Peugeot RCZ 2014 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: RCZ, Model: Peugeot RCZ 2014Pages: 344, PDF Size: 18.99 MB
Page 171 of 344

8/
PRAKTISCHE INFORMATIE
DEMONTEREN VAN HET WIEL
Plaats de krik onder één van de twee steunpunten aan de voorzijde \
A of achterzijde B (bij het te verwisselen wiel). Krik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond
is om het (niet lekke) reservewiel te monteren.
Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg.
Verwijder het wiel.
Verwijder de sierdop van elke wielbout met het gereedschap voor
het verwijderen van sierdoppen.
Bevestig de dop voor de slotbouten op de wielsleutel en draai de slotbout een omwenteling los.
Draai de overige wielbouten een omwenteling los met alleen de wielsleutel. Draai de krik uit tot het voetstuk op de grond staat. Zorg ervoor
dat het voetstuk zich loodrecht onder het gebruikte
steunpunt A of B bevindt.
Page 172 of 344

170
MONTEREN VAN HET WIEL
Plaats het wiel op de naaf.
Draai de wielbouten met de hand vast.
Draai de slotbout met de wielsleutel en de dop enigszins vast.
Draai de overige wielbouten enigszins vast met alleen de wielsleutel.
Laat de krik zakken.
Vouw de krik op en verwijder hem. Draai de slotbout vast met de wielsleutel en de dop.
Draai de overige wielbouten vast met alleen de wielsleutel.
Bevestig de doppen op de wielbouten.
Berg het gereedschap op in de opbergbak.
Na het verwisselen van het wiel
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en
de bandenspanning van het nieuwe wiel controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 173 of 344

8/
PRAKTISCHE INFORMATIE
GEREEDSCHAP EN RESERVEWIEL *
Afhankelijk van het land van bestemming is uw auto voorzien van het
gereedschap dat nodig is voor het verwisselen van een wiel en kan uw
auto tevens zijn voorzien van een reservewiel.
Het reservewiel is opgeborgen in een beschermhoes die met
klittenband op de vloer van de bagageruimte is bevestigd.
Het gereedschap bevindt zich in een opbergbak onder de vloerplaat
van de bagageruimte. Ga nooit rijden met de rugleuning van de
achterbank neergeklapt als het reservewiel
of het wiel met de lekke band zich in de
bagageruimte bevindt.
Waarschuwingsopdruk
"Niet de rugleuning van de achterbank
ontgrendelen!"
* Volgens land van bestemming.
Toegang tot het reservewiel *
Open het kofferdeksel.
Verwijder het reservewiel door het aan de handgreep van de beschermhoes op te tillen.
Zet het wiel rechtop zodat u de waarschuwingsopdruk kunt lezen.
Verwijder het klittenband van het loopvlak.
Verwijder de riemen aan beide zijden en maak deze los.
Haal het wiel uit de beschermhoes.
Wanneer u het wiel weer in de hoes stopt, moet het ventiel tegenover
de bevestigingen van de riemen uitkomen.
Page 174 of 344

172
Toegang tot het gereedschap *
Open het kofferdeksel.
Beweeg de vloerplaat van de bagageruimte omhoog met behulp van de riem.
Zet de vloerplaat rechtop vast met behulp van de aanslagen aan weerszijden van de bagageruimte.
Verwijder de bandenreparatieset zodat u toegang hebt tot de krik.
* Volgens land van bestemming. Dit gereedschap is specifi ek voor uw auto. Gebruik het niet voor
andere doeleinden.
Page 175 of 344

8/
PRAKTISCHE INFORMATIE
SNEEUWKETTINGEN
Maat van de af fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting van de
schakels
235/45 R18 sneeuwkettingen niet mogelijk
235/40 R19
225/45 R18 9 mm
Neem voor meer informatie over sneeuwkettingen contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van u\
w
auto:
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden
voorzien. Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een
sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over
het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg
om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Het is
raadzaam voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te
oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond. Als uw auto
is voorzien van lichtmetalen velgen, controleer dan of de ketting
en de bevestigingen de velg niet raken.
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie
en het remgedrag van de auto.
Montagetips
Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan
langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.
Trek de handrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.
Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.
Rijd langzaam weg en rijd een klein stukje met een snelheid van maximaal 50 km/h.
Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
Page 176 of 344

174
WISSERBLADEN
VERVANGEN
VOORDAT U EEN WISSERBLAD DEMONTEERT
Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact om de ruitenwissers naar het midden van
de voorruit te verplaatsen.
DEMONTEREN
Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
Maak het wisserblad los en verwijder het.
MONTEREN
Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast.
Zet de ruitenwisserarm voorzichtig terug.
NA HET MONTEREN VAN EEN WISSERBLAD
Zet het contact aan.
Bedien nogmaals de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers in de ruststand te zetten.
Page 177 of 344

8/
PRAKTISCHE INFORMATIE
ECO-MODE
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal
functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals \
het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten en de
plafonnier nog in totaal maximaal dertig minuten gebruiken.
Afhankelijk van de laadtoestand van de accu kan deze periode veel
korter zijn.
INSCHAKELEN VAN DE ECO-MODE
Na het verstrijken van deze tijd geeft een melding op het display aan
dat de eco-mode is ingeschakeld en de actieve functies worden in de
ruststand gezet. Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het
telefoneren bent:
- kan het gesprek nog 5 minuten worden voortgezet met de handsfree set van uw Peugeot Connect Sound,
- kan het telefoongesprek gewoon worden voortgezet met de Peugeot Connect Nav of de Peugeot Connect 3D Nav.
UITSCHAKELEN VAN DE ECO-MODE
De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart
wordt.
Start de motor om de functies direct weer te kunnen gebruiken en laat
de motor ten minste 5 minuten draaien.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van de motor in acht om een
juiste lading van de accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van de motor om de accu
bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden (zie de
paragraaf "Accu").
SPAARFASE
De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het
ontladen van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de
accu enkele functies (airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijd\
elijk
worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand
van de accu dit toelaat.
Page 178 of 344

176
ACCU
De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:
open de motorkap met de hendel in het interieur en vervolgens de veiligheidshaak aan de buitenzijde,
verwijder de kunststof afdekkap voor toegang tot de twee accupolen,
wacht na het afzetten van het contact 2 minuten voordat u de accu loskoppelt,
maak indien nodig de zekeringkast los om de accu te verwijderen.
STARTEN VAN DE MOTOR MET EEN HULPACCU EN STARTKABELS
Sluit de rode kabel aan op de (+) pool van de ontladen accu A en
vervolgens op de (+) pool van de hulpaccu B .
Sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu B .
Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op het massapunt C van de auto.
Stel de startmotor in werking en laat de motor draaien.
Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.
TOEGANG TOT DE ACCU
Accu's bevatten schadelijke stoffen, zoals zwavelzuur en lood.
Accu's moeten volgens de wettelijke voorschriften worden
afgevoerd en mogen in geen geval bij het huisvuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij een speciaal
afvalstoffendepot.
Page 179 of 344

8/
PRAKTISCHE INFORMATIE
ACCUKABELS LOSKOPPELEN/AANSLUITEN
Laat, om te voorkomen dat de accu ontladen raakt, de verlichting
niet herhaaldelijk branden als het contact is afgezet (zie paragraaf
"Eco-mode").
Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is.
Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accupoolklemmen los te nemen.
Vóór het loskoppelen van de accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten van het contact.
Klap de beweegbare spoiler in en sluit de ruiten en de
voorportieren voordat u de accukabels loskoppelt.
Na het weer aansluiten van de accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut alvorens de motor
te starten, zodat de elektronische systemen geïnitialiseerd
kunnen worden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats als er zich na deze handeling toch nog
problemen voordoen.
Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk voor het zelf opnieuw
initialiseren van:
- de sleutel met afstandsbediening,
- de elektrische ruitbediening en het automatisch op een kier zetten van de portierruiten,
- het GPS navigatiesysteem.
Trek de vergrendelingshendel
D zo ver mogelijk omhoog.
Plaats de geopende accupoolklem E op de pluspool (+) van de
accu.
Druk verticaal op de accupoolklem E om hem goed tegen de accu
aan te drukken.
Zet de accupoolklem vast door de hendel D omlaag te duwen.
LADEN MET BEHULP VAN EEN ACCULADER
Maak de accupoolklemmen los.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader.
Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel.
Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze
bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de
accukabels los en reinig de polen en klemmen.
Forceer de hendel niet, aangezien de accupoolklem niet kan
worden vergrendeld als deze niet correct is geplaatst.
Herhaal de procedure. Een aantal functies is niet beschikbaar als de laadtoestand van de
accu onvoldoende is.
Page 180 of 344

178
EEN LAMP VERVANGEN
De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met
een speciale vernislaag:
reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen,
gebruik een spons met zeepwater of een pH-neutraal product,
wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de
koplampen, de achterlichten en de randen ervan gericht,
om beschadiging van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
VERLICHTING VÓÓR
Uitvoering met halogeenlampen
1. Richtingaanwijzers (PY21W amberkleurig).
2. Dimlicht (H7).
3. Grootlicht (H1).
4. Verlichting overdag/parkeerlicht (P21/5W) .
of
Verlichting overdag/parkeerlicht (leds).
Bij het vervangen van lampen moet de verlichting minstens enkele
minuten uitgeschakeld zijn (risico van ernstige verbranding).
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar gebruik een niet-
pluizende doek.
In verband met het behoud van de kwaliteit van de koplampen
mogen uitsluitend anti-UV-lampen worden gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd door een nieuwe lamp met
dezelfde specifi caties.