TOYOTA BZ4X 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: BZ4X, Model: TOYOTA BZ4X 2023Pages: 586, PDF Size: 90.62 MB
Page 311 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Afhankelijk van bijvoorbeeld de staat
van het wegdek of de auto, of de
afstand tussen de auto en het
parkeervak is het wellicht niet
mogelijk een parkeervak te
signaleren of kan het systeem u
mogelijk niet begeleiden tot het punt
waarop het parkeren helemaal is
afgerond.
• Dit systeem begeleidt de auto naar
een geschikte positie om de
rijrichting te veranderen. Als u echter
merkt dat de auto op een bepaald
moment de ernaast geparkeerde
auto te dicht nadert, trap dan het
rempedaal in en zet de transmissie in
een andere stand. Als u dat doet,
neemt het aantal keer dat de auto
van rijrichting verandert echter
mogelijk toe en wordt de auto
mogelijk schuin geparkeerd.
• De volgende objecten worden
mogelijk niet gesignaleerd.
Controleer daarom altijd de
veiligheid van het gebied rondom uw
auto en trap het rempedaal in om de
auto tot stilstand te brengen als de
kans bestaat dat hij een object raakt.
– Dunne objecten zoals draden,
hekken en touwen
– Katoen, sneeuw en andere
materialen die geluidsgolven
absorberen
– Zeer hoekige objecten
– Lage objecten (stoepranden,
parkeerblokken, enz.)
– Hoge objecten waarbij het
bovenste deel uitsteekt
• Zelfs als er zich een object in het
beoogde parkeervak bevindt, wordt
dit mogelijk niet gesignaleerd en
wordt de begeleiding mogelijk toch
gestart.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als het systeem in werking is en de
kans bestaat dat uw auto een
voertuig, parkeerblok, object of
persoon raakt, trap dan het
rempedaal in om de auto tot stilstand
te brengen en druk op de
hoofdschakelaar van Advanced Park
om het systeem uit te schakelen.
• Gebruik nooit alleen het
multimedia-display om het gebied
achter de auto te bekijken. De
afbeelding wijkt mogelijk af van de
werkelijke situatie. Als u tijdens het
achteruitrijden alleen het scherm
gebruikt, kan dat leiden tot een
ongeval, bijvoorbeeld een aanrijding
met een ander voertuig. Let bij het
achteruitrijden rechtstreeks of door
gebruik te maken van de spiegels op
de veiligheid van het gebied rondom
de auto, met name achter de auto.
• Bij extreem lage buitentemperaturen
is het scherm mogelijk donker of het
weergegeven beeld onduidelijk.
Controleer ook via de ruiten en
spiegels de veiligheid van het gebied
rondom de auto, aangezien
bewegende objecten mogelijk
vervormd of helemaal niet op het
scherm worden weergegeven.
• In de volgende situaties wordt
Advanced Park, terwijl de auto erdoor
tot stilstand is gebracht, mogelijk
uitgeschakeld en komt de auto
mogelijk in beweging. Trap het
rempedaal onmiddellijk in. Anders
kan zich een ongeval voordoen.
– Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend
– Als instructies van het systeem
niet binnen een bepaalde tijd
worden opgevolgd
– Als het rempedaal wordt ingetrapt
en de auto gedurende een
bepaalde tijd stilstaat
– Wanneer een storing in het
systeem optreedt
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
309
5
Rijden
Page 312 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Let goed op de volgende punten,
aangezien het stuurwiel draait als
het systeem in werking is.
– Let erop dat uw stropdas, sjaal of
arm niet door het draaiende
stuurwiel geraakt kan worden.
Houd uw bovenlichaam uit de
buurt van het stuurwiel. Houd ook
kinderen uit de buurt van het
stuurwiel.
– Lange vingernagels kunnen door
het draaiende stuurwiel geraakt
worden waardoor u letsel kunt
oplopen.
– Breng in een noodgeval de auto tot
stilstand door het rempedaal in te
trappen en druk vervolgens op de
hoofdschakelaar van Advanced
Park om het systeem uit te
schakelen.
• Zorg ervoor dat niemand zijn of haar
handen of voeten uit het raam steekt
terwijl dit systeem in werking is.
Voorzorgsmaatregelen voor de
camera's en sensoren
• Vanwege de kenmerken van de
cameralens wijken de op het scherm
weergegeven positie en afstand van
mensen of objecten mogelijk af van
de werkelijke situatie. Raadpleeg
voor meer informatie over het
onderstaande de handleiding voor
het multimediasysteem.
• Neem de voorzorgsmaatregelen voor
het gebruik van de Toyota Parking
Assist-sensor in acht (→blz. 293),
omdat anders een sensor mogelijk
niet goed werkt, hetgeen kan leiden
tot een ongeval.
• In de volgende situaties werken de
sensoren mogelijk niet goed,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.
Rijd voorzichtig verder.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Als er zich een geparkeerde auto
naast het beoogde parkeervak
bevindt en het weergegeven
beoogde parkeervak zich ver van
het werkelijke beoogde parkeervak
bevindt, is een sensor mogelijk
verkeerd uitgelijnd. Laat de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Plaats geen accessoires binnen het
detectiegebied van de sensoren.
Voor een juiste werking van
Advanced Park
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan mogelijk niet veilig met de auto
gereden worden en kan een ongeval
het gevolg zijn.
• Gebruik het systeem niet in de
volgende situaties:
– Als u op andere plekken dan in
gebruikelijke parkeervakken wilt
parkeren
– Als de parkeerplaats is bedekt met
zand of grind en er geen duidelijke
belijning is aangebracht
– Als het parkeervak niet horizontaal
is, bijvoorbeeld op een helling, of
als er hoogteverschillen zijn
– Mechanisch parkeersysteem
– Parkeerplaats met een voorziening
die contact maakt met de
onderzijde van de auto
– Als het wegdek bevroren of glad is
of is bedekt met sneeuw
– Als het extreem warm is en het
asfalt zacht is geworden
– Als er zich een object voor de auto
bevindt
– Als er zich een object bevindt
tussen uw auto en de beoogde
parkeerplaats of op de beoogde
parkeerplaats (binnen het
weergegeven blauwe vak)
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
310
Page 313 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Als er zich een geul bevindt tussen
uw auto en de beoogde
parkeerplaats of op de beoogde
parkeerplaats (binnen het
weergegeven blauwe vak)
– Als er zich een gat of geul in de
vertrekrichting bevindt
– Als u zich in een gebied bevindt
met veel voetgangers of
voertuigen
– Als het parkeervak zich op een
locatie bevindt waar inparkeren
lastig is (te smal voor uw auto, enz.)
– Als de beelden onduidelijk zijn
door vuil of sneeuw op de
cameralens, licht dat in de camera
schijnt of schaduwen
– Bij gebruik van sneeuwkettingen of
een compact reservewiel
– Als de portieren of de achterklep
niet geheel zijn gesloten
– Als iemand een arm uit het raam
steekt
– Onder barre
weersomstandigheden,
bijvoorbeeld bij zware regenval of
sneeuw
• Gebruik alleen de standaard
bandenmaat, zoals die van de banden
waarmee de auto af fabriek was
uitgerust. Anders werkt Advanced
Park mogelijk niet goed. Als de
banden zijn vervangen, wordt tevens
mogelijk de positie van de lijnen of
het vak verkeerd weergegeven op
het scherm. Neem voor het
vervangen van de banden contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• In de volgende situaties kan het
systeem u mogelijk niet begeleiden
naar de geregistreerde
parkeerplaats:
– Als de banden erg versleten zijn of
als de bandenspanning te laag is
– Wanneer de auto zwaar beladen is
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Wanneer de auto schuin staat door
een zware belading
– Als het wegdek van het parkeervak
wordt verwarmd (ter voorkoming
van bevriezing van het wegdek)
– Als de wielen niet goed zijn
uitgelijnd, bijvoorbeeld nadat een
wiel is blootgesteld aan een hevige
schok
– Wanneer er een voetganger of
passerend voertuig wordt
gesignaleerd tijdens de
begeleiding
– Als iets ten onrechte wordt
gesignaleerd als parkeerlijn
(verlichting, reflecties van een
gebouw, hoogteverschillen op het
parkeeroppervlak, geul, geverfde
lijnen op de weg, opnieuw
getrokken lijnen, enz.)
Als in een andere dan bovengenoemde
situatie de auto sterk afwijkt van het
ingestelde parkeervak, laat de auto dan
zo snel mogelijk controleren door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Bij het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie
• De afstandsbedieningsfunctie is een
functie van het Advanced
Park-systeem. Houd u bij het gebruik
van de afstandsbedieningsfunctie op
de openbare weg aan alle
verkeersregels.
• De afstandsbedieningsfunctie kan
alleen worden gebruikt nadat u
akkoord bent gegaan met de
disclaimer van de smartphone-app.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
311
5
Rijden
Page 314 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Met de afstandsbedieningsfunctie
kunnen slechts een aantal
rijhandelingen worden uitgevoerd.
De functie mag alleen worden
gebruikt door een bestuurder met
een geldig rijbewijs. Draag bij het
gebruik van de app de elektronische
sleutel bij u. Kijk tijdens de bediening
niet alleen naar het scherm van de
app, maar let op de omgeving van de
auto. Annuleer in een noodgeval de
bediening via de
afstandsbedieningsfunctie en breng
de auto tot stilstand.
• Houd de omgeving in de gaten als de
auto rijdt, net als bij elke andere auto.
• Let altijd op de omgeving van de auto
als het systeem in werking is.
• De afstandsbedieningsfunctie is een
systeem dat helpt bij het op afstand
parkeren in of wegrijden uit een
parkeervak met behulp van een
smartphone. Als de
afstandsbedieningsfunctie wordt
gebruikt, moet de bestuurder de
elektronische sleutel en smartphone
bij zich dragen en controleren of de
omgeving van de auto veilig is.
• Tijdens het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie kan de
auto tot stilstand worden gebracht
door te stoppen met het continu
bedienen van de smartphone (de
beweging van uw vinger stoppen, uw
vinger van het scherm halen, enz.).
De auto kan ook tot stilstand worden
gebracht door op de uitschakeltoets
in de smartphone-app te drukken, de
portieren te ontgrendelen met
behulp van de elektronische sleutel
of een portier te openen.
• Als het ernaar uitziet dat uw auto een
obstakel of iets dergelijks zal raken,
stop dan de bediening van de
smartphone en schakel de
afstandsbedieningsfunctie indien
nodig uit.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Het systeem werkt alleen met een
vaste snelheid en de snelheid kan
niet verhoogd of verlaagd worden,
zelfs niet als smartphone continu
sneller of langzamer wordt bediend.
• Kijk tijdens het rijden nooit alleen
naar het scherm van de smartphone.
• Let bij het rijden rechtstreeks op de
veiligheid van het gebied rondom de
auto.
• Gebruik de
afstandsbedieningsfunctie niet als er
zich personen of huisdieren in de
auto bevinden.
• In een noodgeval kan het systeem
worden uitgeschakeld door op een
knop op de elektronische sleutel te
drukken of een portier te openen.
• Om de afstandsbedieningsfunctie te
gebruiken moet u een smartphone
hebben met de nieuwste versie van
de Remote Park-app. De volgende
besturingssystemen worden
ondersteund:
– Android
™
– Apple®iOS
• Verbreek de verbinding van alle
andere met uw auto gekoppelde apps
alvorens de auto in de Remote
Park-app te registreren.
• Schakel de verbinding met Apple
CarPlay uit om de
afstandsbedieningsfunctie in te
schakelen.
• Controleer voordat u met parkeren
begint of het beoogde parkeervak
groot genoeg is voor de auto.
• Gebruik de
afstandsbedieningsfunctie alleen op
een vlak wegdek dat niet glad is.
Gebruik de
afstandsbedieningsfunctie niet bij
parkeerplaatsen op een helling
omlaag of omhoog.
• Als bij gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie een
storing of systeembeperking wordt
gesignaleerd, gebeurt het volgende
automatisch:
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
312
Page 315 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
– De afstandsbedieningsfunctie
wordt uitgeschakeld
– De auto komt tot stilstand
– Stand P wordt geselecteerd en de
parkeerrem wordt geactiveerd
– Het contact wordt UIT gezet. (Bij
sommige storingen wordt het
contact niet UIT gezet of kan het
niet UIT worden gezet. Stap in de
auto en voer de corrigerende
maatregelen uit overeenkomstig
de op de smartphone weergegeven
melding.)
– De portieren blijven vergrendeld
• Ontgrendel bij het starten van de
afstandsbedieningsfunctie de
portieren met de afstandsbediening
van de elektronische sleutel.
• Als de afstandsbedieningsfunctie in
werking is, moet de bestuurder
binnen ongeveer 3 m van de auto
blijven. Als de bestuurder verder dan
ongeveer 3 m van de auto komt,
wordt de afstandsbedieningsfunctie
onderbroken en wordt er een
melding weergegeven op de
smartphone. De werking van de
afstandsbedieningsfunctie kan
worden hervat door dichter naar de
auto te lopen.
• De koplampen worden ingeschakeld
als de omgeving donker is.
• Als de werking van het systeem
wordt uitgeschakeld ten gevolge van
een storing, gaan de
alarmknipperlichten knipperen. De
alarmknipperlichten worden
uitgeschakeld als aan een van de
volgende voorwaarden wordt
voldaan:
– Er wordt een portier geopend
– Er zijn ongeveer 3 minuten
verstreken sinds de
alarmknipperlichten begonnen te
knipperen
• De afstandsbedieningsfunctie kan
alleen worden gestart als aan de
volgende voorwaarden wordt
voldaan:
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Als het EV-systeem wordt gestart
nadat de ondersteuningsmodus is
geselecteerd
– Als het contact UIT staat
– Als de op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
• Als de portieren worden vergrendeld
met de instapfunctie nadat ze zijn
ontgrendeld met de
afstandsbediening, wordt het
vergrendelen mogelijk vertraagd.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen voor het
gebruik van Advanced Park
Klap de buitenspiegels in en uit als de
12V-accu ontladen is geweest of is
verwijderd en weer is geplaatst.
Bij het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie
• Controleer het laadniveau van de
batterij van de smartphone alvorens
de afstandsbedieningsfunctie te
gebruiken. Als de batterij van de
smartphone leeg raakt tijdens het
gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie, wordt de
begeleiding onderbroken. Tevens
wordt de afstandsbedieningsfunctie
niet gestart als dit wordt geprobeerd
terwijl het laadniveau van de batterij
van de smartphone 20% of lager is.
• Schakel de Bluetooth-
communicatiefunctie van de
smartphone in alvorens de
afstandsbedieningsfunctie te
gebruiken. De
afstandsbedieningsfunctie kan niet
worden gebruikt als de Bluetooth-
functie is uitgeschakeld.
• Schakel tijdens het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie de
Bluetooth-functie van de smartphone
niet uit en verbreek niet de verbinding
met het multimediasysteem. Als er
geen verbinding kan worden gemaakt
met de auto via Bluetooth, kan de
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
313
5
Rijden
Page 316 of 586

OPMERKING(Vervolg)
afstandsbedieningsfunctie niet
worden gebruikt.
• Als tijdens het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie een
oproep wordt ontvangen, enz., en een
andere app wordt geopend, wordt de
afstandsbedieningsfunctie
onderbroken. De begeleiding kan
worden hervat als de Remote
Park-app binnen 3 minuten opnieuw
wordt geopend. Als er 3 minuten of
meer zijn verstreken, wordt de
begeleiding uitgeschakeld.
• Als tijdens het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie de toets
home of de aan-uittoets van de
smartphone wordt ingedrukt en het
scherm wordt vergrendeld, wordt de
afstandsbedieningsfunctie
onderbroken. De begeleiding kan
worden hervat als de Remote
Park-app binnen 3 minuten opnieuw
wordt geopend. Als er 3 minuten of
meer zijn verstreken, wordt de
begeleiding uitgeschakeld.
• Gebruik de Remote Park-app niet met
andere apparaten dan die waarvan de
werking is bevestigd door de maker.
Anders werkt het systeem mogelijk
niet goed.
• Als de omgevingstemperatuur laag is,
duurt het mogelijk even voordat het
systeem wordt gestart, ten gevolge
van het laadniveau van de 12V-accu.
• Als de spanning van de 12V-accu
daalt, wordt de begeleiding
uitgeschakeld.
• Als de afstandsbedieningsfunctie
wordt gebruikt op een helling, is de
rijsnelheid lager en wordt de afstand
tot waar de auto objecten nadert
langer dan op een vlakke weg.
• Als er in het systeem een tijdelijke
storing optreedt nadat de auto tot
stilstand is gebracht door de
elektrisch bedienbare parkeerrem of
doordat stand P is geselecteerd, wordt
het contact mogelijk UIT gezet en het
systeem mogelijk uitgeschakeld. Laat
OPMERKING(Vervolg)
in dat geval de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Als er een systeemstoring optreedt,
wordt de begeleiding mogelijk tijdelijk
onderbroken. De werking wordt
hervat zodra het systeem weer
normaal werkt. Volg de instructies op
het scherm van de smartphone om de
werking te hervatten.
• De afstandsbedieningsfunctie kan
niet worden gestart als het
EV-systeem is gestart met een
aftermarket op afstand bedienbaar
startsysteem.
• Nadat de afstandsbedieningsfunctie
is gebruikt, wordt de parkeerrem
volgens de voorschriften geactiveerd.
Gebruik de afstandsbedieningsfunctie
niet in gebieden met extreem lage
buitentemperaturen omdat de
parkeerrem vast kan vriezen en
mogelijk niet kan worden
gedeactiveerd. Als de parkeerrem
vastvriest, hoort u mogelijk een geluid
als hij wordt gedeactiveerd. Dit duidt
echter niet op een storing.
• Gebruik de op afstand bedienbare
functie niet met een elektronische
sleutel waarvan de batterij leeg is.
• De op afstand bedienbare functie kan
niet worden gestart als de laadstekker
van de auto is aangesloten. Als de
ondersteuning per ongeluk wordt
gestart, kan deze op abnormale wijze
worden beëindigd.
Soorten camera's en sensoren
Advanced Park
Camera's en sensoren worden gebruikt
om geparkeerde auto's te signaleren
waardoor het identificeren van
parkeervakken gemakkelijker wordt.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
314
Page 317 of 586

Camera voor
Camera's opzij
Camera achter
Sensoren
→Blz. 279
Camerabeelden
Omdat er speciale camera's worden
gebruikt, wijken de kleuren in de
weergegeven afbeeldingen mogelijk af
van de werkelijke kleuren.Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
Raadpleeg voor meer informatie over het
onderstaande de handleiding voor het
multimediasysteem.
• Bereik dat kan worden weergegeven
op de schermen
• Camera's
• Verschillen tussen de weergegeven
beelden en de werkelijke weg
• Verschillen tussen de weergegeven
beelden en de werkelijke objecten
Detectiebereik van de camera's en
sensoren
• Als er een auto geparkeerd staat
achter het beoogde parkeervak en de
afstand tussen deze auto en uw auto
te groot wordt, kan deze auto mogelijk
niet meer worden gesignaleerd.
Afhankelijk van de vorm en de staat
van een geparkeerde auto, wordt het
detectiebereik mogelijk te kort of kan
de auto wellicht niet worden
gesignaleerd.
• Andere objecten dan geparkeerde
auto's, zoals een pilaar of muur,
worden mogelijk niet gesignaleerd. En
als ze wel worden gesignaleerd, wordt
het beoogde parkeervak mogelijk niet
goed ingesteld.
Situaties waarin witte
parkeervaklijnen mogelijk niet goed
worden herkend
• In de volgende situaties worden
parkeervaklijnen op het wegdek
mogelijk niet gesignaleerd:
– Als er voor het parkeervak geen
witte lijnen zijn gebruikt
(parkeervak is begrensd met
touwen, blokken, enz.)
– Als de parkeervaklijnen vervaagd of
vuil zijn, waardoor ze slecht
zichtbaar zijn
– Als het wegdek een lichte kleur
heeft, zoals bij beton, en het
contrast met de witte
parkeervaklijnen klein is
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
315
5
Rijden
Page 318 of 586

– Als de parkeervaklijnen een andere
kleur hebben dan geel of wit
– Als de omgeving van het parkeervak
donker is, bijvoorbeeld 's nachts of
in een (ondergrondse)
parkeergarage
– Als het regent of geregend heeft
waardoor het wegdek nat is en
reflecteert of als er plassen op het
wegdek staan
– Als er zonlicht direct op een camera
valt, zoals bij laagstaande zon
– Als het parkeervak bedekt is met
sneeuw of strooizout
– Als er sporen van reparaties of
andere sporen zichtbaar zijn op het
wegdek of als er een verkeerszuil of
ander object aanwezig is op het
wegdek
– Als de kleur of de helderheid van het
wegdek niet overal gelijk is
– Als er warm of koud water op de
camera terecht is gekomen en de
lens is beslagen
– Als het uiterlijk van het parkeervak
wordt beïnvloed door de schaduw
van een voertuig of bomen
– Als een cameralens vuil is of bedekt
is met waterdruppels
• In de volgende situaties wordt het
beoogde parkeervak mogelijk niet
goed herkend:
– Als er sporen van reparaties of
andere sporen zichtbaar zijn op het
wegdek of als er een parkeerblok,
verkeerszuil of ander object
aanwezig is op het wegdek
– Als het regent of geregend heeft
waardoor het wegdek nat is en
reflecteert of als er plassen op het
wegdek staan
– Als het gebied rond de auto donker
is of bij tegenlicht
– Als de kleur of de helderheid van het
wegdek niet overal gelijk is
– Als het parkeervak zich op een
helling bevindt
– Als er zich diagonale lijnen
(toegangspad) in de buurt van het
parkeervak bevinden– Als het uiterlijk van het parkeervak
wordt beïnvloed door de schaduw
van een geparkeerde auto
(bijvoorbeeld de schaduw van de
grille of de dorpel)
– Als er accessoires zijn gemonteerd
die het zicht van de camera
belemmeren
– Als de parkeervaklijnen vervaagd of
vuil zijn, waardoor ze slecht
zichtbaar zijn
– Als het uiterlijk van het parkeervak
wordt beïnvloed door de schaduw
van een voertuig of bomen
Detectie-informatie sensoren
→Blz. 281
Objecten die mogelijk niet goed
worden gesignaleerd door de sensor
→Blz. 281
Situaties waarin de sensor mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 282
Situaties waarin de parkeerbegeleiding
mogelijk niet werkt, zelfs als er geen
kans op een aanrijding is
→Blz. 283
In- en uitschakelen van Advanced Park
Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park.
Als de schakelaar wordt ingedrukt terwijl
de begeleiding is gestart, wordt de
begeleiding uitgeschakeld.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
316
Page 319 of 586

Werkingsvoorwaarden van Advanced
Park
De begeleiding zal starten als aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Het rempedaal is ingetrapt
• De auto staat stil
• De veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt
• Het stuurwiel wordt niet bediend
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
• Alle portieren zijn gesloten
• De buitenspiegels zijn niet ingeklapt
• De parkeerrem is niet geactiveerd
• De Dynamic Radar Cruise Control is
niet ingeschakeld
• Het ABS, de VSC, de TRAC, het PCS en
de PKSB werken niet
• De auto bevindt zich niet op een steile
helling
• De VSC en TRAC zijn niet
uitgeschakeld
Controleer de op het multimedia-
display weergegeven melding als de
begeleiding niet kan worden gestart
(→blz. 340)
Begeleidingsschermen Advanced Park
Begeleidingsschermen worden
weergegeven op het multimedia-display.
Begeleidingsscherm (bij starten
begeleiding)AVak beoogd parkeervak (blauw)
BAdviesweergave
CToets wijzigen parkeertype
Als er meerdere toetsen worden
weergegeven, verschilt de functie
afhankelijk van de toestand van de
toets als volgt.
of: Wijzigen van het
beoogde parkeervak.
of: Wijzigen van het
beoogde parkeervak.
: Selecteer deze toets om over te
schakelen op de functie fileparkeren.
: Overschakelen naar functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit)
DToets MODE
Hiermee kunt u wisselen tussen de
geheugenfunctie en de functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit) en
fileparkeren. (→Blz. 330)
EToets “Start”
Hiermee kunt u de
parkeerbegeleiding starten.
FToets wijzigen richting haaks
inparkeren
Hiermee kunt u wisselen tussen de
functie parkeren (vooruit) en de
functie parkeren (achteruit)
: Overschakelen naar functie
haaks inparkeren (vooruit)
: Overschakelen naar functie
haaks inparkeren (achteruit)
GToets voor persoonlijke
voorkeursinstelling
Hiermee kunt u het instelscherm voor
Advanced Park weergeven.
(→Blz. 339)
HRegistratietoets
Selecteer deze toets om het
registreren van een parkeervak te
starten
IToets “Start”
afstandsbedieningsfunctie
Hiermee kunt u de
parkeerbegeleiding op het scherm
van de smartphone starten.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
317
5
Rijden
Page 320 of 586

Begeleidingsscherm (bij achteruitrijden)
AWerkingsicoon
Wordt weergegeven als Advanced
Park is ingeschakeld.
BAfstandslijnen (geel en rood)
Geven punten aan vanaf het midden
van de rand van de voor- of
achterbumper tot aan de beoogde
stoppositie (geel)
*en ongeveer 0,3 m
(rood) vanaf de auto.
CWaarschuwingsicoon bewegend
object
DDisplay werking remregeling in
noodgevallen
BRAKE! (remmen) wordt
weergegeven.
EWeergave Toyota Parking
Assist-sensor
→Blz. 279
*Als de beoogde stoppositie 2,5 m of
verder gelegen is, wordt de horizontale
lijn (geel) niet getoond.
Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Ongeacht of de Toyota Parking
Assist-sensor is uit- of ingeschakeld
(→blz. 280), wordt er automatisch een
pop-updisplay weergegeven over het
begeleidingsscherm als er een object
wordt gesignaleerd door de Toyota
Parking Assist-sensor terwijl Advanced
Park is ingeschakeld.Werking remregeling als Advanced Park
is ingeschakeld
Als het systeem, terwijl Advanced Park is
ingeschakeld, oordeelt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
bewegend of stilstaand object groot is,
treden de
vermogensbegrenzingsregeling van het
EV-systeem en de remregeling in
werking.
Als de remregeling in werking is, wordt de
werking van Advanced Park onderbroken
en wordt er een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Zoemer
Afhankelijk van omgevingsgeluiden of
geluiden van andere systemen kan het
moeilijk zijn om de zoemer van dit
systeem te horen.
Als er een zwart scherm wordt
weergegeven op het multimedia-
display als Advanced Park in werking is
Het systeem wordt beïnvloed door
radiogolven of er is mogelijk een storing
in het systeem aanwezig. Als er een
radioantenne is geplaatst in de buurt van
een camera, verplaats deze dan naar een
locatie zo ver mogelijk van de camera.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als er geen
radioantenne is geplaatst in de buurt van
een camera en het scherm nog niet
normaal werkt nadat het contact UIT is
gezet en het EV-systeem vervolgens weer
is gestart.
Advanced Park-functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit)
Beschrijving functie
De functie haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) kan worden gebruikt
als het beoogde parkeervak kan worden
gesignaleerd wanneer de auto dicht bij en
haaks op het midden van het parkeervak
tot stilstand wordt gebracht. Ook kan,
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
318