TOYOTA BZ4X 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: BZ4X, Model: TOYOTA BZ4X 2023Pages: 586, PDF Size: 90.62 MB
Page 251 of 586

Stuurassistentie
Wanneer het systeem vaststelt dat de
auto de rijstrook of de rijbaan
*dreigt te
verlaten, wordt het stuurwiel bediend om
te helpen de koers van de auto te
herstellen.
Als het systeem signaleert dat het
stuurwiel gedurende enige tijd niet is
bediend of dat het stuurwiel niet stevig
wordt vastgehouden, wordt er mogelijk
een waarschuwingsmelding
weergegeven en klinkt er mogelijk een
waarschuwingszoemer.
Wanneer het systeem vaststelt dat de
kans op een aanrijding met een auto in de
naastgelegen rijstrook groot is, treedt de
stuurassistentie in werking, zelfs wanneer
de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz.Suggestie rustpauze bestuurder
Als de auto slingert, wordt er een melding
weergegeven en klinkt er een
waarschuwingszoemer om de bestuurder
aan te sporen om een rustpauze te
nemen.
WAARSCHUWING!
Voordat u het LDA-systeem gebruikt
• Vertrouw niet alleen op het
LDA-systeem. Het LDA-systeem
biedt automatische ondersteuning
tijdens het rijden. Het systeem
vermindert echter niet de
hoeveelheid aandacht die nodig is
om veilig te kunnen rijden. Als
bestuurder blijft u verantwoordelijk
voor de veiligheid door de omgeving
in de gaten te houden en het
stuurwiel te bedienen. Zorg ook voor
voldoende pauzes als u moe bent,
bijvoorbeeld als u langere tijd hebt
gereden.
• Als u niet op de juiste manier rijdt en
niet goed oplet, kan dit een ongeval
tot gevolg hebben.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
249
5
Rijden
Page 252 of 586

Voorwaarden voor werking van de
functies
• Lane Departure
Alert-functie/stuurassistentie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h
of hoger. Het systeem werkt al vanaf
een rijsnelheid van ongeveer
40 km/h of hoger wanneer er auto's,
motorfietsen, fietsen of
voetgangers in de buurt van de
rijstrook worden gesignaleerd.
– Het systeem herkent een rijstrook
of rijbaan
*. (Wanneer de rijstrook of
rijbaan slechts aan één zijde wordt
herkend, werkt het systeem
uitsluitend voor de herkende zijde.)
– De breedte van de rijstrook is
ongeveer 3 m of meer.
– De richtingaanwijzer wordt niet
bediend. (Ook wanneer de
richtingaanwijzer wel wordt
bediend, maar er in de
desbetreffende richting een
voertuig wordt gesignaleerd.)
– De auto maakt geen scherpe bocht.
– De auto accelereert of decelereert
niet meer dan een bepaalde waarde.
– Het stuurwiel wordt niet voldoende
bediend voor een wisseling van
rijstrook.
*Grens tussen weg en berm,
stoeprand, vangrail, enz.
• Suggestie rustpauze bestuurder
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h
of hoger.
– De breedte van de rijstrook is
ongeveer 3 m of meer.
Tijdelijk uitschakelen van functies
Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan dewerkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 250)
Werking van de Lane Departure
Alert-functie/stuurassistentie
• Afhankelijk van de rijsnelheid, de
omstandigheden op de weg, de hoek
waarmee de rijstrook wordt verlaten,
enz. wordt de werking van de functie
mogelijk niet opgemerkt of werkt de
functie mogelijk helemaal niet.
• Onder bepaalde omstandigheden kan
de waarschuwingszoemer klinken
ondanks dat er voor trillen is gekozen
in de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
• Als de rand van de rijbaan
*niet
duidelijk of niet recht is, werkt de Lane
Departure Alert-functie of de
stuurassistentie mogelijk niet.
• De Lane Departure Alert-functie of de
stuurassistentie werkt mogelijk niet
als het systeem oordeelt dat het
stuurwiel met opzet wordt bediend
om een voetganger of een geparkeerd
voertuig te ontwijken.
• Het systeem kan mogelijk niet
vaststellen of er een gevaar bestaat
voor een aanrijding met een voertuig
op een aangrenzende rijstrook.
• De bediening van het stuurwiel door
de bestuurder krijgt prioriteit ten
opzichte van de stuurassistentie.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz.
Werking van waarschuwing handen
van het stuurwiel
In de volgende situaties wordt er een
melding weergegeven om de bestuurder
aan te sporen het stuurwiel vast te
houden en klinkt er een zoemer om de
bestuurder te waarschuwen. Houd bij
gebruik van het systeem het stuurwiel
altijd goed vast, ook als de
waarschuwing niet wordt weergegeven.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
250
Page 253 of 586

• Wanneer het systeem signaleert dat
de bestuurder het stuurwiel niet
stevig vasthoudt of wanneer het
stuurwiel niet wordt bediend terwijl
de Lane Departure Alert in werking is
De waarschuwingszoemer klinkt langer
naarmate de stuurassistentie vaker
moet ingrijpen. Zelfs wanneer het
systeem merkt dat de bestuurder het
stuurwiel bedient, zal de
waarschuwingszoemer klinken.
Suggestie rustpauze bestuurder
Als de auto slingert, wordt er een
melding weergegeven en klinkt er een
waarschuwingszoemer om de
bestuurder aan te sporen om een
rustpauze te nemen.
Afhankelijk van de omstandigheden en
de conditie van de weg, werkt deze
functie mogelijk niet.Wijzigen van LDA-instellingen
• Het LDA-systeem kan worden in- of
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 489)
• De instellingen van de LDA worden
gewijzigd via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 489)
WAARSCHUWING!
Situaties waarin de LDA beter niet
gebruikt kan worden
Schakel in de volgende situaties het
LDA-systeem uit. Anders kan zich een
ongeval voordoen.
• Wanneer het nodig is om het
systeem uit te schakelen:→blz. 227
Situaties waarin het systeem
mogelijk niet goed werkt
In de volgende situaties werkt het
systeem mogelijk niet goed, waardoor
de auto zijn rijstrook zou kunnen
verlaten. Vertrouw niet te veel op deze
functies. Als bestuurder blijft u
verantwoordelijk voor de veiligheid
door de omgeving in de gaten te
houden en het stuurwiel te bedienen.
• Als de grens tussen weg en berm,
stoeprand, vangrail, enz. onduidelijk
of onregelmatig is.
• Als de auto last heeft van zijwind of
turbulentie van passerende auto's
• Situaties waarin de rijstrook mogelijk
niet wordt gesignaleerd:→blz. 233
• Situaties waarin de sensoren
mogelijk niet goed werken:
→blz. 231
• Situaties waarin bepaalde functies of
alle functies van het systeem niet
werken:→blz. 233
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
251
5
Rijden
Page 254 of 586

Schermen en bediening
De bedrijfsstatus van de Lane Departure Alert en de stuurassistentie voor het voorkomen
van het verlaten van de rijstrook worden weergegeven.
Controlelampje Weergave rijstrook Stuurwielicoon Situatie
Brandt oranjeBrandt niet Brandt niet Systeem uitgeschakeld
Brandt niet
GrijsBrandt nietGeen rijstrookmarkerin-
gen gesignaleerd
Brandt niet
WitBrandt nietRijstrookmarkeringen ge-
signaleerd
Oranje knipperendOranje knipperendBrandt nietLane Departure Alert-
functie is in werking aan
de zijde waar de weergave
van de rijstrook knippert
GroenOranjeGroenStuurassistentie is in wer-
king aan de zijde waar de
weergave van de rijstrook
brandt
Oranje knipperendOranje knipperendGroenLane Departure Alert-
functie/stuurassistentie is
in werking aan de zijde
waar de weergave van de
rijstrook knippert
5.4.7 RSA (Road Sign Assist)
Het RSA-systeem herkent bepaalde
verkeersborden door gebruik te maken
van de camera voor en/of het
navigatiesysteem (indien aanwezig) (als
er informatie over de snelheidslimiet
beschikbaar is) en waarschuwt de
bestuurder via meldingen op het display
en de zoemer.
WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Let goed op de omgeving
om te zorgen dat u veilig rijdt.
• Vertrouw niet uitsluitend op het
RSA-systeem. Het RSA-systeem
ondersteunt de bestuurder door
informatie over verkeersborden te
WAARSCHUWING!(Vervolg)
geven, maar het is geen vervanging
van het eigen inzicht en de
oplettendheid van de bestuurder. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Let goed op
de omgeving om te zorgen dat u
veilig rijdt.
Situaties waarin het RSA-systeem
beter niet gebruikt kan worden
Wanneer het nodig is om het systeem
uit te schakelen:→blz. 227
Situaties waarin het systeem
mogelijk niet goed werkt
Situaties waarin de sensoren mogelijk
niet goed werken:→blz. 231
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
252
Page 255 of 586

Weergavefunctie
• Wanneer de camera voor een
verkeersbord herkent of er informatie
over een verkeersbord beschikbaar is
via het navigatiesysteem (indien
aanwezig), wordt het bord
weergegeven op het display.
• Er kunnen meerdere verkeersborden
worden weergegeven.
Het maximum aantal weer te geven
verkeersborden is afhankelijk van de
specificaties van de auto.
Werkingsvoorwaarden voor weergave
verkeersborden
Verkeersborden worden weergegeven
wanneer aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
• Het systeem heeft een verkeersbord
gesignaleerd
In de volgende situaties wordt een
verkeersbord mogelijk niet langer
weergegeven:
• Als er gedurende een bepaalde
afstand geen nieuw verkeersbord is
gesignaleerd
• Als het systeem vaststelt dat de auto
op een andere weg is gaan rijden,
zoals na een afslag naar links of rechts
Situaties waarin de weergave mogelijk
niet goed werkt
In de volgende situaties werkt het
RSA-systeem mogelijk niet goed en
signaleert het geen verkeersborden of
geeft het een verkeerd bord weer. Dit
duidt echter niet op een storing.
• Als het verkeersbord vuil of vervaagd
is, scheef staat of krom is
• Als een elektronisch verkeersbord
weinig contrast heeft
• Als het verkeersbord geheel of
gedeeltelijk verscholen gaat achter
boombladeren, een paal, o.i.d.
• Als het verkeersbord slechts korte tijd
zichtbaar is voor de camera• Als de rijomstandigheden (afslaan,
rijstrookwisseling, enz.) onjuist
worden beoordeeld
• Als het verkeersbord direct na een
verkeersknooppunt staat of bij een
aangrenzende rijstrook net voordat
rijstroken samenkomen
• Als er stickers op de achterzijde van de
voorligger zitten
• Als het verkeersbord lijkt op een
verkeersbord dat compatibel is met
het systeem
• Als het een verkeersbord voor een
parallelweg betreft dat zich binnen
het detectiebereik van de camera
bevindt
• Tijdens het rijden op een rotonde
• Wanneer een verkeersbord voor
vrachtwagens, enz. wordt
gesignaleerd
• Als er met de auto in een land wordt
gereden waar het verkeer aan de
andere kant rijdt
• Auto's met navigatiesysteem: Als de
kaartgegevens van het
navigatiesysteem niet meer
up-to-date zijn
• Auto's met navigatiesysteem: Als het
navigatiesysteem niet kan worden
gebruikt
In dat geval kan de maximumsnelheid
die op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven afwijken van die
op het navigatiesysteem.
Waarschuwingsfunctie
In de volgende situaties waarschuwt het
RSA-systeem de bestuurder.
• Wanneer de rijsnelheid de
drempelwaarde voor de
snelheidswaarschuwing van het
weergegeven verkeersbord met de
maximaal toegestane snelheid
overschrijdt, wordt het verkeersbord
duidelijker zichtbaar gemaakt en
klinkt er een zoemer.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
253
5
Rijden
Page 256 of 586

• Als het RSA-systeem een
verkeersbord voor verboden in te
rijden herkent en signaleert dat de
bestuurder het inrijverbod negeert op
basis van de kaartinformatie van het
navigatiesysteem, knippert het
verkeersbord voor verboden in te
rijden en klinkt er een zoemer. (Auto's
met navigatiesysteem)
Werkingsvoorwaarden van de
meldingsfuncties
• Meldingsfunctie
snelheidsoverschrijding
Deze functie werkt als aan de
volgende voorwaarde wordt voldaan:
– Er wordt een verkeersbord met een
snelheidslimiet herkend door het
systeem.
• Meldingsfunctie inrijverbod
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
– Het systeem herkent gelijktijdig
twee of meer verkeersborden die
een inrijverbod aangeven.
– De auto rijdt tussen door het
systeem herkende verkeersborden
die een inrijverbod aangeven door.
– De auto is uitgerust met een
ingebouwd navigatiesysteem.
Soorten ondersteunde verkeersborden
• De volgende soorten verkeersborden
kunnen worden weergegeven.
Niet-officiële of recentelijk
geïntroduceerde verkeersborden
worden mogelijk niet weergegeven.
• Verkeersborden snelheidslimiet
*
Snelheidslimiet
begint/zone maxi-
mumsnelheid be-
gint
Snelheidslimiet
eindigt/zone maxi-
mumsnelheid
eindigt
*Er wordt geen informatie over de
snelheidslimietweergegeven
wanneer er geen verkeersbord met een
snelheidslimiet of daaraan gerelateerde
informatie beschikbaar is.
• Aan snelheidslimiet gerelateerde
informatie
*1, 2
Snelweg
Afrit snelweg
Autoweg
Einde autoweg
Begin bebouwde
kom
Einde bebouwde
kom
Begin erf
Einde erf
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
254
Page 257 of 586

Begin erf
Einde erf
*1Wordt weergegeven wanneer een
verkeersbord wordt herkend maar de
informatie over de snelheidslimiet voor
de weg niet beschikbaar is in het
navigatiesysteem (auto's met
navigatiesysteem).
*2Er wordt geen informatie over de
snelheidslimietweergegeven
wanneer er geen verkeersbord met een
snelheidslimiet of daaraan gerelateerde
informatie beschikbaar is.
• Verkeersborden inhaalverbod
Begin inhaalverbod
Einde inhaalverbod
• Andere verkeersborden
Verboden in te rij-
den*
Einde verboden
Stop
Waarschuwing
*Auto's met navigatiesysteem
• Maximaal toegestane snelheid met
aanvullend teken
*1
Nat
Regen
IJs
Aanvullend teken
aanwezig*2
Afrit rechts*3
Afrit links*3
Tijd
*1Gelijktijdig met snelheidslimiet
weergegeven.
*2Inhoud niet herkend.
*3Als de richtingaanwijzers bij het
wisselen van rijstrook niet worden
bediend, wordt dit teken niet
weergegeven.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
255
5
Rijden
Page 258 of 586

• Afhankelijk van de specificaties van de
auto kunnen de verkeersborden
overlappend worden weergegeven.
Voorbeeld overlap-
pende weergave
Wijzigen van de RSA-instellingen
Via de persoonlijke voorkeursinstellingen
kunnen de volgende instellingen van de
RSA worden gewijzigd. (→Blz. 490)
5.4.8 Dynamic Radar Cruise
Control
Het Dynamic Radar Cruise Control-
systeem registreert of er voertuigen voor
u rijden, berekent de afstand tussen uw
auto en de voorligger en handhaaft een
geschikte afstand tussen uw auto en de
voorligger. De gewenste tussenafstand
kan met de afstandsschakelaar worden
ingesteld.
Gebruik het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem alleen op snelwegen en
autowegen.
WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Vertrouw niet blindelings
op dit systeem en let goed op de
omgeving om te zorgen dat u veilig
rijdt.
• Het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem biedt
ondersteuning bij het rijden om de
bestuurder te ontlasten. Er zijn
echter grenzen aan de geboden
ondersteuning. Lees de volgende
aanwijzingen aandachtig door.
Vertrouw niet blindelings op dit
systeem en rijd altijd voorzichtig.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt:→blz. 261
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Stel de geschikte snelheid in op basis
van de snelheidslimiet, de
verkeersintensiteit, de wegcondities,
de weersomstandigheden, enz. De
bestuurder moet de ingestelde
snelheid controleren.
• Zelfs als het systeem correct
functioneert, kan de conditie van de
voorligger die het systeem signaleert
afwijken van waarnemingen van de
bestuurder. De bestuurder moet
daarom nog steeds goed opletten,
gevaar inschatten en de veiligheid
waarborgen. Te veel vertrouwen op
dit systeem kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de ondersteunende
systemen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht,
aangezien er grenzen zijn aan de door
het systeem geboden ondersteuning.
Wanneer u uitsluitend op het systeem
vertrouwt, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Details over de ondersteuning die
wordt geboden voor het zicht van de
bestuurder Het Dynamic Radar
Cruise Control-systeem dient alleen
ter ondersteuning van de bestuurder
bij het bepalen van de afstand tussen
de eigen auto en een bepaalde
voorligger. Het systeem is niet
bedoeld om onvoorzichtig of
roekeloos rijgedrag te
rechtvaardigen en kan ook niet
helpen tijdens het rijden bij slecht
zicht. De bestuurder moet de
omgeving van de auto in de gaten
houden, ook als de auto stilstaat.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
256
Page 259 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Details over de ondersteuning diewordt geboden bij de beoordeling
door de bestuurder Het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem
bepaalt of de afstand tussen de eigen
auto en een bepaalde voorligger
binnen een vastgelegd bereik ligt.
Het systeem kan geen andere
beoordelingen maken. Het is daarom
strikt noodzakelijk dat u zelf alert
blijft en inschat of een situatie
mogelijk gevaarlijk is.
• Details over de ondersteuning die wordt geboden bij de handelingen
van de bestuurder Het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem heeft
geen functies om aanrijdingen met
een voorligger te voorkomen of
vermijden. Daarom dient u wanneer
er gevaar dreigt direct de controle
over de auto te nemen en juist te
handelen om de veiligheid te
garanderen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Situaties waarin het Dynamic Radar
Cruise Control-systeem beter niet
gebruikt kan worden
Gebruik het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem in de volgende
situaties niet. Aangezien het systeem
dan niet goed werkt, kan het gebruik
ervan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Op wegen met voetgangers, fietsers,enz.
• Als wordt gereden op een oprit of afrit van een autosnelweg of
autoweg
• Als de naderingswaarschuwing vaak klinkt
• Situaties waarin de sensoren mogelijk niet goed werken:
→blz. 231
• Situaties waarin de rijstrook mogelijk niet wordt gesignaleerd: →blz. 233
Basisfuncties
ARijden met een constante snelheid:
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door
de bestuurder is ingesteld.
Als de ingestelde snelheid wordt
overschreden tijdens een afdaling zal
de ingestelde snelheid gaan
knipperen en klinkt er een zoemer.BDecelereren en rijden met de
volgregeling: Wanneer een voorligger
wordt gesignaleerd die langzamer
rijdt dan de ingestelde rijsnelheid
Als er een voorligger wordt
gesignaleerd, verlaagt het systeem
automatisch de snelheid van uw auto.
Als de snelheid nog meer moet
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
257
5
Rijden
Page 260 of 586

worden gereduceerd, schakelt het
systeem het remsysteem in (de
remlichten gaan dan branden). Het
systeem regelt de snelheid van de
auto zo dat de afstand die de
bestuurder heeft ingesteld tot de
voorligger gehandhaafd blijft. Als de
auto niet voldoende afgeremd kan
worden en de voorligger te dichtbij
komt, klinkt de
naderingswaarschuwing.
CAccelereren: Als er geen voorliggers
meer zijn die langzamer rijden dan de
ingestelde rijsnelheid
De auto accelereert totdat de
geprogrammeerde snelheid weer
bereikt is en handhaaft deze.
DWegrijden: Als de voorligger stopt,
zal uw auto ook stoppen
(gecontroleerde stop). Als uw
voorligger begint te rijden, wordt het
rijden met de volgregeling hervat
wanneer u op toets RES drukt of het
gaspedaal intrapt (wegrijregeling).
Als de wegrijregeling niet wordt
geactiveerd zal de gecontroleerde
stop worden gehandhaafd.
Systeemonderdelen
Weergave instrumentenpaneel
AMulti-informatiedisplay
BIngestelde snelheid
CControlelampjes
Toetsen
AToets rijondersteuning
BSelectietoets ondersteuningsmodus
CUitschakeltoets
DAfstandsschakelaar
EToets “-”
FToets “+”/toets RES
Instellen van de rijsnelheid
1. Druk op de selectietoets voor de
ondersteuningsmodus en kies de
Dynamic Radar Cruise Control.
Het controlelampje Dynamic Radar
Cruise Control gaat branden.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
258