Seat Alhambra 2016 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2016, Model line: Alhambra, Model: Seat Alhambra 2016Pages: 340, PDF Size: 7.27 MB
Page 71 of 340

Veiligheidsgordels
ATTENTIE
Pas nooit de hoogte van de gordel aan tijdens
het rijden. Gordelspanners
Oprol aut
omaat, gordelspanner, span-
ningsbegrenzer De veiligheidsgordels maken deel uit van het
veiligheid
s
concept van de wagen en bestaan
uit de volgende belangrijke functies:
Oprolautomaat
Elke veiligheidsgordel is uitgerust met één
oprolautomaat aan het schoudergedeelte. In-
dien traag aan de gordel getrokken wordt of
tijdens het normale rijden, biedt het systeem
volledige bewegingsvrijheid in het schouder-
gedeelte. De oprolautomaat blokkeert echter
de veiligheidsgordel als die snel losgetrok-
ken wordt, in geval van bruusk remmen,
bergachtige trajecten, bochten en bij het ver-
snellen.
Gordelspanner
De veiligheidsgordels aan de voorstoelen en
de buitenste zitplaatsen van de tweede zitrij
zijn uitgerust met gordelspanners. In geval van een frontale botsing, botsing
van opz
ij of
van achteren worden de gordel-
spanners geactiveerd met behulp van senso-
ren en worden de veiligheidsgordels gespan-
nen in de tegenovergestelde richting van de
lostrekrichting. Indien de veiligheidsgordel
los is, wordt hij ingetrokken om op die ma-
nier de beweging naar voren van de inzitten-
den of de beweging in de richting van de
aanrijding te beperken. De gordelspanner
werkt samen met het airbagsysteem. De gor-
delspanner treedt niet in werking bij het om-
slaan van de wagen als de zijairbags niet af-
gaan.
Bij de activering kan fijn stof vrijkomen. Dit is
normaal en geen teken van vuur in de wagen.
Spanningsbegrenzer
De spanningsbegrenzer van de gordel ver-
mindert de kracht die de veiligheidsgordel
uitoefent op het lichaam bij een ongeval. Let op
Als de wagen of afzonderlijke delen van het
syst eem w
orden verschroot, dienen de betref-
fende veiligheidsvoorschriften te worden op-
gevolgd. Deze voorschriften zijn bekend bij
de gespecialiseerde werkplaatsen ››› pag.
69. Onderhoud en verwijdering van de
g
or
del s
panners Bij werkzaamheden aan de gordelspanner en
bij het uit
- en inbou
wen van andere wagen-
onderdelen in verband met andere reparatie-
taken, kan de veiligheidsgordel ongemerkt
beschadigd raken. Als gevolg hiervan is het
mogelijk dat de gordelspanners niet langer
correct werken of niet geactiveerd worden bij
een ongeval.
Neem alle voorschriften in acht om de be-
schermende werking van de veiligheidsgor-
dels niet te beïnvloeden en te voorkomen dat
uitgebouwde onderdelen lichamelijk letsel
en milieuvervuiling veroorzaken. Deze voor-
schriften zijn bekend bij de gespecialiseerde
werkplaatsen. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik of eigen reparaties van
de vei ligheid
sgordels, oprolautomaten en
gordelspanners verhogen het risico van ern-
stig of zelfs dodelijk letsel. De gordelspanner
zou niet geactiveerd kunnen worden wanneer
dat nodig is of onverwacht in werking kunnen
treden.
● Repareer, verstel of demonteer/monteer
nooit zelf
onderdelen van de gordelspanners
of veiligheidsgordels; laat dit uitvoeren door
een gespecialiseerde werkplaats ››› pag.
259. » 69
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 72 of 340

Vastzetten
●
De gor del
spanners en oprolautomaten mo-
gen niet gerepareerd worden en moeten dus
worden vervangen. Milieu-aanwijzing
De airbagmodules en gordelspanners kunnen
per chlor
aat bevatten. Leef de wettelijke bepa-
lingen voor hun verwijdering na. Airbagsysteem
K or
te in
leiding
Inleiding tot thema Het voertuig beschikt over voorairbags voor
best
uur
der en voorpassagier. De voorairbags
kunnen extra bescherming bieden aan de
thorax en het hoofd van de bestuurder en
voorpassagier als de stoelen, veiligheidsgor-
dels en hoofdsteunen en, in het geval van de
bestuurder, het stuurwiel, correct gebruikt en
ingesteld worden. Airbags zijn een extra vei-
ligheidsvoorziening. Een airbag is geen ver-
vanging van de veiligheidsgordel, die altijd
moet worden gebruikt, zelfs als de voorstoe-
len voorairbags hebben. ATTENTIE
Vertrouw nooit blindelings op het airbagsys-
teem al s
beschermingsmaatregel.
● Zelfs wanneer de airbag geactiveerd wordt,
gaat het nog s
lechts om een aanvullende be-
scherming.
● Het airbagsysteem biedt een optimale be-
scherming w
anneer de veiligheidsgordels
correct omgegespt zijn, waardoor het letselri-
sico vermindert ››› pag. 66, Hoe worden vei-
ligheidsgordels goed vastgegespt .
● Alle inzittenden moeten vóór vertrek een
correcte
zithouding aannemen, de veilig-
heidsgordel van hun plaats goed omgespen en die blijven dragen tijdens het rijden. Dit
geldt
voor alle inzittenden. ATTENTIE
Indien er zich voorwerpen bevinden tussen
de in zittenden en het
werkingsgebied van de
airbags, verhoogt het risico op letsel bij acti-
vering van de airbags. Hierdoor wordt het
ontplooiingsgebied van de airbag gewijzigd
of worden de voorwerpen tegen het lichaam
geslingerd.
● Draag nooit voorwerpen in de hand of op
schoot tijden
s het rijden.
● Vervoer nooit voorwerpen op de bijrijders-
stoel. Bij bruu
sk remmen of plotselinge ma-
noeuvres kunnen voorwerpen terechtkomen
in de actieradius van de airbags en door het
interieur geslingerd worden bij activering er-
van.
● Tussen de inzittenden op de voorstoelen en
de buitens
te zitplaatsen en het werkingsge-
bied van de airbags mogen zich geen andere
personen, dieren of voorwerpen bevinden.
Zorg ervoor dat zowel de kinderen als de an-
dere inzittenden deze aanbeveling naleven. ATTENTIE
De beschermende werking van het airbagsys-
teem is s
lechts voor één ongeval toereikend.
Na activering van de airbag moet het systeem
vervangen worden.
● Laat de geactiveerde airbags en de hier-
door beïnvloede onderdelen
van het systeem70
Page 73 of 340

Airbagsysteem
vervangen door nieuwe onderdelen die door
SEAT g
oedg
ekeurd zijn voor de wagen.
● Laat reparaties en wijzigingen aan de wa-
gen uitvoer
en door een gespecialiseerde
werkplaats. De gespecialiseerde werkplaat-
sen beschikken over de noodzakelijke ge-
reedschappen, diagnose-apparatuur, repara-
tie-informatie en gekwalificeerd personeel.
● Bouw nooit airbagonderdelen in die gerecy-
cled of afk
omstig zijn van gebruikte wagens.
● Voer nooit veranderingen uit aan de onder-
delen van het
airbagsysteem. ATTENTIE
Wanneer de airbags afgaan kan fijn stof vrij-
komen. Dit i s
normaal en geen teken van vuur
in de wagen.
● Dit fijnstof kan de huid en ogen irriteren en
ademhalin
gsmoeilijkheden veroorzaken,
vooral bij personen die lijden aan astma of
andere aandoeningen van de luchtwegen. Om
de ademhalingsmoeilijkheden te verminde-
ren, verlaat de wagen en open portieren en
ruiten voor de ventilatie van het interieur.
● Als u in aanraking komt met het stof, was
uw handen en gez
icht met een milde zeep en
water vóór de volgende maaltijd.
● Voorkom dat het stof in aanraking komt
met de ogen of met
open wonden.
● Spoel uw ogen met water uit als er stof in
gekomen is. ATTENTIE
Door schoonmaakmiddelen met oplosmidde-
len wor dt
het oppervlak van de airbagmodu-
les poreus. Als de airbag bij een ongeval af-
gaat, kan het loskomen van plastic onderde-
len ernstig letsel veroorzaken.
● Reinig het dashboard en het oppervlak van
de airbagmodule
s nooit met schoonmaak-
middelen met oplosmiddelen. Beschrijving van het airbagsysteem
Het airbagsysteem is geen vervanging van de
v
ei
ligheid sg
ordel! Het airbagsysteem biedt
in combinatie met de veiligheidsgordels een
bijkomende bescherming voor de bestuurder
en bijrijder.
Het airbagsysteem bestaat (afhankelijk van
de installatie) uit de volgende modules:
● Elektronisch regelapparaat
● Voorairbags voor de bestuurder en bijrijder
● Knie-airbag voor de bestuurder
● Zijairbags
● Hoofdairbags
● Controlelampje van de airbag in het in-
s
trumentenpaneel
● Sleutelschakelaar voor de voorairbag van
de bijrijder ●
Control
elampje voor het uitschakelen/in-
schakelen van de voorairbag.
De werking van het airbagsysteem wordt
elektronisch gecontroleerd. Telkens wanneer
het contact wordt ingeschakeld, gaat het air-
bagcontrolelampje enkele seconden branden
(zelfdiagnose).
Er is een storing in het systeem als het con-
trolelampje :
● gaat niet branden wanneer het contact
wordt in
geschakeld,
● niet na ca. vier seconden uitgaat nadat het
contact w
erd ingeschakeld,
● weer gaat branden nadat het contact werd
inges
chakeld en het controlelampje uitging,
● gaat branden of knipperen tijdens het rij-
den.
Het airbagsy
steem wordt niet geactiveerd
bij:
● uitgeschakeld contact,
● lichte frontale botsingen,
● lichte botsingen van opzij;
● botsingen van achteren;
● over de kop slaan. »
71
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 74 of 340

Vastzetten
ATTENTIE
● De max im
ale beschermende werking van de
veiligheidsgordels en het airbagsysteem
wordt alleen bij een correcte zitpositie be-
reikt ››› pag. 58.
● Als er een storing in het airbagsysteem is,
moet het sys
teem direct in een werkplaats
van een officiële dealer worden gecontro-
leerd. Anders bestaat het gevaar dat de air-
bags bij een botsing helemaal niet of niet op-
timaal worden geactiveerd. Activering van de airbag
De airbag wordt in een fractie van een secon-
de en met
hog
e snelheid op
geblazen om bij
een ongeval extra bescherming te kunnen
bieden.
Het airbagsysteem is enkel klaar voor werk-
ing met ingeschakeld contact.
In bijzondere omstandigheden van ongeval-
len kunnen verscheidene airbags tegelijk af-
gaan.
Bij lichte botsingen frontaal, van opzij of van
achteren, kantelen of doorrollen van het voer-
tuig, zullen de airbags niet afgaan.
Factoren van activering
Er kunnen geen algemene uitspraken worden
gedaan over de omstandigheden die leiden
tot het activeren van het airbagsysteem in elke situatie. Wel zijn er een aantal factoren
die een belangrijke r
ol spelen, zoals bijvoor-
beeld de eigenschappen van het voorwerp
dat botst tegen het voertuig (hard/zacht),
botshoek, rijsnelheid enz.
Doorslaggevend voor de activering van de
airbags is het traject van vertraging.
Het regelapparaat analyseert het traject van
de botsing en activeert het betreffende be-
vestigingssysteem.
Indien tijdens de botsing de gemeten vertra-
ging van het voertuig die daaruit volgt onder
de vooraf ingestelde referentiewaarden in het
regelapparaat blijft, zullen de airbags niet af-
gaan zelfs al kan het voertuig ernstig ver-
vormd worden.
Bij ernstige frontale botsingen worden de
volgende airbags geactiveerd
● Voorairbag van de bestuurder.
● Voorairbag van de bijrijder.
● Knie-airbag voor de bestuurder.
Bij ernstige bot
singen van opzij worden de
volgende airbags geactiveerd
● Zij-airbag vooraan aan de zijde van het on-
geval.
● Z
ij-airbag achteraan aan de zijde van het
ongeval
.
● Hoofdairbag aan de zijde van het ongeval. Bij een ongeval met activering van de airbag:
●
gaan de lampjes van het interieur branden
(indien de schak
elaar voor binnenverlichting
in portierschakelaarstand staat);
● worden de knipperlichten tegelijk inge-
schak
eld;
● worden alle portieren ontgrendeld;
● wordt de toevoer van brandstof naar de
motor afge
sloten.
Veiligheidsaanwijzingen voor
de airbags Voor
airbags Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 17. ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zends t
en van een seconde en met grote snel-
heid.
● Houd het werkingsgebied van de voorair-
bags s
teeds vrij.
● Maak nooit voorwerpen vast aan de dek-
sels noch in het
werkingsgebied van de air-
bagmodules, bv. blikjes- of telefoonhouders.
● Tussen de personen voorin en het wer-
kings
bereik van de airbag mogen zich verder72
Page 75 of 340

Airbagsysteem
geen personen, dieren of voorwerpen
bevinden.
●
Maak g
een enkel voorwerp aan de voorruit
aan de kant v
an de voorpassagier vast boven
de voorairbag.
● Plak geen stickers op de opgevulde plaat
van het st
uurwiel noch het oppervlak van de
voorairbagmodule in het dashboard aan de
zijde van de voorpassagier, noch deze delen
anderszins bedekken of veranderen. ATTENTIE
De voorairbags worden ontvouwen voor het
s tuur w
iel ›››
afb. 26 en het dashboard
››› afb. 27.
● Tijdens het rijden moet u het stuurwiel al-
tijd met beide handen aan de buit
enste rand
vasthouden: positie van 9 en 3 uur.
● Verstel de bestuurdersstoel zo dat er ten
minste 25 c
m ruimte is tussen uw borstkas en
het midden van het stuurwiel. Als het door
uw lichaamsbouw niet mogelijk is om hieraan
te voldoen, neem dan onmiddellijk contact op
met een gespecialiseerde werkplaats.
● Verstel de bijrijdersstoel zo dat de afstand
tussen de
voorpassagier en het dashboard zo
groot mogelijk is. Knie-airbag*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 19. ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zends t
en van een seconde en met grote snel-
heid.
● De airbag voor de knieën wordt ontvouwen
voor de knieën van de be
stuurder. Houd het
werkingsgebied van de airbag voor de knieën
steeds vrij.
● Plaats geen voorwerpen op het deksel noch
in het werkin
gsgebied van de airbag voor de
knieën.
● Verstel de bestuurdersstoel zo dat min-
stens
10 cm (4 inch) ruimte tussen de knieën
en de airbag voor de knieën aanwezig is. Als
het door uw lichaamsbouw niet mogelijk is
om hieraan te voldoen, neem dan onmiddel-
lijk contact op met een gespecialiseerde
werkplaats. Zijairbags*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 19. ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zends t
en van een seconde en met grote snel-
heid.
● Houd het werkingsgebied van de zijairbags
steeds
vrij.
● Tussen de inzittenden op de voorstoelen en
de buitens
te zitplaatsen en het werkingsge- bied van de airbags mogen zich geen andere
personen, dieren of
voorwerpen bevinden.
● Hang enkel lichte kledingstukken aan de
haken v
an de wagen. Laat geen zware of
scherpe voorwerpen achter in de zakken.
● Monteer geen accessoires in de portieren.
● Gebruik alleen stoelhoezen die goedge-
keurd z
ijn voor de wagen. Bij een ongeval zou
de zijairbag anders niet ontvouwen kunnen
worden. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik van de bestuurders- en
b ijrijders s
toel kan de correcte werking van de
zijairbag beïnvloeden en ernstig letsel ver-
oorzaken.
● Bouw de voorstoelen nooit uit en wijzig
geen enkel onder
deel ervan.
● Door overmatige druk uit te oefenen op de
zijkanten
van de rugleuningen, is het moge-
lijk dat de zijairbags niet correct, helemaal
niet of onverwacht geactiveerd worden.
● Beschadigingen aan de originele stoelhoe-
zen of de naa
d in de module van de zijairbag
moeten direct door een gespecialiseerde
werkplaats worden gerepareerd. Hoofdairbags*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 20. »
73
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 76 of 340

Vastzetten
ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zends t
en van een seconde en met grote snel-
heid.
● Houd het werkingsgebied van de hoofdair-
bags s
teeds vrij.
● Plaats geen voorwerpen op het deksel noch
in het werkin
gsgebied van de hoofdairbag.
● Tussen de inzittenden op de voorstoelen en
de buitens
te zitplaatsen en het werkingsge-
bied van de airbags mogen zich geen andere
personen, dieren of voorwerpen bevinden.
● Hang enkel lichte kledingstukken aan de
haken v
an de wagen. Laat geen zware of
scherpe voorwerpen achter in de zakken.
● Monteer geen accessoires in de portieren.
● Plaats geen gordijnen aan de ruiten die niet
uitdrukkelijk g
oedgekeurd zijn voor gebruik
in de wagen.
● Draai de rolgordijnen enkel naar de ruiten
indien geen enkel
voorwerp, bv. balpen of ga-
ragedeuropener, aan de gordijnen vastge-
maakt zijn. Airbags buiten werking stellen
C ontr
ol
elampje Afb. 92
Controlelampje in het dashboard voor
de uits c
h ak
eling van de voorairbag van de
voorpassagier.
Gaat branden in het instru-
mentenpaneel
Storing in het
systeem van air-
bags en gordel-
spanners.Laat het systeem onmiddellijk door
een specialist controleren.
Gaat branden in het dash-
board
Storing in het air-
bagsysteem.Laat het systeem onmiddellijk door
een specialist controleren.
Gaat branden in het dash-
board
Voorairbag van
de voorpassagier
buiten werking
gesteld.Controleer of de airbag uitgescha-
keld moet blijven
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommige c
ontr
ole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Indien de voorairbag van de bijrijder uitge-
schakeld is en het controlelampje
niet blijft branden , of brandt samen
met het controlelampje van het instrumen-
tenpaneel, kan het zijn dat er een storing
aanwezig is in het airbagsysteem ››› .
ATTENTIE
In geval van storing van het airbagsysteem, is
het mogelijk d
at de airbag moeilijk, helemaal
niet of onverwacht afgaat. Dit kan ernstig of
zelfs dodelijk letsel veroorzaken.
● Laat het airbagsysteem onmiddellijk door
een gespec
ialiseerde werkplaats nakijken.
● Monteer nooit een kinderzitje op de voor-
stoel ›
›› pag. 81, of verwijder het ingebouw-
de kinderzitje! De voorairbag van de voorpas-
sagier zou ondanks het defect af kunnen
gaan bij een aanrijding. 74
Page 77 of 340

Airbagsysteem
VOORZICHTIG
Let altijd op de brandende controlelampjes
en neem de daarbij behor ende be
schrijvingen
en aanwijzingen in acht om geen schade aan
de wagen te veroorzaken. Voorairbag van de bijrijder handmatig
in- en uitsc
h
akelen met de sleutel-
schakelaar Afb. 93
In het dashboardkastje, aan de bijrij-
der sz
ijde: s
leutelschakelaar om de voorair-
bag aan bijrijderszijde in en uit te schakelen. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 18.
De voorairbag van de bijrijder moet uitge-
schakeld worden wanneer op die plaats een
kinderzitje geïnstalleerd wordt met de rug
naar het dashboard toe gekeerd. Voorairbag van de voorpassagier in paraat-
heid brengen
● C
ontact uitschakelen.
● Open het dashboardkastje aan de bijrij-
derszijde.
● V
oer de sleutelbaard in de gleuf in die voor-
zien is op de s
chakelaar voor uitschakeling
van de bijrijdersairbag ››› afb. 93. De baard
moet ca. 3/4 van zijn lengte ingevoerd wor-
den, tot tegen de aanslag.
● Draai de sleutel vervolgens zachtjes om de
stand op ON
te plaatsen. Oefen geen druk uit
indien u weerstand ondervindt en zorg ervoor
dat de sleutelbaard tot het einde ingevoerd
is.
● Sluit het dashboardkastje aan de bijrijders-
zijde.
● Contro
leer of met het contact ingeschakeld
het contro
lelampje in
het dashboard niet gaat branden ››› pag. 74.
Hoe kunt u zien dat de voorairbag van de
voorpassagier uitgeschakeld is
Het uitschakelen van de frontairbag van de
bijrijder wordt enkel aangegeven door het
permanent branden van het controlelampje
in het dashboard (
brandt continu geel) ›››
pag. 74, Controle-
lampje.
Indien het controlelampje
in de middenconsole niet permanent
blijft branden of gaat branden in combinatie met het controlelampje in het instrumen-
t
enpaneel, mag om veiligheidsredenen geen
bevestigingssysteem voor kinderen inge-
bouwd worden in de bijrijdersstoel. De voor-
airbag van de voorpassagier zou kunnen bij
een aanrijding afgaan. ATTENTIE
De voorairbag van de voorpassagier mag al-
leen in spec i
ale gevallen uitgeschakeld wor-
den.
● De voorairbag van de voorpassagier mag al-
len met uitg
eschakeld contact worden in- en
uitgeschakeld. Anders zou het airbagsysteem
beschadigd kunnen raken.
● De verantwoordelijkheid voor de juiste
stand v
an de sleutelschakelaar ligt bij de be-
stuurder.
● Schakel de voorairbag van de voorpassa-
gier alleen uit
wanneer, in uitzonderlijke ge-
vallen, een kinderzitje geplaatst moet wor-
den.
● Schakel de voorairbag van de voorpassa-
gier weer in zodr
a het kinderzitje in de voor-
stoel niet langer gebruikt wordt.
● Laat de sleutel in geen geval in de schake-
laar voor uit
schakeling van de airbag zitten,
want de sleutel kan beschadigd worden of de
airbag kan bij het rijden in werking of buiten
werking gesteld worden. 75
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 78 of 340

Vastzetten
Veilig vervoer van kinderen
V ei
lig v
ervoer van kinderen
Inleiding tot thema Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 20.
Om baby's en kinderen te vervoeren in een
kinderzitje of ander gordelsysteem voor kin-
deren geplaatst op de bijrijdersstoel, dient
eerst de informatie over het airbagsysteem
volledig gelezen te worden.
Deze informatie is van groot belang voor de
veiligheid van de bestuurder en alle andere
inzittenden, met name baby's en kinderen.
SEAT adviseert kinderzitjes uit het SEAT-ac-
cessoireprogramma te gebruiken. Deze kin-
derzitjes zijn voor het gebruik in SEAT-wa-
gens ontwikkeld en getest. Bij uw Technische
Dienst kunt u kinderzitjes met verschillende
gordelsystemen aanschaffen.
Gebruik een gordelsysteem voor kinderen
met steunplaat of voet
Sommige gordelsystemen voor kinderen wor-
den bevestigd aan de stoel door middel van
een steunplaat of voet. Voor sommige uitrus-
tingen kunnen bijkomende accessoires ver-
eist zijn (bijvoorbeeld, een element voor de
vloer) om het gordelsysteem voor kinderen
correct en veilig te bevestigen. ATTENTIE
Kinderen die niet of niet correct vastgemaakt
zijn, lopen het ri s
ico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel tijdens de rit.
● Als op de bijrijdersstoel een kinderzitje
wordt g
emonteerd, betekent dit bij een aan-
rijding een grotere kans op, mogelijk dode-
lijk, lichamelijk letsel bij het kind.
● Een geactiveerde bijrijdersairbag kan een
kinderzitj
e, dat met de rug naar het dash-
board is gekeerd, raken en dit met volle
kracht tegen het portier, de hemelbekleding
of de rugleuning werpen.
● Nooit een kinderzitje op de bijrijdersstoel
bevestig
en waarbij het kind met de rug naar
het dashboard is gekeerd en de frontairbag in
paraatheid is - levensgevaarlijk! Wanneer het
in uitzonderlijke gevallen noodzakelijk is een
kind op de bijrijdersstoel mee te nemen,
moet de frontairbag aan de bijrijderszijde
buiten werking worden gesteld ››› pag. 74. In-
dien de bijrijdersstoel over een hoogterege-
ling bezit, plaats deze dan zo ver mogelijk
naar achteren en in de hoogste positie. Als de
stoel over een vast zitje bezit, plaats daar
dan geen kinderzitje op.
● In de versies zonder sleutelschakelaar voor
het uitsc
hakelen van de airbag dient de uit-
schakeling door een Technische Dienst te
worden verricht.
● Kinderen t/m 12 jaar moeten altijd op de
zitplaat
sen achterin worden vervoerd. ●
Bevei lig k
inderen in de wagen altijd met
een goedgekeurd bevestigingssysteem dat
aangepast is aan hun gewicht en lengte.
● Gesp de veiligheidsgordel steeds correct
om bij de kinderen en l
aat hen een juiste zit-
houding aannemen.
● Zet de rugleuning rechtop wanneer op deze
plaats
een kinderzitje gebruikt wordt.
● Zorg ervoor dat het hoofd van het kind of
een ander lichaamsdeel nooit
in het wer-
kingsgebied van de zijairbags terecht kan ko-
men.
● Let op een correct gordelverloop.
● Draag baby's of kinderen nooit op schoot of
in de armen.
● Op elke zitplaats voor kinderen mag
slecht
s één kind tegelijk vervoerd worden.
● Als u een kinderzitje met basis of voet ge-
bruikt, dan moet u er altijd
voor zorgen dat
deze basis of voet correct en veilig inge-
bouwd is.
● Als de wagen in de voetenruimte voor de
laatst
e zitrij over een opbergvak beschikt,
dan kunt u dit opbergvak niet zoals bedoeld
is, gebruiken; integendeel: u moet het op-
bergvak met een speciaal accessoire vullen
zodat de basis of voet correct op het gesloten
opbergvak past en het kinderzitje volgens de
voorschriften vastgemaakt is. Als u een kin-
derzitje met basis of voet gebruikt en dit op-
bergvak niet goed vastmaakt, kan het op-
bergvak tijdens een ongeval breken en wordt
het kind uit het stoeltje gelanceerd. Dit kan
leiden tot ernstig letsel. 76
Page 79 of 340

Veilig vervoer van kinderen
●
Lees de g
ebruiksaanwijzingen van de fabri-
kant van het kinderzitje en volg ze op. ATTENTIE
Bij bruusk remmen, plotselinge manoeuvres
of ong ev
al, kan een leeg en losstaand kinder-
zitje door het interieur geslingerd worden en
letsel veroorzaken.
● Indien het kinderzitje niet gebruikt wordt
tijdens het rijden, moet
het stevig vastge-
maakt worden of in de bagageruimte opge-
borgen worden. Let op
Na een ongeval moet het kinderzitje vervan-
gen wor den, aan
gezien het onzichtbare scha-
de geleden kan hebben. Belangrijke aanwijzingen voor de
v
oor
airb ag
van de bijrijderLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 20.
Neem de veiligheidsaanwijzingen van de vol-
gende hoofdstukken in acht:
● Kinderzitjes en airbag aan bijrijderszijde
››› p
ag. 79, Gebruik van het kinderzitje op
de bijrijdersstoel. ●
Veiligheids
afstand tot de airbag aan bijrij-
derszijde ››› in Inleiding tot thema op
p ag. 70
.
● Voor
werpen tussen de bijrijder en de air-
bag aan bijrijders
zijde ››› in Voorairbags
op p ag. 72
Kinder zitj
es
Veiligheids
aanwijzingen Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 20. ATTENTIE
De onderste verankeringen voor kinderzitjes
zijn geen og en om l
ast te bevestigen. Maak
kinderzitjes alleen vast in de onderste veran-
keringen. ATTENTIE
De kinderzitjes met verankeringen onderaan
en beves tigin
gsriem bovenaan in overeen-
stemming met de aanwijzingen van de fabri-
kant moeten worden ingebouwd. Anders kan
dit tot ernstig letsel leiden.
● Maak steeds een enkel
e bevestigingsgor-
del van een kinderzitje vast aan de bevesti-
gingsring (voor TOP TETHER) van de rugleu-
ning van de stoel achterin in de bagageruim-
te. ●
Maak de k inder
zitjes nooit vast aan de
ogen voor bevestiging van last in de bagage-
ruimte.
● Bevestig nooit kinderzitjes op de beweeg-
bare onderdel
en in wagens met railsystemen
en verankeringselementen . ATTENTIE
In het algemeen is de achterbank steeds de
v eilig s
te plaats voor juist omgegespte kinde-
ren bij een ongeval.
● Een geschikt, juiste geplaatst en gebruikt
kinderzitj
e op een van de zitplaatsen achterin
biedt de hoogst mogelijke bescherming voor
baby's en kleine kinderen in het merendeel
van de ongevallensituaties. ATTENTIE
Het losmaken van de veiligheidsgordel tij-
dens het rijden k
an ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken bij bruusk remmen of een onge-
val.
● Maak de veiligheidsgordel alleen los wan-
neer de wagen sti
lstaat. Let op
Om het kinderzitje met steunplaat of steun-
voet c orr
ect en wettelijk te monteren zijn mo-
gelijk andere accessoires vereist. Rijd naar
een Technische Dienst of gespecialiseerde
werkplaats. 77
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 80 of 340

Vastzetten
Algemene informatie over het vervoe-
r en
van k
inderen in de wagenLees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 21.
De normen en wettelijke voorschriften heb-
ben altijd voorrang op de informatie uit dit
instructieboekje. Er bestaan verschillende
normen en voorschriften voor het gebruik van
kinderzitjes en de bevestigingsmogelijkhe-
den ervan ( ››› Tab. op pag. 78). Zo is in een
aantal landen het gebruik van kinderzitjes op
bepaalde plaatsen in de wagen verboden.
De natuurkundige wetten en de effecten er-
van op de wagen in geval van een botsing of
een ander type van aanrijding zijn ook van
toepassing op de kinderen ›››
pag. 66. In te-
genstelling tot bij jongeren en volwassenen,
zijn de spieren en beenderen van kinderen
nog niet volgroeid. Bij een ongeval lopen kin-
deren dus een grotere kans op ernstig letsel.
Aangezien het lichaam van kinderen nog niet
volledig ontwikkeld is, moet voor hen een
speciaal bevestigingssysteem gebruikt wor-
den dat aangepast is aan hun gewicht, leng-
te en lichaamsbouw. In vele landen zijn wet-
ten van kracht voor het gebruik van goedge- keurde systemen voor het vervoer van baby's
en kinderen.
Ge bruik
alleen kinderzitjes die geschikt, toe-
gestaan en goedgekeurd zijn voor de wagen.
In geval van twijfel kunt u steeds terecht bij
een Technische Dienst of een gespecialiseer-
de werkplaats.
Specifieke regelgeving per land over kinder-
zitjes (selectie)
NormExtra informatie
ECE-R 44 a)technische dienst
a)
ECE-R: Reglement Economic Commission for Europe.
Indeling van de kinderzitjes volgens ECE-
R 44
Ge-
wichts-
catego- rieGewichtvan het kindInbouw van een kinder- zitje
Groep 0tot 10 kgMet de rug naar het dash-
board gekeerd. Op de achter- bank optioneel met Isofix- systeem.
Groep 0+tot 13 kg
Ge-
wichts-
catego- rieGewichtvan het kindInbouw van een kinder- zitje
Groep 19 t/m
18 kgIn de rijrichting. Op de ach-
terbank optioneel met Isofix- systeem.
Groep 215 t/m 25kg
In de rijrichting. Op de bui-
tenste zitplaatsen achterin of op de middelste plaats vande tweede zitrij en op alle
plaatsen van de derde zitrij. Optioneel met Isofix-sys- teem.
Groep 322 t/m 36kgIn de rijrichting. Niet alle kinderen passen in het zitje van hun
g
ew
ichtsgr
oep. Net zoals niet alle zitjes ge-
schikt zijn voor de wagen. Om die reden
moet steeds gecontroleerd worden of het
kind goed past in het kinderzitje en of het zi-
tje altijd veilige in de wagen aangebracht kan
worden.
De zitplaatsen achterin zijn geschikt voor kin-
derzitjes met het Isofix-systeem, dat speciaal
ontworpen werd voor dit type wagens in over-
eenstemming met de norm ECE-R 44.
78