stop start TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: RAV4 PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022Pages: 610, PDF Size: 139.2 MB
Page 139 of 610

2.2.11 Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden
uitgevoerd
Als het laden niet start, ook al is de normale procedure gevolgd, controleer dan elk van de
onderstaande items.
Als er een waarschuwingsmelding verschijnt op het multi-informatiedisplay, raadpleeg
dan ook blz. 140.
Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden uitgevoerd
Raadpleeg de volgende tabel en voer de desbetreffende correctieprocedure uit.
Het controlelampje Power op het CCID (Charging Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem) gaat niet branden, zelfs niet als de stekker is
aangesloten op een externe voedingsbron.
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
De stekker is niet goed aangesloten op de
contactdoosControleer of de stekker goed is aangesloten
op de contactdoos.
De elektriciteit is uitgevallenVoer de laadprocedure nogmaals uit als er
weer elektriciteit beschikbaar is.
De op afstand bedienbare schakelaar is uitge-
schakeldSchakel de op afstand bedienbare schakelaar,
indien aanwezig, in.
De zekering in het gebouw is doorgeslagen en
de elektriciteit is uitgevallenControleer of de zekering in orde is en, als dat
het geval is, of de auto geladen kan worden
via een andere contactdoos.
Als laden mogelijk is, kan de eerste contact-
doos defect zijn. Neem contact op met de be-
heerder of een elektricien.
Kortsluiting tussen het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) en de stekkerStop onmiddellijk met laden en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar be-
horen gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Het waarschuwingslampje storing van het CCID (Charging Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem) knippert.
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Lekstroomdetectiefunctie of zelfdiagnose-
functie in werking en voeding onderbrokenAls de spanning te laag is, kan het waarschu-
wingslampje storing gaan knipperen als er
interferentie is. Voer een resetprocedure uit
en sluit aan op een geschikte voedingsbron.
(→Blz. 97)
Als het laden niet start, stop dan onmiddellijk
met laden en neem contact op met een er-
kende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
2.2 Laden
137
2
Plug-in hybridesysteem
Page 140 of 610

De laadindicator van de laadaansluiting gaat niet branden, ook al is de laadstekker
aangesloten.
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
De stekker zit niet goed in de contactdoosControleer of de stekker goed is aangesloten
op de contactdoos.
De laadstekker is niet goed aangesloten op
het AC-laadcontactControleer de aansluitstatus van de laadstek-
ker.
■Plaats de laadstekker bij het aansluiten
goed.
■Controleer na het aansluiten van de
laadstekker of de laadindicator van de
laadaansluiting gaat branden.
Als de laadindicator van de laadaansluiting
niet gaat branden, zelfs niet wanneer de
laadstekker goed is aangesloten, kan er
sprake zijn van een storing in het systeem.
Stop onmiddellijk met laden en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Het batterijpakket (tractiebatterij) is al volle-
dig geladenAls het batterijpakket (tractiebatterij) volle-
dig geladen is, wordt de laadprocedure niet
uitgevoerd.
De lader werkt nietNeem contact op met de beheerder als er een
probleem is met de lader.
De laadindicator van de laadaansluiting knippert en de laadprocedure kan niet worden
uitgevoerd.
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Als de laadindicator van de laadaansluiting
knippert
*: er is een laadschema geregistreerdWacht tot het ingestelde tijdstip als u wilt
laden volgens het laadschema.
Stel “Charge Now” (nu opladen) in op “On”
(aan) om te beginnen met laden. (→Blz. 131)
Als de laadindicator van de laadaansluiting
snel knippert
*: Er is een storing opgetreden in
een externe voedingsbron of de autoStart het hybridesysteem en volg de instruc-
ties in de melding op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 137)
*Raadpleeg blz. 91 voor informatie over het branden en knipperen van de laadindicator
van de laadaansluiting.
Als de laadschemafunctie niet normaal werkt
Raadpleeg de volgende tabel en voer de desbetreffende correctieprocedure uit.
Kan niet laden op het gewenste tijdstip
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
De klok van de auto is niet juist ingesteldControleer de klokinstelling en stel hem in op
de juiste tijd. (→Blz. 156)
De voertuigkalender is niet juist ingesteld.Controleer de kalenderinstelling en stel de
juiste datum in. (→Blz. 163)
2.2 Laden
138
Page 141 of 610

Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
De AC-laadkabel is niet aangesloten op de
autoSluit de AC-laadkabel aan alvorens het laad-
schema te gebruiken.
Onjuiste laadmodus geselecteerdControleer de instelling van de laadmodus.
(→Blz. 125)
Als de laadmodus is ingesteld op “Start”, be-
gint het laden op het ingestelde tijdstip, maar
als “Departure” (vertrek) is ingesteld, is het
laden voltooid op het ingestelde tijdstip. (De
starttijd voor het laden wordt automatisch
geregeld door het systeem.)
Het laden begint, ook al is er een laadschema geregistreerd
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
“Charge Now” (nu opladen) is ingesteld op
“On” (aan)Stel “Charge Now” (nu opladen) in op “Off”
(uit) om te laden overeenkomstig het laad-
schema. (→Blz. 131)
laadschema is ingesteld op “Off” (uit)Controleer of laadschema niet is ingesteld op
“Off” (uit). (→Blz. 131)
De laadmodus is ingesteld op “Departure”
(vertrek) en de geplande vertrektijd ligt dicht
bij het huidige tijdstipAls het systeem vaststelt dat er geen tijd is
om het laden te voltooien op de geplande ver-
trektijd, begint het met laden. Controleer de
laadschema's.
De AC-laadkabel was verwijderd en opnieuw
aangesloten terwijl de laadindicator van de
laadaansluiting knipperdeAls de AC-laadkabel was verwijderd en op-
nieuw aangesloten terwijl de laadindicator
knipperde, wordt het laadschema geannu-
leerd (→blz. 120).
Verwijder de AC-laadkabel tijdelijk en sluit
hem weer aan.
De “Mijn ruimte-modus” of de op afstand be-
dienbare airconditioning was in werkingAls de “Mijn ruimte-modus” of de op afstand
bedienbare airconditioning wordt ingescha-
keld, start het systeem met laden, ook al is er
een laadschema geregistreerd. Stop de “Mijn
ruimte-modus” of de op afstand bedienbare
airconditioning en sluit vervolgens de AC-
laadkabel opnieuw aan om te laden met be-
hulp van het laadschema.
De “Battery Heater” (batterijverwarming)
(→blz. 111) is in werkingAls de laadmodus is ingesteld op “Departure”
(vertrek), kan de “Battery Heater” (batterij-
verwarming) in werking treden voordat het
laden begint. Controleer de status van de
laadindicator van de laadaansluiting.
(→Blz. 91)
De buitentemperatuur is laag en de opwarm-
regeling van het batterijpakket (tractiebatte-
rij) (→blz. 111) is in werking (alleen Groen-
land)Als de opwarmregeling van het batterijpakket
(tractiebatterij) in werking is, worden de laad-
schema's genegeerd en wordt met laden be-
gonnen. Ga door met laden om het batte-
rijpakket (tractiebatterij) te beschermen.
2.2 Laden
139
2
Plug-in hybridesysteem
Page 142 of 610

Het laden stopt eerder dan het tijdstip dat is ingesteld bij “Departure” (vertrek)
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Het tijdstip waarop het laden stopt, komt niet
overeen met het geschatte eindtijdstip door
de conditie van de voedingsbron of de buiten-
temperatuurAls er plotselinge veranderingen in tempera-
tuur of veranderingen in de conditie van de
voedingsbron optreden tijdens het laden, kan
het laden eerder beëindigd worden dan het
tijdstip dat berekend is door het systeem.
Het laden is niet voltooid, hoewel het tijdstip is ingesteld op “Departure” (vertrek)
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
“Climate Prep” (aircovoorbereiding) is inge-
steld op “On” (aan)Als “Climate Prep” (aircovoorbereiding) is
ingesteld op “On” (aan), werkt de airconditio-
ning tot aan het vertrektijdstip.
Daarom kan het laden wellicht niet voltooid
zijn op het ingestelde tijdstip vanwege de
laadcondities.
Ga door met laden om het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig te laden.
Het tijdstip waarop het laden stopt, komt niet
overeen met het geschatte eindtijdstip door
de conditie van de voedingsbron of de buiten-
temperatuurAls er plotselinge veranderingen in tempera-
tuur of veranderingen in de conditie van de
voedingsbron optreden tijdens het laden, kan
het laden beëindigd worden op een ander
tijdstip dan het tijdstip dat berekend is door
het systeem.
Het laden start niet, hoewel het tijdstip dat is ingesteld in “Start” is bereikt
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
De AC-laadkabel is aangesloten na het instel-
len van het tijdstipSluit de AC-laadkabel aan vóór het instellen
van het tijdstip in “Start”.
Als er een laadgerelateerde melding wordt weergegeven
Als een portier wordt geopend en het contact UIT staat, wordt na het laden een melding
weergegeven op het multi-informatiedisplay.
Volg, als dit gebeurt, de instructies op het scherm.
2.2 Laden
140
Page 157 of 610

FHybride eco-gebied (HV-modus)
Laat zien dat er niet vaak gebruik
wordt gemaakt van het vermogen van
de benzinemotor.
De benzinemotor wordt automatisch
gestopt en opnieuw gestart onder
verschillende omstandigheden.
*Met “regenereren” wordt in deze
handleiding het omzetten van
bewegingsenergie van de auto in
elektrische energie bedoeld.
In de volgende situatie werkt de
hybridesysteemindicator niet.
• Het controlelampje READY brandt
niet.
• De selectiehendel staat in een andere
stand dan D of S.
Weergave buitentemperatuur
• Onder de volgende omstandigheden
wordt mogelijk niet de juiste
buitentemperatuur weergegeven of
duurt het langer voordat de weergave
wordt gewijzigd.
– Wanneer de auto stilstaat (inclusief
wanneer “Mijn ruimte-modus”
wordt gebruikt) of met lage
snelheid rijdt (lager dan 20 km/h)
– Wanneer de buitentemperatuur
plotseling verandert (bijvoorbeeld
bij het in- of uitrijden van een
garage of tunnel)
• Wanneer -- of E wordt weergegeven,
zit er mogelijk een storing in het
systeem. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Geeft de buitentemperatuur aan
binnen het bereik -40°C tot 50°C.
• Wanneer de buitentemperatuur
ongeveer 3°C of lager is, gaat het
controlelampje
gedurende
10 seconden knipperen en blijft
daarna branden.LCD-scherm
→Blz. 157
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijvoorbeeld de
weergave van het instrumentenpaneel)
kunnen worden gewijzigd op het scherm
van het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 163)
WAARSCHUWING!
Informatiedisplay bij lage
temperaturen
Laat het interieur van de auto op
temperatuur komen alvorens het
informatiedisplay te gebruiken. Bij
extreem lage temperaturen kan het
display trager reageren en worden
wijzigingen mogelijk met enige
vertraging weergegeven.
Zo kan er bijvoorbeeld een vertraging
ontstaan tussen het schakelen door de
bestuurder en de weergave van de
ingeschakelde versnelling op het
display. Deze vertraging kan de
bestuurder doen besluiten nogmaals
terug te schakelen, waardoor er snel en
te sterk op de motor wordt afgeremd en
er een aanrijding kan ontstaan,
mogelijk met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de motor
en onderdelen ervan
• Als “Engine Coolant Temp High Stop
in a Safe Place See Owner’s Manual”
(Temp. motorkoelvloeistof hoog. Stop
op een veilige plaats. Zie handleiding)
op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven, is de motor mogelijk
oververhit. Breng in dat geval de auto
zo snel mogelijk op een veilige plaats
tot stilstand en controleer de motor
nadat deze volledig is afgekoeld.
(→Blz. 506)
3.1 Instrumentenpaneel
155
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 162 of 610

gebruikt als
referentiewerkingsgebied voor het
gebruiken van het gaspedaal
overeenkomstig de
rijomstandigheden, zoals bij
wegrijden en rijden met constante
snelheid.
Het display voor begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal
verandert overeenkomstig de
rijomstandigheden, zoals bij
wegrijden en rijden met constante
snelheid.
Het is gemakkelijker om
milieuvriendelijk te rijden door te
rijden overeenkomstig het display dat
de bedieningen van het gaspedaal
toont en binnen het
referentiewerkingsbereik te blijven.
“Eco Score”
De rijstatus voor de volgende 3 situaties
wordt geëvalueerd op 5 niveaus: soepel
accelereren bij wegrijden (“Start”), rijden
zonder plotseling accelereren (“Cruise”
(Constant)) en soepel stoppen (“Stop”).
Elke keer dat de auto tot stilstand wordt
gebracht, wordt een score weergegeven
op basis van een perfecte score van
100 punten.
AScore
B“Start”
C“Cruise” (constant)
D“Stop”
De 3 situaties worden tijdens het
rijden met de iconen weergegeven.Lezen van het staafdisplay:
Score Staafdisplay
Niet be-
oordeeld
Laag
Hoog
Na het wegrijden wordt de “Eco Score”
pas weergegeven als de rijsnelheid hoger
wordt dan ongeveer 20 km/h.
Telkens als de auto wegrijdt, wordt de
“Eco Score” gereset en wordt een nieuwe
evaluatie gestart.
Als het hybridesysteem stopt, wordt de
huidige totaalscore weergegeven.
*
*
De score wordt alleen weergegeven
wanneer “Eco Score” wordt geselecteerd
voor “Closing Display” (afsluitend
scherm). (→Blz. 163)
EV-verhouding/EV-rijverhouding
AVerstreken tijd sinds starten
Weergave van de verstreken tijd sinds
het starten van het hybridesysteem.
*
BEV-rijverhouding sinds starten
Weergave van het percentage dat
elektrisch is gereden sinds het
starten van het hybridesysteem.
*
*
Telkens als het hybridesysteem stopt,
wordt dit gereset.
3.1 Instrumentenpaneel
160
Page 194 of 610

handsfree elektrisch bedienbare
achterklep het contact UIT staat, de
handsfree-functie van de elektrisch
bedienbare achterklep is ingeschakeld
(→blz. 163) en dat u een elektronische
sleutel bij u draagt.
1. Zorg ervoor dat u zich, met de
elektronische sleutel op zak, binnen
het detectiebereik van het Smart
entry-systeem met startknop bevindt,
op ongeveer 30 tot 50 cm van de
achterbumper.
ASensor regeling voetbediening
BDetectiegebied voor werking
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep
CDetectiegebied voor werking
Smart entry-systeem met
startknop (→blz. 201)
2. Bedien de achterklep met een
voetbeweging door uw voet tot 10 cm
onder de achterbumper te bewegen
en vervolgens weer terug te trekken.
Voer deze volledige beweging binnen
1 seconde uit.
De achterklep zal niet in werking
treden zolang er een voet wordt
gesignaleerd onder de achterbumper.
Raak bij het gebruik van de handsfree
functie van de elektrisch bedienbare
achterklep de achterbumper niet aan.
Als er zich in het
passagierscompartiment of de
bagageruimte een andere
elektronische sleutel bevindt, duurt
het mogelijk iets langer dan normaal
voordat de achterklep in werking
treedt.
ASensor regeling voetbediening
BDetectiegebied voor werking
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep
3. Als de sensor voor de regeling van de
voetbediening signaleert dat u uw
voet hebt teruggetrokken, klinkt er
een zoemer en zal de elektrisch
bedienbare achterklep automatisch
volledig openen/sluiten.
Als er tijdens het openen/sluiten van
de achterklep een voet onder de
achterbumper wordt bewogen, gaat
de achterklep niet verder open.
Als er weer een voet onder de
achterbumper wordt bewogen terwijl
de beweging is gestopt, beweegt de
achterklep in tegenovergestelde
richting.
Bagageruimteverlichting
• De bagageruimteverlichting gaat
branden als de achterklep wordt
geopend.
• Als het contact UIT wordt gezet, gaat
de verlichting na 20 minuten
automatisch uit.
Sluitsysteem achterklep
Wanneer de achterklep nog enigszins
geopend is, zal het sluitsysteem van de
achterklep deze automatisch volledig
sluiten.
Het sluitsysteem van de achterklep
werkt, ongeacht de status van het
contact.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
192
Page 195 of 610

Werkingsvoorwaarden elektrisch
bedienbare achterklep
De achterklep kan in de volgende
gevallen automatisch worden geopend
en gesloten:
• Wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep is ingeschakeld.
(→Blz. 163)
• Wanneer de achterklep is
ontgrendeld.
Als echter de schakelaar achterklep
openen ingedrukt wordt gehouden
terwijl u de elektronische sleutel bij u
hebt, wordt de elektrisch bedienbare
achterklep bediend, ook wanneer de
achterklep is vergrendeld. (→Blz. 191)
• Wanneer het contact AAN staat, kan
in aanvulling op het bovenstaande de
achterklep worden bediend wanneer
aan de onderstaande voorwaarden
wordt voldaan:
– De parkeerrem is geactiveerd
– Het rempedaal is ingetrapt
– De selectiehendel staat in stand P.
Werking van de elektrisch bedienbare
achterklep
• Er klinkt een zoemer om aan te geven
dat de achterklep wordt
geopend/gesloten.
• Wanneer het systeem van de
elektrisch bedienbare achterklep is
uitgeschakeld, kan de achterklep niet
elektrisch worden bediend, maar kan
hij wel met de hand worden geopend
en gesloten.
• Wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep automatisch wordt
geopend en er iets abnormaals wordt
gesignaleerd als gevolg van menselijk
handelen of een voorwerp, wordt de
beweging gestopt.
Klembeveiliging
De elektrisch bedienbare achterklep is
aan beide zijden voorzien van sensoren.
Als iets de werking van de elektrisch
bedienbare achterklep tijdens het
sluiten hindert, beweegt de achterklepautomatisch in de tegenovergestelde
richting of stopt deze met bewegen.
Functie beveiliging tegen dichtvallen
Wanneer er tijdens het automatisch
openen van de elektrisch bedienbare
achterklep overmatige kracht op de klep
wordt uitgeoefend, stopt de beweging
van de elektrisch bedienbare achterklep
om te voorkomen dat deze dichtvalt.
Bekrachtigingsfunctie sluitsysteem
achterklep
Wanneer de achterklep handmatig
omlaag wordt geduwd terwijl deze op
een open positie gestopt is, sluit de
achterklep automatisch volledig.
Uitgestelde vergrendelingsfunctie
achterklep
Met deze functie wordt het vergrendelen
van alle portieren van tevoren uitgesteld
wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep is geopend.
Wanneer de volgende procedure is
gevolgd, worden alle portieren maar niet
de elektrisch bedienbare achterklep
vergrendeld. Vervolgens wordt de
elektrisch bedienbare achterklep
vergrendeld als deze wordt gesloten.
1. Sluit alle portieren, behalve de
achterklep.
2. Vergrendel tijdens het sluiten van de
elektrisch bedienbare achterklep de
portieren met het Smart
entry-systeem met startknop vanaf
de voorportieren (→blz. 181) of de
afstandsbediening. (→Blz. 182)
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
193
4
Voordat u gaat rijden
Page 199 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Elektrisch bedienbare achterklep
Neem bij het bedienen van de
elektrisch bedienbare achterklep de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Controleer de omgeving op
eventueel aanwezige obstakels of
andere zaken die ervoor kunnen
zorgen dat uw bezittingen klem
komen te zitten.
• Zorg er als er iemand dichtbij staat
voor dat deze persoon veilig is en
meld dat u de achterklep gaat
openen of sluiten.
• Als de elektrisch bedienbare
achterklep wordt uitgeschakeld
terwijl deze in werking is, wordt de
automatische werking gestopt. De
achterklep moet vervolgens met de
hand worden bediend. Wees extra
voorzichtig op een helling aangezien
de achterklep plotseling open of
dicht kan gaan.
• Wanneer niet langer aan de
voorwaarden voor de werking van de
elektrisch bedienbare achterklep
wordt voldaan, klinkt er mogelijk een
zoemer en zal de achterklep mogelijk
niet meer openen of sluiten. De
achterklep moet vervolgens met de
hand worden bediend. Wees extra
voorzichtig op een helling aangezien
de achterklep plotseling open of
dicht kan gaan.
• Als de auto op een heuvel staat, kan
de achterklep plotseling dichtvallen,
nadat deze automatisch is geopend.
Zorg ervoor dat de achterklep
volledig is geopend.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• In de volgende situaties signaleert de
elektrisch bedienbare achterklep
mogelijk een storing en wordt de
automatische bediening
uitgeschakeld. In dit geval moet de
achterklep met de hand worden
bediend. Wees extra voorzichtig op
een helling aangezien de achterklep
plotseling open of dicht kan gaan.
– Wanneer de achterklep met een
obstakel in aanraking komt
– Wanneer de spanning van de
12V-accu plotseling laag wordt,
bijvoorbeeld wanneer het contact
AAN wordt gezet, of wanneer het
hybridesysteem tijdens de
automatische bediening wordt
gestart
• Als er op de achterklep een
fietsendrager of een vergelijkbaar
zwaar onderdeel gemonteerd is,
werkt de elektrisch bedienbare
achterklep mogelijk niet of kan de
achterklep na het openen dichtvallen,
waardoor lichaamsdelen bekneld
kunnen raken en letsel kan optreden.
Wij raden u aan om originele
Toyota-onderdelen te gebruiken
wanneer u accessoires op de
achterklep wilt monteren.
Klembeveiliging
Neem daarom onderstaande
voorzorgsmaatregelen. Het niet in acht
nemen van de voorzorgsmaatregelen
kan dodelijk of ernstig letsel tot gevolg
hebben.
• Gebruik geen lichaamsdelen om de
klembeveiliging opzettelijk te
activeren.
• Het is mogelijk dat de klembeveiliging
niet meer werkt als de achterklep
bijna gesloten is. Zorg ervoor dat uw
vingers of andere zaken niet bekneld
raken.
• De vorm van het voorwerp dat klem
komt te zitten, kan ertoe leiden dat de
klembeveiliging niet werkt. Zorg
ervoor dat uw vingers of andere
zaken niet bekneld raken.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
197
4
Voordat u gaat rijden
Page 202 of 610

1. Stopt de beweging van de achterklep
in de gewenste positie. (→Blz. 190)
2. Houd de schakelaar van de elektrisch
bedienbare achterklep op de
achterklep gedurende ongeveer
2 seconden ingedrukt.
Wanneer het instellen is voltooid,
klinkt de zoemer 4 maal.
Wanneer de volgende keer de
achterklep wordt geopend, stopt deze
in die positie.
Uitschakeling van de aangepaste
geopende positie van de achterklep
Houd de schakelaar van de elektrisch
bedienbare achterklep op de achterklep
gedurende ongeveer 7 seconden
ingedrukt.
Nadat de zoemer 4 maal heeft geklonken,
klinkt hij nog eens tweemaal. Wanneer de
elektrisch bedienbare achterklep de
volgende keer wordt geopend, wordt de
achterklep geopend tot de oorspronkelijk
ingestelde positie.Persoonlijke voorkeursinstellingen
De openingspositie kan worden ingesteld
met het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 163)
Prioriteit voor de stoppositie kan worden
gegeven aan de laatst ingestelde positie
door middel van hetzij de schakelaar
elektrisch bedienbare achterklep op de
achterklep hetzij via het
multi-informatiedisplay.
4.2.3 Smart entry-systeem met
startknop
De volgende handelingen kunnen worden
uitgevoerd als u de elektronische sleutel
bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak. De
bestuurder moet de elektronische sleutel
altijd bij zich hebben.
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren
*(→blz. 181)
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
achterklep
*(→blz. 188)
• Starten van het hybridesysteem
(→blz. 246)
*De klep van de laadaansluiting en de
laadstekker worden ook vergrendeld en
ontgrendeld. (→Blz. 104)
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
200