TOYOTA RAV4 2019 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2019, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2019Pages: 706, PDF Size: 126.1 MB
Page 411 of 706

4104-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Er bevindt zich een stilstaand object in de rijrichting van de auto, op een
afstand van 2 tot 4 m.
• De Parking Support Brake stelt vast dat er harder dan normaal moet wor-
den geremd om een aanrijding te
voorkomen.
●Remregeling
• De begrenzingsregeling motorvermo- gen is in werking
• De Parking Support Brake stelt vast
dat er onmiddellijk moet worden
geremd om een aanrijding te voorko-
men.
■Voorwaarden voor het stoppen van
de werking van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten)
De werking van de fu nctie stopt als aan
één van de volgen de voorwaarden
wordt voldaan:
●Begrenzingsregeling motorvermogen
• De Parking Support Brake is uitge-
schakeld.
• Het systeem stelt v ast dat de aanrij-
ding voorkomen kan worden met nor-
maal remmen.
• Het statische object bevindt zich niet langer op een afsta nd van 2 tot 4 m
van de auto in de rijrichting van de
auto.
●Remregeling
• De Parking Support Brake is uitge- schakeld.
• Er zijn ongeveer 2 seconden verstre- ken nadat de auto door de remrege-
ling tot stilstand is gebracht.
• Het rempedaal wordt ingetrapt nadat de auto tot stilstand is gebracht door
de remregeling.
• Het statische object bevindt zich niet langer op een afsta nd van 2 tot 4 m
van de auto in de rijrichting van de
auto.
■Detectiebereik van de Parking Sup-
port Brake-functie (voor stilstaande
objecten)
Het detectiebereik van de Parking Sup-
port Brake-functie (voor stilstaande
objecten) verschilt van dat van de Toyota Parking Assist-sensor.
(→Blz. 399) Daardoor wordt de Parking
Support Brake-functie (voor stilstaande
objecten) mogelijk niet geactiveerd, ook
al signaleert de Toyota Parking Assist-
sensor een obstakel en wordt er een
waarschuwing gegeven.
■Objecten die mogel
ijk niet door de
Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten) worden
gesignaleerd
Het kan voorkomen dat de sensoren
bepaalde objecten niet signaleren, zoals
de volgende:
●Voetganger
●Katoen, sneeuw en andere materialen
die ultrasoongolven slecht weerkaat-
sen
●Objecten die niet loodrecht op de
grond staan, object en die niet in een
rechte hoek ten op zichte van de rij-
richting van de aut o staan en ongelijk-
matige of golvende objecten
●Lage objecten
●Dunne objecten z oals draden, hek-
ken, touwen en palen van verkeers-
borden
●Objecten die zich extreem dicht bij de
bumper bevinden
●Zeer hoekige objecten
●Hoge obstakels waarbij het bovenste
deel uitsteekt in d e richting van uw
auto
■Zoemer Toyota Parking Assist-sen-
sor
Als, ongeacht of de zoemer van de
Toyota Parking Assist-sensor is inge-
schakeld of niet ( →Blz. 396), de Parking
Support Brake-functie (voor stilstaande
objecten) is ingeschakeld ( →Blz. 404)
en de sensoren voor of achter een
object signaleren en de remregeling en
de begrenzingsregeling van het motor-
vermogen worden uitgevoerd, klinkt de
zoemer van het Toyota Parking Assist
Sensor-systeem om de geschatte
afstand tot het object aan te geven.
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 410 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
Page 412 of 706

411
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Omstandigheden waaronder de
Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten) moge-
lijk werkt, zelfs als er geen kans op
een aanrijding is
Onder sommige omstandigheden, zoals
de onderstaande, werkt de Parking Sup-
port Brake-functie (voor stilstaande
objecten) mogelijk zelfs als er geen
kans op een aanrijding is.
●Omgeving van de auto
• Wanneer op een smalle weg wordt
gereden
• Wanneer op een grindweg of in een omgeving met hoog gras wordt gere-
den
• Wanneer richting een spandoek of
vlag, een laaghangende tak of een
slagboom (zoals wordt gebruikt bij
spoorwegovergangen, tolpoortjes en
parkeerplaatsen) wordt gereden
• Als er een constructie aan de rand van de weg aanwezig is (zoals bij het
rijden in een smalle tunnel, over een
smalle brug of op een smalle weg)
• Bij fileparkeren
• Bij een groef of gat in het wegdek
• Wanneer de auto over een metalen afdekking (rooster) rijdt, zoals gebruikt
boven afvoergoten
• Bij het omhoog of omlaag rijden op
een steile helling
• Als een sensor wordt geraakt door een grote hoeveelheid water, zoals bij het rijden op een o
verstroomde weg
• Bij transport op schepen of trucks
• In een wasstraat met een bewegende wasinstallatie
• In een parkeergarag e met autolift of
parkeerplaatsen met meerdere ver-
diepingen
• In een ondergrondse parkeergarage
• Bij constructies op de grond (ver- keersdrempels, kattenogen, enz.)
• Bij hoogteverschillen
• Bij het rechtuitrijden of een bocht naar rechts
• Bij leidingen voor het smelten van sneeuw
• Bij apparaten voor het detecteren van voertuigen, zoals verkeerslichten,
apparaten voor het signaleren van
verkeersopstoppingen of apparaten
voor het signaleren van lege parkeer-
plekken op parkeerterreinen
• Bij spoorlijnen
• Bij H-vormige stalen balken
• Als er aan beide zijden auto's staan of als er een auto aanwezig is die lijkt op
deze auto
●Weer
• Als een sensor is bedekt met bijvoor- beeld ijs, sneeuw of vuil (nadat de
sensor is schoongemaakt, zal het sys-
teem weer normaal werken)
• Bij zware regenval of als er veel water
op een sensor terechtkomt
• Bij het rijden onder barre weersom- standigheden, bijvoo rbeeld bij mist,
sneeuw of een zandstorm
• Bij sterke wind
●Andere bronnen van ultrasoongolven
• Wanneer in de omgeving van de auto ultrasoongolven worden geprodu-
ceerd door claxons, voertuigdetectie-
systemen, motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens,
sonarsystemen van andere auto's of
andere bronnen.
• Als een sticker of een elektronisch onderdeel zoals een kentekenplaat
met achtergrondverlichting (met name
fluorescerende), een mistlamp, een
spatbordantenne of een draadloze
antenne in de buurt van een van de
sensoren is geplaatst
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 411 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
Page 413 of 706

4124-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Wijzigingen in de stand van de auto
ten opzichte van de weg
• Als de auto sterk naar één kant helt
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als de stand van e en sensor is gewij-
zigd door een aanrijding o.i.d.
■Situaties waarin de Parking Sup-
port Brake-functie (voor stilstaande
objecten) mogelijk niet goed werkt
In bepaalde situaties, zoals de onder-
staande, werkt deze functie mogelijk
niet goed.
●Weer
• Wanneer een sensor of de omgeving van een sensor zeer heet of koud is
• Wanneer het stevig waait
• Als een sensor is bedekt met bijvoor- beeld ijs, sneeuw of vuil (nadat de
sensor is schoongemaakt, zal het sys-
teem weer normaal werken)
• Bij zware regenval of als er veel water op een sensor terechtkomt
• Bij het rijden onder barre weersom-
standigheden, bijvoorbeeld bij mist,
sneeuw of een zandstorm
• De sensor is bevroren. (Het ontdooien van de sensor zal het probleem oplos-
sen.)
●Omgeving van de auto
• Wanneer zich tuss en de auto en een
gesignaleerd obstak el een object
bevindt dat niet kan worden gesigna-
leerd
• Als een object zoals een auto, motor-
fiets, fiets of voet ganger voor de auto
langs komt of plotseling van opzij
opduikt.
• De auto nadert e en hoge of gebogen
stoeprand.
• De auto rijdt op e en bijzonder hobbe-
lige weg, op een he lling, op grind of
op gras.
• Als het object zich te dicht bij de sen-
sor bevindt.
●Andere bronnen van ultrasoongolven
• Wanneer in de omgeving van de auto ultrasoongolven worden geprodu-
ceerd door claxons, voertuigdetectie-
systemen, motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens,
sonarsystemen van andere auto's of
andere bronnen.
• Als een sticker of een elektronisch onderdeel zoals een kentekenplaat
met achtergrondverlichting (met name
fluorescerende), een mistlamp, een
spatbordantenne of een draadloze
antenne in de buurt van een van de
sensoren is geplaatst
●Veranderingen in de auto
• Als de auto sterk naar één kant helt
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als de stand van een sensor is gewij-
zigd door een aa nrijding o.i.d.
• Als er uitrusting die een sensor kan hinderen, zoals een sleepoog, bum-
perbeschermer (een extra bescherm-
strip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als er verf of een sticker op de sensor
is aangebracht
• Als de selectiehendel in stand N staat.
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 412 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
Page 414 of 706

413
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*: Indien aanwezig
Deze functie treedt in werking
in situaties zoals hieronder aan gegeven
wanneer in de rijrichting van de auto een auto wordt gesignaleerd.
■Bij het achteruitrijden nadert een auto en het rempedaal wordt niet
of te laat ingetrapt
→ Blz. 389
Parking Suppor t Brake-functie (voor voer tuigen die
achterlangs rijden)*
Als een radarsensor achter een auto signaleert die van rechts o f
links achter nadert en het systeem bepaalt dat de kans op een a an-
rijding groot is, activeert deze functie de remmen om de kans o p een
aanrijding met de naderende auto te verkleinen.
Voorbeelden van het in werking treden van de functie
Soorten sensorenWAARSCHUWING
■Ervoor zorgen dat de Parking
Support Brake (voor voertuigen
die achterlangs rijden) goed
werkt
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen met betrekking tot de radarsen-
soren achter ( →Blz. 389) in acht. Het
niet in acht nemen van de voorschrif-
ten kan er toe leiden dat een sensor
niet goed werkt, waardoor een onge-
val kan ontstaan.
●Wijzig, demonteer o f spuit de sen-
soren niet.
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 413 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
Page 415 of 706

4144-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs
rijden)
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt of knippert
(→Blz. 116, 117) en aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan:
●Begrenzingsregeling motorvermogen
• De Parking Support Brake is inge-
schakeld.
• De rijsnelheid is 15 km/h of lager.
• Voertuigen die de auto van rechts of links achter de aut o naderen met een
snelheid van minder dan ongeveer 8
km/h
• De selectiehendel staat in stand R.
• De Parking Support Brake stelt vast dat er harder dan normaal moet wor-
den geremd om een aanrijding met
een naderende aut o te voorkomen.
●Remregeling
• De begrenzingsregeling motorvermo- gen is in werking
• De Parking Support Brake stelt vast
dat een noodstop noodzakelijk is om een aanrijding met een naderende
auto te voorkomen.
■Voorwaarden voor het stoppen van
de werking van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
De werking van de f unctie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
●Begrenzingsregeling motorvermogen
• De Parking Support Brake is uitge- schakeld.
• De aanrijding kan worden voorkomen met normaal remmen.
• Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
●Remregeling
• De Parking Support Brake is uitge- schakeld.
• Er zijn ongeveer 2 seconden verstre-
ken nadat de auto door de remrege-
ling tot stilstand is gebracht.
• Het rempedaal wordt ingetrapt nadat
de auto tot stilstand is gebracht door
de remregeling.
• Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
■Detectiegebied van de Parking
Support Brake-func tie (voor voer-
tuigen die achterlangs rijden)
Het detectiegebied van de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden) verschilt van dat van
de RCTA ( →Blz. 393). Daardoor wordt
de Parking Support Br ake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden) moge-
lijk niet geactiveerd, ook al signaleert de
RCTA een auto en wo rdt er een waar-
schuwing gegeven.
■Omstandigheden waaronder de
Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs
rijden) een auto niet signaleert
De Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden) is niet
ontworpen om de volg ende typen voer-
tuigen en/of objecten te signaleren.
●Voertuigen die van direct achter de
auto naderen
WAARSCHUWING
●Vervang een radarsensor achter
uitsluitend door een originele sen-
sor.
●Voorkom dat de radarsensoren
achter beschadigd raken en houd
de radarsensoren en hun omgeving
op de bumper te allen tijde schoon.
●Wanneer het gebied rondom een
radarsensor achter wordt blootge-
steld aan een krachtige schok,
werkt het systeem mogelijk niet
goed meer doordat de sensor niet
goed meer werk t. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-
dealer of herstelle r/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
●Neem de voorzorgsmaatregelen
met betrekking tot het omgaan met
de radarsensor achter in acht.
(→Blz. 389)
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 414 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
Page 416 of 706

415
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Voertuigen die achteruit inparkeren in
een parkeerruimte naast uw auto
●Voertuigen die niet kunnen worden
gesignaleerd door de sensoren als
gevolg van obstakels
●Voertuigen vlak bij u
w auto die plotse-
ling accelereren of decelereren
●Vangrails, muren, bebording, gepar-
keerde auto's en vergelijkbare stil-
staande objecten
*
●Kleine motorfietsen , fietsen, voetgan-
gers, enz.*
●Voertuigen die va n de auto af bewe-
gen
●Voertuigen die naderen vanuit par-
keerruimtes naast uw auto*
●Objecten die zich zeer dicht bij een
radarsensor bevinden*
●Voertuigen die de auto van rechts of
links achter de aut o naderen met een
snelheid van minder dan ongeveer 8
km/h
●Voertuigen die de auto van rechts of
links achter de aut o naderen met een
snelheid van meer dan ongeveer 28
km/h
*: Afhankelijk van de omstandigheden
wordt er mogelijk een auto en/of
object gesignaleerd.
■Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is
Onder sommige omstandigheden, zoals
de onderstaande, werkt de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden) mogelijk zelfs als er
geen kans op een aanrijding is.
●Wanneer de parkeerplaats uitkijkt op
een straat en er auto' s over die straat
rijden
●Wanneer een gesignaleerde nade-
rende auto een bocht maakt
●Wanneer een voertuig uw auto van
opzij passeert
●Wanneer de afsta nd tussen uw auto
en metalen objecten, zoals een vang-
rail, muur, verkeersbord of gepar-
keerde auto, die mogelijk elektrische
golven richting de achterzijde van de
auto reflecteren, kort is
●Als er zich ronddraaiende objecten,
zoals een ventilato r van een airco-
unit, in de buurt v an de auto bevinden
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 415 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
Page 417 of 706

4164-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Als er water op de achterbumper spat
of gespoten wordt, bijvoorbeeld van
een sproeier
■Situaties waarin de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voertui-
gen die achterlangs rijden)
mogelijk niet goed werkt
In bepaalde situaties, zoals de onder-
staande, signaleren de radarsensoren
een object mogelijk niet en werkt deze
functie mogelijk niet goed
●Stilstaande objecten
●Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is
●Als de achterbumper is bedekt met
bijvoorbeeld ijs, sneeuw of vuil
●Bij zware regenval of een andere oor-
zaak waardoor er veel water op de
auto terechtkomt
●Wanneer een voertuig naast uw auto
het detectiegebied van een radarsen-
sor blokkeert
●Als de auto sterk naar één kant helt
●Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog, bum-
perbeschermer (een extra bescherm-
strip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
●Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
●Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
●Als een sticker of een elektronisch
onderdeel zoals een kentekenplaat
met achtergrondverlichting (met name
fluorescerende), een mistlamp, een
spatbordantenne of een draadloze
antenne in de buurt van een radarsen-
sor is geplaatst
●Als de stand van een radarsensor is
gewijzigd
●Wanneer meerdere auto's naderen
met slechts weinig ru imte tussen elke
auto
●Als er een auto snel van achteren
nadert
●Omstandigheden waaronder de radar-
sensor een voertuig mogelijk niet sig-
naleert
• Wanneer een voertuig van rechts of links achter de auto nadert terwijl u
achteruitrijdend een bocht maakt
• Wanneer u achteruitrijdend een bocht maakt
• Bij het onder een kleine hoek achteruit uitrijden van een parkeerplaats
• Bij het achteruitrijden op een helling met een grote verand ering in het hel-
lingspercentage
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 416 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
Page 418 of 706

417
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
• Wanneer een voertuig een bocht
maakt in het detectiegebied
*: Indien aanwezig
■Uitzetten van de motor
Auto's met autom atische trans-
missie of Multidrive CVT
Trap, terwijl u met de selectiehen-
del in stand D rijdt, het rempedaal
in en breng de auto tot stilstand. De
motor wordt automatisch uitgezet.
Als de motor uitgeze t wordt, gaat het
controlelampje van het Stop & Start-
systeem branden.
Stop & Star t-systeem*
Het Stop & Start-systeem scha-
kelt de motor uit en start deze
weer overeenkomstig de
bediening van het rempedaal
(auto's met automatische
transmissie of Multidrive CVT)
of koppelingspedaal (auto's
met handgeschakelde trans-
missie) of de selectiehendel
als de auto tot stilstand wordt
gebracht, bijvoo rbeeld bij een
verkeerslicht of kruising, om
het brandstofverbruik te verla-
gen en geluid en vervuiling
door een stationair draaiende
motor te voorkomen.
Werking Stop & Start-
systeem
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 417 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
Page 419 of 706

4184-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Auto's met handgeschakelde
transmissie
1 Trap het koppelingspedaal
geheel in en trap het rempedaal
in om de auto tot stilstand te
brengen.
2 Zet de selectiehendel in de neu-
traalstand en laat het koppe-
lingspedaal los. De motor wordt
automatisch uitgezet.
Wanneer de motor is uitgeschakeld
door het Stop & Star t-systeem, gaat het
controlelampje van het Stop & Start-
systeem branden.
■Opnieuw starten van de motor
Auto's met automatische trans-
missie of Multidrive CVT
Laat het rempedaal los. De motor
wordt automatisch weer gestart.
Als de motor start, gaat het controle-
lampje van het St op & Start-systeem
uit.
Auto's met handgeschakelde
transmissie
Trap, terwijl de sele ctiehendel in de
neutraalstand staat, het koppe-
lingspedaal in. De motor wordt
automatisch weer gestart.
Als de motor start, gaat het controle-
lampje van het Stop & Start-systeem
uit.
■Wanneer het Brake Hold-sys-
teem is ingeschakeld (auto's
met automatisc he transmissie
of Multidrive CVT)
Als de motor is uitgeschakeld
door het Stop & Start-systeem,
zal de motor uitgeschakeld blij-
ven als het remp edaal wordt los-
gelaten.
Als het gaspedaal wordt inge-
trapt wanneer de motor uitgezet
i s d o o r h e t S t o p & S t a r t - s y s t e e m ,
zal de motor herstart worden.
Als de motor is uitgeschakeld
door het Stop & Start-systeem
zal, als de motor herstart wordt,
het Brake Hold-systeem remdruk
blijven uitoefenen , tenzij er niet
langer aan de bedrijfscondities
voor het Brake Hold-systeem
wordt voldaan. ( →Blz. 294)
■Wanneer de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig
snelheidsbereik is ingescha-
keld (auto's met Dynamic
Radar Cruise Control-systeem
met volledig sne lheidsbereik)
Als de auto tot stilstand wordt
gebracht door het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem
met volledig snelheidsbereik,
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 418 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM
Page 420 of 706

419
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
wordt de motor automatisch uit-
geschakeld, zelfs als het rempe-
daal niet ingetrapt wordt.
Wanneer de voorligger wegrijdt,
wordt de motor automatisch
opnieuw gestart.
Als de motor automatisch
opnieuw wordt gestart door het
Stop & Start-systeem tijdens een
gecontroleerde stop door de
Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik,
blijft de gecontr oleerde stop aan-
houden.
Druk op de uitscha keltoets van het
Stop & Start-systeem om het Stop
& Start-systeem uit te schakelen.
Het controlelamp je uitgeschakeld
Stop & Start-systeem gaat bran-
den.
Als nogmaals op de toets wordt
gedrukt, wordt het Stop & Start-sys-
teem weer ingeschakeld en gaat het
controlelampje uitgeschakeld Stop &
Start-systeem uit.
■Automatisch inschakelen van het
Stop & Start-systeem
Als het Stop & Start-systeem is uitge-
schakeld met de uitschakeltoets van het
Stop & Start-systee m, zal het systeem
automatisch weer worden ingeschakeld
als de motor weer wordt gestart nadat
het contact UIT is gezet.
Als de motor wordt uitgeschakeld
door het Stop & Start-systeem wan-
neer de auto op een hellin g rijdt,
worden de remmen nog enige tijd
bekrachtigd nadat het rempedaal is
losgelaten om te voorkomen dat de
auto achteruitrolt voordat de motor
weer wordt gestart en er aandrijf-
kracht wordt gegenereerd. Als er
aandrijfkracht wordt gegenereerd,
wordt de vastgehouden remkracht
automatisch uitgeschakeld.
Deze functie werkt zowel op
vlakke oppervlakken als op steile
hellingen.
Het remsysteem kan geluid
maken, maar dit duidt niet op
een storing.
De reactie van het rempedaal
kan veranderen en er kunnen tril-
lingen aanwezig zijn, maar dit
duidt niet op een storing.
■Punten bij het gebruik
●Als de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem en de startknop wordt
ingedrukt, kan de motor niet worden
herstart door de automatische motor-
startfunctie. Start i n dat geval de motor
volgens de normale startprocedure.
Uitschakelen van het Stop &
Start-systeem
Hill Start Assist Control
(auto's met automatische
transmissie of Multidrive
CVT)
pM_RAV4_OM_OM42D03E_(EE).book P age 419 Wednesday, March 20, 2019 2:08 PM