het belangrijk om met behulp
van de buitenspiegels de zijkanten van de
auto in de gaten te houden.
De parkeerhulp achter geeft bovendien extra
informatie over de omgeving van de auto.
Inschakelen / uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het contact
wordt aangezet.
â–º Druk met ingeschakeld contact op toets 2 om
het scherm in of uit te schakelen.
Er wordt een melding weergegeven.
â–º
Let goed op deze melding en bevestig de
melding met toets
1, wat overeenkomt met
"Bevestigen".
Het scherm wordt ingeschakeld.
â–º
Druk met draaiende motor op toets 2
om het
scherm in of uit te schakelen.
De functie wordt automatisch
onderbroken (het scherm wordt grijs) als
de achteruitversnelling is ingeschakeld en
de snelheid hoger wordt dan 15
km/h.
De functie wordt weer ingeschakeld wanneer
de auto met een snelheid rijdt die lager is dan
deze drempelwaarde.
Werking
â–º In de neutraalstand wordt het
bewakingsbeeld achter standaard
weergegeven.
â–º
W
anneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de visuele hulp bij
achteruitrijden op het scherm weergegeven
(zelfs als het scherm is uitgeschakeld).
â–º Druk op het uiteinde van de lichtschakelaar of
op de desbetreffende toets onder het scherm om
het weergegeven beeld te wijzigen .
De reconstructie van de omgeving wordt
alleen uitgevoerd bij het
bewakingsbeeld achter en bij het beeld van
de zijkant aan passagierszijde.
Page 143 of 260

141
Rijden
6Werkingslimieten
In de volgende situaties kan de werking van
het systeem worden onderbroken of kan het
systeem worden uitgeschakeld:
–
Montage van een fietsendrager op de
achterklep of achterdeur (afhankelijk van de
uitvoering).
–
Aankoppelen van een aanhanger
.
–
Rijden met een geopend portier of geopende
deur
.
Let op: de camera's mogen niet afgedekt
zijn (door een sticker, een fietsendrager,
enz.).
Het gezichtsveld van de camera achter
(bewakingsbeeld achter en visuele
hulp bij achteruitrijden ) kan variëren
afhankelijk van de belading van de auto.
Als de achterdeur wordt geopend tijdens de weergave van het bewakingsbeeld
achter of de visuele hulp bij achteruitrijden
terwijl er eenversnelling vooruit of achteruit is
ingeschakeld, dan wordt het scherm grijs.
Als het voorpassagiersportier wordt geopend
tijdens de weergave van het beeld van
de zijkant aan passagierszijde terwijl
er een versnelling vooruit of achteruit is
ingeschakeld, dan wordt het scherm grijs.
Wanneer een aanhanger is
aangekoppeld en de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, dan werkt de visuele
hulp bij achteruitrijden niet meer totdat de
aanhanger is losgekoppeld. Het
bewakingsbeeld achter wordt de
standaardweergave.
Neem contact op met een PEUGEOT-
dealer, als er in het systeem een storing
optreedt, om veiligheidsproblemen te
voorkomen.
Aanbevelingen over onderhoud
Zorg er bij slecht of winters weer voor dat de
sensoren en camera's niet bedekt raken met
modder, ijs of sneeuw.
Controleer geregeld of de lenzen van de
camera's schoon zijn.
Reinig de camera's indien nodig met een zachte
en droge doek.
Page 144 of 260

Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 met
respectievelijk tot 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001(benzine) of
B715000 (diesel) zijn toegestaan.
Al meer dan 20 jaar heeft het PEUGEOT TOTAL-partnerschap nieuwe
prestatienormen gesteld bij het bereiken van successen onder de zwaarste
omstandigheden, met overwinningen in de 24 uur van Le Mans, het
Wereldkampioenschap Rally en de Dakar-rally. Voor deze uitzonderlijke
prestaties kozen de teams van Peugeot Sport voor TOTAL QUARTZ, een
hoogwaardig smeermiddel dat de motor onder de meest extreme omstandigheden
beschermt.
T QU A
des tijds
TOTAL QUARTZ INEO FIRST is een zeer hoogwaardig smeermiddel dat
door de R&D-teams van Peugeot en Total gezamenlijk is ontwikkeld. De
innovatieve technologie van deze motorolie die speciaal voor auto's van het
merk Peugeot is ontwikkeld draagt in grote mate bij tot het terugdringen van
de CO
2 -emissies en zorgt voor een schone motor.
PEUGEO & T
P ARTNERS IN PERF
Page 145 of 260

143
Praktische informatie
7Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 met
respectievelijk tot 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001(benzine) of
B715000 (diesel) zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in de motor veroorzaken. Bij deze
temperaturen is het raadzaam winterdiesel te
tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te
houden.
Bij temperaturen beneden -15
°C is het beter om
de auto binnen te parkeren (verwarmde garage)
om problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van
uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Tanken
Inhoud brandstoftank: ongeveer 61 liter
(benzine) of 50 liter (diesel).
Reservevolume: ongeveer 6 liter.
Laag brandstofniveau
/2
1 1Als de brandstoftank bijna leeg is,
gaat dit waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel branden, in combinatie
met een melding en een geluidssignaal. Als het
lampje gaat branden, bevat de tank nog
ongeveer 6 liter brandstof.
Zolang er nog niet voldoende brandstof is
getankt, gaat dit lampje steeds bij het aanzetten
van het contact branden in combinatie
met de weergave van een melding en een
geluidssignaal. Tijdens het rijden worden deze
melding en dit geluidssignaal steeds vaker
herhaald naarmate het niveau steeds dichter bij
0 komt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat
u met een lege tank strandt.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over een lege brandstoftank
(diesel).
Stop & Start
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat. Zet in dat geval altijd het contact
af.
Tanken
Voor een juiste waarde op de
brandstofniveaumeter moet er minimaal 10 liter
brandstof worden getankt.
Bij het openen van de brandstofvuldop kan
er een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn.
Dit is normaal en wordt veroorzaakt door de
onderdruk die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit.
Veilig tanken:
Page 146 of 260

144
Praktische informatie
â–º Zet altijd de motor uit.
â–º Ontgrendel de auto met de Keyless entry and
start.
â–º
Open de brandstofvulklep.
â–º Als de auto een gewone sleutel heeft, steek
deze dan in de vuldop en draai de sleutel
linksom.
â–º Draai de vuldop open en plaats deze op de
steun (aan de brandstofvulklep).
â–º Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de
vulopening en druk hierbij de metalen klep (A) in.
â–º
V
ul de brandstoftank. Laat het vulpistool
maximaal drie keer afslaan, aangezien er anders
storingen kunnen optreden.
â–º
Plaats de vuldop terug en sluit deze door de
dop rechtsom te draaien.
â–º
Druk de brandstofvulklep dicht (de auto moet
ontgrendeld zijn).
Als de auto is voorzien van een schuifdeur aan de linkerkant, kunt u deze
deur niet openen terwijl de brandstofvulklep
open is. Anders kunnen de brandstofvulklep
en de schuifdeur beschadigd raken en kan de
persoon die tankt gewond raken.
Als de brandstofvulklep open is, voorkomt een voorziening dat de
schuifdeur links kan worden geopend.
De deur kan wel tot halverwege worden
geopend.
Sluit de brandstofvulklep om de deur weer te
kunnen gebruiken.
Uw auto is voorzien van een katalysator die
de hoeveelheid schadelijke stoffen in de
uitlaatgassen vermindert.
Wanneer u per ongeluk de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet de
tank eerst worden afgetapt voordat de
motor kan worden gestart.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Voor uw veiligheid wordt bij een aanrijding de
brandstoftoevoer door de brandstofafsluiter
onderbroken.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het verkoopland.)
Dit mechanische systeem voorkomt dat er
benzine in de tank van een dieselauto getankt
kan worden.
Deze voorziening, die in de tankopening
is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de
brandstofvuldop verwijdert.
Werking
Wanneer u bij een auto met dieselmotor een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep.
Daardoor blijft het pistool vergrendeld en kan er
dus niet worden getankt.
Probeer in dat geval niet alsnog te tanken,
maar kies een dieseltankpistool.
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Reizen naar het buitenland
De tankpistolen voor het tanken van
diesel kunnen per land verschillen, waardoor
kan een tankbeveiliging op de auto ervoor
kan zorgen dat tanken niet mogelijk is.
Page 147 of 260

145
Praktische informatie
7Deze voorziening, die in de tankopening
is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de
brandstofvuldop verwijdert.
Werking
Wanneer u bij een auto met dieselmotor een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep.
Daardoor blijft het pistool vergrendeld en kan er
dus niet worden getankt.
Probeer in dat geval niet alsnog te tanken,
maar kies een dieseltankpistool.
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Reizen naar het buitenland
De tankpistolen voor het tanken van
diesel kunnen per land verschillen, waardoor
kan een tankbeveiliging op de auto ervoor
kan zorgen dat tanken niet mogelijk is.
Wanneer u naar het buitenland reist, raden
wij u aan om bij een PEUGEOT-dealer na
te vragen of de auto geschikt is voor de
apparatuur in de landen die u bezoekt.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag
van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien
van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Montagetips
â–º Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg stil op een vlakke ondergrond.
â–º
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
â–º
Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de
aanwijzingen van de fabrikant.
â–º
Rijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50 km/h.
â–º Zet de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen te
oefenen; doe dit op een vlakke en droge
ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te voorkomen.
Als uw auto is voorzien van lichtmetalen
aluminium velgen, controleer dan of de
ketting en de bevestigingen de velg niet
raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels (mm)
195/65 R15 9
205/60 R16
205/55 R17
215/65 R16
215/60 R17 gebruik van
sneeuwkettingen niet mogelijk
Het gebruik van sneeuwsokken is eveneens
mogelijk.
Page 148 of 260

146
Praktische informatie
Raadpleeg voor meer informatie een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Trekhaak
Lastverdeling
â–º V erdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarbij
voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.
Maak gebruik van trekhaken en de
desbetreffende bedrading, goedgekeurd
door PEUGEOT. Wij adviseren het plaatsen
te laten uitvoeren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een
bedrijf dat niet tot het PEUGEOT-netwerk
behoort, moet de montage altijd volgens
de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Sommige rijhulp- of besturingshulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld wanneer
een goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat is vermeld op het
kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek
Technische gegevens van dit boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook
voor de montage op de trekhaak van
accessoires als een fietsendrager of een
bagageplateau.
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Trekhaken
De auto kan, afhankelijk van de uitrusting, zijn voorzien van een van de\
volgende trekhaken:
Goedkeuringsnr.: E1 R55 (referentie 2)
Verwijder de afneembare trekhaakkogel
wanneer er geen aanhanger wordt
getrokken.
Page 149 of 260

147
Praktische informatie
7Montagepositie gevolgd door trekhaakreferentie
Trekhaaktype
Aan de onderzijde bevestigde plaat en aan de bovenzijde bevestigde
trekhaak.
Aan de onderzijde bevestigde plaat en aan de onderzijde bevestigde
trekhaak.
Plaat +
G1 trekhaakkogel –
LCV std (standaard) L1
– LCV std (standaard) L2 –
LCV Cross (W orksite) L1
– LCV Cross (W orksite) L2
Plaat
+
Eenvoudige trekhaak CL –
LCV std (standaard) L1
– LCV std (standaard) L2
–
LCV Cross (W
orksite) L1
–
LCV Cross (W
orksite) L2X
Plaat
+
Gecombineerde trekhaak CK
Zie de gebruikershandleiding van de trekhaak voor meer informatie over de trekhaak.
Verwijder de afneembare trekhaakkogel
wanneer er geen aanhanger wordt
getrokken.
Page 150 of 260

148
Praktische informatie
Overbelastingsindicator
De overbelastingsindicator is een rijhulpmiddel.
Het systeem informeert u wanneer het
maximaal toegestane gewicht is overschreden;
het kan gaan om het maximaal toelaatbaar
voertuiggewicht of het maximaal toelaatbaar
asgewicht (voor en achter).
De bestuurder blijft onder alle
omstandigheden verantwoordelijk voor
de auto.
Zelfs wanneer u het gewicht van de
lading van de auto juist berekent, kan
elke factor waardoor dit gewicht na de meting
verandert (bestuurder/extra passagiers gaan
zitten of extra brandstof tanken) ervoor
zorgen dat de auto overbelast is.
De belading omvat het gewicht van de
voorwerpen in de laadruimte (inclusief in
de laadruimte bevestigde voorwerpen zoals
planken), maar ook het gewicht van alle
personen in de auto, van de hoeveelheid
brandstof en van de verschillende
uitrustingselementen van de auto.
Voor optimale prestaties moet de auto
worden geparkeerd en geladen op een
vlakke ondergrond (vermijd de volgende
omstandigheden: parkeren op een helling of
gedeeltelijk op een stoeprand).
Het aankoppelen van een aanhanger
aan uw auto kan de werking van het
systeem beïnvloeden.
Werking
Het gewicht in de auto wordt in de volgende
gevallen gemeten:
â–º
Automatisch wanneer de auto wordt gestart;
ONâ–º Als de auto stilstaat en deze toets in
de laadruimte wordt ingedrukt. Het
systeem is dan 5 minuten actief.
Weergave van de meting in de laadruimte
ON
Als de massa in de auto het maximaal
toegestane gewicht nadert, gaan de
controlelampjes in deze toetsen branden.
ON
Als de massa in de auto het maximaal
toegestane gewicht overschrijdt, gaan de
controlelampjes in deze toetsen branden.
Weergave van de meting op het
instrumentenpaneel
Als de massa in de auto het maximaal
toegestane gewicht overschrijdt, gaat
dit controlelampje branden.
Storing
Weergave van een storing van het
systeem in de laadruimte
Wanneer de lading is berekend, gaan de
lampjes van de 3 toetsen ongeveer 3 seconden
tegelijkertijd knipperen en gaan daarna uit.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Informatie op het instrumentenpaneel
Deze waarschuwingslampjes gaan branden in
combinatie met een melding.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur
van een aantal functies om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, het dimlicht