Seat Alhambra 2016 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2016, Model line: Alhambra, Model: Seat Alhambra 2016Pages: 340, PDF Size: 7.27 MB
Page 61 of 340

Veilig rijden
Hierna worden de juiste zithoudingen ge-
t oond
voor de be
stuurder en de andere inzit-
tenden.
Personen die wegens hun lichaamsbouw de
juiste zithouding niet kunnen aannemen,
moeten informeren bij een gespecialiseerde
werkplaats over mogelijke speciale inrichtin-
gen. Alleen als een juiste zithouding wordt
aangenomen, bieden veiligheidsgordel en
airbag een optimale bescherming. SEAT raadt
u aan de Technische Dienst te raadplegen.
Voor uw eigen veiligheid en om letsel of on-
gevallen bij plotseling remmen of bruuske
manoeuvres te voorkomen, beveelt SEAT u de
volgende houdingen aan:
Geldig voor alle inzittenden:
● Verstel de hoofdsteun zo dat de bovenrand
hiervan op dezelf
de hoogte komt te staan als
de bovenzijde van het hoofd, in geen geval
tot onder ooghoogte. Houd de nek zo dicht
mogelijk bij de hoofdsteun ››› afb. 81 en
››› afb. 82.
● Kleine personen moeten de hoofdsteun he-
lemaal om
laagschuiven, zelfs als het hoofd
onder de bovenrand ervan blijft.
● Grote personen moeten de hoofdsteun he-
lemaal omhoog
schuiven.
● Rugleuning rechtop zetten zodat uw rug ge-
heel teg
en de rugleuning aan ligt.
● Houd de voeten tijdens het rijden altijd in
de voetenruimt
e. ●
Stel de v
eiligheidsgordel goed af en maak
hem goed vast ››› pag. 66.
Daarnaast nog geldig voor de bestuurder:
● Pas het stuurwiel aan zodat het minstens
25 cm (10 inch) v
erwijderd is van de borstkas
››› afb. 81 en zodat het buitenste deel ervan
aan de zijkant vastgenomen kan worden met
beide handen en de armen licht gebogen.
● Het verstelde stuurwiel moet steeds naar
de borstka
s gericht zijn, niet naar het ge-
zicht.
● Pas de bestuurdersstoel in de lengterich-
ting aan zod
at de pedalen volledig ingetrapt
kunnen worden met de benen licht gebogen
en zodat de knieën minstens 10 cm (4 inch)
verwijderd blijven van het dashboard ››› afb.
81.
● Stel de hoogte van de stoel van de bestuur-
der zo af d
at hij eenvoudig tot bij het hoog-
ste punt van het stuurwiel kan komen.
● Houd beide voeten altijd in de voetenruim-
te zod
at u de wagen altijd onder controle
hebt.
Daarnaast nog geldig voor de bijrijder:
● Verschuif de bijrijdersstoel helemaal naar
achteren
voor een optimale bescherming in
het geval dat de airbag geactiveerd wordt. Stuurwiel afstellen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 16. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik van de stuurwielverstel-
ling en een v erk
eerde stand van het stuurwiel
kunnen ernstige of zelfs dodelijk letsel ver-
oorzaken.
● Druk na het verstellen van de stuurkolom,
de hendel ›››
afb. 25
1 stevig omhoog
zodat de s
tand van het stuurwiel tijdens het
rijden niet onbedoeld kan veranderen.
● Verstel het stuurwiel nooit tijdens het rij-
den. Indien u tijdens het rijden merkt
dat het
stuurwiel versteld moet worden, dient u op
veilige wijze te stoppen en het stuurwiel in de
juiste stand te zetten.
● Het verstelde stuurwiel moet steeds gericht
zijn naar de bors
tkas en niet naar het gezicht,
om de bescherming van de voorairbag van de
bestuurder niet te beperken bij een ongeval.
● Tijdens het rijden moet u het stuurwiel
steeds
met beide handen vastnemen aan de
buitenzijde ervan (positie 9 en 3 uur), om het
risico op letsel bij de activering van de voor-
airbag van de bestuurder te verminderen.
● Houd het stuurwiel nooit vast in de positie
van 12 uur of op andere w
ijze, bijv. in het
midden. In zulke gevallen kunnen bij active-
ring van de bestuurdersairbag ernstig letsel
aan uw armen, handen en hoofd worden toe-
gebracht. 59
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 62 of 340

Vastzetten
Verwondingsgevaar door een verkeer-
de z
ithoudin gAantal plaatsen
Naargel
an
g de uitvoering, beschikt de wagen
over vijf tot zeven plaatsen. Elke zitplaats is
uitgerust met een veiligheidsgordel.
5 plaatsen
Plaatsen voor- inPlaatsen in detweede zitrijPlaatsen in de derde zitrij
23–
7 plaatsen
Plaatsen voor- inPlaatsen in detweede zitrijPlaatsen in de derde zitrij
232 Het niet of verkeerd dragen van de veilig-
heid
sg
ordel
verhoogt het risico op ernstige
of zelfs dodelijk letsel. Veiligheidsgordels
kunnen alleen bij juiste gordelverloop hun
optimale beschermende werking waarbor-
gen. Het aannemen van een verkeerde zit-
houding heeft een negatieve invloed op de
beschermende werking van de veiligheids-
gordel. Dit kan levensgevaarlijke en zelfs do-
delijke verwondingen tot gevolg hebben. Het
risico van ernstig lichamelijk letsel of met
zelfs dodelijke gevolgen wordt vooral ver-
groot als een airbag die afgaat een inzittende
treft die een verkeerde zithouding heeft inge- nomen. De bestuurder is verantwoordelijk
voor alle in
zittenden in de wagen, vooral voor
kinderen.
De volgende opsomming omvat voorbeelden
van zithoudingen die voor alle inzittenden
gevaarlijk kunnen zijn.
Wanneer de wagen in beweging is:
● Nooit in de wagen staan.
● Nooit op de stoelen staan.
● Nooit op de stoelen knielen.
● Nooit de rugleuning sterk naar achteren
kantelen.
● Nooit
tegen het dashboard leunen.
● zich nooit uitrekken in de stoelen.
● Nooit op het puntje van de stoel gaan zit-
ten.
● Nooit dwar
s op de stoel gaan zitten.
● Nooit uit de ramen leunen.
● Nooit de voeten uit de ramen steken.
● Nooit de voeten op het dashboard leggen.
● Nooit de voeten op het kussen van de stoel
of rugleunin
g leggen.
● Nooit in de voetenruimte gaan zitten tij-
dens een rit.
● nooit
op de armleuning gaan zitten.
● Nooit zonder omgegespte veiligheidsgor-
del meerijden.
● Nooit in de bag
ageruimte verblijven. ATTENTIE
Het aannemen van een verkeerde zithouding
in de stoel en
van de wagen kan het risico op
ernstige of zelfs dodelijke letsels verhogen
bij het plotseling remmen, bruuske manoeu-
vres, botsingen of ongevallen, of wanneer de
airbag afgaat.
● Alle inzittenden moeten vóór vertrek op
juiste w
ijze plaatsnemen en die zithouding
gedurende de rit aanhouden. Dit houdt ook
het dragen van de veiligheidsgordel in.
● Vervoer nooit meer personen dan het aan-
tal
zitplaatsen met veiligheidsgordel in de
wagen.
● Beveilig kinderen in de wagen altijd met
een goedgekeur
d bevestigingssysteem dat
aangepast is aan hun gewicht en lengte
››› pag. 76.
● Houd de voeten tijdens het rijden altijd in
de voetenruimt
e. Let de voeten bijvoorbeeld
nooit op de stoel of op het dashboard, en
steek ze nooit uit het raam. Anders kunnen
de airbag en veiligheidsgordel niet de opti-
male bescherming bieden en bestaat er een
verhoogd letselrisico bij een ongeval. ATTENTIE
Alvorens te vertrekken, dient u de stoel, vei-
ligheidsgor del
en hoofdsteun te verstellen en
te verzekeren dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel juist dragen.
● Verschuif de bijrijdersstoel helemaal naar
achteren. 60
Page 63 of 340

Veilig rijden
●
Vers t
el de bestuurdersstoel zo dat er een
minimale afstand van 25 cm (10 inch) is tus-
sen de borstkas en het stuurwiel. Verstel de
bestuurdersstoel zo dat de pedalen helemaal
ingetrapt kunnen worden met de benen licht
gebogen en dat de afstand tot het dashboard
ter hoogte van de knieën minstens 10 cm
(4 inch) bedraagt. Indien het vanwege uw li-
chaamsbouw niet mogelijk is om hieraan te
voldoen, dient u direct contact op te nemen
met een gespecialiseerde werkplaats om de
nodige wijzigingen te laten uitvoeren.
● Rij nooit met de rugleuning te ver naar ach-
teren gek
anteld. Hoe meer de rugleuning
naar achteren gekanteld is, hoe groter het ge-
vaar op lichamelijk letsel door een verkeerd
gordelverloop of verkeerde zithouding!
● Rij nooit met de rugleuning naar voren ge-
kanteld.
Wanneer een voorairbag afgaat, kan
de rugleuning heftig naar achteren bewegen
en de inzittenden van de achterbank verwon-
den.
● Zorg steeds voor een zo groot mogelijke
ruimte tus
sen het stuurwiel en het dash-
board.
● Zit steeds met de rug recht en goed tegen
de rugleuning g
edrukt, met goed afgestelde
voorstoelen. Houd geen enkel lichaamsdeel
tegen of heel dicht bij de airbag.
● Het risico op ernstig letsel neemt toe voor
de inzittenden
van de voorstoelen als ze niet
rechtop zitten, omdat de veiligheidsgordels
dan niet correct gedragen worden. ATTENTIE
Een verkeerde afstelling van de stoelen kan
ongev a
llen en ernstig letsel veroorzaken.
● Verstel de stoelen alleen wanneer de wagen
stils
taat, aangezien de stoelen anders onver-
wacht kunnen verschieten tijdens het rijden
en de bestuurder zo de controle over de wa-
gen kan kwijtraken. Bovendien wordt tijdens
het verstellen van de stoel een verkeerde
houding aangenomen.
● Pas de hoogte, schuine stand en lengtepo-
sitie van de s
toel alleen aan wanneer zich
niemand binnen het verstelbereik van de
stoelen bevindt.
● Geen enkel voorwerp mag terechtkomen in
het ver
stelbereik van de stoelen.
● Pas de hoogte, schuine stand en lengtepo-
sitie van de ac
hterbank alleen aan wanneer
niemand zich binnen het verstelbereik van de
stoelen bevindt.
● De verstel- en blokkeerbereiken van de
stoelen mog
en niet vuil zijn. Pedaalruimte
P ed a
l
en Voorkom dat de vloermatten of andere voor-
w
erpen onder de ped
alen t
erecht komen.Gebruik alleen vloermatten die de pedaal-
ruimte vrijlat
en en correct in de voetenruimte
bevestigd kunnen worden.
Bij uitval van een remcircuit moet het rempe-
daal verder dan gebruikelijk worden inge-
trapt om de wagen tot stilstand te brengen. ATTENTIE
Het plaatsen van voorwerpen in de voeten-
ruimte v an de be
stuurder kan het bedienen
van de pedalen belemmeren. Dit kan leiden
tot het verlies van de controle over de wagen
en zo het risico op een ernstig ongeval verho-
gen.
● Zorg ervoor dat de pedalen op elk moment
bediend kunnen wor
den en dat er geen voor-
werpen onder kunnen rollen.
● Maak de vloermat altijd in de voetenruimte
vast
.
● Plaats nooit andere vloermatten of vloerbe-
dekkingen op de af
fabriek gemonteerde
vloermat.
● Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp in de
voetenruimte
van de bestuurder kan vallen
onder het rijden. VOORZICHTIG
De pedalen moeten altijd onbelemmerd kun-
nen worden bediend. A l
s bijvoorbeeld het
remcircuit defect raakt, moet het rempedaal
een langere weg afleggen om de wagen stil te
zetten. Hiertoe moet het rempedaal dieper en
krachtiger dan normaal worden ingetrapt. 61
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 64 of 340

Vastzetten
Veiligheidsgordels W aar
om v
eiligheidsgordels
Inleiding tot thema Controleer regelmatig de toestand van alle
veiligheid
sg
ordels. Als beschadigingen van
het riemweefsel, de gordelverbindingen, de
oprolautomaat of het slotgedeelte worden
vastgesteld, moet de betreffende veiligheids-
gordel onmiddellijk door een gespecialiseer-
de werkplaats worden vervangen ››› . De
g e
spec
ialiseerde werkplaats moet de ge-
schikte onderdelen gebruiken voor de wa-
gen, uitvoering en het modeljaar. SEAT raadt
u aan de Technische Dienst te raadplegen. ATTENTIE
Veiligheidsgordels die niet of slecht omge-
ges pt
zijn, verhogen het risico van ernstig of
zelfs dodelijk letsel. De optimale bescher-
mende werking wordt alleen gewaarborgd als
u ze juist draagt en gebruikt.
● Veiligheidsgordels zijn de efficiëntste mid-
delen om het ris
ico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel te verminderen bij een ongeval. Om
de voorpassagier en alle andere inzittenden
te beschermen, moeten de veiligheidsgordels
altijd correct vastgemaakt zijn wanneer de
wagen in beweging is.
● Alle inzittenden moeten vóór vertrek een
correcte
zithouding innemen, de veiligheids- gordel van hun plaats juist omgespen en die
onder het rijden blij
v
en dragen. Dit geldt ook
voor alle inzittenden op trajecten in de stad.
● Kinderen in de wagen moeten beveiligd
worden met een bev
estigingssysteem dat
aangepast is aan hun gewicht en grootte, en
met de veiligheidsgordels correct omgegespt
››› pag. 76.
● Begin niet te rijden alvorens alle inzitten-
den hun vei
ligheidsgordel correct hebben
omgegespt.
● Steek de slotgesp steeds in het overeen-
komstige s
toelslot en zorg ervoor dat die
vastklikt. Het gebruik van een gordelslot dat
niet overeenkomt met de stoel vermindert de
bescherming en kan ernstig letsel veroorza-
ken.
● Voorkom dat vloeistoffen of vreemde voor-
werpen in het klik
element van de sloten ge-
morst kunnen worden. Dit kan de werking van
de sloten en de veiligheidsgordels schaden.
● Maak de veiligheidsgordel nooit los onder
het rijden.
● Gebruik de g
ordel steeds voor slechts één
persoon teg
elijk.
● Reis nooit met baby's of kinderen op
schoot of
omgegespt met dezelfde gordel.
● Rijd nooit met dikke en losse kledingstuk-
ken, bijv
. een jas over een vest, aangezien die
de passing en correcte werking van de veilig-
heidsgordel bemoeilijken. ATTENTIE
Beschadigde veiligheidsgordels vormen een
belangrijk g
evaar en kunnen ernstig of dode-
lijk letsel veroorzaken.
● Voorkom beschadiging van de veiligheids-
gordel door ink
lemming tussen het portier of
in het stoelmechanisme.
● Indien het riemweefsel of andere delen van
de veiligheid
sgordel beschadigd zijn, kunnen
de gordels breken bij bruusk remmen of een
ongeval.
● Laat de veiligheidsgordels onmiddellijk
vervan
gen door gordels die goedgekeurd zijn
door SEAT voor de betreffende wagen. Veilig-
heidsgordels die tijdens een ongeval worden
belast en daardoor worden opgerekt, moeten
door een gespecialiseerde werkplaats worden
vervangen. Vervanging kan noodzakelijk zijn,
ook al lijken er geen zichtbare beschadiging
te zijn. Controleer voorts de verankeringen
voor de veiligheidsgordels.
● Probeer nooit om de veiligheidsgordels zelf
te repar
eren, te veranderen of uit te bouwen.
Alle reparaties aan veiligheidsgordels, oprol-
automaten en gordelsloten moeten plaatsvin-
den in een gespecialiseerde werkplaats. 62
Page 65 of 340

Veiligheidsgordels
Waarschuwingslampje Afb. 83
Waarschuwingslampje in het instru-
ment enp
aneel . Afb. 84
Weergavevoorbeeld van de toestand
v an de g or
del
voor de plaatsen achterin (hier
in een wagen met 7 plaatsen) in het instru-
mentenpaneel. boven, de tweede zitrij; on-
der, de derde zitrij.
Brandt of knippert
Veiligheidsgordel van
de bestuurder of voor-
passagier, indien
laatstgenoemde heeft
plaatsgenomen, niet
omgegespt.
Veiligheidsgordel omgespen!
voorwerpen op de bij-
rijdersstoel.Verwijder de voorwerpen van
de bijrijdersstoel en berg ze
veilig op.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommige c
ontr
ole- en waarschuwings-
lampjes in het instrumentenpaneel branden
om een aantal functies te verifiëren. Na enke-
le seconden gaan de lampjes uit.
Wanneer de veiligheidsgordels bij het begin
van de rit en bij een snelheid van meer dan
25 km/u (15 mph) niet zijn omgegespt of ze
tijdens de rit worden losgemaakt, weerklinkt
gedurende maximaal 90 seconden een
akoestisch signaal. Daarnaast gaat het waar-
schuwingslampje van de gordel knipperen .
Het gordellampje gaat pas uit als de be-
stuurder en voorpassagier de gordel bij inge-
schakeld contact vastgespen.
Gordelstatusindicatie voor de zitplaatsen
achterin
De gordelstatusindicatie toont de bestuurder
op het display van het instrumentenpaneel
wanneer hij het contact inschakelt, of eventu- ele inzittenden van de zitplaatsen achterin
de vei
ligheid
sgordels hebben vastgemaakt.
Het symbool geeft aan dat de inzittende
van die plaats "zijn" veiligheidsgordel draagt
››› afb. 84.
Wanneer een veiligheidsgordel achterin
wordt omgegespt of losgemaakt, wordt de
toestand van deze gordel gedurende ca. 30
seconden weergegeven. Deze indicatie kan
verborgen worden door de toets 0.0 / SET in
t e drukk
en.
Indien tijden s
het rijden achterin een veilig-
heidsgordel wordt losgemaakt, knippert de
gordelstatusindicatie maximaal 30 secon-
den. Indien de snelheid hoger is dan
25 km/u (15 mph), weerklinkt tevens een ge-
luidssignaal.
De weergave van de gordels achterin kan in-
of uitgeschakeld worden bij een Technische
Dienst.
63
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 66 of 340

Vastzetten
Veiligheidsgordels bieden bescher-
min g Afb. 85
Bestuurders die de veiligheidsgordel
c orr
ect dr
agen, zullen niet weggeslingerd
worden bij plotseling remmen. Veiligheidsgordels die goed zijn vastgegespt,
houden de in
z
itt enden
van de wagen in de
juiste zitpositie. De veiligheidsgordels hel-
pen ook ongecontroleerde bewegingen te
voorkomen die zwaar lichamelijk letsel kun-
nen toebrengen en ze verminderen het ge-
vaar uit de wagen te worden geslingerd bij
een ongeval.
Inzittenden van de wagen met goed vastge-
gespte veiligheidsgordels profiteren in hoge
mate van het feit dat de kinetische energie
optimaal via de gordels wordt geabsorbeerd.
Ook garanderen de structuur van de voorzij-
de en andere passieve veiligheidskenmerken
van uw wagen, zoals bijv. het airbagsysteem,
een absorptie van de vrijgekomen kinetische energie. De kinetische energie die vrijkomt
wordt op dez
e wijze verminderd en het risico
op lichamelijk letsel wordt tegelijkertijd be-
perkt. Daarom moet u altijd de gordel omges-
pen voordat u gaat rijden, ook al is het maar
voor een korte rit.
Let er eveneens op dat ook de andere inzit-
tenden goed zijn vastgegespt. Ongevallen-
statistieken hebben uitgewezen dat het juist
omgespen van de veiligheidsgordels het risi-
co op lichamelijk letsel aanzienlijk verkleint
en de kans een zwaar ongeval te overleven
vergroot. Juist vastgegespte veiligheidsgor-
dels verhogen bovendien de optimale be-
schermende werking van airbags die in geval
van een aanrijding worden geactiveerd. Om
deze reden is in de meeste landen het dra-
gen van de veiligheidsgordels wettelijk ver-
plicht.
Hoewel uw wagen met airbags is uitgerust,
moeten de veiligheidsgordels juist worden
vastgegespt. De voorairbags bijvoorbeeld
worden alleen bij bepaalde frontale aanrij-
dingen geactiveerd. De voorairbags worden
niet geactiveerd bij lichte frontale aanrijdin-
gen, lichte aanrijdingen van opzij, aanrijdin-
gen van achteren, over de kop slaan en bij
aanrijdingen waarbij de vooraf afgestelde air-
bag-activeringswaarde in het regelapparaat
niet werd overschreden.
Draag daarom altijd de veiligheidsgordel en
let erop dat de inzittenden van de wagen de veiligheidsgordel vóór het wegrijden juist
hebben omge
gespt!
Frontale botsingen en natuurkundige
wetten Afb. 86
De niet-vastgegespte bestuurder
vlie g
t n
aar voren. Afb. 87
De niet-vastgegespte achterpassagier
vlie g
t n
aar voren op de vastgegespte bestuur-
der. 64
Page 67 of 340

Veiligheidsgordels
Het natuurkundige principe van een frontale
bots in
g i s
gemakkelijk te verklaren: zodra de
wagen in beweging is gekomen, ontstaat zo-
wel bij de wagen als bij de inzittenden van de
wagen bewegingsenergie, de zogenaamde
"kinetische energie".
De kracht van de "kinetische energie" is sterk
afhankelijk van de snelheid van de wagen,
het gewicht van de wagen en van de inzitten-
den. Hoe hoger de snelheid en hoe groter het
gewicht, des te meer energie moet er bij een
botsing worden "geabsorbeerd".
De snelheid van de wagen is echter de be-
langrijkste factor. Als bijv. de snelheid wordt
verdubbeld van 25 km/u (15 mph) naar 50
km/u (30 mph), wordt de overeenstemmen-
de kinetische energie verviervoudigd!
Omdat de inzittenden van de wagen in ons
voorbeeld geen veiligheidsgordels dragen,
wordt bij een botsing tegen een muur de to-
tale bewegingsenergie van de inzittenden
van de wagen alleen door de botsing afge-
bouwd.
Zelfs als u niet sneller rijdt dan 30 km/u (19
mph) en 50 km/u (30 mph), komen er bij een
botsing krachten vrij op het lichaam die al
snel een ton (1.000 kg) kunnen overschrij-
den. De op uw lichaam werkende krachten
worden bij hogere snelheden zelfs nog ster-
ker.
Inzittenden van de wagen die hun veilig-
heidsgordels niet hebben omgegespt, zijn dus niet met de wagen "verbonden". Bij een
frontale bots
ing zullen deze personen dus
met dezelfde snelheid verder bewegen als
waarmee de wagen zich voor de botsing
heeft bewogen! Dit voorbeeld geldt niet al-
leen voor frontale botsingen, maar ook bij al-
le andere soorten botsingen en aanrijdingen.
Al bij lage botssnelheden komen op het li-
chaam krachten vrij die niet meer met de
handen kunnen worden afgeweerd. Bij een
frontale botsing worden niet-vastgegespte in-
zittenden naar voren geslingerd en stoten zij
ongecontroleerd tegen delen in het interieur,
zoals b.v. het stuurwiel, het dashboard en de
voorruit ››› afb. 86.
Ook voor inzittenden op de zitplaatsen ach-
terin is het belangrijk de gordel juist om te
gespen omdat zij bij een aanrijding ongecon-
troleerd door de wagen worden geslingerd.
Een niet-vastgegespte passagier op een zit-
plaats achterin brengt niet alleen zichzelf,
maar ook de bestuurder en/of voorpassagier
die voorin zitten in gevaar ››› afb. 87.
Gebruik van de veiligheidsgordels Veiligheidsgordel verdraaid
Indien het
moei
lijk i
s om de veiligheidsgor-
del uit de geleiding te halen, is het mogelijk
dat hij verdraaid is aan de binnenzijde van
de zijbekleding omdat hij te snel werd opge-
rold bij het losmaken: ●
Trek de
veiligheidsgordel helemaal en
voorzichtig los door aan de slotgesp te trek-
ken.
● Leg de gordel recht en rol hem opnieuw op
met behulp v
an de hand.
Zelfs als de gordel niet recht gelegd kan wor-
den, moet hij omgegespt worden. In dat ge-
val mag de verdraaide zone zich niet in direct
contact met het lichaam bevinden. Raad-
pleeg onmiddellijk een gespecialiseerde
werkplaats om de gordel recht te laten leg-
gen. ATTENTIE
Een verkeerde gebruik van de veiligheidsgor-
dels v
erhoogt het risico van ernstig of dode-
lijk letsel.
● Controleer regelmatig of de veiligheidsgor-
dels en hun onder
delen zich in perfecte staat
bevinden.
● Houd de veiligheidsgordels steeds schoon.
● Zorg ervoor dat de gordelband niet bekneld
of besc
hadigd raakt en niet in contact komt
met scherpe randen.
● Voorkom dat vloeistoffen of vreemde voor-
werpen in het slot
en in het klikelement van
de sloten gemorst kunnen worden. 65
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 68 of 340

Vastzetten
Hoe worden veiligheidsgordels
g oed
va
stgegespt
Veiligheidsgordel vast- en losgespen Afb. 88
Schuif de gesp van de veiligheidsgor-
del in het
slot
. Afb. 89
Verloop van de gordelband bij zwan-
g er
e vr
ouwen. Juist gedragen veiligheidsgordels houden de
in
z
itt enden in de
zithouding die hen de
hoogste bescherming biedt bij bruusk rem-
men of ongeval ››› .
V ei
ligheid sg
ordel omgespen
Gesp de veiligheidsgordel vóór elke rit om.
● Voorstoel en hoofdsteun juist verstellen
››› p
ag. 58.
● Zet de rugleuning van de achterbank in ver-
ticale pos
itie ››› .
● Trek aan de gesp van de gordel en plaats
de b and u
niform o
ver de borstkas en het bek-
ken. Zorg er daarbij voor dat de gordel niet
verdraaid wordt ››› .●
St eek
de s lot
gesp alleen in het bij de be-
treffende zitplaats behorende slot ››› afb. 88
A.
● Trek aan de gordel om te controleren of de
gesp g
oed vastzit in het slot.
Veiligheidsgordel losmaken
Maak de veiligheidsgordel alleen los wan-
neer de wagen stilstaat ››› .
● Druk op de rode toets in het slot ››
›
afb
. 88
B. De gesp springt uit het slot.
● Leid de gordel met de hand zodat de band
vlotter oprolt, de g
ordel niet verdraait en de
bekleding niet beschadigd raakt.
Juist verloop van de gordel
Alleen wanneer de gordelband goed ge-
plaatst is, bieden de veiligheidsgordels de
optimale bescherming bij een ongeval en
wordt het risico op ernstig of dodelijk letsel
verlaagd. Een juist verloop van de gordels
houdt de inzittenden tevens in de optimale
positie voor een maximale bescherming door
de airbag. Om die reden moet de veiligheids-
gordel altijd en met een juist verloop gedra-
gen worden.
Een verkeerde zithouding kan ernstige of
zelfs dodelijke letsels veroorzaken ›››
pag.
58, Juiste zithouding van de inzittenden .
66
Page 69 of 340

Veiligheidsgordels
● Het s
chouder
gedeelte moet steeds over het
midden van de schouder lopen; nooit over de
nek, boven of onder de arm of achter de rug.
● Het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
moet vóór het bekk
en lopen en nooit over de
buik.
● Plaats de gordel steeds vlak en strak over
het lichaam.
Trek zo nodig lichtjes aan de
gordelband.
In het geval van zwangere vrouwen moet de
veiligheidsgordel uniform over de borstkas
en zo laag mogelijk over het bekken lopen,
met vlakke band zodat de gordel niet drukt
op de buik. De veiligheidsgordel moet gedu-
rende de volledige zwangerschapsperiode
worden gebruikt ››› afb. 89.
Gordelverloop aanpassen aan de lichaams-
lengte
Het verloop van de gordelband kan aange-
past worden met de volgende uitvoeringen: ● Gordelhoogteverstelling voor de voorstoe-
len.
● In hoogte
verstelbare voorstoelen. ATTENTIE
Een verkeerd gordelverloop kan bij een onge-
val ern
stig of zelfs dodelijk letsel veroorza-
ken.
● De veiligheidsgordel garandeert alleen een
optimale be
scherming wanneer de rugleu- ning rechtop staat en de gordel correct gedra-
gen wor
dt
in overeenstemming met de li-
chaamslengte.
● Het losmaken van de veiligheidsgordel tij-
dens het rijden k
an ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken bij bruusk remmen of een onge-
val.
● De geplaatste of losliggende veiligheids-
gordel k
an ernstig letsel veroorzaken indien
de gordel verschuift van harde naar zachte li-
chaamsdelen (bijv. de buik).
● Het schoudergedeelte van de gordel moet
over het mid
den van de schouder lopen en
nooit over de hals of onder de arm.
● De veiligheidsgordel moet vlak en vast op
het boven
lichaam liggen.
● Het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
moet vóór het bekk
en lopen en nooit over de
buik. De veiligheidsgordel moet vlak en vast
op het bekken liggen. Trek zo nodig lichtjes
aan de gordelband.
● In het geval van zwangere vrouwen moet de
veiligheidsg
ordel zo laag mogelijk en vlak
over het bekken "rond" de buik lopen ››› afb.
89.
● Verdraai de gordelband niet tijdens het dra-
gen.
● Verw
ijder de veiligheidsgordel nooit van
het lichaam met
de hand na juiste plaatsing.
● Laat de gordelband niet over harde of
breekbar
e voorwerpen lopen, zoals brillen,
balpennen of sleutels. ●
Wijzig het g
ordelverloop nooit met gordel-
klemmen, bevestigingsogen en dergelijke. Let op
Degenen voor wie wegens hun lichaams-
bou w, de optim a
le positie van de gordelband
niet verwezenlijkt kan worden, moeten infor-
meren bij een gespecialiseerde werkplaats
over mogelijke speciale inrichtingen om de
maximale bescherming van de gordel en de
airbag mogelijk te maken. SEAT raadt u aan
de Technische Dienst te raadplegen. Veiligheidsgordel met twee sloten
om
g
es
pen en losmaken Afb. 90
Gordel op de middelste stoel van de
tw eede
zitrij om
gespen. Juist gedragen veiligheidsgordels houden de
in
zitt
enden in de
zithouding die hen de »
67
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 70 of 340

Vastzetten
hoogste bescherming biedt bij bruusk rem-
men of on
gev
al ››› .
D e
vei
ligheidsgordels voor de middelste
stoel van de tweede zitrij en voor de stoelen
op de derde zitrij worden met twee slotges-
pen omgegespt.
Veiligheidsgordel omgespen
Gesp de veiligheidsgordel vóór elke rit om.
● Verstel de stoel achterin en hoofdsteun
juist ›
›› pag. 58.
● Zet de rugleuning van de achterbank in ver-
ticale pos
itie ››› .
● Trek de gordelband via de slotgesp naar
onder en
›
››
afb. 90 1 . Zorg er daarbij voor
d at
de g or
del niet verdraaid wordt ››› .
● Steek de slotgesp 1 in het overeenkomsti-
g e s
lot A .
● Plaats de gordelband over het bekken van
de in z
itt ende door aan de s
lotgesp te trekken
››› afb. 90 2 .
● Steek de slotgesp 2 in het overeenkomsti-
g e s
lot B .
● Trek aan de veiligheidsgordel om te contro-
l er
en of
beide
slotgespen veilig in de gordel-
sloten zijn vastgeklikt.
Veiligheidsgordel losmaken
Maak de veiligheidsgordel alleen los wan-
neer de wagen stilstaat ››› .●
Druk op de r
ode toets
in het slot ››› afb. 90
A . De gesp springt uit het slot.
● Druk op de rode toets in het slot ››
›
afb
. 90
B . De gesp springt uit het slot.
● Leid de gordel met de hand zodat de band
vlott er opr
olt, de g
ordel niet verdraait en de
bekleding niet beschadigd raakt. ATTENTIE
Een verkeerd gordelverloop kan bij een onge-
val ern
stig of zelfs dodelijk letsel veroorza-
ken.
● De veiligheidsgordel garandeert alleen een
optimale be
scherming wanneer de rugleu-
ning rechtop staat en de gordel correct gedra-
gen wordt in overeenstemming met de li-
chaamslengte.
● Het losmaken van de veiligheidsgordel tij-
dens het rijden k
an ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken bij bruusk remmen of een onge-
val. Let op
De veiligheidsgordels met twee sloten zijn
voorz ien
van een schema dat toont hoe de
gordel omgegespt moet worden. Gordelhoogteverstelling
Afb. 91
Naast de voorstoelen: gordelhoogte-
v er
st
elling. Met behulp van de gordelhoogteverstellin-
g
en
van de
voorstoelen en de buitenste zit-
plaatsen van de tweede zitrij, kan het gordel-
verloop in de schouderzone aangepast wor-
den aan de hoogte van de inzittenden voor
het juist omgespen ervan:
● Houd de geleidingsinrichting ingedrukt in
de richting v
an de pijl ››› afb. 91.
● Verplaats de geleidingsinrichting naar bo-
ven of onderen t
ot de veiligheidsgordel over
het midden van de schouder loopt ››› pag.
66.
● Laat de geleidingsinrichting los.
● Trek met een stevige ruk aan de gordel om
te contro
leren of de inrichting goed vastge-
klikt is.
68